Indische Letteren. Jaargang 30
(2015)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||
‘Wat in het hart is, komt in TONG-TONG boven’
| |||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||
Cover van Onze Brug (archief Moesson).
| |||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||
Lilian Ducelle of later onder die van dochter Vivian Boon en tegenwoordig die van Marjolein van Asdonck. De verschillende redactionele opvattingen hiervan komen in dit artikel aan de orde. Hierin wordt betoogd dat de aanvankelijke brede definitie van ‘Indische’ identiteit van Robinson verengt onder de redactie van Ducelle om vervolgens opnieuw vormgegeven te worden door de hoofdredactrices uit de postkoloniale generaties. | |||||||||||||||||||
Onder de hoofdredactie van Tjalie RobinsonDe persgeschiedenis van het blad speelt zich af tegen een maatschappelijke achtergrond waarin zich rond Indische Nederlanders twee belangrijke ontwikkelingen voordoen: ten eerste werden Indische Nederlanders in de loop van de tweede helft van de twintigste eeuw steeds vaker het subject van beeldvorming en begonnen zij met succes hun eigen denkbeelden en standpunten te verdedigen in zowel het politieke, journalistieke als literaire domein, waarbij hun zelfbeelden - hun visies op zichzelf, omgang met het Indische verleden en positie in de postkoloniale maatschappij - belangrijker werden dan beelden van anderen over hen; ten tweede ontworstelden Indische Nederlanders zich langzaam maar zeker aan de hen opgelegde assimilatie en maakten zij vanaf de jaren zeventig een emancipatieslag door.Ga naar eind7 In beide ontwikkelingen heeft Tong Tong een belangrijke voortrekkersrol gespeeld en vormde Robinson een sleutelfiguur die volgens biograaf Wim Willems ‘een zichtbaar stempel heeft gedrukt op de ontwikkeling van de Indische gemeenschap’ en ‘een fundament voor de continuïteit van de Indische identiteit in Nederland [heeft gelegd]’.Ga naar eind8
Tjalie Robinson (archief Moesson).
De titel van het tijdschrift verwijst naar een uitgeholde boomstam die door de oorspronkelijke bevolking van Indië gebruikt werd als communicatiemiddel om alarm te slaan of te seinen waarbij het | |||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||
ritme van de slagen de boodschap overbracht,Ga naar eind9 en heeft dus een symbolische betekenis: enerzijds symboliseerde de titel het alarm slaan om de Indische stem in postkoloniaal Nederland niet verloren te laten gaan; anderzijds verwees die naar het communicatieplatform dat het blad voor Indische Nederlanders wilde vormen. Hieraan was dringend behoefte volgens Robinson, want de stem van Indische Nederlanders in de Nederlandse pers was zo goed als afwezig: ‘In de vrije pers is onze groep van 350.000 Indischgasten volkomen onhoorbaar; immers versplinterd in duizenden abonnee-schapjes van duizend kranten’.Ga naar eind10 Hij vreesde voor de teloorgang van het Indische gedachten- en cultuurgoed onder de ‘assimilatiedwang’ en zag het als zijn persoonlijke missie en de morele plicht van alle Indische Nederlanders om die niet verloren te laten gaan. Hij was voor integratie in de Nederlandse maatschappij maar met behoud van eigen identiteit en daarom fel tegenstander van assimilatie.Ga naar eind11
Cover van Tong Tong (archief Moesson).
