Indische Letteren. Jaargang 31
(2016)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |||||||||||
Van geestelijk voedsel tot een zoete kwelling
| |||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||
Alles wat maar papier bevatte, werd tijdens de Japanse gevangenschap gebruikt om recepten in op te schrijven, zoals dit ‘verbandleerboekje’ bij een cursus EHBO (particuliere collectie Ada Bennink).
Honger en als gevolg daarvan het schrijven over eten is een fenomeen dat in vrijwel geen een dagboek ontbreekt. [...] Als gevolg van de voedselschaarste hielden vele auteurs nauwgezet per dag bij wat zij aan voedsel [van de Japanners, EC] ontvingen, hoeveel calorieën het bevatte en hoe zij het eten bewaarden en bereidden. Velen noteerden hun (afnemende) gewicht. Daarnaast ontwikkelde zich er zich een rage die bestond uit het verzamelen van recepten, ondanks (of juist dankzij) dat men de ingrediënten er niet voor had om ze te bereiden.Ga naar eind2 Nu had ik zelf zo'n verzameling in handen. Een halve eeuw lang wist niemand iets van deze recepten af. De collectie kwam aan het licht toen de eigenaresse ervan naar een verzorgingshuis ging en haar oude woning leeg moest worden opgeleverd. Deze indrukwekkende verzameling was opgeschreven door Adeline Inklaar-van Veersen (1882) en Theodora ‘Dodo’ Bennink-Inklaar (1906), moeder en dochter van Indo-Europese afkomst. De naam van Dodo, samen met die van haar oudere zus Paula, is te zien op muursteen in de voorgevel van de Bataviase villa van het gezin, gelegen aan de Tjikiniweg 28 in de wijk Weltevreden. | |||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||
Huize Paula-Dodo, Tjikiniweg 28 in Batavia (particuliere collectie Ada Bennink).
Omslag van De smaak van verlangen.
Tijdens de Japanse bezetting waren moeder en dochter achtereenvolgens geïnterneerd in de vrouwenkampen Bloemenkamp, Tjihapit, Grogol en Tjideng.Ga naar eind3 Hoewel de materiële waarde van de collectie kamprecepten gering is, kunnen ze als een waardevolle verzameling worden beschouwd. De recepten zijn bijzonder omdat ze tijdens de jarenlange gevangenschap in Japanse interneringskampen uit het hoofd zijn herinnerd, verzameld en opgeschreven. Uit de meer dan duizend recepten maakte ik samen met Cathelijne van den Bercken en Elwin Swinkels een lastige, maar weloverwegen keuze om een kookboek samen te stellen, getiteld De smaak van verlangen (2007).Ga naar eind4 Alle recepten zijn uitgeprobeerd, waarbij we deze aanpasten aan de maateenheden van nu (wie weet nog wat een ‘1 kattie’ is? Een-en-een- | |||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||
kwart pond, ofwel 625 gram!) en gebruikmakend van ingrediënten die goed in Nederland verkrijgbaar zijn. Als toelichting legden we uit dat De smaak van verlangen een historisch kookboek was waarin je kon lezen, of een geschiedenisboek waaruit je kon koken. | |||||||||||
Universeel verschijnselMet de titel De smaak van verlangen. Droomrecepten en verhalen uit bezet Nederlands-Indië verwijzen we naar het mechanisme dat de kampgevangenen de illusie van het bereiden van uitgebreide maaltijden in stand hielden, terwijl er in realiteit vrijwel geen voedsel in de kampen door de Japanners beschikbaar werd gesteld. Het verzamelen, van elkaar overnemen en opschrijven van recepten met ingrediënten waarvan gevangen alleen maar konden dromen, is een universeel verschijnsel. Het was een fenomeen, een rage en een obsessie tegelijkertijd, bekend in de krijgsgevangen- en interneringskampen tijdens de Japanse bezetting, maar ook in de nazi-concentratiekampen in Europa. Op basis van deze recepten zijn na de oorlog eveneens kookboeken samengesteld.Ga naar eind5 De constatering dat het hier om een universeel verschijnsel gaat, roept de vraag op: waarom verzamelden hongerlijdende gevangenen recepten? ‘Making a cookbook when you are a starving prisoner of war seems perverse at first, but it is precisely what Canadian Ethel Rogers Mulvany did’, aldus Suzanne Evans over het Prisoners of War Cook Book, het kampkookboek van deze