Indische Letteren. Jaargang 34
(2019)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 172]
| |||||
‘...na korte tijd altijd weer teleurgesteld, dat ook zijn laatste idool toch niet volmaakt was’
| |||||
Vrouwen en erotiekDie hem voortdrijvende drang naar het ‘ideaal’ zien we eveneens terug in zijn tumultueuze huwelijksleven. Ritman merkte erover op: Hij was een homme à femmes, maar bij al zijn intelligentie en mensenkennis op het gebied van vrouwen en de liefde kinderlijk naïef. Hij werd het slachtoffer van zijn geloof, dat hij erin slagen zou zijn ‘ideale vrouw’ te vinden. [...] Hij was een groot charmeur, maar een moeilijk echtgenoot - na korte tijd altijd weer teleurgesteld dat ook zijn laatste idool niet volmaakt was.Ga naar eind2 | |||||
[pagina 173]
| |||||
Rond Berretty, vanaf het eind van de jaren 1910 een groot man in Indië, gedijde de mythevorming voorspoedig. Geruchten werden al snel werkelijkheid, verzinsels gingen een eigen leven leiden. Over zijn huwelijken en zijn erotische escapades daarbuiten werden de wildste verhalen verteld. Een van de roddels was dat hij ergens aan een bar een jonge schoonheid probeerde te versieren, die, na wat heen en weer gepraat, een bastaard-dochter van hem bleek te zijn. En een andere dat hij een dochter van de gouverneur-generaal zou hebben bezwangerd: ‘Er moest een kind komen en volgens beproefd recept werd de zwangere vrouw op een boot naar Japan gezet, waar de baby ter wereld zou komen of abortus zou worden gepleegd.’Ga naar eind3 Het waren uit de lucht gegrepen verhalen, maar ze geven genoegzaam aan welk een belangrijke rol vrouwen in Berretty's leven vervulden. Commercieel uiterst handig als hij was maakte hij die preoccupatie ook te gelde. Evident is dat het geval met het door hem opgerichte en geredigeerde weekblad De Reflector (1915-1921): binnen de daarin voorgeschotelde ‘luchtige, vluchtige lectuur’ neemt het erotische amusement een voorname plaats in, getuige onder meer de ‘Erotische vragenbus’, de rubriek ‘Los en Vast’ en de foto's en tekeningen van naakte dan wel schaars geklede dames. Niet verwonderlijk dat het - veelgelezen! - blad regelmatig van ‘pornografisch’ onfatsoen werd beschuldigd. Hoofdredacteur Berretty verschool zich achter het pseudoniem Max Marcel, een magische figuur die zich behalve als satirische duivel ook kon voordoen als de charmante verleider. Zoals in dat briefje aan een ‘Lief klein meisje te Buitenzorg’ (in de rubriek ‘Correspondentie’). Een fragment: En geef nu eens duidelijk je adres op. [...] Je vraagt of ik jouw briefjes aan iedereen op kantoor laat lezen? Kun je begrijpen! Alleen Marcel Maxim [collega-redacteur, GT], expert die hij is, mag kennis nemen van je geurige schrijven. Nu, kindje, laat eens van je hooren. Met de beschrijving van mijn persoon ben je er een beetje naast. Ik ben wel slank (hoorde je ooit van een dikken duivel?), heb natuurlijk ook een staart en een paar horentjes (maar die kreeg ik van familiewege mee!) en ben zeer vurig van aard, welke karaktertrek alle helsche geesten gemeen hebben. Behalve metterdaad maakte hij ook in geschrifte geen geheim van zijn zwak voor mooie vrouwen. Voordat hij in 1917 zijn befaamd geworden persbureau Aneta oprichtte, was hij redacteur van de Bataviase Java-Bode. Voor die krant ging hij in 1916 naar Amerika. In zijn in velerlei opzichten boeiende - in de Java-Bode afgedrukte - | |||||
[pagina 174]
| |||||
