Indische Letteren. Jaargang 34
(2019)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 216]
| |||||||||||||||||
Toneel op transport
| |||||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||||
aanwijzingen over hoe de schouwburg functioneerde.Ga naar eind2 De voorstellingen zaten vol spektakel en vertoningen, er waren geluidseffecten, er was verlichting, en er was ruimte voor veel decorwisselingen. De mogelijkheden in de schouwburg waren dus groot.
Gezicht op Batavia, Robert Sayer naar I. van Ryne, 1754. Ingekleurde ets. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.
| |||||||||||||||||
Op de planken in de kolonieDe wereldwijde circulatie van Nederlands toneel in de vroegmoderne tijd is tot nu toe geen onderwerp van studie geweest. Het onderzoek richt zich tot nu toe uitsluitend op de transnationale context van toneel binnen Europa.Ga naar eind3 Hoewel dit begrijpelijk is - toneel in Europees perspectief is namelijk een rijk onderzoeksgebied met zeer veel studiewaardig materiaal - wil ik in dit artikel benadrukken dat toneel niet alleen binnen Europa circuleerde. Zowel economisch als cultureel stond Europa met de rest van de wereld in contact. Door de Europese expansie overzee kwam toneel | |||||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||||
ook in de koloniën terecht, zoals in Batavia. Deze koloniale dimensie van toneel is nauwelijks onderzocht. Er is voor het Nederlandse vroegmoderne koloniale toneel veel minder materiaal te vinden dan voor het Nederlandse toneel in Europese context. Desondanks zijn er te veel bronnen om in een artikel te behandelen. Ik onderzoek daarom nu het toneel in Batavia ten tijde van de Bataviase Schouwburg, die bestond van 1757 tot 1771. Ik spits me toe op Batavia omdat veruit de meeste bronnen die te vinden zijn, met de Bataviase toneelcultuur te maken hebben. Ik onderzoek de uitwisseling van materiële zaken zoals toneelteksten, de circulatie van institutionele zaken zoals het concept van een schouwburg naar Amsterdams model, en de uitwisseling van toneel tussen Nederlandse en Aziatische bewoners van Batavia. De handelsexpedities van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie en de West-Indische Compagnie naar Azië, Afrika en Amerika leidden in de zeventiende eeuw tot een omvangrijk netwerk van handelskoloniën overzee: Nieuw-Nederland in Noord-Amerika, een aantal Caraïbische eilanden, Nederlands-Brazilië en Nederlands- Guyana in Zuid-Amerika, de slavenkolonies en de Kaapkolonie in Afrika en een netwerk aan handelsposten, eilanden en steden in Azië, met als hoofdkwartier Batavia op het eiland Java. Ik neem aan dat in al die gebieden Nederlands toneel werd gespeeld. Volgens Adriënne Zuiderweg werd namelijk zelfs op de handelsschepen regelmatig toneel opgevoerd.Ga naar eind4 De meeste aanwijzingen komen uit Suriname en uit Batavia. In beide kolonies werden schouwburgen opgericht en er zijn gedrukte toneelteksten uit de kolonies overgeleverd.Ga naar eind5 Over de toneelcultuur van Batavia is zoals gezegd de meeste informatie te vinden. De vroegste vermelding van een opvoering in Batavia is van 1619, toen er in het fort een tragedie over de koning van Denemarken en de koning van Zweden werd opgevoerd.Ga naar eind6 Kolonisten ontpopten zich niet alleen als acteur, maar in sommige gevallen ook als toneelschrijver. Rond 1693 stuurde VOC-medewerker Lourens van Elstland een handschrift naar zijn neefje Jan in Haarlem. Lourens van Elstland was afkomstig uit Haarlem, waar hij het vak van smid leerde en lid werd van de rederijkerskamer de Wijngaertrancken. In 1667 reisde hij naar Batavia en waarschijnlijk bleef hij in Oost-Indië tot zijn dood (na 1699). Net als in Haarlem was Van Elstland in Batavia werkzaam als smid, namelijk in het wapenarsenaal van het kasteel.Ga naar eind7 Blijkbaar kun je de rederijker wel uit zijn kamer halen, maar de rederijkerij niet uit de rederijker, want ook in Batavia bleef Van Elstland actief als dichter. In het handschrift dat hij naar zijn neefje stuurde, is naast hekeldichten over Nederlandse | |||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||
machthebbers in Oost-Indië een klucht te vinden die speelt in de stad Haarlem. In de klucht wordt de spot gedreven met Indiëgangers: alleen aan lager wal geraakte vrouwen zouden naar Oost-Indië reizen en verloofde mannen die naar Oost-Indië gaan, raken hun verloofde kwijt en worden in Batavia hoerenlopers, gaan gokken en krijgen schulden. Of de klucht ooit is opgevoerd, is onbekend.Ga naar eind8
De titelpagina van Pieter de Vries, Jan Pietersz: Coen. Gedrukt door François Tetsch, 1762. Collectie Universiteitsbibliotheek Leiden.
