Indische Letteren. Jaargang 30
(2015)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 170]
| ||||||||||
‘Mijn herinneringen aan het heerlijk Javaansche landschap’
| ||||||||||
[pagina 171]
| ||||||||||
Thijsse drukt de hand van rector A. deVletter. Afscheid Kennemer Lyceum 1930 (particuliere collectie).
Het afscheid van Dr. Jac. P. Thijsse in 1930, toen de begenadigde natuurvriend de pensioengerechtigde leeftijd bereikte en hij met zijn vrouw uit door vrienden en bewonderaars van hem op initiatief van het Kennemer Lyceum bijeengebrachte fondsen een reis naar Indië maakte, was een betreurde, maar geen smartelijke gebeurtenis. Stralend en levenslustig als hij zelf was, werd hem in Juli 1930 een uitgeleide gedaan, in hartelijkheid en dankbaarheid.Ga naar eind3 Ja, de leraar ‘Natuurlijke Historie’, zoals dat toen heette, was buitengewoon geliefd. Non-conformistisch als hij was, gaf Thijsse weinig om schoolboekenwijsheid. Ook niet om proefwerken. Als hij er één moest geven, ging hij de klas uit en regende het hoge cijfers. Anders dan toen nog gewoon was, ging de veldbioloog liever met zijn leerlingen naar buiten, de natuur in. Maar waartoe dat geweldige afscheidscadeau, die crowdfunding voor een reis, speciaal naar Indië? Het doel was een bezoek aan Co Thijsse, de jongste van zijn twee zoons die met zijn vrouw Annie en zijn gezin in Bandoeng op West-Java woonde. | ||||||||||
[pagina 172]
| ||||||||||
Maar het doel was ook een rondreis over Java. Co was tropisch landbouwkundig ingenieur en werkte in Bandoeng voor het gouvernement bij het gemeentelijk waterbedrijf. Als telg van een muzikale familie was hij bovendien actief in de Kunstkring en speelde viool in het Bandoengsch Strijkkwartet. De bedoeling van deze reis was ongetwijfeld ook dat Thijsse senior zou fungeren als gezaghebbend ambassadeur voor het Kennemer Lyceum. Hij was niet de enige leraar die met een reisstipendium Indië bezocht voor die school; het lyceum onderhield nauwe contacten en uitwisseling met Indië. Zo kwamen er kinderen op van wie de ouders in Indië bleven. Ondanks de mogelijkheden voor middelbare scholen ter plaatse prefereerden deze het voortgezet onderwijs in Holland zodat hun kinderen niet zouden ‘verindischen’ en het Europese leven leren kennen. Het Kennemer had zelfs een eigen pensionaat voor zulke leerlingen. Hoe komt het dat die Indië-reis zo in mijn geheugen is blijven haken? Dat heeft een persoonlijke voorgeschiedenis. Als kind was ik in Indië eind jaren dertig een verwoed verzamelaar van de aquarel-afbeeldingen, bestemd voor de befaamde serie jaarlijks verschijnende natuuralbums van Verkade. Zoals zo veel westerse producten uit het moederland waren ook de Verkade-artikelen in Indië te krijgen. Jac. P. Thijsse was de auteur van het merendeel van die albums. Door deze populaire albums is hij het meest bekend geworden bij het grote publiek. Ze zijn nog steeds antiquarisch in omloop. Zelfs verschenen van een aantal uitgaven vanaf de jaren 70 tot begin 2000 nog reprints.
Frans Schreuder en zijn zusje voeren de duiven uit een Verkadebeschuitblik. Zijgaleruij ouderlijk huis, Makassar 1937 (particuliere collectie).
Mijn liefhebberij had gevolgen. Gerepatrieerd in 1946 bleek ik in ons land al veel planten en bloemen te kennen. Ik zei dan: ‘Dat is de koekoeksbloem, die bestaat, | ||||||||||
[pagina 173]
| ||||||||||
Maleise Verkade-reclame (uit: Maleische Volksalmanak 1935) (particuliere collectie).