vrouw. Ethel Rogers was een Canadese die door haar huwelijk met de Britse legerarts Denis Mulvany in Singapore terechtkwam.Ga naar eind6 Tijdens de Japanse bezetting was zij geïnterneerd in de Changi-gevangenis in Singapore.Ga naar eind7 Mulvany publiceerde haar kampkookboek direct na de oorlog in 1946, toen zij was teruggekeerd naar Toronto in Canada. Er werden maar liefst 20.000 exemplaren van het kookboek verkocht. De opbrengst van $18.000,- ging naar voormalige krijgsgevangen die in Engeland werden verpleegd. Volgens Mulvany hielp het verzamelen en overschrijven van recepten de gevangenen om het alsmaar knagende gevoel van honger te verlichten: ‘Many of us slept with the feeling of having had a meal, after two or three hours of recipe writing’.Ga naar eind8 Dit zal ongetwijfeld ook zo voor Adeline Inklaar-van Veersen en Dodo Bennink-Inklaar zijn geweest. Het verzamelen van kamprecepten moet voor hen een zeer intensieve, maar ook zeer bevredigende bezigheid zijn geweest. Moeder en dochter waren samen met hun vier (klein-)kinderen geïnterneerd, die in de leeftijd van twee tot tien jaar varieerden. Hoewel de zorg voor vier (klein-)kinderen in kampomstan- | |||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||
digheden verre van eenvoudig zal zijn geweest, zagen moeder en dochter ondanks alles kans om meer dan duizend recepten op te schrijven. Deze bezigheid hielden zij gedurende de gehele kampperiode van ongeveer drie jaar tijd hartstochtelijk vol. Over eten schrijven kon de honger van de gevangenen verlichten. Het had daarmee een heilzaam effect. Het leidde af van de werkelijke en soms zelfs penibele situatie van de geïnterneerden, waarin honger het denken en doen ging beheersen. Daarnaast zat in het praten, het met elkaar uitwisselen en opschrijven van recepten een onmiskenbaar sociaal aspect. Het kon verbintenissen tussen gevangenen smeden - en vriendschap was een factor van betekenis in de context van gevangenschap. Ook moet het verzamelen, schrijven, lezen en herlezen van recepten een aangenaam tijdverdrijf zijn geweest in de deprimerende omgeving van een gevangenis of kamp. | |||||||||||
Geestelijk voedselNaast bovengenoemde aspecten kunnen nog andere factoren van betekenis worden toegekend aan het verzamelen van recepten. Die aspecten zijn terug te vinden in andere kampdagboeken. Een enkele geïnterneerde was in staat om het verlangen naar voedsel (letterlijk) te overstijgen door er (in figuurlijke zin) over te schrijven. Zo iemand was professor Izaäk Brugmans (1896-1992). Zijn levensloop geeft aanwijzingen om beter te kunnen begrijpen waarom het hem lukte om het gevoel van honger te sublimeren. Brugmans was werkzaam als hoogleraar algemene geschiedenis aan de letterenfaculteit te Batavia. Hij was 46 jaar, getrouwd en had drie dochters die samen met zijn echtgenote Louise Martens in een aantal vrouwenkampen werden geïnterneerd. Brugmans zelf kwam terecht in de mannenkampen Stella Maris te Bandoeng en Baros III in Tjimahi. In de kampen zette de hoogleraar zoveel als mogelijk was zijn vooroorlogse bestaan voort: hij ging door met het geven van lezingen en cursussen en nam zelfs examens af, om te voorkomen dat de jongens in het kamp door de oorlog een leerachterstand zouden oplopen. Het is aannemelijk dat geïnterneerden, die erin slaagden om hun vooroorlogse leven zoveel mogelijk onder kampomstandigheden voort te zetten, het beste af waren.Ga naar eind9 Uit psychologisch onderzoek is naar voren gekomen dat het realiseren van (een vorm van) continuïteit met het leven van voor een ingrijpende gebeurtenis gunstig is. Het biedt houvast in een uiterst ongewis kampbestaan. De Japanse bezetting en de daaropvolgende internering waren een enorme breuk in het bestaan. Brugmans slaagde er wonderwel in om zoveel | |||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||
mogelijk door te gaan met zijn vooroorlogse werkzaamheden. Maar naarmate de internering langer duurde, werd ook voor hem het gebrek aan voedsel, maar ook aan medicijnen en rust steeds nijpender.
