Indische Letteren. Jaargang 34
(2019)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 82]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Koloniale waren
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Vanaf de eerste schooldag was Jan verliefd op juffrouw Muijs. Hij wilde zo dicht mogelijk bij haar zijn. Elke dag zorgde hij ervoor dat hij op tijd op school was om zijn jas naast de hare aan de kapstok te kunnen hangen: Als ik te laat was, drukte ik mijn gezicht even in de stof van haar jas zodat mijn neus in de plooi verdween. [...] Ook had ik altijd de neiging om mijn hand in haar jaszak te steken. Niet om er iets uit te halen om het te bekijken, maar zomaar om de kleine voorwerpen te betasten en het tikken van de kaurischelpjes tegen elkaar te horen. Want daarvan had ze zeker een paar bij zich. Ze was in Indië geweest en had daar sigarenkisten en jampotten vol schelpen van meegenomen. Als je heel goed je best gedaan had gaf ze je er een paar. Na een jaar verliet juffrouw Muijs de school. Jan was ontroostbaar. ‘Urenlang heb ik op het winkeltrapje zitten huilen in de slagschaduw der diepe verlatenheid.’Ga naar eind4 | ||||||||||||||||||||||||||||||
Oom HendrikWie bij Jan de liefde voor Indië verder aanwakkerde, was zijn oom Hendrik, een broer van zijn vader en het zwarte schaap van de familie. Aan het begin van de twintigste eeuw had hij als stuurman gevaren naar de Oost, maar na allerlei omzwervingen was hij aan lager wal geraakt. Af en toe bivakkeerde hij op een zolderkamertje in de Deutzstraat. Oom Hendrik had de zeven zeeën bevaren, was overal geweest, in China en Japan, maar Indië vond hij het mooist. Hij vertelde Jan in zijn jeugd zulke sterke verhalen over Indië dat bij zijn kleine neefje de rillingen over de rug liepen. Over de eerste stuurman die op het witte strand tussen de palmen in de buurt van Balikpapan was verdwenen, in handen van de kannibalen was gevallen, en van wie alleen een afgekloven hand werd teruggevonden. Hij vertelde het zo beeldend dat Jan ‘die kaalgeknaagde klauw’ voor zijn voeten op het vloerkleed zag liggen.Ga naar eind5 Samen met zijn neefje bladerde Oom Hendrik in het Verkade-album Java en wees hem op de klapperboom, de pisang en de sarong om de heupen van de Indonesische meisjes. Later fluisterde oom Hendrik in Jans oor: ‘Die vrouwen daar die zijn zo lief. Die likken je hol uit.’Ga naar eind6 Daar kwam nog bij dat Oom Hendrik er niet tegenop zag om met zijn steil gereformeerde broer, Jans vader, in discussie te gaan over het Hollandse beheer van de koloniën. ‘Bij de woest oplaaiende ruzies die hij met mijn vader had,’ schreef | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Wolkers in het essay ‘Een paradijsvogel boven het aardappelloof’, ‘zat ik ademloos te luisteren naar zijn snerpende stem als hij het beheer van de koloniën over de hekel haalde of de muiters verdedigde van de Zeven Provinciën, die pantserkruiser Potjomkin uit ons koloniaal verleden, die de volle laag had gekregen omdat de bemanning een heel wat barbaarser en hardvochtiger meester boven zich had dan de tsaar der Russen, namelijk de geldbeluste goddeloze zoon van een boer uit de Haarlemmermeer.’Ga naar eind7 Toen Wolkers begon te schrijven aan De walgvogel, dook uit de spookachtige grauwheid van de depressie van de dertiger jaren voor zijn geestesoog het verkiezingsaffiche van Hendrik Colijn op, dat zijn vader als trouwe antirevolutionair in verkiezingstijd achter de winkelruit ophing. Op dat affiche stond Colijn afgebeeld met een zuidwester op, als 's lands stuurman: Maar het zijn godverdomme geen golven zuiver zeewater die daar tegen die boeg uit elkaar spatten. Het is pure petroleum. Weggestolen onder de voeten van de bruine volkeren vandaan die in ziekte en honger wegkwijnen onder de zuignappen van dat roofzuchtige zweetdier in jacquet en steek. 