Indische Letteren. Jaargang 33
(2018)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||
Van Goes tot Goa
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||
een ‘herschepping van de wereld’ en daarmee tot een ‘Nieuwe Wereld’.Ga naar eindnoot5 In 1534 wordt een nieuwe kloosterorde, die van de jezuïeten, opgericht. De spiritualiteit van deze orde verschilt zowel van de laatmiddeleeuwse pessimistische mensvisie als van de heidense renaissance met haar optimisme en van het quietistische pessimisme van de Moderne Devotie.Ga naar eindnoot6 De spiritualiteit van de jezuïeten gaat uit van ‘de ervaring van het persoonlijk geroepen zijn voor inzet “ad maiorem gloriam Dei”’,Ga naar eindnoot7 als diep doorvoelde navolging van de arme en gekruisigde Christus, en dit alles in dienst van de concreet zichtbare strijdende Kerk.Ga naar eindnoot8 De vader van de moderne geschiedschrijving, Leopold von Ranke (1795-1886), schrijft: Eine solche Vereinigung von hinreichender Wissenschaft und unermüdlichem Eifer, von Studium und Überredung, Pomp und Kasteiung, von Ausbreitung über die Welt und Einheit der leitenden Gesichtspunkte ist auch weder früher noch später in der Welt gewesen.Ga naar eindnoot9 De nieuwe orde missioneerde aanvankelijk vooral in de Portugese gebieden. Franciscus Xaverius (1502-1552) was hier de grote voorman. Goa met zijn zeven heuvelen op de oostkust van India werd het ‘Rome van het Verre Oosten’.Ga naar eindnoot10 Midden in dit nieuwe Portugese gebied was de Goesenaar Gasper Berse actief van 1548 tot zijn dood in 1553. Hij was werkzaam in Goa en maakte dit als jezuïet en metgezel van Xaverius tot dat ‘Oosterse Rome’. Gasper Berse deed bepaald niet voor hem onder en werd door zijn confraters de ‘Nederlandse Franciscus Xaverius’ genoemd.Ga naar eindnoot11 Het oeuvre van de Zeeuw Gaspar Berse, van wie de Latijnse naam Barzaeus luidde, beperkt zich tot een paar brieven. Reflecties van Rankes woorden over ‘uitbreiding over de wereld’ en van het ‘volgen van richtlijnen’ vinden we in de paar brieven die van Berse bekend zijn.Ga naar eindnoot12 Hij getuigde daarin van trots op de bereikte resultaten. Zijn preken hadden volgens hem overredingskracht. Onvermoeibare studie en ijver toonde hij op Ormuz, in Chale (Chaliyam) en in Goa. Door die brieven krijgen we een venstertje op een van de eerste ontmoetingen van een Europeaan met hindoegodsdiensten. Tot dan toe waren alleen de godsdiensten van de westerse en mediterrane Oudheid, het jodendom en het mohammedanisme goed bekend. De laatste twee staan daarbij in de traditie van het Oude Testament, evenals het christendom. Het hindoeïsme kent daarentegen een geheel andere, Oosterse oorsprong.Ga naar eindnoot13 In dit artikel worden vier van die vroege ontmoetingen van Berse met het hindoeisme nader bekeken, waarbij er aandacht wordt geschonken aan de bijzondere manier waarop hij het hindoeïsme waarnam. Deze is namelijk afwijkend van de wijze | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||
Gaspar Berse. Frontispice uit Willem Frederik van Nieuwenhoff, Gaspar Berse of de Nederlandsche Franciscus Xaverius. Eene bijdrage tot de geschiedenis der Sociëteit van Jezus in Indië van 1546-1553. Rotterdam 1870.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||
waarop latere auteurs het hindoeïsme beschrijven. Daarbij zullen we zien dat deze andere invalshoek nauw samenhangt met de jezuïtische achtergrond van Berse. | |||||||||||||||||||||||||