Prof. dr. Izaäk Brugmans (particuliere collectie Adèle Maclaine Pont-Brugmans).
Brugmans raakte uiteindelijk zwaar ondervoed. Op 10 december 1943 noteerde hij in zijn kampdagboek: ‘De dokter schrijft mij extra rijstvoeding voor, na mij op mijn jeugdlezing eergisteren (over de Nazi's) geobserveerd te hebben en een te groote magerte te hebben geconstateerd’.Ga naar eind10 Brugmans was 1,96 centimeter lang, die aan het einde van de Japanse bezetting, op 21 juni 1945 noteerde: ‘Eergister herkeurd en ingedeeld voor het corvee in groep D, die vrij is van alles. Welkom; ik weeg 47,7!’Ga naar eind11 De notitie is nog vrij monter, wellicht omdat Brugmans vrijgesteld werd van corvee. | |||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||
De hoogleraar moet aan het einde van de Japanse bezetting vel over been zijn geweest. Zijn precieze dagboeknotities maken het mogelijk om naar de maatstaf van nu door te rekenen hoe Brugmans er fysiek voor stond. Gebaseerd op zijn lengte en gewicht komt zijn Body Mass Index (BMI) uit op een waarde van 12,4. Naar de inzichten van nu geldt een BMI tussen de 19 en 25 als een gezond gewicht. Waarden onder de 19 zijn zorgwekkend, laat staan een extreem lage waarde als die van Brugmans. Hoeveel honger hij ook gehad moet hebben, de voedselsituatie in en buiten de Japanse kampen benaderde Brugmans tijdens zijn kamptijd op rationele wijze. ‘Java geen rijst!’ schreef hij op 12 januari 1944. Hij vervolgde: ‘Ontstellend, hoe weinig economische inzicht de menschen hebben: men spreekt o.a. van “poging der Japanners om ons Europeanen uit te hongeren”, niet begrijpend dat, juist als in 1918, de oorlog armoe en schaarste brengt’.Ga naar eind12 Met ‘juist als in 1918’ verwees Brugmans naar de honger in het laatste jaar van de Eerste Wereldoorlog. Voor de hoogleraar was geestelijke voeding in de vorm van boeken, kranten en intellectuele debatten veel belangrijker dan letterlijk eten. Het bemachtigen van papier om zijn gedachten en kennis op te tekenen en te verspreiden woog voor hem zwaarder dan het verkrijgen van voedsel. Door zijn intellectuele instelling wist Brugmans zich los te maken van fysieke en materiële behoeften. ‘Wat zijn de menschen door de slechte voeding prikkelbaar!’ schreef hij verwonderd op 29 maart 1944. ‘Ze kibbelen over een dobbelsteentje vleesch of een paar korreltjes rijst. Het is te verklaren, maar wijst op kleinheid. Ook de eindelooze gesprekken over eten wijzen op honger’.Ga naar eind13 Brugmans, zijn echtgenote en drie dochters overleefden de Japanse bezetting. In 1946 repatrieerde hij met zijn gezin naar Nederland. | |||||||||||
Zoete kwellingBrugmans was een uitzondering: voor hem geen ‘eindeloze gesprekken over eten’ of het verzamelen van recepten als overlevingsmechanisme. Maar voor de meesten was het verzamelen van recepten een zoete kwelling. ‘Writing recipes must have been painful for the authors’, aldus het voorwoord van In Memory's Kitchen over het concentratiekamp Theresienstadt: ‘Recalling recipes was an act of discipline that required them to suppress their current hunger and to think of the ordinary world before the camps - and perhaps to dare to dream of a world after the camps’.Ga naar eind14 Aan deze observatie kan een eerste opvallendste aspect aan de recepten uit de kampen worden gekoppeld. De verzameling kamprecepten van Adeline Inklaar-van Veersen | |||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||