Het lijkt mij onwaarschijnlijk dat de eerste toneelschrijvers in de kolonies pas aan het eind van de zeventiende eeuw actief werden. Het feit dat op de schepen van de VOC en de WIC toneel werd gespeeld, betekent dat er een stimulerend literair klimaat heerste. Op een reis naar Batavia van een half jaar zal een nieuwe klucht, komedie of tragedie als welkome afwisseling in het repertoire zijn opgenomen. Toneel was daarnaast een manier om Nederlandse koloniale leiders te verheerlijken, een situatie die zowel voor de leider als voor de dichter aantrekkelijk was. Gerard van Warrendhout, over wie verder niets bekend is, voltooide in 1689 het blijspel Sot en wijshijd, of de wereld in sijn binnenste. Het blijspel werd geschreven ter ere van de gouverneur van de provincie Ambon, Robert Padtbrugge.Ga naar eind9 Toneel werd in de kolonies dus ter vermaak, om kritiek te leveren en ter verheerlijking van personen geschreven en opgevoerd. De toneelteksten van Pieter de Vries en Laurens Brezee werden gedrukt in 1762, 1763 en 1764. Het is mogelijk dat we te maken hebben met een incidentele productie, maar het lijkt mij waarschijnlijker dat er veel tekstboekjes verloren zijn gegaan. Zoals uit de gegevens hierboven blijkt, weten we dat er in de kolonie toneel werd gespeeld, maar het is een zeldzaamheid als het genre, het onderwerp of de titel van het opgevoerde toneelstuk bekend is. | |||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||
De Bataviase tekstboekjes werden gedrukt door de stadsdrukker François Tetsch, die actief was van 1760 tot 1773.Ga naar eind10 In de Short-Title Catalogue, Netherlands (STCN) zijn slechts acht titels uit zijn drukkerij te vinden, waaronder dus de drie toneelteksten. Het is moeilijk te geloven dat hij in dertien jaar slechts acht teksten heeft gedrukt. De rest van zijn productie moet verloren zijn gegaan. Het aandeel van toneelteksten is in de overgeleverde productie hoog, wat het waarschijnlijk maakt dat een aanzienlijk aantal Bataviase toneelteksten is verdwenen. | |||||||||||||||||
Circulatie rondom de Bataviase SchouwburgIn 1757 werd de schouwburg van Batavia opgericht na toestemming van de gouverneur-generaal en de Raad van Indië. Voor de schouwburg werd gebruikgemaakt van een bestaand pand, namelijk het Heerenlogement aan de Moorsche Gracht.Ga naar eind11 Van de schouwburg of het logement heb ik geen afbeeldingen kunnen vinden. De naam Moorsche Gracht wordt op de meeste kaarten van Batavia niet genoemd, maar op een kaart die in 1780 in opdracht van gouverneur-generaal Petrus Albertus van der Parra werd gemaakt, is de gracht wel aangegeven. Deze bevindt zich in het uiterste westen van de stad, dicht bij de havenmond, en loopt in het zuiden over in de Rhinocerosgracht, waar onder andere het weeshuis, het spinhuis en het Chinese ziekenhuis waren gevestigd. In deze buurt woonden welgestelde Moorse handelaren afkomstig uit India en het Midden-Oosten.Ga naar eind12 Volgens een plattegrond uit 1740 waren in de buurt van de Moorsche Gracht ook de scheepstimmerwerf van de VOC, het kruithuis en de Chinese scheepswerf gevestigd.Ga naar eind13 Vlakbij was ook 't Vierkant te vinden, een ommuurd plein, waar zich volgens Jan de Marre zeelui ophielden. 