Van soldaat tot jezuïetGaspar ‘Fransz.’Ga naar eindnoot14 Berse werd in 1515 geboren in Goes. Zijn ouders zullen niet onbemiddeld zijn geweest.Ga naar eindnoot15 In ieder geval bezocht hij de Latijnse school in Goes, waar hem de grondbeginselen van Latijn, lezen en schrijven werden bijgebracht.Ga naar eindnoot16 Hij deed het kennelijk goed op school, want hij behoorde tot het drietal dat door Goes ieder jaar naar de enige Nederlandse universiteit in die tijd, die van Leuven, werd uitgezonden.Ga naar eindnoot17 Daar verbleef hij in het Paedagogium Castrum.Ga naar eindnoot18 Hier werd onderwijs in de Artes-faculteit, de faculteit van de ‘Vrije Kunsten’, aangeboden. Op de minimumleeftijd van veertien jaar behaalde de student het baccalaureaat, daarna werd hij, met een minimumleeftijd van twintig, Magister Artium. Berse behaalde deze graad in 1536, dus op eenentwintigjarige leeftijd.Ga naar eindnoot19 Wat had Berse geleerd in Leuven? Het curriculum omvatte logica, fysica en metafysica. Van fysica, natuurwetenschap in de moderne zin, was natuurlijk geen sprake. Het ging om het correct redeneren, om een natuurfilosofisch wereldbeeld en om basisinzichten in filosofie en theologie.Ga naar eindnoot20 Het geheel was sterk gekleurd door de auteurs uit de Klassieke Oudheid zoals Aristoteles met zijn Organon. De Artes-faculteit was een soort ‘voorbereidend hoger onderwijs’. Een afgeronde studie in de Artes was nodig voor de vervolgopleiding aan de drie andere faculteiten: Theologie, Medicijnen en Rechten. Daarnaast was de Artes-opleiding een goede voorbereiding op een maatschappelijke carrière. Voor Gaspar Berse lag dus in 1536 de wereld open. Hij koos een carrière in het leger van Karel V (1500-1558). Waarom hij dit deed, kunnen we slechts vermoeden. In 1530 werd Zeeland geteisterd door overstromingen. Daarom vertrok bijvoorbeeld de Goesenaar Joachim Polites (†1569) in 1530 met zijn hele familie naar Leuven.Ga naar eindnoot21 Pieter Boddaert spreekt in zijn Tegenwoordige staat der vereenigde Nederlanden vervolgende de beschryving van Zeeland uit 1753 van ‘duure tyden, sobere Neringen’.Ga naar eindnoot22 Wellicht dat daardoor een verdere bestuurlijke carrière in het Goese toen voor Berse niet mogelijk was. Na drie jaar in het leger van Karel V te hebben gediend, trok Berse zich terug in een van de hermitages van het Benedictijner klooster te Montserrat.Ga naar eindnoot23 Maar evenmin als voor zijn grote voorbeeld, de oprichter van de jezuïetenorde Ignatius, was de | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||
milde Benedictijnse spiritualiteit van gematigdheid, afwisseling van gebed en studie (ora et labora) iets voor hem.Ga naar eindnoot24 Van Montserrat ging hij naar Lissabon. Hier kreeg hij het aanbod huisknecht te worden bij de Portugese edelman Sebastiaan Morales, Groot Schatbewaarder van koning João/Joan III, wellicht op voorspraak van Morales' vrouw, die uit de Nederlanden afkomstig was. Aan het hof leerde hij Pater Simon Rodriguez kennen en door hem de Sociëteit van Jezus - de jezuïeten. De orde moet hem hebben gefascineerd.Ga naar eindnoot25 Op 20 april 1546 werd hij als lekenbroeder opgenomen in de Sociëteit. Uiteindelijk rondde hij aan de geheel jezuïtische universiteit te Coïmbra zijn studies van theologie af. Eind 1546 doorliep hij vervolgens de tweeëndertig ‘Geestelijke oefeningen van Ignatius van Loyola’.Ga naar eindnoot26 Dit nam vier