Indische Letteren. Jaargang 32
(2017)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 170]
| |||||||||||||||
Een eiland van papier
| |||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||
van de reis van dit object door de handen van mensen op de Molukken, op Java en in Holland, een historisch verhaal te reconstrueren over het ontstaan van wetenschap en de circulatie van kennis. Dit artikel richt zich op de ‘material turn’ in het onderzoek van teksten dat naast de wetenschappelijke constructie van de inhoud en betekenis van een werk, de vraag naar de rol van materialiteit van teksten als artefacten stelt.Ga naar eind6 De volgende analyse richt zich op de hantering en de reis van papier. Uit welke grondstoffen zijn de teksten en illustraties in de werkkamer van Rumphius op Ambon samengesteld voordat zij naar Amsterdam zijn getransporteerd? En hoe zijn de manuscripten en boeken als artefacten verder gehanteerd? | |||||||||||||||
Eiland van materiaal: artefactenAls wij tegenwoordig aan het historische Ambon denken, dan zien wij misschien vooral het militaire en zakelijke succes van de Compagnie. Op de pagina's van de digitale Atlas of Mutual Heritage worden hedendaagse cartografische afbeeldingen gecombineerd met historische illustraties.Ga naar eind7 De historisch-geografische ruimte is dus aangevuld met afbeeldingen van Oost-Indiëvaarders en Ambonese kora-koras, van plattegronden van plantages met kruidnagels en nootmuskaat, van houten kastelen en stenen vestigingen. De plattegrond van Ambon uit François Valentijns Oud en Nieuw Oost-Indië representeert de visie van een vestigingsplaats in volle bloei, een situatie waarin het materiaal in orde is, zowel in de straten en huizen van de stad als ook in de plantages.Ga naar eind8 Het is een Europese koloniale kijk in vogelperspectief, zonder de details van de koloniale interacties op de grond. Ook rond het jaar 1700 was de natuurlijke historie in de Nederlanden rijk aan velerlei materiaal. Dit was in 2016 te zien op de tentoonstelling ‘Azië > Amsterdam’, waar drie lades met hoorntjes en schelpen uit deze tijd werden getoond.Ga naar eind9 Misschien waren deze afkomstig uit de collectie van de verzamelaar Simon Schijnvoet (1652-1727) en werden deze na zijn dood beschreven in de veilingcatalogus van 1744. De lades zijn enkele jaren geleden van het Zoölogisch Museum Amsterdam naar het depot van Naturalis in Leiden gebracht.Ga naar eind10 Net als voor onderzoekers van tegenwoordig was Rumphius' boek over de Ambonese marine fauna voor veel verzamelaars in de zeventiende en achttiende eeuw vooral een hulpmiddel ter bestudering en classificatie van dieren en natuurhistorische objecten of een papieren vervanging van de dure exotica. | |||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||
Tentoonstelling Tropenmuseum, maart 2015. Foto: Esther Helena Arens.
Er zijn verschillende invalshoeken om via de interactie tussen actoren en objecten uit de zeventiende en achttiende eeuw de sociale context zichtbaar te maken. In de zogenoemde ‘praxiografie’ ligt de focus op de relatie tussen artefact en lichaam. Wat teksten betreft is dat de relatie tussen de objecten die dragers zijn van schrift, en de praktijken van receptie en toe-eigening. In deze benadering wordt naar het ontstaan van en de omgang met teksten gekeken.Ga naar eind11 De relatie tussen object en tekst is in het geval van de versie van de prenten uit de Amboinsche Rariteitkamer van 1705, die deel uitmaken van de collectie in de Artis Bibliotheek, illustratief. Waarschijnlijk heeft Maria Sibylla Merian (1647-1717) in haar rol van kunstenares deze druk voor een welgestelde klant ingekleurd. In deze illustratie zijn slavernij en natuurkunde naar een mythische oudheid verplaatst, en de wijze van verven voegt aan de scène diepte en dramatiek toe.Ga naar eind12 Zowel Merian als | |||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||
Schijnvoet verwijst naar een tweede invalshoek om op de interactie tussen materiaal en actoren te reflecteren, namelijk de ‘topologie’. Deze benaderingswijze heeft tot doel informatie te verzamelen over het positioneren van objecten in de letterlijke en de figuurlijke zin, bijvoorbeeld geografische of sociale (vind)plaatsen van boeken, om de mogelijke vormen van receptie van die objecten te onderzoeken.Ga naar eind13 In het geval van Rumphius is het mogelijk nog een stap verder terug te gaan om een beknopt overzicht van de interacties tijdens de productie van de teksten te verkrijgen. Het is mogelijk een ‘profiel van de materialiteit’ te schetsen.Ga naar eind14
Titelpagina van D'Amboinsche Rariteitkamer (1705). Particuliere collectie.