| |||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||
In 1958 doopte Robinson het blad om in Tong Tong dat zich als gezegd expliciet richtte op een breed publiek van alle Indische Nederlanders. Het oorspronkelijke motto luidde bijvoorbeeld: ‘Met de volle inzet van ALLE NEDERLANDERS UIT INDIE, die het Ned. volk vertellen willen hoe wij WERKELIJK leefden, en die overtuigd zijn van de noodzaak om met veel van onze waarden het leven hier te verrijken’.Ga naar eind12 ‘Indische Nederlanders’ was een containerbegrip waarachter verschillende groepen schuilgingen. Zij droegen in het blad het hart op de tong en kwamen er geregeld met elkaar in botsing. De verschillen leken zich vooral uit te kristalliseren in twee tegenstellingen: de ‘blanke’ Indische Nederlanders versus de Indo-Europeanen en de kleine versus de grote boeng.Ga naar eind13 Robinson bemiddelde als hoofdredacteur tussen al deze verschillende visies uit de Indische gemeenschap: niet etnische afkomst of milieu, maar het gedeelde verleden moest de gemene deler vormen. Op basis hiervan moest gemeenschapszin onder Indische Nederlanders ontstaan en zou Tong Tong voor een Indisch stemgeluid in de postkoloniale arena kunnen zorgen.Ga naar eind14 Geheel in de traditie van de Indische journalistiek, sloeg Tong Tong bij monde van Robinson een strijdbare, geëngageerde toon aan. De Indische pers werd van oudsher gekenmerkt door de zogenoemde tropenstijl, een polemische vorm van verslaglegging die fel van toon en ad hominem was. Robinson zette deze vorm van journalistiek in postkoloniaal Nederland voort.Ga naar eind15 Poekoel teroes was zijn devies, wat letterlijk betekende ‘blijf slaan’ maar waarmee eigenlijk bedoeld werd ‘geef niet op’.Ga naar eind16 Tong Tong vormde een aanklacht tegen de beeldvorming over Indische Nederlanders in de Nederlandse pers: het blad schilderde hen niet af als een hulpbehoevende, onaangepaste groep kolonialen die voor onherroepelijke maatschappelijke problemen zou zorgen,Ga naar eind17 maar vond dat zij met hun Indische denkbeelden en leefwijzen de Nederlandse samenleving juist kwamen verrijken:
Tong Tong had dus een dubbele roeping: het wilde Indische Nederlanders bewustmaken van de waarde van het Indische verleden om zo een groepsgevoel onder hen te kweken en tegelijkertijd op die manier de Indische geschiedenis, cultuur en identiteit voor uitsterven te behoeden. Hiermee roeide het blad regelrecht tegen de stroom | |||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||
aan beeldvorming over Indische Nederlanders in. Robinson hekelde bijvoorbeeld het gebrek aan publieke belangstelling voor het Indische verleden in de jaren vijftig en zestig en wees niet-aflatend op de meerwaarde van de Indische Nederlander. Nederland zou zijn bevoorrechte positie in de wereld zelfs aan de Indische gemeenschap te danken hebben: ‘tegenover de Indischman [is] altijd veel gekankerd en gekleineerd [...], terwijl geen volksgroep zóveel gedaan heeft voor de groei en welvaart van Nederland als dat handjevol “kolonialen” in de Oost’.Ga naar eind19 Tong Tong was dus geen ‘heimweeblaadje’ zoals het blad door buitenstaanders ook wel smalend genoemd werd, maar een manifest voor cultureel zelfbehoud van Indische Nederlanders.Ga naar eind20 Hoewel Robinson met zijn emancipatoire boodschap aanvankelijk een roepende in de woestijn leek, begon het tij tegen de jaren zeventig te keren. Tong Tong ontving door de jaren heen vele brieven van lezers die zich vertwijfeld afvroegen of het niet beter was om te assimileren in plaats van een Indische identiteit te cultiveren. In 1970 wijdde het blad een op lezersbrieven gebaseerd artikel aan het assimilatiedebat. Opmerkelijk was dat er geen enkele brief binnenkwam die assimilatie openlijk verdedigde, hetgeen