't Vierkant had daarmee volgens De Marre haast de functie van een schouwburg, want er was altijd veel te zien. De Marre is lovend over de Moorsche Gracht. Volgens hem is het een luisterrijke straat die de stad nieuwe glorie geeft.Ga naar eind14 We moeten het oordeel van De Marre wel met een korreltje zout nemen, want zijn beschrijving van de buurt bevindt zich in het lofdicht Batavia, waarin de stad wordt opgehemeld. Feit is dat in vergelijking met de Amsterdamse Schouwburg, gevestigd aan de Keizersgracht in een speciaal gebouwd pand, de schouwburg in Batavia op een minder prestigieuze plaats gevestigd was. Op de gravure Gezicht op Batavia van Robert Sayer uit 1754 is de Moorsche Gracht ook te zien. Een uitsnede van de gravure toont de bebouwing aan de gracht. Dichter bij een afbeelding van de Bataviase schouwburg kunnen we helaas niet komen. | |||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||
Over de oprichting en het functioneren van de schouwburg zijn nog meer gegevens te vinden. Volgens het Nederlandsch-Indisch plakaatboek werd de vergunning voor het uitbaten van een schouwburg afgegeven op 29 maart 1757.Ga naar eind15 In de Republiek bleef de oprichting niet onopgemerkt. In 1758 staat het nieuws in de Nederlandsche jaerboeken. In deze Jaerboeken, gedrukt in Amsterdam, werden sinds 1747 jaarlijks vermeldenswaardige gebeurtenissen vastgelegd. De schouwburg in Batavia is volgens deze bron met goedkeuring van de regering van de kolonie opgericht in het Stads- of Heerenlogement, dat al drie jaar bestond. Het logement liep slecht, want in sommige maanden stond het pand helemaal leeg. De schouwburg werd uitgebaat naar Nederlands model: eerst was er een tragedie te zien, daarna een klucht. Tussendoor was er dans: ‘De Hooge Regering van deze Nederlandsche Kolonie, bestaende uit zyne Excellentie, den Heere Gouverneur Generael, en de Heeren Raden van Nederlandsch Indien, hebben, te dezer Hoofdplaetse, in het voor omtrent drie jaren aengelegde Stads Logement, welk tot nog toe een slegt succes heeft gehad, alzoo zomtyds in geheele maenden niemand in het zelve komt logeren of daer van gebruik maekt, doen oprichten een Schouwburg, waer in, op de wyze als in Nederland en elders, eerst een Tooneelstuk, en na het zelve een Klugtspel word vertoond, en tusschen beide gedanst enz.Ga naar eind16’ In de voorwaarden die bij de oprichting werden opgesteld, staat een ander voorbeeld van hoe de schouwburg naar Nederlands model functioneerde. In artikel drie, ook opgenomen in de Nederlandsche Jaerboeken, staat: ‘Maendelyks zal aen de Bataviasche Armen vyfentwintig Ryksdalers worden uitgekeerd.’Ga naar eind17 Net als in Amsterdam, waar de schouwburgopbrengst ten goede kwam aan het weeshuis en het oudemannenhuis, had de Bataviase schouwburg dus een liefdadigheidsfunctie. Het financiële succes zal niet heel groot zijn geweest, want al in 1771, slechts veertien jaar na de oprichting, werd de schouwburg opgeheven en werd het logement omgevormd tot woonruimte.Ga naar eind18 In eerder onderzoek naar het toneel in de Bataviase schouwburg worden steevast twee opvoeringen genoemd: op 20 juli 1757 een opvoering van Jacoba van Beijeren van Jan de Marre uit 1735 en op 16 augustus De dood van Willem den Eersten, Prins van Oranje door Claes Bruin, uit 1721.Ga naar eind19 Zuiderweg wijst er weliswaar op dat er discussie is over de vraag of Jacoba van Beijeren werd opgevoerd tijdens de opening van de schouwburg op 20 juli 1757, maar dat de opening op die dag plaatsvond, stelt ze niet ter discussie.Ga naar eind20 Deze opvatting gaat terug op een publicatie van Norbertus van den Berg uit 1880. Ik zelf betwijfel of de opening echt pas vier maanden na de oprichting van de | |||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||