's Lands Stuurman. Schipper naast God. Maar God ligt gekneveld met zijn reet omhoog op het achterdek van dat schandschip van de Vereenigde Oostindische Compagnie uit de twintigste eeuw. En til hem aan zijn gereformeerde kloten omhoog, die God van Nederland, dan zal je zien dat dat aarsgat van hem een lonkende goudader is. Ruk een handgranaat tussen je koppelriem vandaan, trek de pen eruit en laat hem in dat borrelende ingewandsgat exploderen. Denk maar niet dat je de psalmen en de catechismus en de artikelen des geloofs om je oren krijgt. O nee! Keiharde zilveren guldens met god zij met ons op de rand spuiten als een fontein omhoog. Rinkelen verlokkelijker dan alle koralen van Johann Sebastian Bach bij elkaar. Want dat is de God van dat kristelijke krepuul. Keihard zilvergeld.Ga naar eind8 In de tirade klinken de scherpte en het venijn van Multatuli door, de schrijver van wie Jan het eerst hoorde van zijn oom Hendrik. De olijfgroene deeltjes van Multatuli's Verzameld Werk stonden op het zolderkamertje van oom tussen een bonte verzameling schelpen, ‘sommige zo groot als de steek van een gouverneur-generaal’, houten beeldjes van Nias en Borneo, een snoer urinegele tijgertanden en breekbare bibelots van Djokjase zilversmeedkunst verpakt in rafelig batik.Ga naar eind9 | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Niet naar IndiëNa de bevrijding van de Duitse Bezetting, Jan was nog net geen twintig, meldde hij zich met zijn beste vriend Wim de Kler uit Multatuliaanse opstandigheid en zucht naar avontuur aan om als militair naar Indië te gaan. Wim werd goedgekeurd, Jan werd afgekeurd. Op wat men toen ‘sensibiliteit’ noemde, en wat later S5 werd.Ga naar eind10 De legerpsychiater had hem voor een labiele kunstenaar gehouden, nadat Jan bij de keuring een gedicht van Nijhoff uit zijn hoofd was gaan reciteren: Wij, aan 't dessert, eenzelvige rebellen,
Ontveinzen 't in ons mijmerend gedicht.Ga naar eind11
Dichters, die konden ze in Indië niet gebruiken. Jan kon zijn burgerplunje aanhouden en werd weer weggestuurd. Hij raakte erdoor in een zenuwcrisis. ‘Want wie wil er niet als hij negentien is een mensenreddende held worden?’Ga naar eind12 De twee jeugdvrienden namen in de zomer van '45 weemoedig afscheid van elkaar. Wim vertrok naar de Oost en Jan bleef radeloos achter in het door hem verafschuwde Oegstgeest. In de vier jaar dat Wim onder de wapenen zou blijven, hield hij zijn vriend thuis op de hoogte van wat hij meemaakte. En dat was zeker niet alleen bekoorlijk en betoverend. De strijd waarin Wim terechtkwam, was, nadat de Amerikanen de atoombom op Hiroshima hadden gegooid, op slag veranderd van een strijd tegen de Jappen in een oorlog tegen de Indonesiërs zelf, de naar onafhankelijkheid strevende bewoners van het land. - En daar had Jan voor geen goud deel van willen uitmaken. Wim en ook Jans broer Han - die een jaar later wél werd goedgekeurd en vertrok - schreven hem hoe het toeging op de patrouilles bij wat door de Nederlandse Regering zo eufemistisch ‘Politionele Acties’ werden genoemd: ‘Die zenuwlijer van een Kees heeft vorige week een jongetje van amper tien van een sawahdijkje geschoten. Met zijn sten spoot hij het kereltje zijn lijf finaal aan flarden. Dat kind probeerde nog met zijn handen zijn darmen bij elkaar te graaien en weg te kruipen, maar toen zakte het tussen de rijst die hij aan het planten was in de modder weg.’ ‘Moeten ze zand eten tot ik Gouverneur-Generaal ben? Vervloekt.’ ‘Er is geen individu die niet zou worden gehouden voor misdadig, indien hij zich veroorloofde wat de Staat zich veroorlooft.’Ga naar eind13 De berichten maakten de jonge Wolkers razend. Samen met Jacques de Vink, een buurman in de Deutzstraat die Spartakuscommunist was en een grote invloed op | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
hem had, kalkte hij 's nachts op Leidse muren: ‘Rijst per Spoor’, naar Generaal Spoor, de legercommandant die de Nederlandse troepen in Indonesië genadeloos liet optreden tegen de plaatselijke bevolking.Ga naar eind14 Of ze kalkten ‘Beul & Dreess - in koloniale waren', en schreven de laatste letter van de naam van de latere premier met een SS-teken.’Ga naar eind15
Jan Wolkers met Javaans meisje, 1970. Collectie Jan Wolkers.