volgens de redactie ‘een verbijsterend verschil’ was met voorheen, aangezien pro-assimilatie geluiden hadden aangehouden tot 1965. Deze kentering was dus kennelijk een recent verschijnsel. Lezers schreven nu bijvoorbeeld: ‘Blijf zoals je bent, assimileer dan maar niet, want echt zoals jij bent en velen met jou, zo ben je goed’ en: Als assimileren betekent: opgaan in de andere samenleving en je eigen identiteit verliezen, dan... nooit! Maar als het betekent: van beide culturen het goede bewaren en proberen daar een acceptabel geheel van te maken, dan ... ben ik druk doende.Ga naar eind21 | |||||||||||||||||||
Onder de hoofdredactie van Lilian Ducelle en Ralph BoekholtDeze aanzwellende emancipatoire ‘Indische’ geluiden kwamen op in een periode dat Indië aan populariteit begon te winnen. In de jaren zeventig vond er, in de woorden van Lizzy van Leeuwen, namelijk een ‘tweede ontdekking’ van Indië door Nederland plaats.Ga naar eind22 Het ging om een symbolische ontdekking waarbij Indië en Indische cultuuruitingen opnieuw in de publieke belangstelling kwamen te staan - te denken valt bijvoorbeeld aan het succes van het tv-programma de Late Late Lien Show of de verfilmingen van De stille kracht (1974) en Max Havelaar (1976). Vanaf de jaren ze- | |||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||
ventig genoten de Indische geschiedenis, cultuur en identiteit groeiende populariteit en ontstond er een nationale herinneringscultuur rond Indië.Ga naar eind23 Het is tevens de periode waarin Indische Nederlanders een emancipatieslag doormaakten en met succes hun eigen denkbeelden en standpunten onder de aandacht van het grote publiek en de politiek brachten.Ga naar eind24
Lilian Ducelle (archief Moesson).
In deze periode ging het begrip ‘Indische Nederlanders’ steeds vaker weer in zijn oorspronkelijke betekenis circuleren, namelijk als synoniem voor Indo-Europeanen, en begon de oriëntatie van Tong Tong op de brede Indische lotsgemeenschap te verengen. Het blad ging zich in toenemende mate op Indo-Europese lezers richten. Dat kwam omdat het lezerspubliek begon te veranderen: ten eerste begon de generatie Indische Nederlanders die Indië uit eigen ervaring gekend had, te vergrijzen en verdwijnen; ten tweede werd een nieuwe naoorlogse generatie Indische Nederlanders volwassen, waaruit vooral Indo-Europeanen zich met hun Indische familieverleden gingen bezighouden en op basis van etniciteit een ‘Indische’ identiteit claimden. Hierdoor gingen geracialiseerde aspecten - net als in de (laat-) koloniale tijd - opnieuw een rol spelen in definities van Indisch-zijn. Daarnaast vond op de burelen van Tong Tong een ingrijpende verandering plaats: Robinson overleed in het voorjaar van 1974 waarna de hoofdredactie overgenomen werd door zijn vrouw Lilian Ducelle, pseudoniem van Lily van Zele (1919-2013). In 1978 werd onder haar leiding het blad omgedoopt in Moesson, dat sindsdien steeds bewuster en actueler werd.Ga naar eind25 Door de hernieuwde publieke interesse voor Indië en het Indische verleden verloor de kring rond Tong Tong waartoe intussen onder meer ook de Haagse Pasar Malam en uitgeverij Moesson behoorden, het monopolie op Indische beeldvorming.Ga naar eind26 Opvallend is dat het blad onder de hoofdredactie van Ducelle zich vaak verzette tegen Indische beeldvorming buiten de eigen kring. Vooral ‘blanke’ Indische Nederlanders moesten het ontgelden. Wieteke van Dort kreeg bijvoorbeeld ervan langs om haar rol van Tante Lien uit de Late Late Lien Show (1979-1981). Ducelle had geen goed woord over voor het amusementspro- | |||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||