reisbrieven (drieëntwintig in totaal) komen ook ‘de vrouwen’ regelmatig voorbij. In de brief bijvoorbeeld die hij in Manilla op de Filipijnen schreef. Een fragment: 't Is een zeldzaam genot om op het Café-Terras te zitten, uren en urenlang, en waartenemen al wat er voorbijtrekt. Tegen tweeën 's middags, als men ten uwent aan de Kali Besar kettert tegen de hitte en in Weltevreden alle leven is geweken (naar bed), dan flaneeren hier de elegantste vrouwen in brilliante toiletten langs de trottoirs: snoeperige Manilleesjes, beweeglijke senoritas en móóie Amerikaanse vrouwen. Ja, vooral de Americaintjes - good Gracious wat waren ze mooi. Als ik er nog een dozijn paar oogen bij had, ik hadde nog niet genoeg om al dat schoons te kunnen opnemen.Ga naar eind5 | |||||
HuwelijkenOp 19 juni 1912 - hij was twintig - trouwde Dominique met de achttienjarige Indo- Europese Aline Berends. Het was het eerste van zijn zes huwelijken. Het zouden er vermoedelijk meer zijn geweest als er niet in 1934 zo abrupt een einde aan zijn leven was gekomen. Het bij zijn nazaten voortlevende verhaal wil dat Dominique - na zijn verhuizing in 1908 van zijn geboortestad Djokjakarta naar Batavia - op enig moment in de kost ging bij de familie Berends. Daar leerde hij de twee zusters Aline en de zes jaar oudere Irene kennen. Hij werd verliefd op de laatste, maar omdat deze al getrouwd was, stelde hij zich tevreden met Aline. Met haar kreeg hij twee dochters, van wie de eerste heel jong overleed en de tweede, geboren in augustus 1914, Gerda ging heten. Zij zou Berretty's lievelingsdochter worden. Nog geen maand na Gerda's geboorte scheidde hij van Aline. Omdat rond die tijd - waarschijnlijk niet geheel toevallig - ook Irenes huwelijk werd ontbonden, vonden zij en Dominique elkaar alsnog.Ga naar eind6 Volgens haar kleindochter ‘was Aline blij dat Irene Dominique van haar overnam’.Ga naar eind7 Zij trouwden op 6 februari 1916. Anderhalve maand later werd een dochtertje geboren, dat jong stierf. Een tweede meisje kwam in maart 1917 ter wereld: Eugenie Aneta, vernoemd naar het een paar weken daarna door haar vader gestichte persbureau Aneta. Na viereneenhalf jaar, in augustus 1920, kwam het huwelijk tot een einde. In 1921 ontmoette Dominique tijdens een van zijn Europese zakenreizen de twaalf jaar jongere Française Nadine Didier. In augustus van dat jaar trouwden zij in Frankrijk, althans zo liet Berretty zijn persbureau in Batavia telegrafisch weten, een bericht dat vervolgens in de Indische pers terechtkwam. We weten nu dat hij, om rod- | |||||
[pagina 175]
| |||||
del te voorkomen, dat huwelijk had verzonnen. Nadine was zijn minnares. De dag, halverwege september 1921, dat zij als ‘getrouwd paar’ in Batavia arriveerden, werd hun een groots onthaal bereid. Een krant schreef:
Aline Berends, de eerste echtgenote van Berretty. Collectie Charlotte Knuistingh Neven-Oelrich.
Irene Berends, de oudere zuster van Aline. Collectie Charlotte Knuistingh Neven-Oelrich.
Nadine ter eere was het ‘Aneta’-gebouw gepavoiseerd en van alle zijden waren schoone bloemstukken gezonden, terwijl bij het binnentreden van het echtpaar in het versierde kantoor een strijkje de Marseillaise speelde [...]. 's Avonds werd door den heer Berretty aan zijn personeel en aan de vrienden van ‘Aneta’ een diner aangeboden in de bovenzaal van Maison Versteeg te Weltevreden [...]. Het feest had een hoogst geanimeerd verloop. [...] Twee orkesten waren aanwezig, die voor stemming zorgden, terwijl voor afwisseling het ballet der Russische opera optrad [...]. Tusschen gastheer en Russen werden warme toespraken gewisseld.Ga naar eind8 Tot een huwelijk - niemand mocht het weten - kwam het bijna twee jaar later alsnog. Maar dat hield slechts acht maanden stand. Vermoedelijk onderhield Dominique op dat moment al een relatie met de bekende actrice Mien Duymaer van Twist. | |||||
[pagina 176]
| |||||
Mien Duymaer van Twist. Collectie Merkelbach.
