Indische Letteren. Jaargang 29
(2014)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 179]
| ||||||||||||
Oedipous in de dessa
| ||||||||||||
[pagina 180]
| ||||||||||||
NoodlotOm te beginnen houdt de roman zich aan de eenheid van tijd, plaats en handeling. De belangrijke gebeurtenissen vinden niet binnen een etmaal plaats, maar wel vrijwel uitsluitend 's avonds, de plaats van handeling is Laboewangi en het conflict tussen de resident en regent staat centraal. Alleen het eerste hoofdstuk speelt zich binnen 24 uur af en begint en eindigt met de schemertijd, de maghrib. De stille kracht opent traditioneel met de expositio of protasis waarin we de personages en de situatie leren kennen. Zoals Afred Hitchcock later graag deed, bijvoorbeeld in zijn film Psycho: eerst krijgen we de omgeving te zien, dan het residentiehuis (‘in den nacht der waringinboomen’) en vervolgens de resident. Couperus zoomt als het ware in.Ga naar eindnoot4 Er lijkt nog niets aan de hand te zijn, maar een sfeer van suspence and surprise zit er vanaf het eerste ogenblik in: ‘Plotseling blafte een hond, en antwoordde een andere hond en verscheurde de donsende stilte in lange, ruwe flarden; de nijdige hondekelen, heesch ademloos, schor vijandig; plotseling ook zwegen zij stil.’Ga naar eindnoot5 Na een lange dag maakt Van Oudijck een avondwandeling door Laboewangi. Als hij uitkijkt over de zee, worden we voor het eerst geconfronteerd met het thema van de roman: ‘de geheimzinnige vijandschap’, aldus Couperus zelf, ‘van Javaanschen grond en sfeer en ziel, tegen den Nederlandschen veroveraar’ - een variatie op de klassieke noodlotsgedachte, die als een rode draad door zijn werk loopt.Ga naar eindnoot6 Van Oudijck merkt niets van de dreiging die de hoofdoppasser des te meer voelt: ‘Het is hier niet goed, het is hier niet goed, tjelaka, tjelaka. Zoo vreemd, die Hollanders, vreemd ...’Ga naar eindnoot7 Geleidelijk worden andere personages geïntroduceerd: dochter Doddy, zoon Theo en de ‘twee kleine sinjo's’ René en Ricus, echtgenote Léonie van Oudijck, haar baboe Oerip, mevrouw Van Does, Onno Eldersma, zijn vrouw Eva en haar coterie, Addy en de familie De Luce, de Adiningrats, si-Oudijck (Van Oudijcks vermeende zoon) en de hadji.Ga naar eindnoot8 Bijzonder aan De stille kracht is dat Couperus de vergeten koloniale wereld van rond 1900 met enerzijds diepgang en anderzijds afstand beschrijft. Met veel kennis, eigen ervaring en inlevingsvermogen, zonder zich ooit ergens tot een moreel oordeel te laten verleiden. Eigenlijk heeft de schrijver Louis Couperus wel wat weg van het personage van Léonie. Zijn schrijftrant bevindt zich regelmatig op het randje van kunst en kitsch, maar hij lijkt zich, ongeveer zoals Léonie in haar boudoir, thuis te voelen in zijn soms al te artistieke stijl.Ga naar eindnoot9 De personages en gebeurtenissen worden beschreven ‘zonder koelheid, zonder warmte’ - zoals ook het karakter van Léonie | ||||||||||||
[pagina 181]
| ||||||||||||
wordt omschreven.Ga naar eindnoot10 En het verhaal beweegt zich net als Léonie voort ‘met die lome statigheid van in Indië geboren vrouwen’ en met ‘een zekere schijnbare gemakkelijkheid - hoewel alles alleen gebeurde, zooals zij [en in dit geval dus hij, Couperus] het wilde’.Ga naar eindnoot11
Hans Dagelet (Addy), de te jong gestorven Astrid Ceuleers (Doddy), Willem Nijholt (Theo) en Pleuni Touw (Léonie). Foto: Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.