Wolkers' allereerste gepubliceerde toneelstuk verscheen in Podium in 1958. Het was geheel van de revolutionaire en anti-kolonialistische geest doortrokken en heette Mattekeesjes. Of de zielenreinigingen van de Nederlandse klamboemaatschappij. De ondertitel reflecteerde die van de Max Havelaar: ‘Of de koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappij’. En net als Multatuli in de Havelaar toonde Wolkers zich in Mattekeesjes een man met een missie. In het satirische toneelstuk - dat niet over mattekeesjes (mandflesjes) noch over klamboes gaat - stelde hij het kolonialisme en de kerstening van Nieuw-Guinea aan de kaak.Ga naar eind16 De korte komedie is geen wonder van subtiliteit. Het stuk staat bol van flauwe woordgrappen, knipogen en scabreuze toespelingen. ‘Ons schone Nieuw Guinea dat zich slingert rond de evenaar als de gordelroos rond de smachtende lendenen van een maagd.’Ga naar eind17 En: ‘Eerst het eten, dan de koraal, zeg ik altijd.’Ga naar eind18 Een Papoea ci- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
teert Hamlets ‘to be or not to be’ met een schitterende dictie. ‘Helemaal westers. Zonder een shakespeare te verrekken.’Ga naar eind19 | ||||||||||||||||||||||||||||||
Op weg naar De walgvogelIn de jaren zestig, waarin Wolkers als romanschrijver debuteerde en in één klap rijk en beroemd werd, nam hij zich voor een roman te schrijven die zich in Indonesië afspeelde. Pas in november 1974 zou die verschijnen. Wolkers was toen net 49 jaar en op het toppunt van zijn roem. De walgvogel was gedrenkt in heimwee en woede. Heimwee naar het land waar Wolkers nooit was geweest, maar waarnaar hij zo hartstochtelijk had verlangd: Indonesië, de gordel van smaragd. Woede over de wijze waarop Nederland met de voormalige kolonie was omgegaan. Daar stond de walgvogel, de bijnaam voor de dodo, de dikke, duifachtige vogel met de grote snavel, die door de Hollanders op Mauritius tot op het laatste exemplaar was opgegeten, symbool voor. In De walgvogel wilde Wolkers het verhaal vertellen van een jongen die niet, zoals hij, werd afgekeurd voor de dienst in Indië, maar die wél ging. Hij gaf zijn alter ego zijn eigen jeugd in Leiden en Oegstgeest, en liet hem daarna vertrekken naar de Oost. Toen Wolkers net met het schrijven van de roman was begonnen, zocht hij samen met zijn derde vrouw Karina Wim de Kler op, om nog meer te weten komen over diens Indische ervaringen. Wim was na zijn repatriëring uit Indië, op 2 oktober 1949, in Oegstgeest blijven wonen en docent Frans geworden. ‘Is een beetje verlegen als hij ons ziet’, noteerde Wolkers in zijn dagboek over de ontmoeting met zijn oude vriend. ‘Wim zegt over Indië dat ze hun ondergoed aan een touw buitenboord hingen om het te wassen. Soms was het eraf geslagen.’Ga naar eind20 Wim de Kler liet zijn fotoalbum uit die tijd aan Wolkers zien. ‘Muziekkorps op de kade. Foto's van het heilige meer Telaga Warna. Hij heeft erin gezwommen. De overkant lijkt zo dichtbij door de hoge bergwand erachter. Dat merk je pas als je in het midden bent. Gevaarlijk. Erg diep en koud.’ Staccato noteerde Wolkers in zijn dagboek treffende details. ‘Op Sabang onder een klapperboom. Inlander waarschuwt voor grote gevaarlijke vruchten. Op de Puntjakpas beschoten. Groepsfoto's soldaten met ontbloot bovenlijf. Erg mager. Aapjes.’Ga naar eind21 Wolkers voerde ter voorbereiding van zijn roman ook verschillende intensieve gesprekken met zijn broer Han, die in 1948 voor zijn nummer was opgekomen en als dienstplichtig soldaat naar de Oost was vertrokken. Han had het maar liefst vijf jaar | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
uitgehouden. Hij was na zijn diensttijd in Indonesië gebleven en getrouwd met een Chinees meisje, Jeanne, dat kort na hun huwelijk plotseling was gestorven. Daarop was Han weer naar Nederland teruggekeerd. ‘Om half tien op,’ noteerde Wolkers op 8 maart 1970 in zijn dagboek. ‘Onder de koffie praten we over De Walgvogel. Dat daar eigenlijk de hele geschiedenis van Han en Jeanne ook in zou moeten zitten. Dat ik met Han naar Indonesië zou moeten.’Ga naar eind22 Wolkers nam de gesprekken met zijn broer op en maakte daar weer aantekeningen van. Daaruit blijkt dat Han hem allerlei sprekende details vertelde over zijn inkwartiering in de Krayenhoffkazerne in Nijmegen, het vertrek met de Waterman uit de haven van Rotterdam, de aankomst om vijf uur 's morgens op de rede van Batavia, zijn ontscheping en de rondrit door de stad, de vrouwen die hij in de rivieren zag baden, wassen en poepen, zijn aankomst in kamp Tjililitan II op Java, de sterke verhalen van de jongens die er al een tijdje waren, het wacht staan en de geluiden van het oerwoud, de wegschietende tjitjaks en de roep van de tokeh. Han vertelde hem dat een Indonesisch meisje in Jakarta uit de struiken naar hem had geroepen: ‘trek, trek, toean!’ Gefascineerd was Wolkers door Hans' verhaal dat hij als soldaat een verhouding had gehad met de verloofde van zijn vaandrig, Van Riel geheten. Han was verliefd op de vrouw, maar moest knarsetandend in Batavia achterblijven toen Van Riel naar Bandung vertrok met medeneming van de vrouw van wie hij hield. ‘Hoort,’ schreef Wolkers in zijn dagboek, ‘dat vaandrig luitenant is geworden en dat die klootzak getrouwd was.’Ga naar eind23 Toen ontstond het idee om de held van De walgvogel - die Bob Griffioen zou gaan heten - zijn grote liefde Lien, die hij verloor in Leiden, in Indië opnieuw te laten ontmoeten aan de arm van haar vaandrig. Die liefdesgeschiedenis zou tragisch moeten aflopen. Maar vóór hij echt aan het schrijven van zijn roman kon beginnen, wilde Wolkers eerst zelf door de rijstvelden lopen.Ga naar eind24 ‘Stel je voor dat je hier door de Haarlemmermeer fietst en je ziet een Indonesiër tussen de tarwe hurken, nou ja, haha, dan denk je die moet even zijn broek laten zakken. Maar als je in je boek vertelt over de Indonesiërs die zich in de rijstvelden verbergen, dan moet je toch weten waarover je het hebt.’Ga naar eind25 In de zomer van 1970 ging hij. Zonder Karina - omdat hij de ervaring van een eenzame soldaat wilde kunnen navoelen - maar wel als deelnemer aan een groepsreis. Wolkers vreesde dat hem een individueel visum zou worden geweigerd vanwege zijn protesten tegen het heersende generaalsregime van Soeharto.Ga naar eind26 ‘Ik vind niet dat je in een land als Indonesië met vakantie of op staatsiebezoek kunt gaan,’ schreef hij in Werkkleding, net na terugkomst: ‘Ik moest er zijn voor mijn werk. Miljoenen dood- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
arme hardwerkende mensen en enkele schatrijke generaals. De corruptie kwam de riolen uit. Geen land om krokodillentranen boven een krokodillenput te huilen.’Ga naar eind27
Jan Wolkers met de door hem ontworpen poster als protest tegen het bezoek van president Soeharto aan Nederland, 1970.