en Dodo Bennink-Inklaar kent opvallend veel zoete gerechten zoals chocoladetaart of coconut butterscotch pie. Ook in het kampkookboek van Ethel Mulvany uit Singapore vielen de vele zoete en feestelijke gerechten op: ‘An abundance of cakes, puddings, candies and cookies fill the pages’.Ga naar eind15 Semiotiekwetenschapper Wendy Leeds-Herwitz bracht naar voren dat mensen in oorlogstijd de neiging hebben om naar voedsel te verlangen dat herinnert aan de kindertijd en als troostend wordt ervaren: Cakes are of particular interest as they contrast with everday foods. They are associated with special occasions, such as birthdays, weddings and jubilees. [...] Cakes are foods we learn to love as children, and as food historian Mimi Sheraton says in her book The Bialy Eaters: ‘Few aspects of life inspire such persistent nostalgia as the foods of one's childhood, reminder of the joyful security of home and family’.Ga naar eind16 De recepten die de geïnterneerden tijdens de kamptijd opschreven waren letterlijk droomrecepten. Ze verwijzen niet alleen vooruit, naar de wensdroom van vrijheid en vrede in de toekomst, maar ook naar het illusionaire verlangen van teruggaan. Terug naar het vooroorlogse leven - hetzij in Indië, hetzij in Nederland, al naar gelang de persoonlijke situatie van de geïnterneerden. Voedsel is een sterke drager van verlangen, zo blijkt uit de kampdagboeken. Anneke Henkes-Rijsdijk, geïnterneerd in vrouwenkamp Tjideng, noteerde op 23 maart 1945 op levendige wijze in haar kampdagboek hoe zij verlangde naar vroeger: Er waait een Hollandsche bolle wind en ik denk aan een zomersche dag van vroeger ... Limonade in de tuin en taartjes, want er is iemand vrij. Ik ruik het gras en de tuin in de zomer! Zouden we het nog één keer beleven ... Als kinderen in onze linnen jurken met lakceintuur.Ga naar eind17 Behalve dat de taartjes als zoete lekkernijen in bovenstaand fragment een belangrijke rol in het nostalgische verlangen naar vroeger spelen, blijkt ook het weer en het klimaat een factor van betekenis. De ‘Hollandsche bolle wind’ wekte de associatie op naar het leven van Henkes-Rijsdijk als kind in Nederland. Vergelijkbaar met Henkes-Rijsdijk, beschreef mevrouw J. Toeter-Teunisse op 29 maart 1943 in haar kampdagboek hoe zij Nederland herkende in het koele bergklimaat van Brastagi (Sumatra's Oostkust): 'n Echt gure mistige dag, wanneer ik zoo naar buiten kijk, worden mijn gedachten onweerstaanbaar naar Nederland getrokken. Het klimaat en het landschap | |||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||
doen zoo sterk aan Holland denken, dat ik vooral de laatste tijd sterk heimwee krijg naar eigen land en omgeving. Dit verlangen is soms zelfs sterker dan dat naar m'n eigen huis hier.Ga naar eind18 Of nogmaals Anneke Henkes-Rijsdijk, in haar kampdagboek op 21 februari 1945: Wanneer zullen we weer Hollands blauwe luchten zien ... wanneer weer het goudgele speenkruid? En wanneer zullen we een miezerige herfstdag meemaken en wandelen door de duinen?Ga naar eind19 De levensechte en haarscherp opgetekende herinneringen van deze dagboekschrijfsters aan Nederland getuigen van een diepe nostalgie; naar natuurelementen die onmogelijk in Indië kunnen worden aangetroffen. En hoewel het misschien een geromantiseerd beeld van Nederland betreft, is het opvallend dat deze twee auteurs, beide totok-vrouwen, naar hun voor-Indische bestaan verlangen - en niet naar hun voor-oorlogse leven in Indië. Toeter-Teunisse was het meest expliciet in haar emoties met de constatering dat haar heimwee naar Nederland zelfs groter was dan dat naar haar huis in Indië. Omdat de kindertijd van deze twee vrouwen zich in Nederland afspeelde, gaat hun verlangen naar vroeger uit naar hun geboorteland. Nostalgie tekent zich in de kampdagboeken langs meerdere lijnen af: naast het verlangen naar het (Hollandse) weer en klimaat is voedsel een bijzonder krachtige drager van nostalgische gevoelens. | |||||||||||