De locatie van de Moorsche Gracht in Batavia. Abram van Krevelt, Plan der stad en 't kasteel Batavia, 1780. Gravure. Collectie Atlas van Stolk Rotterdam.
| |||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||
schouwburg in maart plaatsvond. De datum van 20 juli wordt door Van den Berg in ieder geval niet ondersteund met een bron.Ga naar eind21 Waarschijnlijker is dat in het onderzoek naar het Bataviase toneel niet genoeg rekening gehouden wordt met de mogelijkheid dat gegevens over de opvoeringen verloren zijn gegaan, met als gevolg dat de suggestie gewekt wordt dat de eerste voorstelling maar liefst vier maanden na de oprichting van de schouwburg plaatsvond. Officieel werd de schouwburg opgericht op 29 maart 1757 en het reglement bepaalde dat er elke twee weken een voorstelling moest worden opgevoerd. Veel informatie over toneelvoorstellingen in de kolonies is verloren gegaan. Dat geldt dus ook voor opvoeringen in de Bataviase schouwburg. De informatie die er is, is vaak marginaal. In de dagregisters van de VOC, die op het kasteel van Batavia werden bijgehouden (en die nu digitaal raadpleegbaar zijn), wordt eenmaal over een voorstelling geschreven. Op dinsdag 8 maart 1757, nog voordat de vergunning voor de schouwburg officieel werd afgegeven, werd in de marginalia van het dagregister aangetekend: ‘vertoond men voor de eerste maal op een nieuw opgerigt schouwburg alhier een romijnse tragedie’.Ga naar eind22 Ik heb in de dagregisters verder geen aanwijzingen voor toneelvoorstellingen in de schouwburg kunnen vinden. Het blijft ook onbekend welke tragedie er is opgevoerd. Dat er op 8 maart voor het eerst een voorstelling plaatsvond, betekent dat de schouwburg al in bedrijf was voordat de vergunning op 29 maart werd afgegeven. Uit de overgeleverde gegevens blijkt dat in de schouwburg vooral vaderlands-historisch toneel werd opgevoerd. Er verschenen helden als Jacoba van Beieren en Willem van Oranje op het toneel en ook Jan Pieterszoon Coen maakte zijn opwachting. Zoals gezegd werd de schouwburg van Batavia naar Nederlands voorbeeld vormgegeven. Een tragedie of komedie werd gevolgd door een klucht en de schouwburg had een charitatieve functie. Die praktijken zijn overgenomen van de eerste schouwburg in de Republiek, de Amsterdamse Schouwburg. De VOC vervoerde dus niet alleen handelswaar, maar ook toneelteksten en ideeën over hoe een theater georganiseerd moest zijn. Dat transport van toneel was geen eenrichtingsverkeer. Toneel uit de Republiek werd in Batavia opgevoerd, maar Bataviaas toneel werd ook naar de Republiek gestuurd. Van Pieter de Vries' Apolloos vreugde-feest uit 1763 is het zeker dat het vrijwel direct naar de Republiek werd verzonden. Ik heb in De maandelykse Nederlandsche Mercurius van juni 1764 een vermelding gevonden van Apolloos vreugde-feest.Ga naar eind23 In het tijdschrift Schouwburg nieuws trof ik eveneens een artikel aan over dit stuk. Het blijkt dat het tekstboekje in mei 1764 aankwam in de Republiek: | |||||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||||