Op vrijdag 19 juni 1970 vertrok Wolkers om 11.15 uur in een DC-8 met vlucht KL-833 naar Indonesië. Hij maakte deel uit van een groepje van acht mensen: een echtpaar uit Rotterdam, een homostel uit Zwijndrecht, een dame, twee heren en hijzelf. Via Penang reisden ze met touringcars, af en toe een stukje in een vliegtuig van Garuda, of met de boot, naar Medan, Prapat aan het Tobameer, Djakarta, Bandung, Djokjakarta, de Borobudur, Surabaya en Bali. Op alle plaatsen verbleven ze in luxe hotels. Vanaf Bali vloog de groep, met een tussenstop in Bangkok, terug, om op zondag 5 juli weer op Schiphol te landen. Wolkers hurkte in de dessa, liep over de dijkjes van de sawa's, schoot de rolletjes van zijn Rolleiflex vol en luisterde 's avonds in zijn hotelkamer naar het geluid van de tokeh. Maar hij schrok van de armoede die er heerste onder de Indonesische bevolking, en ergerde zich aan het verwende en hooghartige, in wezen koloniale gedrag van de toeristen uit zijn groep. Van een van zijn hotels bewaarde Wolkers in zijn archief het briefje waarop de strenge regels voor vrouwenbezoek waren vastgelegd. ‘Visiting regulation: No visitor of the op- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
posite sex is allowed to see a registered guest in his room after 8 o'clock in the evening. In all cases each visit must be announced to the front office clerk and the door should be left opened during the visit.’Ga naar eind28 In zijn hotel in Bangkok en in Tretes, hoog in de bergen vlak bij Surabaya, hield Wolkers, zijn oom Hendrik indachtig, zich helemaal niet aan die regels. Twee keer nam hij een meisje mee. Hij maakte naaktfoto's van ze met de Rolleiflex - waar de meisjes verlegen en lief lachend op staan - en ging met ze naar bed. Twee dagen na zijn terugkeer noteerde hij in zijn dagboek: Ik droom dat ik in de De Kempenaerstraat in Oegstgeest loop op de hoogte van de zendingsschool. Er komt een klm-vliegtuig over. Ineens valt er kledderachtige stront uit. Ik kom onder te zitten. Heeft dat te maken met mijn angst dat ik geslachtsziekte opgelopen heb bij een van die meisjes in Indonesië of is het gewoon de Stront van de Koloniën?Ga naar eind29 Tot zijn verbazing was de bananenboom die Wolkers in zijn Amsterdamse atelier in een grote pot had staan, na zijn terugkeer ineens vrucht gaan dragen. ‘Ik zat dan ook onder het stuifmeel.’Ga naar eind30 Toen Wolkers Karina weer terugzag, zei hij direct: ‘Dit moet je ook zien. Volgend jaar gaan we samen terug naar Indonesië.’Ga naar eind31 Dat zou geen jaar, maar twee jaar duren. Op 11 april 1972 noteerde Wolkers in zijn dagboek: ‘Schrijf tussen twee en vier het eerste hoofdstuk van De Walgvogel in een bui van grote opwinding en opluchting.’Ga naar eind32 In de tussentijd documenteerde hij zich uitgebreid. Hij herlas het eerste, olijfgroene deeltje met Ideën en de Max Havelaar van Multatuli en Het land van herkomst van E. du Perron.Ga naar eind33 Over dat boek had hij in 1948 aan Wim de Kler geschreven: Las jij wel eens ‘Het land van herkomst’ van Du Perron? Ik heb het verleden week gelezen, en vind het een meesterwerk. De beschrijving van zijn jeugd in Indië, de natuurbeschrijvingen die meer topografisch dan lyrisch zijn, met zulk een scherpte, zo psychologisch juist ook verbeeld, dat ik dit wel het mooiste gedeelte van het werk vind.Ga naar eind34 Wolkers verdiepte zich ook in het dagboek dat Wim Schermerhorn, de eerste minister-president van Nederland na de oorlog, als voorzitter der Commissie-Generaal voor Nederlands-Indië had bijgehouden tijdens de besprekingen over het akkoord van Linggadjati in 1946 en de aanpassingen daarop in 1947. De besprekingen hadden de vrede in Indonesië niet kunnen bewaren. In het boek zit nog altijd een papiertje bij de pagina waar Wolkers deze zin van Schermerhorn heeft aangestreept: ‘De soldaat had slechts één ding te begrijpen, nl. dat iedere inlander een vijand was.’Ga naar eind35 | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