gramma over Indische Nederlanders en evenmin voor de media die de show positief ontvangen hadden: ‘Dat de Nederlandse pers unaniem enthousiast was over de shows is het beste bewijs dat ze slecht waren. Waarom zou de opinie van de Nederlandse recensenten die zonder uitzondering geen snars van Indonesië afweten, [maatgevend zijn]’.Ga naar eind27 Daarnaast veegde Moesson de vloer aan met publicisten die interesse in het Indische verleden en Indische Nederlanders toonden. Zo moesten ook Tessel Pollmann en Rudy Kousbroek het ontgelden. In 1983 wijdde Vrij Nederland een serie artikelen aan Indische Nederlanders onder de titel ‘In Nederland Door Omstandigheden’.Ga naar eind28 Deze reportage van Pollmann waarin leden van de Indische gemeenschap uit Alkmaar geïnterviewd werden, werd drie jaar later onder de zelfde titel in boekvorm uitgegeven waarvan een vernietigende recensie verscheen in Moesson. Hierin verweet Ralph Boekholt, aanvankelijk rechterhand van Ducelle en later hoofdredacteur,Ga naar eind29 Pollmann de Indo te ‘misbruiken’ om hun herinneringen aan Indië als een mooi en geliefd land te ontkrachtenGa naar eind30 - veel van zulke ‘nostalgische’ herinneringen waren ook in Tong Tong en Moesson opgetekend waardoor het blad zich in zijn hart getroffen voelde. In het publieke debat rond Indische Nederlanders tekenden zich twee gescheiden kanalen van beeldvorming afwaarbij verschillende groepen Indische Nederlanders elk een eigen publieke arena claimden: de ‘totoks’ (waartoe nu gemakshalve alle ‘blanke’ Indische Nederlanders gerekend werden, ook zij die in Indië geboren en getogen waren zoals Kousbroek) manifesteerden zich vooral in de Nederlandse media; Indo-Europeanen overwegend in de kring rond Moesson - een tweedeling van de Indische gemeenschap die al in de laat-koloniale periode een feit was en die in postkoloniaal Nederland opnieuw zou terugkeren, waarin etniciteit dus een hoofdrol speelde.Ga naar eind31 Er was niet alleen sprake van een etnisch, maar tevens van een generatieconflict. Moesson kreeg concurrentie van andere organisaties die zich gingen inzetten voor het behoud en de verheffing van het Indisch cultureel erfgoed. Een naoorlogse generatie Indische Nederlanders betrad de postkoloniale arena. In 1980 werd bijvoorbeeld Nines (Nazaten Indische Nederlanders en Sympathisanten) opgericht, een culturele vereniging die zich onder meer zou gaan inzetten voor de oprichting van een Indisch Cultureel Centrum.Ga naar eind32 Deze naoorlogse nazaten - de zogenoemde Tweede Generatie - werden in de ontluikende multiculturele samenleving met allerlei vragen over het Indische verleden en hun Indische afkomst geconfronteerd. Er ontstonden overal in het land praatgroepen waarin jongeren bespraken wat het voor | |||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||
hen betekende om ‘Indisch’ te zijn en op te groeien in Nederland. Een prominent voorbeeld daarvan was de Indische jongerendag die op 6 mei 1984 in Amsterdam georganiseerd werd.Ga naar eind33 Moesson richtte zich aanvankelijk niet of nauwelijks op de naoorlogse generaties en velde een vernietigend oordeel over de Indische jongerendag. Ducelle vond het vreselijk ‘als je met normaal verstand begiftigd en behoorlijk opgevoed [bent], zo'n praat-praat-praatdag moet bijwonen’.Ga naar eind34 Een belangrijke oorzaak die aan dit generatieconflict ten grondslag lag, was een verandering in culturele oriëntatie. In haar zoektocht naar een eigen Indische identiteit richtte de naoorlogse generatie haar blik naar het Oosten: zij benadrukte in de multiculturele samenleving juist haar Indonesische in plaats van Nederlandse familiewortels en zocht haar oorsprong in Indonesië en de Indonesische cultuur. In het culturele bewustzijn van deze Indische jongeren liepen Indië en Indonesië dus inmiddels vloeiend in elkaar over - vaak tot ergernis van de oudere generatie, zoals