| ||||||||||
[pagina 174]
| ||||||||||
want hij staat in de Verkade-albums.’ En is het toeval dat ik op dezelfde school terecht kwam: het Kennemer Lyceum in Overveen, gemeente Bloemendaal? Mijn biologieleraar drs. J.W Wichers was in 1936 nog op instigatie van zijn illustere voorganger aangesteld en trad met zijn onderwijs in diens voetsporen. De klas ging op de fiets naar Thijsse's Hof, een klein natuurgebied in het Bloemendaalse bos, uiteraard gewapend met de determineerflora van Heimans, Heinsius en Thijsse. Zo kwam voor mij alles bij elkaar: de auteur van die geliefde verzamelalbums, de voormalige biologieleraar van mijn middelbare school en mijn geboorteland. | ||||||||||
Naar de OostOp 19 september 1930 stapt het echtpaar Thijsse voor de ‘uitreis’ naar Indië op de boottrein van Amsterdam naar Genua, om zich vervolgens in te schepen op de mailboot ms. P.C. Hooft van de Stoomvaart Maatschappij Nederland. De start met ‘het spoor’ betekent een bekorting van de reis tot slechts 22 dagen. En daarmee omzeilt men de spreekwoordelijke storm en deining in de Golf van Biskaje. Zeven en een halve maand zullen ze uit en thuis zijn. De standplaats wordt Bandoeng bij de familie, van waaruit een rondreis over Java zal worden gemaakt. Op het programma staan allerlei activiteiten op natuurgebied. Zijn echtgenote Helena Thijsse-Bosch houdt de hele periode een dagboek bij. Ze is onderwijzeres geweest en weet boeiend te vertellen. Het dagboek bestaat uit bijna 400 geschreven bladzijden in schoolschriften, aangevuld met kiekjes en krantenknipsels over hun reis en verblijf. De schriften liggen bij de Heimans en Thijsse Stichting in Amsterdam. Natuurlijk gaan de aantekeningen ook over persoonlijke en familie-omstandigheden. Maar het dagboek is de belangrijkste bron voor het hele reisverhaal. Heleen heeft, net als haar man, een goed waarnemingsvermogen. Zij schrijft zeer informatief. Ook over het passagieren in de tussenhavens vertelt zij boeiend. Een tweede bron vormen zes brieven van Thijsse naar Nederland uit de hiervoor genoemde bloemlezing van Marga Coesèl. We lezen hoe het contact met het thuisfront wordt onderhouden, ook wat betreft natuurzaken. Dan is er nog een reeks artikelen die Thijsse voor het Algemeen Handelsblad schreef, een verhaal in afleveringen voor de De Groene Amsterdammer en twee artikelen voor De Levende Natuur.Ga naar eind4 Bij Thijsse biograaf Sietzo Dijkhuizen valt eveneens het een en ander te lezen over de reis, hoewel niet veel.Ga naar eind5 De bootreis gaat per eerste klas en we krijgen een bekend klassiek beeld van het leven aan boord. Het speelt zich deels af in de voorname en gezellige salons, zoals | ||||||||||
[pagina 175]
| ||||||||||
Heleen Thijsse schrijft. Men is in gezelschap van medepassagiers uit de hogere kringen, die nu eenmaal de eerste klas bevolken. Thijsse toont zich ook aan boord een succesvol netwerker, die hoopt op financiële bijdragen voor zijn natuurbelangen in het moederland. Charismatisch en innemend als hij is, weet hij velen voor zijn karretje te spannen. Zijn vrouw maakt zich verdienstelijk door in de muzieksalon van het schip liederen van Schubert te zingen (op de terugreis zal het Schumann zijn). Heleen vertelt in haar dagboek dat Thijsse op zee meteen al met ornithologisch onderzoek begint, en verschillende vogelsoorten signaleert en inventariseert. | ||||||||||
IndiëOp 11 oktober 1930 komt de ‘Hooft’ aan in Tandjong Priok, de haven van Batavia. Thijsse komt beslagen ten ijs, ook wat de vogels betreft. Hij schrijft: ‘Ge zult zeggen: hoe kende je die vogels zoo op eens? Wel, ik had aan boord nogal vlijtig gestudeerd in het boek van Dr. Koningsberger, een nogal oud uitziend boek en afschuwelijk geillustreerd, maar bijzonder geschikt als inleiding tot de gewone Javaansche vogelwereld.’Ga naar eind6 In Indië staat men versteld van zijn kennis. Het gezin van zijn zoon woont aan de Dagoweg (nu Jalan Juanda) te Bandoeng. Schoondochter Annie herinnert zich dat Thijsse, die in het donker in Bandoeng was aangekomen: de volgende ochtend toch al voor zeven uur was opgestaan om de rijstvelden in te trekken. Bij het ontbijt vertelde hij opgetogen