Mien, net als Dominique geboren in 1891, hoorde bij een toneelgezelschap dat eind 1923 een tournee maakte door Indië. In Batavia logeerden de artiesten in hotel Des Indes. Een latere minnaar van Mien vertelde: ‘Al op de eerste dag toen Mien in de hall van hotel Des Indes zat, passeerde een zeer goed uitziende man haar: Berretty. Ze keek hem aan en het klikte.’Ga naar eind9 Mien werd zijn vierde vrouw. Zij trouwden op 21 april 1925. De dag erop vertrok hij voor enkele maanden naar Europa. Mien, zwanger van hem, bleef achter in Batavia. In Nederland ging Dominique enkele malen in Den Haag langs bij Anna Oomens, Miens moeder. Anna was een eenvoudige vrouw, maar begiftigd met een intuïtief-scherpe blik. Een fragment uit een brief van haar aan Mien: Luister, gistermorgen twaalf uur kwam je man, ik was zoo zielsgelukkig om over jou te hooren spreken, hij zei zoo veel goeds en liefs over jou, ik was zoo innig blij [...]. Nu moet ik je toch vertellen, hoe ik je man vind. Ja, Mientje, ik | |||||
[pagina 177]
| |||||
weet het niet, ik kan geen oordeel vellen als ik iemand pas een paar uur ken. Toen ik hem aan zag komen, vond ik het net een Indische prins; toen ik met hem sprak en in zijn oogen keek, dacht ik, Mientje lief, maak hem nooit kwaad, want ik geloof dat die oogen vreeselijk zullen zijn als ze kwaad zijn, je zult bij die man meer gedaan krijgen met zachtheid en liefde dan met hardheid en koppigheid, want die man heeft een wil.Ga naar eind10 En uit een volgende brief: Gistermiddag is je man een uurtje hier geweest, hij vertrekt 28 Mei naar Londen en komt pas 12 Juni terug, hij spreekt erg lief over jou, hij zegt dat hij veel van je houdt, dat hij erg naar je verlangt. [...] Ik heb je man gevraagd of hij voorzichtig wou zijn op zijn reis, want in groote steden zooals Londen zijn veel gevaarlijke plaatsen, en hij moet toch om zijn schattig Mientje denken. Die laatste zin slaat op Miens zwangerschap. Op 7 september 1925 - Dominique was toen weer terug in Batavia - werd hun zoon Dominique Roderick geboren. Dodo werd hij genoemd.Ga naar eind12 Een week eerder, op 31 augustus 1925, had Anna Oomens een brief geschreven aan haar schoonzoon, waarin zij onder andere refereert aan zijn ontrouw aan Mien gedurende zijn recente verblijf in Europa. Zij spreekt de hoop uit dat het aanstaande kind gezond zal zijn en dat het jouw verstand heeft, jouw energie. En toch Dom, jij hebt energie, je bent een prachtige organisator, en aan de andere kant zoo'n zwakkeling, want lieve Dom, laat ik het je zeggen (je mag niet boos op mij worden, dat zou mij ontzettend spijten, want ik houd van je), ik lees het een en ander uit je gezicht. Toen je uit Indië kwam, zag je er veel beter uit, je bent vermagerd en hebt een zorgvolle trek in je gezicht. Toen je mij uit Port Said dat kleine briefje schreef, begreep ik dat er iets was (natuurlijk een vrouw), nu ik je gezicht gezien heb, geloof ik het zeker. Ik vind het erg jammer om je zelf zoo'n soesah op je hals te halen. Laat Mientje nooit iets merken, zij is zoo gelukkig dat je weer bij haar terug bent, zij schrijft die drie maanden hebben drie jaar geduurd, zij is zoo dol op je, Dom | |||||
[pagina 178]
| |||||
Adelina da Fonseca Martins Lebre, Coquita, 1933. Collectie Isabel Cid.