door Moesson vertolkt werd.Ga naar eind35 Moessons bezwaar gold dan ook niet zozeer de Tweede Generatie, maar haar gebrek aan kennis van het Indische verleden en de culturele positie van Indo-Europeanen daarin. Ook de manier waarop Indische jongeren in de Nederlandse media uitgebeeld werden of zichzelf profileerden, namelijk als ‘probleemgevallen’ die ‘tussen twee vaderlanden’ opgroeiden, stuitte de redactie tegen de borst. Boekholt stelde dat het ‘identiteitsprobleem’ van Indische jongeren alleen in de Nederlandse media en in de Indische literatuur bestond.Ga naar eind36 Indische jongeren hadden volgens hem een ‘autonome identiteit’ en waren bovendien goed geïntegreerd waardoor zij allerlei mogelijkheden hadden in de Nederlandse maatschappij: zij vielen dus helemaal niet ‘tussen wal en schip’.Ga naar eind37 Moesson weigerde Indische Nederlanders in een slachtofferrol te plaatsen: dat paste immers niet in de poekoel teroes-mentaliteit die het blad kenmerkte.Ga naar eind38 De redactie besefte evenwel dat zij haar oriëntatie op het Indische verleden en haar doelgroep van de eerste-generatielezers moest bijstellen, wilde Moesson zich in de toekomst kunnen blijven inzetten voor Indisch cultuurbehoud. Aan het einde van de jaren tachtig schreef Boekholt bijvoorbeeld: Het is nu 1989. De oude garde sterft uit, de ‘tweede generatie’ is hard bezig middelbaar te worden, de derde generatie zit op school. Als Moesson ons zo dierbaar is en we dus willen dat Moesson blijft bestaan, dan is het taak om met eeuwig respect voor onze (groot)ouders naar de toekomst te kijken om Moesson klaar te maken voor de 21e eeuw.Ga naar eind39 | |||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||
Achter de schermen werden de voorbereidingen hiervoor getroffen. Aan het begin van de jaren negentig besloot Boekholt terug te treden als hoofdredacteur. Ook Ducelle ging een steeds minder grote rol in de redactie spelen. Ofschoon Moesson hun na aan het hart lag, maakten zij plaats voor een nieuwe redactie die zich meer op de naoorlogse Indische generaties zou gaan richten om zo de toekomst van het blad veilig te stellen. | |||||||||||||||||||
Onder de hoofdredactie van Vivian Boon en Raymond AbrahamsIn 1993 nam Vivian Boon, dochter van Robinson en Ducelle, de hoofdredactie over en in 1995 verhuisden de redactieburelen van Den Haag naar Amersfoort.Ga naar eind40 Deze redactionele wisseling van de wacht geschiedde in een cultureel klimaat waarin het ‘etnisch anders-zijn’ intussen in de mode geraakt was en algemeen maatschappelijk belang gehecht werd aan (het behoud van) ‘culturele authenticiteit’. De emancipatieslag van Indische Nederlanders bevond zich op een hoogtepunt en Indië stond inmiddels volop in de publieke belangstelling, waarbij het idee van een ‘Indisch erfgoed’ dat veilig gesteld moest worden, postvatte en er geld vrijkwam voor het behoud en de bestudering hiervan - de ideeën van Robinson over cultureel zelfbehoud en de meerwaarde van Indische cultuur hadden dus intussen breed ingang gevonden in postkoloniaal Nederland.Ga naar eind41 Hoewel dit goed nieuws was voor de Indische gemeenschap, verloor Moesson haar voortrekkersrol als conservator van het Indisch erfgoed en stem van Indisch Nederland. In het licht van deze ontwikkelingen ontkwam Moesson niet aan introspectie en vond er een aantal redactionele wijzigingen plaats. Onder de hoofdredactie van Boon en rechterhand Raymond Abrahams werd bijvoorbeeld de tropenstijl afgezworen waardoor opiniërende en polemiserende redactionele stukken verdwenen.Ga naar eind42 Tot dan toe had de redactie haar lezers altijd onomwonden laten weten wat zij van bepaalde Indische kwesties en vraagstukken vond. Het blad nam nu een informerende rol aan en beperkte zich tot