De natuurhistoricus Rumphius wordt door zijn tijdgenoten voorgesteld als iemand die zich heeft gedistantieerd van de alledaagse zaken van de Verenigde | |||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||
Oost-Indische Compagnie. De plaat voor het portret in de Rariteitkamer en het Kruidboek is door zijn zoon Paul August gesneden naar een tekening van Rumphius in zijn achtenzestigste levensjaar.Ga naar eind15 Het oog valt op zijn handen, want hij was blind van begin 1670 tot zijn dood op 15 juni 1702. Vóór 1670 had Rumphius de planten van het land en de dieren van de zee in handen gehad tijdens zijn wandelingen langs de kust en in de bergen. Na dit jaar heeft hij waarschijnlijk alleen planten gehanteerd, in zijn werkplaats in het huis aan de negentiende-eeuwse Olifantstraat in Kota Ambon.Ga naar eind16 Maar hij was niet alleen. In het portret zijn weliswaar niet de schrijvers en illustrators afgebeeld die met hun hand-en-spandiensten hebben bijgedragen aan de totstandkoming van de manuscripten, maar Rumphius zelf heeft een verwijzing naar deze mensen opgenomen: ‘Met een geleende pen en oogen voortgebragt’ staat in een van de voorredes van het Kruid-boek.Ga naar eind17 | |||||||||||||||
Eiland van papier: archievenIs het gerechtvaardigd om van Ambon te spreken als het eiland van het papier? Het koloniale regime van de VOC op de Molukken bestaat uit meer dan alleen driedimensionale objecten. De circulatie van schepen, mensen en goederen was mogelijk door technologieën op tweedimensionale grondstoffen, zoals kaarten voor de navigatie. Naast perkament was papier voor ambtenaren en militairen een belangrijk materiaal om informatie op te slaan en te verbreiden.Ga naar eind18 Tegelijkertijd is het ook belangrijk om in het oog te houden dat VOC-dienaren, toen zij de Europese handel naar de Indonesische eilandengroep brachten, in contact kwamen met geschreven en gedrukte Aziatische (met name Indische en Chinese) cultuuruitingen. De Indoloog Sheldon Pollock heeft onderzoek gedaan naar de verbanden tussen orale tradities en tekstuele ontwikkelingen in Zuid-Azië en spreekt van een ‘script mercantilism’.Ga naar eind19 In het gouvernement Ambon waren tijdens het leven van Rumphius ook Chinese handelaren, geneesheren en geleerden aanwezig die gebruikmaakten van kennis uit gedrukte boeken in het Chinees, bijvoorbeeld over farmacie of tuinbouw.Ga naar eind20 De VOC zelf heeft geschrift na geschrift geproduceerd. Zo valt te denken aan de rapporten van de regionale gouvernementen ten behoeve van het Gouvernement-generaal in Batavia. Het omvangrijke archiefvan VOC-gerelateerde documenten is niet alleen bewaard gebleven in het Nationaal Archief te Den Haag. Delen ervan maken ook deel uit van de Bijzondere Collecties van verschillende bibliotheken in Neder- | |||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||
land. Met enkele voorbeelden uit dit omvangrijke materiaal in inhoudelijke zin is het mogelijk het voornoemde ‘profiel van materialiteit’ in de letterlijke zin te verklaren. De relevantie van papier wordt al duidelijk aan de hand van de eerder vermelde voorpagina die voor de manuscript-kopie van het Kruid-boek rond het jaar 1690 in Batavia is geschilderd. Deze titelpagina lijkt op een van de plakkaten van de VOC, waarin regels voor de koloniale maatschappij in Batavia, op Ambon en in de andere gekoloniseerde plaatsen in het huidige Indonesië opgesteld werden. Deze plakkaten zijn al in de jaren tachtig van de negentiende eeuw gepubliceerd door J.A. van Chijs en zijn vandaag de dag te bekijken in de Leeszaal ‘Koloniaal verleden’ van de Koninklijke Bibliotheek.Ga naar eind21 Op het schilderij heeft Rumphius papier in de hand, vermoedelijk om informatie uit een natuurhistorische tekst met een levende plant te vergelijken of om nieuwe aantekeningen te maken. Hiermee