Op 28 juni 1927 kregen Mien en Dominique nog een dochter: Aimée. Uit de correspondentie tussen Dominique en Mien blijkt een grote wederzijdse genegenheid. Maar een garantie voor een bestendige verbintenis was het niet. In november 1928 strandde het huwelijk; de kinderen bleven bij Dominique. Tot aan zijn dood is hij in nauw contact met Mien gebleven. In zijn brieven treffen zijn warme gevoelens voor haar; wanneer hij in Nederland was, zagen ze elkaar. Genereus bovendien was de wijze waarop hij haar financieel onderhield. Nog terwijl Dominique en Mien bezig waren hun scheiding te regelen, ontmoette hij eind 1928 zijn vijfde vrouw: de zeven jaar jongere Charlotte Reyher, een Zwitserse. Zij trouwden in Londen. In de loop van 1930 bleek Dominique haar te hebben ingeruild voor een nieuwe liefde, die hij in Parijs had ontmoet. Begin 1931 kwam het tot een scheiding. Charlotte vestigde zich weer in Zwitserland, hertrouwde en maakte naam als schilderes. Haar kleurrijke schilderijen blijken mede te zijn geïnspireerd door de Javaanse natuur. Zij schreef ook kinderboeken, waarvan er een over de Indische vogel kakatoea, dat zijzelf illustreerde. Wanneer Berretty in Europa was, deed hij Parijs aan. Hij werd daar in zijn werk geassisteerd door de vroegere Indische journalist Leo Faust, die met zijn Franse echtgenote een ‘Restaurant Hollandais’ in Montmartre runde. Over zijn ervaringen met Berretty heeft Faust in later tijd uitvoerig geschreven. Onder andere het volgende: Wanneer hij in Parijs was [...] danste hij gedurende meer dan de helft van de nacht in een van de betere cabarets, elke avond een ander, als zocht hij er wat. En inderdaad, met zijn kinderlijk licht-ontvlambaar hart jaagde hij achter de ‘coup de foudre’ [liefde op het eerste gezicht] aan. | |||||
[pagina 179]
| |||||
Dominique en Coquita: mogelijk een trouwfoto. Collectie Isabel Cid.
Om 8 uur de volgende ochtend zat hij dan post te dikteren aan een Franse sténodactylo, die goed Engels kende. Ik was besteld voor 9 uur, om hem bij te staan als tolk [...] Tegen 1 uur ging hij met mij uitstekend dejeuneren. Vervolgens was ik vrij tot 4 uur en ging hij ‘rusten’, d.w.z. in een makkelijke stoel op zijn hotelkamer kranten en tijdschriften doorkijken, die toestroomden uit Indië en alle andere uithoeken van de wereld. Om 4 uur moest ik weer in de lobby van zijn hotel zijn, want dan wachtte hij meestal een bezoeker. Daarna bad en smoking. En tegen 6 uur naar een thé-dansant, nadat we met een taxi mijn vrouw hadden opgehaald. | |||||
[pagina 180]
| |||||
Hij danste, 's middags als 's nachts, met een van de ‘entraineuses’ [gezelschapsdames] van het etablissement. Nu en dan verdween hij even om... een ander boordje om te doen. [...] Hij had altijd een paar reserve-boordjes bij zich, en wanneer die op waren, moest de juffrouw van de toiletten maar voor een nieuw zorgen. Ik heb het bijgewoond, dat ook deze dame er geen meer had en een boordje van een van de kelners ging lenen.Ga naar eind13 Het was in een Parijse nachtclub dat hij in 1930 zijn zesde en laatste vrouw ontmoette: de toen 24-jarige Adelina da Fonseca Martins Lebre, roepnaam Coquita. Ze was een Portugese. Over die ontmoeting vertelt Faust onder meer het volgende: Op een avond kwam een vriendin van mijn vrouw bij ons en vertelde opgewonden: ‘Nu heb ik gisteravond een fenomeen van een Hollander ontmoet, die me gewoon het hof maakte. Hij danste zalig, alle klassieke en moderne dansen. [...] Hij zei tenminste dat hij Hollander was, maar hij had meer het type van eentje uit de koloniën. [...] Of Dominique en Coquita ooit in de echt zijn verbonden, is niet met zekerheid te zeggen. Met Dodo en Aimée woonden zij vanaf 1931 in Batavia; eind 1933 verhuisden zij naar de grootse (nog steeds bestaande) villa Isola, die Berretty in Lembang (bij Bandoeng) had laten bouwen. Lang zou hun samenleven niet duren. | |||||
CrashNa weer een verblijf in Europa ging Berretty op woensdag 19 december 1934, aan het begin van de nacht, op Schiphol aan boord van de Uiver voor de terugreis naar Java. Hij wilde voor Kerst terug zijn op Isola, bij Coquita en Dodo en Aimée. De laatste uren voor zijn vertrek bracht hij door met zijn goede vriend Herman Salomonson (directeur van het Aneta-filiaal in Den Haag) en zijn oudste dochter Gerda, die voor enige tijd in Nederland verbleef. Die dinsdagavond schreef hij ook nog een kattebelletje aan Mien. Het is waarschijnlijk de allerlaatste brief die hij heeft geschreven: | |||||
[pagina 181]
| |||||
Lieve Mina,
Villa Isola/Bumi Siliwangi in 2017. Foto: Dirk Ponsen.