neutrale berichtgeving - hierdoor leek het emancipatoire aspect eveneens naar de achtergrond te verdwijnen. Bovendien was de Indische belangenbehartiging intussen naar andere podia verschoven, bijvoorbeeld naar het op overheidsinitiatief gerealiseerde Indisch Platform waarin zich verschillende Indische organisaties verenigden.Ga naar eind43 Daarnaast begon Moesson zich op jongere generaties te richten. Het eerste redactioneel van Boon getuigde van een herijking van het begrip ‘Indisch’, waarin vanaf nu expliciet postkoloniale generaties als be- | |||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||
oogd lezerspubliek opgenomen waren. Waar het blad zich voorheen niet of nauwelijks hierop gericht had, formuleerde Boon de nieuwe missie als volgt: Voor diegenen, die er altijd al waren en er gelukkig nog zijn [eerste-generatie-lezers], maar ook voor diegenen die er later bij zijn gekomen [naoorlogse generaties], willen wij doorgaan en willen wij inhoud blijven geven aan ons tijdschrift, onze spreekbuis.Ga naar eind44 Hieruit spreekt tevens een temporele heroriëntatie: waar Moesson zich oorspronkelijk vooral op het Indische verleden georiënteerd had, wilde het zich nu op een Indische toekomst gaan richten. Omdat de naoorlogse generaties inmiddels in de doelgroep van het blad opgenomen waren, verdween tevens de notie dat Indische Nederlanders een ‘uitstervend ras’ vormden en dat Indische cultuur en identiteit op den duur onherroepelijk zouden verdwijnen - waarbij het generatiebegrip hoofdzakelijk een etnische invulling kreeg: hiermee werden nazaten van Indo-Europeanen en niet zozeer die van ‘blanke’ Indische Nederlanders aangeduid. Deze koerswijziging werd met enthousiasme begroet, want uit een lezersenquête uit 1993 bleek als belangrijke uitkomst dat abonnees inderdaad meer artikelen voor en door de Tweede Generatie wilden lezen.Ga naar eind45 Dat Moesson bovendien een onafhankelijk (dat wil zeggen: niet van subsidie afhankelijk) tijdschrift was, bewees volgens de redactie het bestaansrecht van het blad.Ga naar eind46 Moesson voorzag nog immer in een behoefte: in zowel die van de oude generatie die Indië uit eigen ervaring gekend had, als nu ook in die van jongere generaties die zich vijftig jaar na het verdwijnen van de kolonie bezighielden met hun Indische afkomst en identiteit - niet alleen konden lezers dus hun hart in Moesson luchten, ook had het blad intussen een permanente plek in het hart van zijn lezers veroverd. | |||||||||||||||||||
Onder de hoofdredactie van Marjolein van AsdonckSinds 1999 is Marjolein van Asdonck hoofdredacteur van Moesson dat langzaam maar zeker van een krant in een glossy magazine transformeerde.Ga naar eind47 De inmiddels goed geïntegreerde en georganiseerde Indische gemeenschap wist ondertussen de weg naar het grote publiek en de politiek te vinden. De Indische cultuurproductie bloeide als nooit te voren, hetgeen onder meer gestalte kreeg in het vier maanden durende en in Den Haag gehouden festival ‘De Indische zomer’ (2005) waar door middel van kunst, cultuur en geschiedenis de artistieke diversiteit van Indisch Nederland getoond werd.Ga naar eind48 Het is tevens de periode waarin ‘Het Gebaar’ (2002) tot | |||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||
stand kwam, een uitkering aan Indische Nederlanders ter compensatie van de bureaucratische en formalistische ontvangst in Nederland en het uitgebleven Indische rechtsherstel.Ga naar eind49 Dit ‘gebaar’ van de Nederlandse overheid lag gevoelig in Indische kringen. Moesson nam geen standpunt over politieke vraagstukken in - de tropenstijl was immers uit het blad verdwenen - maar beperkte zich tot informatievoorziening op neutrale toon.Ga naar eind50
Marjolein van Asdonck (Frederique Vlamings).