weken in beslag en geschiedde niet door het lezen van het boekje, maar door toedoen van een ‘geestelijke vader’. De inzet van de ‘oefeningen’ is om door middel van grondige zelfreflectie, begeleid door een persoonlijke coach voor de psyche, tot een levenskeuze te komen. De volledige titel is dan ook: ‘Geestelijke oefeningen om zichzelfte overwinnen en zijn leven te regelen, zonder zich daarbij door welke ongeregelde neiging dan ook te laten leiden.’Ga naar eindnoot27 Na de voltooiing van zijn opleiding droeg Berse in de kerstnacht van 1546 als priester zijn eerste Heilige Mis op. Voor de vorming van Berse als observeerder waren de ‘Geestelijke oefeningen’ van belang. Hiermee werd hij als jezuïet getraind in het objectief kijken naar dingen en gebeurtenissen.Ga naar eindnoot28 De eerste week begon met de les dat de mens is geschapen om God onze Heer te loven [...] en daardoor zijn ziel zalig te maken; en dat het overige op het aanschijn der aarde is geschapen voor de mens, om hem te helpen in het nastreven van het doel waartoe hij geschapen is.Ga naar eindnoot29 De eerste zinnen geven vervolgens een verrassende rationaliteit en een wil tot objectivering weer: Degene die de Oefeningen geeft zowel als degene die ze volgt moet er meer toe geneigd zijn een stelling van de evennaaste te rechtvaardigen dan te veroordelen. Kan men ze niet rechtvaardigen, dan moet men vragen hoe de evennaaste deze stelling opvat. Verstaat deze de stelling verkeerd, dan moet je hem met liefde terecht wijzen; is dat niet voldoende dan moet je hem op alle fatsoenlijke manieren terug brengen tot de waarheid, zodat hij zich uit de dwaling kan redden.Ga naar eindnoot30 De volgeling van Ignatius werd grondig getraind in zelfanalyse. Deze analyse toonde sterke overeenkomsten met de stappen in een functioneringsgesprek van nu: objectieve waarneming, analyse, beoordeling, plan van aanpak. De equivalenten van | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||||
deze begrippen in de methodologie van de jezuïtische waarneming zijn: ‘wat is mij schadelijk’, ‘wat is mij bevorderlijk’, ‘wat doet er niet toe’. In het eerste geval moest de jezuïet dit gedrag vermijden, in het tweede geval moest hij het bevorderen en in het derde geval moest hij zich hiertegenover onverschillig opstellen. We moeten ons realiseren dat deze trainingsweken van introspectie en objectivering in kleinere omvang steeds door iedere jezuïet herhaald werden. Zij vormden de kern van de jezuïtische spiritualiteit en identiteit. Maar geïnternaliseerd vormden zij ook de basis van de kijk van de jezuïet op de wereld en van zijn rapportages aan Ignatius. Dat gold mijns inziens met name voor de houding ten opzichte van de vreemde, niet-westerse culturen en godsdiensten, zoals we zullen zien in deze vier door mij gekozen voorbeelden van de ontmoetingen met het Verre Oosten. | |||||||||||||||||||||||||
De eerste ontmoeting: Goa en de eerste hindoeIn 1548 werd Berse uitgezonden naar Goa. Na een reis via Kaap de Goede Hoop en Mozambique bereikte hij zijn bestemming op 3 september 1548.Ga naar eindnoot31 Eenmaal daar vernam hij dat er zich in de gevangenis van Goa een Brahmaan genaamd Locu bevond. Na een aantal disputen werd deze door Berse tot het christendom bekeerd.Ga naar eindnoot32 Deze bekering vormde zijn eerste bekende ontmoeting met het hindoeïsme. Een jaar later zou Barzaeus zijn ervaringen te Goa neerleggen in een brief die is geschreven in Ormuz.Ga naar eindnoot33 Hij schrijft: ‘Er zijn hier ontzettend veel heidense inlanders die slangen en koeien vereren. De koeien laten ze vrijelijk rondzwerven en op dit eiland waar zoet water schaars is worden die ook nog te drinken gegeven. Zij vinden dat het niet past enig dier te eten of te doden. Zij leven vrijwel van groenten.’ En verder: ‘Zij zijn zachtaardig van inborst en vreemd aan ieder onrecht of kwaadaardigheid.’Ga naar eindnoot34 Vervolgens verhaalt hij over de Juggernaut, de religieuze rituele zelfverminking, en de weduweverbranding. De Juggernaut (een verbastering van Jagannath) refereert aan de enorme tempelwagens waarmee de beeltenis van Jagannath, een god uit het hindoepantheon, éénmaal per jaar verplaatst werd van tempel tot tempel. Al sinds de (pseudo-)reizen van John Mandeville (rond 1365) ging het verhaal, dat aanbidders van Jagannath zich onder de geweldige wielen van deze reusachtige zegewagen wierpen.Ga naar eindnoot35 Het centrum van deze cultus lag aan de oostkust van het subcontinent, maar ook Ahmedabad in de nabijheid van Suratte en Diu kende een dergelijke viering. Over de Juggernaut schrijft Barzaeus: | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||||||
Ditzelfde volk in andere steden van India kent de gewoonte dat zij het beeld van hun goden op een zegewagen vervoeren [...] om hun goden die hun tempels verlaten te offeren. Op deze zegewagen [bevinden zich mensen] die zich met slachtmessen, en scheermessen zover steken, tot zij met een uitgebloed lichaam neervallen van de wagen en zo inzakken [...] Anderen die zich spontaan onder de wielen werpen worden verbrijzeld, want niets is hun goden als offer aangenamer, geen enkel offer kan lieflijker zijn.Ga naar eindnoot36 Opvallend is dat hij zich in zijn beschrijving onthoudt van commentaar; dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld latere ooggetuigen als Rogerius (1651), Von Mandelslo (1658), Baldaeus (1672) of Valentyn (1726).Ga naar eindnoot37 | |||||||||||||||||||||||||
De tweede ontmoeting: het wellustige Ormuz en de vastende yogi'sBerse werd in maart 1549 van Goa naar Ormuz gezonden. Bij zijn vertrek naar het eiland Ormuz in de Perzische Golf, kreeg Berse een opdracht van St. Franciscus Xaverius mee.Ga naar eindnoot38 Hierin stond dat hij zich in de eerste plaats moest bekommeren om de aldaar verblijvende Portugese christenen, die bij alle weelde van dit eiland in een staat van ‘tropisch’ verval zouden verkeren. Die weelde blijkt ook uit het Arabische spreekwoord, dat Von Mandelslo citeert: ‘Als de wereld een ring zou zijn, dan zou Ormuz de edelsteen in de ring zijn.’Ga naar eindnoot39 In deze ‘sprookjesachtig rijke handelsstad op het gloeiend hete rotseiland’ is er sprake van een ‘moreel dieptepunt van de bevolking en de afschuwelijke zonden in dit Sodom en Gomorra [...] die Gods toorn oproepen’, zo werd in 1546 aan Franciscus Xaverius bericht.Ga naar eindnoot40 Berse zou aan de bestrijding ervan een dagtaak hebben, waarbij hij zich bovendien nog bekommerde om joden, mohammedanen en heidenen. Tot die heidenen op Ormuz rekende Barzaeus ook de yogi's. Yogi's (niet te verwarren met westerse moderne yoga-beoefenaren) zijn aanhangers van een hindoegodsdienst die zich kenmerkt door een ethisch verantwoord leven, soberheid en armoede, en contemplatie.Ga naar eindnoot41 Barzaeus, maar ook Rogerius (1609-1649), Von Mandelslo (1616-1644) en Baldaeus (1632-1671) leken er zich van bewust te zijn dat er geen hindoeïsme bestaat - een woord dat zij ook niet gebruiken. Veelal spreken zij van ‘Braminen’ om de vedisch-brahmaanse godsdienst aan te duiden.Ga naar eindnoot42 Over de yogi's werd weinig goeds vermeld in de zeventiende eeuw. Rogerius vond hun gedrag extreem: ‘hebbe ick ghesien twee Iogiis, met groote sware ysere ketens aen haer | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||||||||