dat hij wel twintig verschillende soorten rijstvogeltjes had gezien.Ga naar eind7 Dit is het begin van een reeks activiteiten en evenementen, verspreid over heel Java, beschreven in de Indische brieven naar Holland en in een artikel in De Levende Natuur.Ga naar eind8 Verreweg de meeste informatie halen we uit de dagboeknotities van Heleen. Voor ‘causerieën’ en excursies is er intensief contact met diverse instanties zoals de Bond van Nederlands-Indische Kunstkringen, die dan alleen al op Java in 1927 zo'n 26 afdelingen telt, plus twee in voorbereiding.Ga naar eind9 De verschillende natuurorganisaties zijn, ook door de namen, overduidelijk gemodelleerd naar voorbeeld van die in het moederland. Het zijn de Stichting van de Nederlands-Indische Vereeniging voor Natuurbescherming, de Stichting voor Behoud van Nederlands-Indische Natuurmonumenten en De Nederlands-Indische Natuurhistorische Vereeniging, met zo'n duizend leden, waarvan - let wel - negentig procent Europees. Deze laatste vereniging had een eigen orgaan: De Tropische Natuur. | ||||||||||
[pagina 176]
| ||||||||||
Bezoek aan een djati-bos (particuliere collectie).
Het echtpaar Thijsse beweegt zich opnieuw in het society-leven. Dr. Thijsse wordt als VIP binnengehaald, netwerkt weer volop en raakt meteen ingevoerd. Er wordt ook druk gemusiceerd. De ‘causerieën’ gaan over ‘Natuurgenot, - Studie en Bescherming’. En over Texel en het Naardermeer, Thijsse's lievelingsgebieden waarover hij al eerder albums had geschreven (op Texel was hij hoofd van de Franse school, en het Naardermeer heeft hij van de ondergang gered toen dit een vuilstortplaats dreigde te worden). Er is altijd een groot en enthousiast gehoor en oud-leerlingen van het Kennemer Lyceum in Indië - de wereld is klein - vliegen hem om de hals. De lezingen en excursies zijn talrijk, en gaan zoals gezegd over heel Java.Ga naar eind10 Er vinden allerhande bezoeken plaats, vanzelfsprekend ook aan 's Lands Plantentuin in Buitenzorg en verder aan het zoölogische en geologisch museum. Op het programma staan verder de cultures: de ondernemingen zoals de theetuinen, suikerfabrieken, enzovoort. Ze gaan ook naar vogelbroedplaatsen, viskwekerijen en het Diepzee Instituut. Zware tochten voeren naar een djati-bos, wildreservaten, | ||||||||||
[pagina 177]
| ||||||||||
wildhout- en mangrove bossen, proefstations en bronnen. Zo schrijft Thijsse zelf in een krantenverslag later: De uitgestrekte djatibosschen staan een groot deel van het jaar bladerloos en dekken zich bij den aanvang van den West-moesson met weelderig groen gevolgd door overweldigend rijke fijne bloesem.Ga naar eind11 Er worden bergen beklommen, waarvan de Tangkoeban Prahoe bij Lembang een natuurmonument is. In totaal worden er achtenvijftig soorten vogels geteld. Heleen geeft in haar dagboekaantekening van 2 februari 1931 een uitgebreide beschrijving van de bekende Hollandse boerderij van Ursone in Lembang, boven Bandoeng. Thijsse zelf schrijft in het verslag van een bergtocht: Dan ging het weer omhoog naar den voormaligen kraterrand en langs de westhelling naar beneden en als oude kennissen begroetten we weer onze in hun bruine mantels gehulde boomvarens. Hier waren weer meer vogels dan in de kratervelden. De kleine donkere staccatofluiter begon weer te zingen uit Figaro 's Hochzeit en een waardig besluit van onzen heerlijken tocht werd geleverd door een vogel, zoo groot als een tortelduif, maar slanker en nu eens echt ‘tropisch’ bont gekleurd met vuurrood, groen en geel, zwart, oranje en spierwit. Hij had niets te vertellen, zat sloom en stil op zijn tak en liet zich gewillig schetsen.Ga naar eind12 De muzikale Thijsse, die goed viool speelt, kan zelfs vogelgezang in notenschrift opschrijven!Ga naar eind13 En hier nog een staaltje sfeertekening van zijn hand: De sawah's strekken zich uit van vlak aan het strand tot pl.m. 1200 m. boven zee. Op menige plaats blijft geen vierkante centimeter gronds ongebruikt. Langs steile hellingen vinden we terrasvormige sawah's, soms niet breeder dan een meter. In de vlakte wordt de zaak breeder opgevat en daar vormen dan de kampongs met hun palmen, de begraafplaatsen en heilige plaatsen en warin- gins, kambodja's en waroe's een fraaie stoffeering. Het mooist is het sawahlandschap bij den overgang van de voorbergen in de vlakte. Nooit vergeten we hoe dat ‘cultuurlandschap’ (cultuur-steppe, zeggen de mopperaars) zich aan ons openbaarde, toen we uit de bergen omlaag kwamen wandelen bij Paseh, bij Patjet, bij Tjwidej en trouwens op nog meer plaatsen. En, al werken de tani's nog zoo zorgvuldig, altijd zijn er in die sawa's op de dammetjes en langs paden en waterloopen nog tal van aardige plaatsen te vinden en ook nog genoeg vogels, vlinders, slangen.Ga naar eind14 | ||||||||||