Hoewel Moesson zich dus niet meer actief in politieke kwesties mengt, ziet het blad nog altijd een voortrekkersrol op cultureel emancipatoir gebied voor zich weggelegd: onder leiding van een derde-generatie hoofdredactrice richt het magazine zich op verhalen van Indische Nederlanders die trots zijn op hun herkomst. Door zelfbewuste, succesvolle Indische Nederlanders in de schijnwerpers te zetten, wil het blad het vermeende Indische minderwaardigheidscomplex en andere culturele stereotypering bestrijden.Ga naar eind51 Hiermee is de emancipatie van de Indische Nederlander opnieuw een redactioneel speerpunt geworden. Moesson maakt daarbij gebruik van celebrity endorsement en zet bekende Indische Nederlanders in om deze emancipatoire missie vorm te geven.Ga naar eind52 Zo stonden onder anderen politica Mei Li Vos, minister Laurens Jan Brinkhorst, positiviteitsgoeroe Emile Ratelband, programmamaakster Wieteke van Dort, voetballer Johnny Heitinga, zangeressen Anneke Grönloh en de gezusters Klemann (Loïs Lane), zangers Dinand Woesthoff (Kane) en Xander de Buisonjé, schrijfsters Hella S. Haasse, Yvonne Keuls en Marion Bloem op de cover en vertelden zij in een interview wat ‘Indisch’ anno nu voor hen betekent. Moesson blijft zich dus voor cultureel zelfbehoud inzetten en gaat daarbij nog steeds uit van persoonlijke ervaringen en getuigenissen. Opvallend is dat het blad zich intussen opnieuw richt op de lotsgemeenschap die alle uit Indië afkomstige Nederlanders en hun nazaten tezamen vormen, wat blijkt uit de redactionele keuze om Haasse (die in Indië uit Hollandse ouders geboren was en wier ‘Indisch’ schrij- | |||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||
verschap in Indische kringen altijd omstreden gebleven is) of Van Dort (wier ‘Indische’ tv-show eerder door het blad verguisd was) op de cover te plaatsen.Ga naar eind53 Moesson heeft met een oplage van 10.000 exemplaren inmiddels een permanente positie in het Nederlandse medialandschap weten te veroveren, want in juli 2012 werd tijdens een feestelijke bijeenkomst het duizendste nummer gepresenteerd aan minister-president Mark Rutte wiens Nederlandse vader jarenlang in Indië werkzaam was. Door het jubileumexemplaar aan hem uit te reiken toont de redactie dat Moesson weer voor iedereen met Indië in het familieverleden is.Ga naar eind54 Met deze opnieuw brede opvatting van het Indische lezerspubliek en hernieuwde emancipatoire doelstelling van het blad is de cirkel rond en treedt Van Asdonck in de voetsporen van Moessons erflater, Tjalie Robinson.
Cover van het duizendste nummer van Moesson (Frederique Vlamings).
| |||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||
BibliografiePrimair
| |||||||||||||||||||
Secundair
| |||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||
Petra Boudewijn is als promovenda verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij onderzoekt de representatie van Indo-Europeanen in koloniale en postkoloniale literatuur (1800- heden). Dit artikel komt voort uit een klein deelonderzoek waarin zij de publieke beeldvorming rond Indische Nederlanders in kaart brengt. |
|