beenen; sy wierden van haer ghedraghen op haer schouders, ende een deel sleepte noch achterna.’Ga naar eindnoot43 Baldaeus maakte het nog erger. Hij schreef het volgende over de verering van de fallus als symbool voor de godheid Shiva: Daar worden onder de Heydenen eenige Geestelijke gevonden, Jogys genaamt, die den Quivelinga om hare halzen dragen [...] Hier van verhaalt ook D. Rogerius, sprekende van de figure Lingan, zijnde membrum virile in muliebri membro ende zodanige Figure werdt Ixora of Esware [Shiva] in de Pagoden of Duivels Tempels gedient.Ga naar eindnoot44 Baldaeus noemde deze fallus ‘de vuylste ongeschiktheyt’. Valentyn (1666-1727) zou later in dezen ook Rogerius citeren en vervolgen met:Ga naar eindnoot45 ‘[Men kan daar] gelyk mede de bespottelyke reden [lezen], waarom Eswara [=Shiva] in zulken onbeschaamde gedaante in hunne Tempels (die beter in een Bordeel passen zou) afgebeeld werd.’Ga naar eindnoot46 Baldaeus beschreef vervolgens de ontmaagding van bruiden op een afgodsbeeld bij de Canarins van Goa.Ga naar eindnoot47 Hij deed dit in het Latijn ‘om d'eerbaarheyt’ van eventuele vrouwelijke lezeressen te ontzien. De bruid werd naar het afgodsbeeld met een ijzeren, bronzen of ivoren vooruitstekende roede geleid. Haar moeder of ander naast familielid duwde haar daar met geweld op. Dit ging niet zonder zware pijn. Het gejammer van de bruid die ontmaagd werd, werd echter overstemd door gezang en muziek.Ga naar eindnoot48 Opvallend is echter dat deze pikanterieën bij Barzaeus ontbreken. Geheel volgens zijn jezuïtische manier van kijken deed het er eigenlijk niet toe wat slecht of godslasterlijk was; het maakte simpelweg deel uit van de beschaving van streek en volk, die men verder kon laten voor wat deze was. Over de yogi's schreef hij: De maandag, (de dag die de heidenen in ere houden) verkeer ik onder deze. Onder hen is een soort mensen die Jogui heten, dat is heilige kluizenaars. Zij brengen hun tijd door in de diepe duisternis van grotten; ik heb een paar van die soort mensen op dit eiland gezien. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||||||
toe aan de Vader, wijsheid aan de Zoon, en goedheid aan de H. Geest. En geven aan God bepaalde namen die dit alles omvatten. Opvallend in dit citaat is de identificatie met de christelijke theologie in plaats van met de westerse, heidense Oudheid. Voorts staat de positieve, ethische karakterisering van de yogi vrijwel in tegenstelling tot de beschrijving van de christenen in Ormuz, die zich, aldus Barzaeus in de eerste bladzijden van zijn Ormuse brief, overgaven aan zonden als overspel, veelwijverij, bedrog, woekerrente en het houden en kwellen van slaven. | |||||||||||||||||||||||||