Tijdens hevig noodweer stortte de Uiver in de nacht van woensdag op donderdag neer in de woestijn niet ver van Bagdad. Alle inzittenden, drie passagiers en vier bemanningsleden, waren op slag dood. De tragedie bracht enorme verslagenheid teweeg in kolonie en moederland. Mede doordat het onderzoeksrapport aanvankelijk geheim was, deden al gauw allerlei geruchten de ronde over de oorzaak van de ramp. Middelpunt daarvan was Berretty. Een van de verhalen was dat hij een van de dochters van gouverneur-generaal De Jonge zwanger had gemaakt en haar na te- | |||||
[pagina 182]
| |||||
rugkeer in Indië tot zijn zevende echtgenote wilde maken. Haar vader, die dat niet zo zag zitten, zou de Royal Air Force zover hebben gekregen de Uiver tijdens zijn vlucht neer te schieten. Over hoe de tijding Isola bereikte, is ons een verhaal overgeleverd van Leo Faust, die vermoedelijk daartoe werd geïnspireerd door een brief van Coquita aan hem en zijn vrouw. Een fragment: Op donderdag 20 december 1934 stond ze in het landgoed boven Bandoeng, ‘Isola’, bij de kerstboom, die ze zelf had versierd. Ze had de kinderen naar bed gebracht en ze was alleen, in de salon. [...] De Friese klok in de hall sloeg 9 uur. Het uur van de nieuwsberichten. Ze verstond genoeg Hollands om het voornaamste te begrijpen. Coquita zette de radio aan. En ze voelde alle bloed uit haar hoofd wegtrekken; ze duizelde en viel op een stoel. Nuchter schreeuwde het toestel: ‘De Uiver, een lijntoestel van de K.L.M., dat gisteren van Schiphol vertrok met bestemming Batavia, is hedenmorgen door een onbekende oorzaak neergestort te Rutbah Wells, bij Bagdad. De gehele bemanning en alle passagiers zijn omgekomen in de vlammen. Het was Coquita die Dodo en Aimée in het voorjaar van 1935 naar hun moeder in Nederland bracht. Voor de regelingen van haar eigen zaken keerde zij terug naar Isola. In december 1935 verliet zij Java en vestigde zich in Lissabon, waar haar moeder en een uit een eerder huwelijk geboren dochter woonden. Zij hertrouwde niet. Ze overleed in 1991, 85 jaar oud. | |||||
Bibliografie
| |||||
[pagina 183]
| |||||
Gerard Termorshuizen was tot 2011 als onderzoeker verbonden aan het KITLV in Leiden. Hij publiceerde onder meer een tweedelige geschiedenis van de Indische pers (2001, 2011). In 2015 verscheen zijn biografie van Herman Salomonson. In 2018 publiceerde hij de biografie Een groots en meeslepend leven. Dominique Berretty - Indisch persmagnaat (samen met Coen van 't Veer). |
|