In zijn dagboek schreef Wolkers over Schermerhorn: ‘Een beetje zwakke man, maar wel de enige van formaat.’Ga naar eind36 Op 15 juni 1972 moest Wolkers optreden bij een literaire manifestatie in Diligentia in Den Haag. Hij klopte daar voor de ogen van de verwonderde toeschouwers - en zijn collega's, onder wie Hella Haasse - Haagse bluf en las er ‘Koloniale waren’ voor, het eerste hoofdstuk uit De walgvogel. Er liepen een paar mensen geschokt weg.Ga naar eind37 J.B. Charles, het pseudoniem van schrijver, verzetsheld en rechtsgeleerde Willem Nagel, kwam na afloop naar hem toe om hem te complimenteren met zijn vrijmoedige optreden. Maar de NOS, die televisieopnamen maakte, knipte Wolkers' Multatuliaanse tirade uit de uitzending.Ga naar eind38 Van 30 juni tot 20 juli 1972 keerde Wolkers terug naar Indonesië. Weer als lid van een groepsreis, en ditmaal samen met Karina. Hij maakte enorm veel kleurendia's, waarop hij de hele reis in beeld documenteerde. Aan Karina vroeg hij om zo nauwgezet mogelijk aantekeningen bij te houden van wat ze zagen en meemaakten. | ||||||||||||||||||||||||||||||
De walgvogel voltooidIn de herfst van 1972 voltooide Wolkers zijn Indische roman. In de slotscène koopt Griffioen een mandje met te slachten kikkers van een arme Indonesische man. En laat de kikkers vrij. Het is de enige vrijheid die Wolkers de Indonesiërs, vijfentwintig jaar na hun onafhankelijkheid, kon geven: Soms hoorde ik een klef geluid en een klagelijk en slijmerig gepiep uit de mand komen. Ik deed hem open en keerde hem om. Ze bleven even liggen, sommige met hun witte buiken naar boven als dooie vis. Maar na een poos kwam er beweging in die glibberige massa. Ze schoven die vliesachtige oogleden een paar keer voor hun ogen heen en weer en sprongen toen één voor één weg naar de laagte waar je met een klokkend geluid water hoorde stromen.Ga naar eind39 Hella Haasse wees in haar essay ‘Een netwerk van beelden’ op de ‘suggestieve mensachtigheid van kikkers’ in de scène. Zij had oog voor de manier waarop Wolkers symbolische waarde verleende aan de realiteit van zijn beschrijving. Bovendien wees zij op de metamorfose die zowel kikkers als vlinders ondergaan in Wolkers' werk.Ga naar eind40 Op zoveel fijnzinnig inzicht hoefde Wolkers na het verschijnen van De walgvogel bij de critici niet te rekenen. Adriaan van der Veen prees in NRC Handelsblad het beeldende verteltalent van Wolkers, maar had inhoudelijke bezwaren: | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Kleurendia Jan Wolkers van zijn reis naar Indonesië in 1972.
Kleurendia Jan Wolkers van zijn reis naar Indonesië in 1972.
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Kleurendia Jan Wolkers van zijn reis naar Indonesië in 1972.
Mijn voornaamste bezwaar tegen het zo leesbare De walgvogel komt neer op de traditionele opvattingen van Wolkers. Traditioneel in die zin, dat hij progressief is wanneer daaraan geen gevaar meer is verbonden, bij het seksuele geen blad meer voor de mond neemt als niemand dat nog erg vindt, en meningen verkondigt over het Nederlandse verleden in Indië die al tot in den treure toe zijn beaamd, misschien zelfs door de suikerplanters in die gewezen kolonie.Ga naar eind41 Van der Veen sloeg de plank mis.Ga naar eind42 Wolkers was al op die bloedhete zomerdag in 1945, toen hij zich ging opgeven als oorlogsvrijwilliger, een buitengewoon progressieve jongen. Hij was voor zijn politieke opvattingen openlijk uitgekomen, ook als schrijver, toen dat nog allerminst gebruikelijk was. Zijn debuut in Podium in 1958, het toneelstuk Mattekeesjes, vormde daarvan het bewijs. Bovendien was men in Nederland aan het begin van de jaren zeventig nog allerminst in brede kring bereid om schuld te bekennen voor de misdaden tijdens de ‘politionele acties’, waaraan de jonge Jan op een haar na was ontsnapt. Weliswaar werd in opdracht van de regering-De Jong in 1969 de zogeheten ‘excessennota’ geschreven, met historicus Cees Fasseur als secretaris en belangrijkste onderzoeker, maar het bestaande beeld werd toch nauwelijks aangetast. Premier De Jong schreef aan de Tweede Kamer: ‘De Re- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
gering betreurt dat er zich excessen hebben voorgedaan, maar zij handhaaft haar opvatting dat de krijgsmacht als geheel zich in Indonesië correct heeft gedragen.’Ga naar eind43
Kleurendia Jan Wolkers van zijn reis naar Indonesië in 1972.