[pagina 178]
| ||||||||||
Afscheid van Indië, beschreven in de Buitenzorgsche Post van 31 maart 1931 en geplakt in het dagboek van Heleen Thijsse (Heimans en Thijsse Stichting, Artisbibliotheek, Amsterdam).
| ||||||||||
[pagina 179]
| ||||||||||
Intussen is het een wonder dat de onvermoeibare Thijsse en zijn vrouw dit tropen-avontuur op zo'n groot eiland als Java, en onder de koperen ploert, in bijna een half jaar hebben overleefd. Hijzelf aan het woord: ‘We hebben gewandeld op alle uren van de dag, al was het ook vaak in overvloedig zweet onzes heelen lijfs, met een tekeer gaande en bonkende zon op ons hoofd.’Ga naar eind15 Het gebruikelijke middagslaapje wordt nogal eens overgeslagen. Over acclimatiseren wordt niet gesproken. Dit alles terwijl de Indiëganger met zijn dubbeltellende tropenjaren op zijn vijftigste gepensioneerd al gaat zitten ‘gojang kaki op de kerossie malas’, oftewel wiebelen met de voeten op de luie stoel. En dan nog iets opmerkelijks. Na een visite bij kennissen verzucht Heleen in haar dagboek, dat het leven in Indië mensen vroeg oud maakt, en dat die kennissen er als gesloopt uitzien. | ||||||||||
TerugkeerDe thuisreis begint op 1 april 1931 met de Christiaan Huijgens, ook van ‘de Nederland’ en zusterschip van de P.C. Hooft van de heenreis. Vader en moeder Thijsse worden afgeduwd door Annie en Co. Ze varen naar Genua en gaan vandaar met de boottrein naar Amsterdam. Op 22 april komen ze daar aan.
Het afduwen op de Christiaan Huijgens, 1 april 1931 (particuliere collectie).
Men zou verwachten dat Thijsse na thuiskomst voor Verkade een Indië-album zou vervaardigen. Dat gebeurde niet. Kwam dat doordat inmiddels concurrerende firma | ||||||||||
[pagina 180]
| ||||||||||
's zich ook al op verzamelalbums hadden gestort, zij het niet met specifiek de natuur als onderwerp? Zo kwam in 1928 Droste's Cacao-en chocoladefabrieken met een eerste uitgave Indië, in 1934 en 1936 gevolgd door de Java-albums I en II. Dus geen Indië- album van dr. Jac. P. Thijsse. Opheldering geeft Marga Cousèl: Thijsse had Verkade [...] wel eens laten weten dat hij op zijn reis naar Nederlands-Indië, eind 1930, de heer Droste tegen het lijf was gelopen en met hem gesproken had over diens idee om een album over de natuur in Indië uit te brengen, [...] voelde Thijsse er niets voor om bij Verkade weg te gaan.Ga naar eind16 Kennelijk is Thijsse niet op een aanbod van Droste ingegaan. Wel publiceert hij in het jaar van terugkomst verslagen van zijn reis in de twee genoemde series krantenartikelen. Dit brengt ons op Thijsse als schrijver. Ik vraag me af of zijn bijzonder schrijverschap niet verdere bestudering waard zou zijn. Zijn schrijftrant is van het begin af aan geprezen, en ook Coesèl gebruikt woorden als ‘persoonlijk’, ‘levendig en suggestief’, ‘aansprekend’ en ‘geïnspireerd’; ze noemt hem bovendien een ‘on-derhoudend verteller’.Ga naar eind17 Ik voeg er zelf graag ‘trefzeker’ en ‘geestrijk’ aan toe. Wel is er de restrictie dat voor jongere lezers de teksten wijdlopig en wat kneuterig zouden kunnen zijn. Ook twee schrijvers zijn lovend over Thijsse als schrijver. Voor Hans Warren stond hij op eenzame hoogte:: ‘niemand heeft de stijl, die gedegen kennis, het vermogen tot uitdragen.’Ga naar eind18 Warren schreef zelfs een lang in memoriam-gedicht over Thijsse.Ga naar eind19 Adept Jan Wolkers heeft het over: ‘God die de bijbel geschreven had en Jac. P. Thijsse, die de Verkade albums geschreven had.’Ga naar eind20 Van de beeldhouwer Wolkers staat op Texel een monument voor de geëerde meester.