Terwijl we de personages en hun verhoudingen beter leren kennen (Rob Nieuwenhuys: ‘een verhaal van verveling, van liefdes en verliefdheden, van haat en nijd en melancholie’)Ga naar eindnoot12 begint de epitasis of desis (de intrige), de uitwerking van het groei- | ||||||||||||
[pagina 182]
| ||||||||||||
ende conflict, als Van Oudijck de regent even apart neemt om hem aan te spreken op het wangedrag van zijn broer: ‘U [...] draag ik op [...] op uw broeder te letten. Hij dobbelt, hij drinkt, hij doet uw naam geen eer aan, Regent.’ Soenario, de regent, is des duivels: De Regent boog. Hij was olijfbleek van een stille geheimzinnige woede, die als een kratervuur in hem werkte. Zijn oogen, achter in Van Oudijcks rug, priemden met een mysterie van haat den Hollander toe, den minnen Hollander, den burgerman, den onreinen hond, den goddeloozen Christen, die niet hàd aan te roeren met eenige voeling van zijn vuile ziel iets van hèm, van zijn huis, van zijn vader, van zijn moeder, van hunnen oer-heilige edelheid en adel ... ook al hadden zij altijd gebogen onder den druk van wie sterker was ...Ga naar eindnoot13 De volgende belangrijke gebeurtenis doet zich voor als de regent van Ngadjiwa, de broer van Soenario, en plein publique mataglap wordt. Nu besluit Van Oudijck dat de maat vol is en we naderen wat het motorische moment wordt genoemd, het ogenblik waarop het verhaal nog maar twee kanten op kan: verzoening of ondergang (catastrofe). De raden ajoe komt bij de resident op audiëntie en smeekt hem om haar zoon niet te ontslaan. Van Oudijck, diep geroerd, aarzelt tot twee keer toe, maar gaat uiteindelijk toch niet overstag, hij blijft tenslotte ‘een man van overdachte beginselen, van a priori vastgestelde logiek’.Ga naar eindnoot14 Een cruciale beslissing, want, wordt er gezegd, ‘misschien, als hij had toegegeven, ware zijn leven anders geweest.’Ga naar eindnoot15 Het hoogtepunt van het conflict (de crisis) lijkt niet ver meer te zijn als een opstand in de lucht hangt. Van Oudijck weet die echter, dankzij zijn diplomatie, moed en kennis van zaken af te wentelen.Ga naar eindnoot16 Komt er dan toch een verzoening? Het lijkt er aanvankelijk wel op. De raden ajoe zwicht, de fancy-fair verloopt probleemloos, Laboewangi slaapt weer in en we keren terug naar het spleen van Eva. Na verloop van tijd blijkt echter dat de weergekeerde rust een katastasis is, een vertraging in de stijging naar het hoogtepunt. Om te beginnen wordt Léonie, nog onverstoorbaar kalm toen de regent van Ngadjiwa zichzelf zo te kijk zette, nerveus. Vanaf het ogenblik dat haar man de smeekbeden van de raden ajoe afwijst, raakt Léonie steeds meer uit haar doen en als De stille kracht zich daadwerkelijk openbaart, is het met Léonie gedaan. Beroemd is de badkamerscène waarin Léonie, naakt, door onzichtbare monden met sirih wordt bespuwd. Léonie, Theo, Doddy en vrijwel alle bedienden vluchten weg. Van Oudijck blijft achter en wordt het doelwit van de vreemdste gebeurtenissen; de crisis is ingetreden. Maar nadat hij een gesprek heeft gehad met zowel de regent als diens moe- | ||||||||||||
[pagina 183]
| ||||||||||||
der, houden de onverklaarbare verschijnselen plotsklaps op. Voor de tweede keer lijkt alles alsnog goed te kunnen komen: ‘Hij wist, dat hij - dezen keer - de stille kracht was te krachtig geweest, alleen door zijn eenvoudigen moed van ambtenaar, Hollander en man.’Ga naar eindnoot17 Dit komt de spanning van het verhaal natuurlijk ten goede. Even lijkt alles weer te worden zoals het was, maar al spoedig blijkt er toch iets te zijn veranderd. Nadat het gezin herenigd is, valt het pas echt uit elkaar: iedereen begint elkaar te haten.Ga naar eindnoot18 We zijn aangekomen bij de beslissende wending, de peripeteia, als Van Oudijck tot het inzicht komt (de anagnorisis) dat er een stille kracht bestaat: ‘Het was bij hem opengestraald als met eén schrik van openbaring, geheel in strijd met al de logiek van zijn geleidelijk leven.’Ga naar eindnoot19 Door met de regent en de raden ajoe te praten, geeft Van Oudijck in feite toe waar hij tot dan toe Oost-Indisch blind voor is geweest: dat er een stille kracht bestaat en dat het menselijk bestaan dus niet beheersbaar, niet maakbaar is.Ga naar eindnoot20 Van Oudijck's hele levensfilosofie stort in en hij begrijpt niets meer van zichzelf: ‘Nu - na de nachtmerrie, die hij moedig had overwonnen - scheen het of tòch de nachtmerrie hem uitgeput had en hem had ingegeven allerlei zwakte.’Ga naar eindnoot21 Anderzijds is hij niet meer blind voor wat zich voor zijn neus afspeelt. Zo doorziet hij Léonie, Addy en Theo. Na de anagnorisis volgt de neergaande beweging, de ontknoping of lusis, die leidt tot de catastrofe, de ondergang van de resident. Hij neemt ontslag en vestigt zich als een ‘verloren Europeaan’ te Garoet. Daar zoekt Eva Eldersma hem nog eenmaal op, vóór zij naar Europa vertrekt. Het gesprek tussen haar en Van Oudijck vormt ten slotte de epiloog, waarin het drama nog een keer wordt uitgelegd.Ga naar eindnoot22 | ||||||||||||