‘Amerika,’ schreef Wolkers in De walgvogel: was van mening dat Nederland de bestandsovereenkomst van 17 januari 1948 had geschonden, en de Australische afgevaardigde Dr. Hodgson noemde die Blitzkrieg op klompen ‘worse than even Hitler did to the Netherlands in 1940’. Daar kon het thee-, koffie-, en tabaksgeile schorem het mee doen onder de opgetuigde kerstboom en bij het kindjewiegen. Vanuit die geknielde houding bij de kribbe met de verkrachte Vredevorst erin konden ze zo door op hun knieën naar Canossa. De nazaten van Jan Pieterszoon Coen, die maar net de Neurenbergse strop om hun nek waren ontlopen, konden, door de hele wereld met schande overladen, gaan afdruipen. Het miljoenenvolk had eindelijk na drieënhalve eeuw terreur, uitbuiting en uitzuiging die stinkende parasiet in jacquet en steek van zich afgeworpen. Het koloniale tijdperk was voorgoed voorbij.Ga naar eind44 Zo bezien was De walgvogel óók een steen in de Hollandse Hofvijver. Toch heeft Wolkers nooit een politiek pamflet willen schrijven. Hij had wel een boodschap, maar | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
weigerde een boodschappenjongen te zijn. Hij dacht met zijn romans, via de verbeelding, een groter effect te sorteren. Wolkers zag het als zijn belangrijkste opdracht de sfeer van de tijd te laten herleven: ‘Ik geloof dat het echt een boek is geworden van een generatie. De oorlog, Indonesië, heel die periode van 1944 tot 1949 heb ik in mijn boek beschreven. Maar behalve dat is het, geloof ik, ook een erg avontuurlijk verhaal geworden.’Ga naar eind45
Kleurendia Jan Wolkers van zijn reis naar Indonesië in 1972.
Na de publicatie van zijn roman was Wolkers nog altijd niet klaar met Indonesië - hoeveel van zijn krachten het schrijven van De walgvogel ook had gevergd. Na ‘de Ilias’, deze zwart-romantische avonturenroman over Indië tijdens de naoorlogse jaren, wilde Wolkers ‘de Odyssee’ schrijven: een roman over de reis naar Indonesië van twee oude jeugdvrienden, meer dan twintig jaar na de bevrijding van de kolonie. | ||||||||||||||||||||||||||||||
De kusIn 1975 raapte Wolkers weer al het materiaal bij elkaar dat hij op de twee reizen naar Indonesië had verzameld. Op 21 juni noteerde hij in zijn dagboek: ‘Heb vandaag | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
het idee dat mijn nieuwe boek waar ik nou al maanden op loop te broeien “De Kus” moet heten, en als dramatisch hoogtepunt een homoseksuele handeling tussen de hoofdpersoon en zijn vriend moet hebben.’Ga naar eind46 In gedachten keerde hij terug naar het afscheid van Wim de Kler in de zomer van '45. ‘Maar iedere keer,’ schreef Wolkers in De kus, als ik een brief van Bob kreeg waarin hij schreef over de overweldigende en indrukwekkende natuur vol angstaanjagende geluiden en kanjers van insecten en reptielen en dat als iedere vinger van je hand een lul was er nog te veel mooie meiden om het kamp zwierven om allemaal te grazen te nemen, voelde ik mijn leven mislukt. Een zak die in Holland was achtergebleven.Ga naar eind47 De levendige herinnering aan de kus die Wim hem op de avond voor zijn vertrek naar Indonesië had gegeven, reikte Wolkers de titel en het begin van zijn roman aan. Was De walgvogel de roman van de woede, De kus was de roman van de ironie.Ga naar eind48 Wolkers hanteerde in de boeken een andere stijl: De walgvogel is exuberant, De kus veel ingetogener en staccato.Ga naar eind49 Wolkers richtte in De kus zijn ironische pijlen niet alleen op de misdaden van de vroegere kolonisator, maar ook op de verschrikking van het neokolonialisme: het moderne, decadente toerisme. De reis die de ik-figuur met Bob onderneemt naar Indonesië, wordt geen plezierreisje, geen sentimental journey, maar een huiveringwekkende tocht door een schuldig landschap. Bob begint hevig pijn te lijden als hij aankomt in Bandung, op de plek waar hij vroeger als Hollandse soldaat de beest heeft uitgehangen. Hij kan dan bijna niet meer bewegen van de jicht en krijgt platjes. Op de plaats waar hij eens vernietigde, wordt hij hulpeloos. Hij takelt af. In tegenstelling tot De walgvogel - dat zich afspeelt over een periode van vijfentwintig jaar - bestrijkt De kus, toch bijna net zo'n dik boek, maar zeventien dagen: exact het aantal dagen van zijn groepsreis in 1970. Wolkers volgde nauwgezet het schema van die reis. Elk hoofdstuk van De kus begint met korte, in reisbureauproza