zyn wy met de onlangs gerepatrieerde Oost-Indische Comp. Scheepen, verëerd geworden met het volgende fraaje Toneel-stukje, ontworpen door den Heer Pieter de Vries, ter gelegenheid van de Blyde Voorstelling van den Hoog Ed. Heer Petrus Albertus van der Parra tot Gouverneur Generaal van Neêrlands Indiën, gevierd op Donderdag den 29 September 1763. en op den Schouwburg van Batavia getoond op Saturdag den 1. October deszelven jaars, getyteld: Apolloos Vreugdefeest, Groot Divertissement met Dans- Konst- Vliegwerken en Illuminatien.Ga naar eind24 Van het oorlogsspel Jan Pietersz: Coen staat ook vast dat het vrij snel na publicatie zijn weg naar de Republiek gevonden heeft. In de Naemrol der Nederduitsche tooneelspellen, een catalogus uit het jaar 1774 van het geveilde toneelbezit van de Leidenaar Johan van der Marck, vond ik een vermelding van het oorlogsspel samen met Apolloos vreugde-feest.Ga naar eind25 De tekstboekjes werden samen verkocht onder nummer 669, en brachten 6 gulden en 18 stuivers op.Ga naar eind26 Allebei de teksten van De Vries waren dus kort na publicatie al bekend in de Republiek. Of dat ook voor de tekst van Laurens Brezee gold, heb ik niet kunnen achterhalen, maar de kans bestaat dat ook Loff- ên vreugde viering snel na publicatie in de Republiek bekend was. Wie de tekstboekjes van Batavia naar de Republiek stuurde, heb ik niet kunnen achterhalen. In het geval van Apolloos vreugde-feest, dat in Schouwburg nieuws werd besproken, is een anonieme inwoner van Batavia verantwoordelijk geweest. De redactie dankt namelijk ‘den Heer zender voor deszelfs betoonde genegenheid’, maar noemt hem niet bij naam. Wel schrijft het blad dat ‘den opgang welke onze Boekzaal der Heeren en Dames, niet alleen in ons Nederland, maar zelfs in andere Waerelddeelen maakt’, zo nu en dan tot opmerkelijke nieuwtjes leidt. De Boekzaal werd net als Schouwburg nieuws uitgegeven in Amsterdam door Johannes Willem Kanneman. De Boekzaal werd blijkbaar ook in Batavia gelezen, en de persoon die Apolloos vreugde-feest naar Amsterdam stuurde, was lezer van dat tijdschrift en stuurde daarom de tekst van De Vries naar Kanneman. Tussen Batavia en de Republiek bestond dus een uitgebreidere uitwisseling van drukwerk dan alleen van toneelteksten. Tijdschriften uit de Republiek werden in Batavia gelezen. De Amsterdamse uitgever Kanneman was degene die ruchtbaarheid gaf aan het Bataviase toneel in de Republiek. Hem mogen we daarom zien als een spil in het netwerk van nieuws- en toneeluitwisseling tussen Batavia en de Republiek. Tot nu toe heb ik alleen de Nederlandse toneelcultuur van Batavia besproken, maar de Amsterdamse opvattingen over de organisatie van toneel reikten verder dan alleen de Bataviase schouwburg. Nederlanders in Batavia bezochten graag het | |||||||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||||||
Chinese toneel, de Chinese wajang. De Chinezen waren verplicht heffingen te betalen over hun toneelvoorstellingen. Daarmee werden het Chinese ziekenhuis en het oudemannenhuis gefinancierd.Ga naar eind27 Het Chinese theater in Batavia werd dus op institutioneel gebied beïnvloed door Nederlands gedachtegoed: de liefdadigheidsfunctie van toneel. Die praktijk lijkt overgenomen van de Amsterdamse Schouwburg, die aldus niet alleen een knooppunt was binnen een Europees theaternetwerk, maar in een wereldwijd web van toneelculturen.