wordt duidelijk dat de VOC haar praktijk van schrijven uit de Nederlandse of Europese context naar de Molukken heeft meegenomen en aldaar heeft voortgezet. Dat geldt ook voor de door de wetenschapshistorici Volker Hess en Andrew Mendelssohn zo genoemde ‘paper technology’. Zij onderscheiden een aantal vormen van papiergebruik die handelaren en geleerden destijds in hun werk konden aanwenden, waaronder lijsten, formulieren, uittreksels, indices, systeemkaarten en dossiers. Vanzelfsprekend was het niet alleen papier dat werd gebruikt, maar ook aan papiergebruik verbonden gereedschappen, zoals pennen, plakmiddelen en een schaar, die iemand kon gebruiken om zijn of haar observaties of gedachten aan het papier toe te vertrouwen.Ga naar eind22 In het manuscript van het Kruid-boek in de Bijzondere Collectie van de Universiteitsbibliotheek in Leiden zijn sporen te vinden van deze omgang met papier en van de gereedschappen die door de schrijvers en tekenaars van Rumphius gebruikt werden. Op enkele bladzijden zijn bijvoorbeeld resten van een zegel te vinden of er is een las als verbindingsstuk van een bladzijde uit een oude krant geknipt om het formaat van de illustratie aan te passen en de afbeelding tijdens het inbinden niet te beschadigen.Ga naar eind23 | |||||||||||||||
Ensembles van papier: talen en lettertekensDe handelsplaatsen en vestigingen van de VOC waren ontmoetingsplaatsen van mensen die gebruikmaakten van verschillende talen en lettertekens op verschillende soorten papier. Omdat Rumphius bijna vijftig jaar op Ambon verbleef - anders dan de predikant Valentijn of latere wetenschappers die er op tijdelijke expeditie | |||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||
Frontispice bij Georg Eberhard Rumfius, D'Amboinsche Rariteitkamer (1705). Collectie Staats- und Universitätsbibliothek Göttingen.
| |||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||
waren - was hij lange tijd in staat de voor hem ‘vreemde’ gebruiken en gewoonten (zogenoemde praktijken) van het schrijven op de Molukken te observeren. Uit de volgende voorbeelden wordt duidelijk dat papier een deel is van een groter geheel van zaken die voor het schrijven noodzakelijk zijn en die tezamen betekenis produceren.Ga naar eind24 Rumphius heeft geschreven over het gebruik van planten door de lokale bevolking. Hierbij vormt de verzorging van die planten door zowel de bevolking als de compagniedienaren een belangrijk vraagstuk voor het koloniale regime. Het Kruidboek levert daarom veel informatie over de landbouw, bijvoorbeeld over de banaan als levensmiddel.Ga naar eind25 Niet alleen de vrucht, maar ook de bladeren van de bananenboom waren nuttig voor de bewoners van Ambon: ‘Dezelfde droge bladeren [Musa] werden ook gebruykt om allerhande kleene waren in te winden, inzonderheyd zuyker-koeken, en zoo komen zy zomtyds in Europa. Men kan er ook brieven van schrijven, die niet lange duren zullen’.Ga naar eind26 Over de ‘Jager-Boom’, ook wel de ‘Wyngevende Palm-Boom’ genoemd, beweerde Rumphius dat de plant meer opleverde dan alleen drank. In dit geval waren de bladeren de basis voor stukken tekst die bewaard konden worden: Uit de jonge en witagtigte bladeren dezes booms maaken de Javanen, Macassaren, en andere Maleyers, ook haar papier, tot dagelykze brieven, met een grifje daar op schryvende, en na de natuurlyke vouwen wederom t'zamen leggende, dieze dan met een draat doorsteken, en t'zamenbinden, even gelyk andere natien, daar geen Lontar was, met de bladeren van den Calappus-boom doen.Ga naar eind27 Met zijn notities over de Lontar (een manuscript vervaardigd uit palmbladeren) als lokale tekstcultuur wordt Rumphius een historicus die een verandering op de eilanden signaleert: In oude tyden was deze manier van op bladeren te schrijven veel gebruikelyker, maar't zedert dat met de aankomst, en