gestelde aankondigingen van wat er op het programma staat: ‘Derde dag (zondag 21 juni 1970) - Per touringcar reizen we van Brastagi naar Prapat. Onderweg brengen we een bezoek aan een dorp van de Karo Batakstam en maken we een kleurrijk uitstapje naar een fruitmarkt.’Ga naar eind50 Voor de beschrijving van de decors gebruikte Wolkers de dia's die hij in 1970 en 1972 had gemaakt. Die dia's zijn heel gedetailleerd - zoals van de schitterende reliëfs van de Borobudur, de boeddhistische tempel op Java - om hem in staat te stellen zijn beschrijvingen heel precies te laten kloppen.Ga naar eind51 Bob kan in De kus maar niet stoppen met fotograferen. Hij drukt maar af. Wild en bezeten. Alsof hij een stengun | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
leegschiet. Daarnaast baseerde Wolkers zich op Karina's aantekeningen. Na hun bezoek aan de beroemde plantentuin in Bogor noteerde zij: De plantentuin. De ingang heeft aan weerszijden een paar hoge bakstenen pilaren. Rechts een gebouwtje waarin wc's zijn. We rijden met de bus naar een grote vijver. Daar mogen we er even uit. Het gras eromheen is prachtig groen. Er staan hoge bomen omheen. Rode libellen. Het is er smoorheet. We worden steeds belaagd door jongens met dozen met vlinders. Koepie, koepie. De Indonesische gids weet ze weg te krijgen, want later zie je ze niet meer om de groep heen. Dan storten ze zich op mensen die er alleen rondlopen.Ga naar eind52 Wolkers schreef in De kus: ‘Als we de plantentuin inrijden wordt onze bus omringd door opgeschoten jongens die dozen met opgeprikte vlinders voor de ramen ophouden. “Kupi, kupi! Fifteen hundred. Kupi, kupi!”’ En een paar regels verder: Voordat iemand tot aankoop kan overgaan stuurt de gids ze naar de ingang terug, want ze beletten je het voortgaan. Over het smaragdgroene mollige gras lopen we naar de waterkant. Er drijven bladeren van de victoria regia op het goudgele water dat rimpelloos is als glas. De meeste gaaf als een gonggrote schaal van groen geoxideerd koper met een vlijmscherp opstaand randje. Sommige vallen brokkelig uit elkaar tot vlokkig drijfsel. Rode libellen zweven erover heen en weer. Soms landen ze op het groene bladweefsel.Ga naar eind53 Tijdens het schrijven van De kus verdween Wolkers bijna in de wereld van zijn roman. Soms leek de omgeving zich wel te voegen naar zijn verbeelding. In zijn volkstuinhuisje op Amstelglorie noteerde hij op 25 mei 1976: ‘Als ik aan het schrijven ben over het duistere Telaga Warna tussen Bogor en Bandung, betrekt de lucht. Grijsgroen. Het kan niet beter voor de sfeer. Dikke regendruppels. Het opspetteren van de regen tussen de boven het water uitkomende krabbescheer.’Ga naar eind54 En, een half jaar later: ‘Werk 's middags aan De kus. Bezoek aan Tjandi Mendut. Ruik dat hele Indië als ik werk.’Ga naar eind55 | ||||||||||||||||||||||||||||||
De kritiekToen in 1977 De Kus, gehuld in een fel roze omslag, in grote stapels in de boekhandel lag, brak de pleuris uit. Wolkers had de publiciteit, vanwege de aanzwellende kritiek op De walgvogel, strak in de hand willen houden, maar slaagde daar niet in. Wim Zaal publiceerde een gefingeerd interview met Wolkers in Elsevier waaruit bleek dat | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
hij - tegen Wolkers' uitdrukkelijke wens - inzage had gehad in het originele typoscript. Daarop brak Wolkers met zijn uitgever, Laurens van Krevelen van J.M. Meulenhoff, die hij daarvoor verantwoordelijk hield. Tezelfdertijd ontstond er een veldslag tussen Wolkers en de critici, van wie een aantal de bestsellerauteur clichématigheid en slecht schrijven verweten. Wolkers diende hen gedetailleerd en gedocumenteerd, woedend en genadeloos van repliek. Een ingezonden brief tegen Maarten 't Hart, die in zijn recensie van De kus in NRC Handelsblad Wolkers ‘de André van Duin van de Nederlandse literatuur’Ga naar eind56 had genoemd, begon hij met de regels: Het is niet de gewoonte des arends zich met het ranzig rancuneuze gekakel der hoenders bezig te houden als hij in een machtige glijvlucht het luchtruim doorklieft en vanuit de walm van kippevoer en mest door het bijziend pluimvee met afgunst wordt nagestaard. Maar als een door de machtige ruis der wieken van de leg geraakt ziekelijk kapoentje zich verstout om zich op het ballonnetje der valse beweringen en onvolledige citaten hemelwaarts te verheffen, is die koning van