Thijsse was een uitgesproken talenman. Naast de hoofdakte voor onderwijzers behaalde hij de aktes voor Engels, Frans en Duits. Hoe serieus hij als schrijver werd genomen, blijkt wel uit het feit dat hij in 1906 werd opgenomen in de gelederen van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden. In Indië wist het echtpaar zich aardig aan te passen; Maleise woorden vloeiden al gauw uit de pen: barang, obat, kebon, tani, koelie, mantri, loerah, loewak (van de koffie), slokan, kassian, pondokje, paitje en nog enkele meer. Heleen legt bovendien uit: ‘Merapi komt van mer=doen, en api=vuur. En tida ada=ister niet.’ Echter, tot deze ‘couleur locale’ blijft het beperkt. In Heleens dagboekaantekeningen lezen we verder niet over die andere ‘couleur locale’, over de ‘inlanders’, wier taal het tenslotte is. Evenmin krijgen we een kijkje in de vele andere niet-totokse aspecten van het koloniale be- | ||||||||||
[pagina 181]
| ||||||||||
staan van tempo doeloe, zoals bijvoorbeeld de verschillende bevolkingsgroepen en de politiek. Exemplarisch voor die tijd, maar vanuit het huidige perspectief valt het wel op. Zo is een huisbediende voor hen eigenlijk maar een voorbijgaande figurant. Indië heeft op Thijsse diepe indruk gemaakt. Meer dan eens bezingt hij ‘ons’ Insulinde, ‘ons’ heerlijke Indische rijk en het paradijselijke Java: Toen wij op de Huyghens de hoofden van Tandjong Priok achter ons lieten, en den witten vuurtoren van het koraaleiland Edam passeerden, had ik al dadelijk heimwee naar de heerlijke landschappen van Java, naar de dichte mangrove met zijn bonte vogelwereld, de bloemrijke stranden, de in vele opzichten bewonderenswaardige sawahs, de wildbosschen en oerwouden, waar het morgenkoor der vogels minstens even schoon en indrukwekkend klinkt als in Kennemerland en de kratervelden met hun prachtige bloemheesters, die daar gedijen vlak bij de kokende modderbronnen, solfataren en stikvalleien. Afwisseling genoeg.Ga naar eind21 Over de Indische reis van Jac. P. Thijsse valt nog heel wat meer te zeggen dan in dit korte bestek mogelijk was. Ik hoop dan ook dat deze bijdrage een aansporing mag zijn tot verder onderzoek. | ||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||
[pagina 182]
| ||||||||||
Frans Schreuder (1930) bracht zijn jeugd door in Nederlands-Indië. Na internering in de kampen Tjideng en Tjimahi 4e en 9e bataljon ging hij naar Nederland. Na de middelbare school studeerde hij piano. Hij was verbonden aan de muziekschool en het Conservatorium te Rotterdam en geeft lezingen over het muziekleven in Nederlands-Indië. Met Nadet Somers publiceerde hij Gestrand in Indië. Muziek en cabaret in gevangenschap (2005) en met Henk Mak van Dijk De oostenwind waait naar het westen. Indische componisten, Indische composities 1895-1945 (2007). |
|