handel der vreemdelingen andere papieren ingevoert zyn, zoo zyn die boom-bladeren allenskens in afgang of ongebruik gekomen, zulks men hedensdaags schier nieuvers meer brieven op olas of bladeren schryft dan op Malabar, ende de lantschappen daar omtrent leggende.Ga naar eind28 De interactie met handelaren droeg bij aan deze verandering - niet alleen het contact met Nederlandse of Aziatische handelaren, maar ook dat met de Arabische concurrenten van de VOC. Als geschiedschrijver van Ambon was Rumphius vertrouwd | |||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||
geraakt met het gebruik van Arabische lettertekens in bijvoorbeeld Maleise teksten, zoals de Historie van Hitu van Ridjali.Ga naar eind29 In het Kruid-boek is een verwijzing naar deze kennis onder het lemma over de ‘Schryfvaare’ aan te treffen: Daar van is geen gebruik bekend in de Medicynen, maar de zwarte steelen, die te degen oud, en waar aan de bladeren verdroogt zyn, nemen de Mooren in plaats van ganseschaften, en maken hunne schryfpennen daar van, waar toe zy wegens hunne styvigheid zeer bekwaam zyn, vermits de ganse-schaften voor hunne banden wat te slap vallen, om Arabise letters te formeeren.Ga naar eind30 De relatie tussen materiaal en schrift ontwikkelde zich in de loop van de negentiende eeuw tot een gemengde, hybride vorm, waarbij te denken valt aan een Nederlandstalige tekst over een religieus onderwerp die geschreven is op bladeren van een palmboom.Ga naar eind31 | |||||||||||||||
Interactie met papier: papier en schrift, manuscript en drukOok in de vele bladzijden van het manuscript van het Kruid-boek zijn verschillende soorten en maten papier verwerkt. De tekenaars gebruikten waarschijnlijk voor hun veldwerk op de plantages en in de bossen vaak stukjes van goedkoop grijs of bruinachtig papier als materiaal. Soms konden ze gebruikmaken van papier met het watermerk van de VOC, de zogenoemde foliovellen of ‘Hollandsch’ papier.Ga naar eind32 Naast papier waren er nog twee stoffen belangrijk: lood en tekeninkt. Lood was handig om de vorm van een afbeelding te schetsen, zoals hier en daar te zien is op bladen in het manuscript van het Kruid-boek. Met tekeninkt kon van de eerste schets (die al dan niet buiten was gemaakt) een gedetailleerde illustratie (al dan niet door iemand anders) worden gemaakt. Stappen van dit proces zijn vastgelegd in een van de weinige originele afbeeldingen uit de Rariteitkamer, een zogeheten plakboek met verschillende illustraties uit de achttiende eeuw dat zich vandaag de dag in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag bevindt.Ga naar eind33 Ook al is ieder lemma uit het Kruid-boek en de Rariteitkamer van een illustratie voorzien, toch overheerst de informatie in de vorm van tekst. Het papier conserveert verschillende lagen van werk aan het boek. In de laatste fase van zijn onderzoeksen schrijfproces heeft Rumphius nog een zogenoemd ‘Auctuarium’ met aanvullende informatie over vele planten gedicteerd. In de ‘Voorrede aan den Leser’ heeft hij laten schrijven: | |||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||
Dog de Overheid dezer landen [...] heeft uit een genereuze drift my de behulpzame hand geboden, en nodige schryvers verschaft. [...] Den Lezer kan nu wel bezeffen, dat het van zyn eerste luyster vry wat missen moet, en dat 'er vele wanstellingen van woorden, en quade speldingen der vreemde namen onderlopen, gelyk 't met alle werken toegaat, die men door geleende ogen en handen opmaken moet [...].Ga naar eind34 Onderweg van Ambon naar Amsterdam leidden correcties van de tekst en illustraties in het Kruid-boek verder tot verschillende lagen van papier. Zo werd voor een illustratie een cartouche (een versierde lijst voor de namen van een plant die als titel dient) uitgeknipt en opnieuw ingezet. Ook werd in de tekst informatie op