ExotischLaten we terugkeren naar de rol die voedsel kan spelen in de constructie van het verlangen naar vroeger. In dit artikel is reeds vastgesteld dat de nadruk op de grote hoeveelheid zoete gerechten in de verzameling recepten gekoppeld kan worden aan de zoete smaak van eten uit de kindertijd. Voedsel dat herinnert aan de kindertijd wordt als troostend ervaren: het is letterlijk comfort food. Daarnaast is het opvallend dat de recepten níet gaan over hoe maaltijden te bereiden in een tijd van schaarste, maar getuigen van extravagante en uitgebreide culinaire hoogstandjes. Zo komen we in de droomrecepten van Adeline Inklaar-van Veersen en Dodo Bennink-Inklaar onder andere oesters met champagne en kreeftenboter tegen. Verder springt in het oog dat de gerechten veelal Nederlands van aard zijn, bestaande uit klassiekers uit de Hollandse keuken, zoals filosoof (een vleesgerecht met aardappelpuree), hangop van | |||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||
karnemelk, boerenkool met kastanjes en stamppot van snijbonen. Net als bij comfort food, lijkt het ook hier te gaan om de dynamiek tussen realiteit en wensdroom, tussen feitelijke situatie en verlangen. De hunkering naar luxe gerechten enerzijds en Hollandse klassiekers anderzijds fungeert voor de gevangenen als een tegenwicht tegen het slechte en schaarse voedsel in de kampen. Bezien vanuit de Indische context kan Hollands eten als ‘exotisch’ worden beschouwd. Rijst was het basisingrediënt in Nederlands-Indië. In adellijke Indonesische kringen werd rijst tijdens selamatans met vele gerechten opgediend, zoals verschillende soorten vlees, vis, kip, sauzen, sajoers, sambals, eieren en omeletten, kroepoek, tahoe en tempé. Rijst goldx als hoofdvoedsel voor de gehele bevolking; zowel voor Indonesische, Indische als Nederlandse inwoners. De Indo-Europese Molly Kooijmans-Roukens, tijdens de oorlog geïnterneerd in Noord-Celebes, herinnerde zich over de dagelijkse maaltijden voor de oorlog: We aten rijst met sajoer (groente), een gehaktballetje of kippenpootje en een stukje kroepoek erbij, dat was het dan. Saté of lever met uitjes aten we ook wel. De baboe maakte soms Europese gerechten, zoals zuurkool en stamppot. Dát vonden wij exotisch eten!Ga naar eind20 De centrale rol van rijst komt terug in de Indische rijsttafel: het product én de culinaire erfenis van het Nederlands kolonialisme in Indië. De Indische rijsttafel verschilt van de Indonesische qua smaak en ingrediënten. De Indische rijsttafel is als mengkeuken het resultaat van Indonesische en Europese keukens, waaronder de Portugese, Spaanse, Franse en vooral de Nederlandse keuken. Technologische ontwikkelingen in de twintigste eeuw hadden de import van ingrediënten en producten uit Europa, zoals spruitjes, spinazie, rode kool, sla, aardappels en macaroni, makkelijker gemaakt. Niettemin stond de Indische rijsttafel nog lange tijd bij menig Nederlands(-Indisch) gezin van voor de oorlog op het menu. Tegen deze achtergrond is het beter te begrijpen waarom geïnterneerden recepten verzamelden waarvoor luxe dan wel exotische, Europese ingrediënten nodig waren die onder de gegeven omstandigheden absoluut niet verkrijgbaar waren. Als het verzamelen van recepten een bezigheid is die, zoals we in dit artikel al eerder hebben gezien, los staat van de feitelijke omstandigheden waarin ze bereid kunnen worden, is het misschien zelfs logisch dat extravagante en exotische recepten geliefd werden. | |||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||
Ter afsluiting
Een van de droomrecepten in De smaak van verlangen (2007).