Tekening van een Chinees straattoneel in Batavia, Jan Brandes, circa 1779-1785. Collectie Rijksmuseum Amsterdam.
Dat de Nederlanders de Chinezen opdroegen om met hun voorstellingen zorginstellingen te financieren, zegt veel over de machtsverhoudingen in Batavia. Het Nederlandse bestuur had in de stad de macht en de Nederlandse cultuur was dominant. De Aziatische invloed op het Nederlandse toneel was gering. Soms klonken er Aziatische muziekinstrumenten. Daarnaast kan de aanwezigheid van Javaanse, | |||||||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||||||
Chinese en Moorse personages in het oorlogsspel en in de vreugdevieringen gezien worden als Aziatische invloed. Heel handelingsbekwaam zijn deze personages overigens niet. Ze bevestigen de machtsverhoudingen en de vermeende superioriteit van de Nederlanders: de Aziatische personages zijn stommen. Ze zeggen niets, ze hebben geen stem in het koloniale toneel. | |||||||||||||||||
BesluitHet theater in Batavia was nauw verweven met de toneelcultuur van de Republiek. In de schouwburg van Batavia werden in ieder geval twee uit de Republiek afkomstige tragedies opgevoerd: Jacoba van Beieren en De dood van Willem den Eersten. Daarnaast werd volgens het Dagregister van de VOC een Romeinse tragedie opgevoerd. Welke dat was, is onbekend. De Bataviase schouwburg, die in 1757 werd opgericht, functioneerde naar Nederlands model. Komedies of tragedies werden gevolgd door een klucht en de opbrengst kwam ten goede aan de armenzorg. Van de drie toneelteksten uit Batavia die ik heb gevonden, zijn er zeker twee al snel naar de Republiek getransporteerd. Wie voor de verzending van de tekstboekjes heeft zorggedragen, is niet vast te stellen. In de Republiek was Johannes Kanneman verantwoordelijk voor de publicatie van een nieuwsbericht over Apolloos vreugde-feest. Zijn tijdschrift Boekzaal werd in Amsterdam uitgegeven, maar tot in Batavia gelezen. Een van de nummers was aanleiding voor een inwoner van Batavia het vreugdefeest naar Kanneman te sturen. Vaststaat in ieder geval dat Kanneman met zijn publicaties een grote rol heeft gespeeld bij de verspreiding van het koloniale toneel. De Chinese toneelvoorstellingen, die ook populair waren onder de Nederlandse bevolking van Batavia, vormen de oostelijke tak van het theaternetwerk. Net zoals in Amsterdam de schouwburgopbrengsten ten goede kwamen aan het weeshuis, werden in Batavia met de opbrengsten van de Chinese voorstellingen Chinese liefdadigheidsinstellingen bekostigd. Er lijkt, afgezien van de aanwezigheid van Javaanse, Moorse en Chinese personages en het klinken van Aziatische muziek, van Aziatische invloed op het Nederlandse toneel weinig sprake te zijn geweest. Of we in het geval van de personages van invloed mogen spreken, is twijfelachtig: de stomme personages hebben namelijk niet eens een stem. | |||||||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||||||
Dirk Hulst studeerde Literary Studies (research) in Leiden (cum laude). Dit artikel komt voort uit zijn masterscriptie over toneel in de Bataviase schouwburg (1757-1770), waarin hij het toneel vanuit transnationaal oogpunt heeft onderzocht. |
|