de stratosfeer het aan zwaan en zwaluw verplicht dit met kussenvulling bedekt week diepvriesvlees met een houw van zijn geduchte snavel naar de legbatterij terug te doen tuimelen.Ga naar eind57 Klinkt hier niet opnieuw de echo van Multatuli en Du Perron? Er gebeurde nog iets opmerkelijks. In de interviews over De kus die Wolkers wél zelf gaf aan de journalisten, beriep hij zich herhaaldelijk op de feiten waarop zijn roman zou zijn gebaseerd. Maar sommige van die feiten verzon hij. Het meest in het oog sprong het ‘feit’ dat hij samen met zijn oude vriend, die in de koloniale oorlog had gevochten, terug naar Indonesië was gegaan. Net zoals in De kus gebeurt. ‘Kijk,’ zei Wolkers tegen Frank van Dijl van het Algemeen Dagblad, ‘je zou kunnen zeggen: wat de ik-figuur in De walgvogel beleeft, komt van die Bob uit dit boek, daarom ben ik er met hem geweest. Anekdotes kun je van elke soldaat horen, daar heb je niks aan, het gaat erom wat je ermee doet.’Ga naar eind58 Maar met Wim de Kler of zijn broer Han - op wier ‘soldatenanekdotes’ De walgvogel voor een deel is gebaseerd, maar die hij nergens noemde in interviews - is hij nooit naar Indonesië geweest. Toen Van Dijl vroeg of ‘die vriend’ op Bob leek, antwoordde Wolkers: ‘Ja, heel erg. Ik heb - nou, ik wil het uit het persoonlijke houden - hier heb je een fotootje van Paul Newman, die heb ik van de week uit de krant geknipt, daar lijkt hij sprekend op.’Ga naar eind59 ‘Ik wil het uit het persoonlijke houden,’ zei Wolkers. En deed vervolgens het omgekeerde, door zich te beroepen op het bestaan van een niet-bestaande vriend. | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
In het interview met Jan Brokken maakte hij zich er kwaad over dat de ‘lul de behangers van een critici’ natuurlijk niet begrepen dat het gedrag van Bob Koudijs voortkwam uit traumatische ervaringen uit het verleden zoals hij die zelf maar al te goed kende. Die ervaringen waren een obsessie voor Wolkers, die verleenden waarheid aan zijn blik op de werkelijkheid. De verbeelding moest hem een uitweg bieden om het leven te bezweren. | ||||||||||||||||||||||||||||||
BesluitNaar Indonesië zou Wolkers na zijn twee reizen in de jaren zeventig nooit meer terugkeren, maar hij bleef zich wel omringen met etnografische kunstwerken uit de Gordel van Smaragd. Op zijn boekenkast op Texel, waar Wolkers zijn late leven sleet, stond de kunstig in hout uitgesneden boeg van een prauw. Maskers hingen aan de muur. Op zijn werktafel stond een amulet van de oevers van de Sepikrivier. In de verbeelding reisde Wolkers voor het laatst naar Indonesië in zijn essays, die eigenlijk verkapte memoires zijn. In de jaren tachtig en negentig van de laatste eeuw schreef hij over Multatuli, etnografica en de ‘zwarte bevrijding’, de melancholieke na-oorlogse jaren in Herrijzend Nederland. Nog eens nam hij het op voor de generatie jongemannen die ontworteld raakte door de ‘ploertige domheid van politici uit die tijd’ die bereid waren Hollanders te laten sneuvelen in de modder van de sawah's om inlanders te vermoorden. Toch concludeerde Wolkers dat er in Indonesië ook wel wat groots verricht was. ‘Dat is onmiskenbaar, zeker als je aan de literatuur denkt. Het is de bakermat geweest van menig literair meesterwerk. Multatuli, Couperus, Du Perron, Székely-Lulofs, Daum, Walraven, Robinson, Hella Haasse, Rudy Kousbroek en zo vele anderen zijn het bewijs dat zo'n stoot tropenadrenaline een inspiratiebron was voor degenen wier Neêrlands bloed te killetjes door de aderen vloeide.’Ga naar eind60 In die literaire traditie paste Jan Wolkers naadloos. Hij zette zijn verbeelding in als wapen tegen de gruwelen van het kolonialisme en de Hollandse kleinburgerlijkheid. Tot zijn laatste hartenklop liet Indonesië zijn bloed kolken. | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Onno Blom (1969) is schrijver, criticus en biograaf. Hij studeerde in 1994 af in Nederlandse taal- en letterkunde en Culturele Studies aan de Universiteit van Amsterdam, en publiceerde nadien monografieën over Harry Mulisch en Gerrit Komrij. In 2017 promoveerde hij aan de Universiteit Leiden op de biografie van Jan Wolkers, Het litteken van de dood, waarvoor hem de Nederlandse Biografieprijs 2018 werd toegekend. Blom is criticus bij Nieuwsweekend op NPO Radio 1 en columnist van de Volkskrant. Hij werkt momenteel aan een biografie van de jonge Rembrandt. |
|