De derde ontmoeting: de erotische liefdesparen van Salsetta en ElephantaIn september 1551 vertrok Gaspar Berse naar Goa. Onderweg deed hij Diu aan. Vandaar ging het naar Bassein / Vasai, waar het schip opgekalefaterd moest worden na een opgelopen stormschade. Berse maakte van de gelegenheid gebruik om de Canarin-tempel op het eiland Salsetta (vlakbij het huidige Mumbai) te bezoeken: Daarna gaan wij te voet op reis om een Pagode te zien, in de volksmond CANARINGa naar eindnoot50 genoemd, iets wonderbaarlijks. Het is een stad helemaal in een berg onder ongelooflijk veel inspanning en techniek uitgehouwen met zijn vele nissen en cisternen.Ga naar eindnoot51 Berse moet bij de ingang van de grote hal van dit boeddhistenklooster de kwaadafwerende liefdesparen hebben aangetroffen. Hij moet de Boeddhabeelden, omgeven door vrijwel naakte vrouwen, hebben gezien. Wellicht heeft hij in het duister van de grote aanbiddingshal, de Chaitya van Kanheri, verlicht door fakkels, de kapitelen van de zuilen waargenomen waarop liefdesparen op olifanten zijn afgebeeld. Valentyn zou hier later over schrijven dat deze tempels eerder op een bordeel leken.Ga naar eindnoot52 Barzaeus schreef er - geheel volgens de training met de oefeningen van Ignatius - met geen woord over. Het ‘deed er niet toe’. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||||||||
Afbeelding van Mithuna in de Canarin-tempel op Salsetta. Particuliere collectie.
Na zijn bezoek aan Salsetta voer Berse naar Chaul, waar hij de Elephanta-grotten bezocht. Deze vormden een rotstempel gewijd aan Sjiwa en zijn gezellin Parvati: Van hier ben ik op Allerheiligen [1 november] aan boord gegaan van een galei, die mij opwachtte, om naar Caulanum [Chaul] te gaan. Eerst maken we een omweg om een andere pagode te zien die in een rots is uitgehakt. Om de enorme omvang en de hoeveelheid standbeelden werd deze vaak bezocht door velen. En hij overtreft in grootte ruimschoots de kerk van Lissabon. Barzaeus doelde met het driehoofdige beeld op de Trimurti: de drieheid van de scheppende Brahma, de instandhoudende Vishnoe en de vernietigende Shiva. Hij | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||||||||
maakte geen enkele opmerking als Mandelslo, die later zou schrijven: ‘Die Figur des Abgottes ist gräulich daß man erschrecken mag/wenn man es ansieht.’Ga naar eindnoot54 De grotten van Elephanta stonden vol met Shiva en Parvati als halfnaakt paar, met een dansende Shiva omgeven door rondborstige godinnen, een mediterende Shiva, die zich niet laat afleiden door alweer rondborstige vrouwen, met een tot één gestalte verenigde Shiva en Parvati, waarbij zijn linkerzijde een borst heeft en hij rechts zijn draagdier, de koe, aan de hand voert. Hoogtepunt van de tempel was voor de latere auteurs een ‘alleronbeschaamst verbeelde vuiligheid’: een kapel met de Linga. Voor Barzaeus, die dit fallusbeeld zeker moet hebben gezien, vormde de aanwezigheid ervan echter geen aanleiding om hierop commentaar te geven. Ook deze Linga werd op zijn jezuïtisch genegeerd. | |||||||||||||||||||||||||
De vierde ontmoeting: het syfilitische GoaWaar latere schrijvers de erotiserende werking van deze oosterse voorstellingen op een oriëntalistische wijze benadrukken, lijken deze voorstellingen Barzaeus niet te prikkelen. Als er geen borst, fallus of liefdespaar te vinden is waarover de Goese pater zich kon opwinden, dan roept dit de vraag op of hij dit überhaupt wel ergens over kon. Dat dit wel degelijk het geval was, werd duidelijk na zijn terugkeer in Goa.Ga naar eindnoot55 Berse ging hier namelijk fel tekeer tegen de echtbreuk en de onkuisheid. Mede door de intensieve biechtpraktijk van de jezuïeten moet hij er al gauw achtergekomen zijn dat de Portugezen er