een apart stukje papier met een naald toegevoegd.Ga naar eind35 Notities met informatie voor inkleuring verwijzen al naar het drukproces. Misschien zijn deze door de botanicus Johannes Burman aan het einde van de jaren dertig van de achttiende eeuw toegevoegd, toen hij bezig was met de redactie en uitgave van het werk.Ga naar eind36 De mensen die zich bezighielden met het materiaal van de Amboinsche boeken zijn bekende figuren uit de toenmalige stedelijke samenleving. Toen zijn onderzoek naar de marine fauna voor de Amboinsche Rariteitkamer was afgesloten, heeft Rumphius ten slotte zijn opdracht aan de mecenas Hendrik d'Acquet geadresseerd: ‘[...] hebbe ik raadzaam gevonden myne Schriften, zoo goet als ze waren, by malkander te pakken, en Uwe Ed. Achtb. over te zenden, opdat Zy die ter drukperrse, indien Zy ze dies waardig keure, overgave’.Ga naar eind37 De drukker François Halma heeft over deze geschiktheid voor de drukpers opgemerkt: ‘Zeker, Ed. Achtb. Heer, scheen het werk, met geenen onbevalligen zwier ontworpen, in den eersten oplage veel volkomener, en gereeder voor de persse dan men naderhand bevondt [...]’.Ga naar eind38 Maar Rumphius was wel bekend met de praktische problemen van de eerste uitgave zoals hij in de voorrede van het Kruid-boek verklaart: ‘Indien U Edelhedens mogten goet vinden, dit myn Werk door een expressen reviseur te laten overzien [...] zo verzoeke, dat by tyts daar van mogte onderregt werden, op dat ik dezelve, gedurenden myn leven, nog vervullen en verbeteren mag’.Ga naar eind39 Met het oog op de toekomstige publicatie had hij al eerder de ‘Waarschuwinge aan den Drucker en Plaatsnijder’ geformuleerd.Ga naar eind40 Maar er waren geen drukproeven voor hem om te corrigeren. Bijna vier decennia was er geen interactie tussen papier en vormgevers. Pas aan het einde van de jaren dertig van de achttiende eeuw liet Burman zijn prospectus voor intekening circuleren om aanbod en vraag op elkaar af te stemmen en om de financiering van de druk veilig te stellen.Ga naar eind41 Die twaalf boeken en het ‘Auctuarium’ van het Kruid-boek zijn uiteindelijk in vijf delen tussen 1741 en 1750 in Amsterdam verschenen. | |||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||
BesluitIn het Kruid-boek heeft de ‘clercq van den Autheur’ in zijn voorrede ‘Het Boek beantwoord den Autheur’ het object gekarakteriseerd als ‘Ik u Papiere-kind’. Het hier geschetste profiel van materialiteit laat de transportatie van artefacten tussen Ambon en Amsterdam zien, de sociale geschiedenis rondom de boeken en verder nog de ‘vliegbaan’ van verzamelingen uit de achttiende eeuw naar de hedendaagse collecties in Nederland. In de teksten van Rumphius over het materiaal dat hij had geobserveerd, zit verdere informatie over het vroegere plaatselijke gebruik van papier en gereedschappen door verschillende groepen onder het regime van de VOC. Alles bij elkaar genomen tonen deze bronnen de omtrekken van een cultuur van schrijven die heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van Indische letteren in de ruimste zin - van getuigenissen over reisberichten tot romans. | |||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||
Esther Helena Arens is historica en werkt als postdoctoraal onderzoeker aan het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit Keulen. Haar project over materiële cultuur tussen Amsterdam en Ambon in de achttiende eeuw maakt deel uit van het interdisciplinaire DFG-project Aziatisch-Europesche ruimtes van kennis. G.E. Rumphius en zijn teksten, circa 1670-1755. Haar proefschrift Her-ordening. West-Duitse en Nederlandse ‘ontwikkelingshulp’ voor Indonesië in de jaren 1960 heeft ze in Keulen verdedigd. Ze is spreker van de bilaterale Werkgroep Duits-Nederlandse geschiedenis (WDNG) en blogt op Botanical Letters (www.botanical.hypotheses.org). |
|