Een laatste, markante overeenkomst tussen de collectie recepten van Ethel Mulvany in Singapore en die van moeder en dochter Inklaar in Nederlands-Indië verdient nog aandacht. In beide receptenverzamelingen zijn gerechten te vinden die naar het Britse, dan wel het Nederlandse koningshuis verwijzen. In het Engelse kookboek treffen we King George cutlets (koteletten) aan, puddingen vernoemd naar Koningin Elizabeth en haar dochters Elizabeth en Margaret, alsook Palace Chocolate Cake en Palace Biscuits. Een verklaring voor deze bijzondere vernoemingen ligt voor de hand: ‘Loyalty to the British empire is seen in the number of recipes refering to royalty’.Ga naar eind21 Moeder en dochter Inklaar hadden Oranjeschilletjes (sinaassappelschilletjes in gesmolten chocolade) en Wilhelmina melange (zoete koffie met slagroom) in hun collectie recepten opgenomen. De verwijzing naar het koningshuis van Oranje en de heersende vorstin krijgen in de context van de oorlog de betekenis van symbolisch verzet tegen de Japanse overheersing. Het is een manier om de moraal hoog te houden, vergelijkbaar met kledingstukken die de geïnterneerde vrouwen in rood-wit-blauwe volgorde aan de waslijn hingen. Overigens mag worden aangenomen dat de Japanse kampbewakers niet coulant zouden zijn als zij de kamprecepten aantroffen. | |||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||
Het houden van dagboeken was door de Japanse bezetter verboden. Een verbod op het schrijven recepten is niet in de kampreglementen terug te vinden, al lijkt het voor de hand liggend dat een Japanse kampbewaker geen onderscheid zou maken tussen het schrijven van een dagboek en het schrijven van recepten. Dat geïnterneerden het risico namen om recepten te verzamelen getuigt van een visioen. De recepten kunnen worden beschouwd als zoete dromen van mensen in gevangenschap die enerzijds verlangen naar de vrede van vroeger en anderzijds blijven uitzien naar een toekomst in vrijheid. Uit de vurige wens om nog eens te kunnen genieten van de heerlijkste recepten, richtten de gevangen en geïnterneerden hun blik op het einde van de oorlog en de tijd daarna, die vrede en vrijheid zou brengen. Dat de droomrecepten letterlijk recepten bleven om uitsluitend van te dromen, blijkt uit de constatering dat geen van de vrouwen in De smaak van verlangen na afloop van de oorlog de recepten daadwerkelijk heeft bereid. In de woorden van Riekje Hajonides van der Meulen-de Jong, geïnterneerd in de kampen Kramat en Tjideng: ‘En natuurlijk dacht je bij jezelf: als ik bevrijd ben, dan ga ik dat maken! Dat is nooit gebeurd, want zodra mijn buikje weer vol was, ben ik gestopt met schrijven’.Ga naar eind22 | |||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||
Esther Captain is historicus en werkzaam als hoofd onderzoek bij het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Eerder was zij onder andere werkzaam als onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam, de Universiteit Utrecht en het NIOD, alsook als projectleider Indisch Erfgoed bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Zij publiceert regelmatig over post-koloniale herinneringscultuur, erfgoed en culturele overdracht tussen de generaties. Captain schrijft graag op het snijvlak van wetenschappelijk onderzoek en een breder publiek. Recentelijk publiceerde ze (met Maarten Dallinga) Het vrijheidsboek. Generaties over vrijheid en onvrijheid in naoorlogs Nederland (2016), (met Trudy Mooren), Familie, oorlog en generaties/Family, War and Generations (2014) en (met Guno Jones) Oorlogserfgoed overzee. De erfenis van de Tweede Wereldoorlog in Aruba, Curaçao, Indonesië en Suriname (2010). |
|