liederlijk leefden:Ga naar eindnoot56 De meeste Indische en Portugeesche vrouwen en dochters van lageren stand hadden hare eer veil voor eenig blinkend goud en verkochten alzoo hare ziel aan den duivel door de onweerstaanbare kracht der gewoonte.Ga naar eindnoot57 Vrouwen die zich behingen met opschik, gooide hij de tekst van Jesaja 3 voor de voeten: De dochters van Sion zijn verwaand, lopen rond met opgeheven hals, lopen rond met geheven hoofd en verleidende blikken, met trippelende pasjes met rinkelende enkelbanden. Op die dag ontneemt de Heer hun alle sierraden, voetringen, zonnetjes, maantjes, oorbellen en armbanden, sluiers en hoofddoeken, beenkettinkjes en linten, parfumdozen en amuletten, vingerringen en neusringen.Ga naar eindnoot58 | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||||||||
Veel zediger werden de Goase vrouwen niet van Berses preken. Later zou Von Mandelslo constateren dat de vrouwen van Goa veel betel en arak gebruiktenGa naar eindnoot59 ‘daher sie ihre Sinne und Gedanken nur auf Manns richten / seynd über alle masse geil und der Unzucht ergeben.’Ga naar eindnoot60 Berse preekte ook tegen de slechte behandeling van slaven, een thema waartegen de jezuïeten zich ook in Zuid-Amerika sterk maakten. Valentyn zou een eeuw later schetsen: Zeker Portugeesche Mevrouw, niet al te wel van een slavin bejegend, liet haar (wie hoorde dit oit) gloejende hoef-yzers aan de voeten spykeren, zonder dat die meyd nog geluid dorst geven, wel wetende, dat zy dan nog veel erger te wagten had; dog zy quam daags'er aan hier af te sterven.Ga naar eindnoot61 Ook de mannen werden door Berses preken nauwelijks tot het goede bekeerd. Baldaeus zou later schrijven: De Mans zijn doorgaans groote Hoeren-jagers, houden meest met de slavinnen. Ja ik hebbe gezien, dat op een tijdt drie slavinnen van een Portugeesch beswangert, te gelijk in't Kinder-bedde lagen. Zy maken ook weynig werks van hoerery en overspel [...] D'onreyne Ziekte ('t zy dat menze Morbus Gallicus of Hispanicus [syfilis] noemt, ik laat die twee Natien om de eer-tijtel twisten) is'er zo gemeyn [algemeen], [...] dat het te verwonderen is, t is ook geen schande voor een [H] idalgo [...] daarmee aangetast te zijn.Ga naar eindnoot62 Valentijn zou dit in andere bewoordingen herhalen: Veelen alhier hebben ook de Spaansche pokken; dog't is hier zulken schande niet, als in andere landen, zelfs zyn 'er, die 'er op roemen, van die zoo en zoo dikwils al gehad hebben. En hoe kan dit minder zyn in een stad, waar in zoo schrikkelyk gehoereerd werd, en Vrouwen sich niet schaamen in haar Mans bywesen met hare pollen [minnaars] op te trekken.Ga naar eindnoot63 Kortom, ook in 1672 (Baldaeus) en 1726 (Valentyn) heersten nog steeds dezelfde kwalijke praktijken zoals Barzaeus die aantrof: ‘Geen hoeragtiger en moorddadiger menschen vind men ergens dan in Goa, en ook geen jalourser Vrouwen.’Ga naar eindnoot64 Berse heeft dus wel degelijk uitgehaald naar de mannen en vrouwen die in sexuali- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||||||||
bus niet zuiver waren. Details van zijn gesprekken in de biechtstoel kennen wij niet, maar wij weten wel dat volgens zijn brieven en biografen velen zich bekeerden tot een zuiverder seksuele moraal. Kennelijk sloot hij alle seksuele voorstellingen in tempels daarvan uit. Hij wond zich op over de uitwassen binnen de christelijke geloofsgemeenschap, over de andere geloven oordeelde hij niet.
Kanheriboeddha op Salsetta. Particuliere collectie.
In het voorjaar van 1552 werd Barzaeus nolens volens overste en rector van het college St. Paulus in Goa. Hij was provinciaal jezuïeten-overste van Indië.Ga naar eindnoot65 Op 18 oktober 1553 stierf hij in het ‘Rome van het Verre Oosten’.Ga naar eindnoot66 | |||||||||||||||||||||||||
BesluitIn dit artikel is zeer selectief de nadruk gelegd op slechts enkele teksten van Barzaeus uit de Epistolae indicae (15662) over het hindoeïsme. Volstrekt buiten beschouwing bleef zijn visie op het Portugeesche christendom, het jodendom en het mohammedanisme. Het ging hier immers om ‘East meets West’. Barzaeus beschreef deze ontmoetingen op een andere manier en in een andere toonzetting dan latere schrijvers. Hij verschilt ook van hen in zijn keuze van wat hij wilde laten zien van het hindoeïsme. Hij koos voor een lange beschrijving van de yogi's en een haast terloopse vermelding van de rotstempels van Kanheri en Elephanta. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||||||||||
Het zou natuurlijk aardig zijn te spreken over Gaspar Berse/Barzaeus als over de ronde, rationele, nuchtere Zeeuw, die zijn heil vindt in de nuchtere afgeronde rationele spiritualiteit van de Sociëteit van Jezus. Oudere biografieën suggereren dit ook. Maar die ‘nuchtere Zeeuw’ kende ook de spirituele bloei van nadere reformatie, bevindelijkheid en innigheid. En die rationele spiritualiteit van de Sociëteit had ook een mystieke vervoering voor het lijden van Christus. En het is nu slechte historiografie alles op te hangen aan volkskarakter of tijdgeest. Veelbetekender is zijn biografische gelijkenis met Ignatius, de stichter van de Sociëteit. Deze was krijgsman, kluizenaar, student en uiteraard stichter van de jezuïetenorde. De door Ignatius geinitieerde spiritualiteit moet Berse bijzonder aangesproken hebben. In de Geestelijke oefeningen moet hij ervaren hebben - anders was hij niet door de jezuïtische ballotage gekomen - dat de combinatie van op Jezus' lijden gerichte innigheid, rationele beheersing en nadruk op eerst het vreemde kennen en dan bekeren zo wijd de wereld strekt, bij hem paste. Zijn weergave van zijn ontmoetingen met het hindoeïsme en van het contrast met de in Goa verblijvende Europeanen staat in de traditie van de jezuïtische training en missioneringsstrategie, al zijn de beschrijvingen korter dan gebruikelijk.Ga naar voetnoot67 Het ‘eerst waarnemen, dan kiezen’ stond daarbij voorop. Berse wilde weten wat hindoes precies deden, beleefden en geloofden. Als jezuïet gaf hij daarom op een meer objectieve wijze zijn ervaringen met het Oosten weer dan latere reizigers deden. Des te meer reden om de broodkruimpjes van Berses ontmoeting met de Oost te beschouwen als kostbare opgegraven oudheden. | |||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||||||||
Peter Eldering (1947) studeerde biologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Na zijn afstuderen zette hij zijn studie in de wetenschapshistorie voort aan het toenmalige Instituut voor de Geschiedenis van de natuurwetenschappen van de Rijksuniversiteit Utrecht. Aan de Fontys Hogeschool te Utrecht studeerde hij theologie. Hij was docent biologie en levensbeschouwing te Rotterdam en Ridderkerk. Hij was medeauteur van een lesmethode voor het vak Algemene Natuurwetenschappen. Zijn belangstelling gaat onder meer uit naar de wetenschapsgeschiedenis van Zeeland in de Barok. |
|