OedipousIn een komedie, stelt Aristoteles in zijn Poëtica, zijn personages doorgaans slechter dan in het dagelijkse leven en in een tragedie juist beter.Ga naar eindnoot23 Is Couperus door deze regel op het briljante idee gekomen van een deugdzame overheerser (Van Oudijck) en een onsympathiek slachtoffer (Soenario)? Hoe dan ook, de held, Van Oudijck, is een klassieke held, zoals Shakespeare's King Lear of Vondels Gijsbrecht of zoals Oedipous, dat wil zeggen, een fatsoenlijke figuur, die maatschappelijk in hoog aanzien staat, en die slechts één karakterfout heeft waaraan hij ten onder gaat. In een klassieke tragedie veroorzaakt de held ‘een fatale storing van de natuurlijke orde’.Ga naar eindnoot24 In Van Oudijcks geval: hij gelooft niet aan de stille kracht. Het is al vaak gezegd en | ||||||||||||
[pagina 184]
| ||||||||||||
herhaald: Van Oudijck gaat niet ten onder aan de stille kracht, hij gaat ten onder omdat hij er niet aan gelooft of niet aan wil geloven.Ga naar eindnoot25 De stille kracht is het noodlot, waarvan de hoofdpersoon een speelbal wordt, merkte Rob Nieuwenhuys op.Ga naar eindnoot26 Uiteindelijk wordt de held in een klassiek drama tot waanzin of zelfmoord gedreven, of hij komt tot louterend inzicht en verzoening.Ga naar eindnoot27 De stille kracht, verklaart hij aan het slot als Eva Eldersma hem in zijn kamponghuisje opzoekt, ‘heeft gemaakt, dat ik als met stomheid, met idiotisme geslagen werd - in het gewone leven, in al mijn praktijk en logica, die mij opeens toescheen als een foutief opgebouwd levensstelsel.’Ga naar eindnoot28 De ondergang van Van Oudijck is zo tragisch, omdat hij sympathiek is. Hij leeft voor zijn werk, werkt met hart en ziel voor de belangen van zijn gewest en schenkt daarom weinig aandacht aan zijn emoties: ‘Hij was niet gewoon zich over te geven aan mijmeringen over zichzelven: hij had het te druk.’Ga naar eindnoot29 Hij is een sympathieke man die kennelijk slechts één zwakte heeft: zijn blindheid. En deze blindheid wordt hem, net als de hoofdpersoon in het Oedipous-verhaal, fataal. Oedipous weet niet wie zijn ouders zijn en zo kan het gebeuren dat hij, terwijl hij het beste met iedereen voor heeft, zijn vader vermoordt en met zijn moeder naar bed gaat. Doordat Oedipous bepaalde dingen niet weet, is hij, net als Van Oudijck, blind voor de gevolgen van zijn eigen daden. Zodra ze tot inzicht komen, trekken beide echter manmoedig hun conclusies en gaan als bedelaar in ballingschap.Ga naar eindnoot30 Hij had thuis die volslagen blindheid, die zoo dikwijls hebben mannen, zeer kundig en bekwaam in betrekking en werkkring [...], maar bijziende thuis [...] Hij kende noch vrouw, noch kinderen. Van Léonie wist hij niets en nooit had hij bevroed, dat Theo en Doddy, onuitgesproken, [...] zonder liefde waren voor hem.Ga naar eindnoot31 Oedipous in de dessa. Van Oudijck heeft met recht een blind vertrouwen in het zichtbare, in de ratio, in feiten, in het verklaarbare. Daardoor kan hij geen vat krijgen op mensen die zich laten beïnvloeden door iets vaags en onbetrouwbaars als hun emoties. ‘Er was met geen reden te grijpen dat men zoo deed,’ denkt Van Oudijck bijvoorbeeld over de anonieme en ‘nijdige’ brieven die hij ontvangt, want ‘er was geen logica in’.Ga naar eindnoot32 Beslissingen die genomen worden door gevoelens, bestaan in het leven van Van Oudijck eenvoudig niet. Daarom merkt hij niets van wat zijn vrouw en dochter achter zijn rug allemaal uitvoeren en heeft hij niet in de gaten dat zijn zoon Theo hem zelfs haat. Hij staat mijlenver van zijn gezin af, omdat hun handelingen vooral door hun gevoelens worden ingegeven en niet door hun verstand. | ||||||||||||
[pagina 185]
| ||||||||||||
Van Oudijck is een tragische held, omdat je hem kunt zien als een symbolische voorstelling van een mens: de model-bestuursambtenaar Van Oudijck vertegenwoordigt dan de stereotiepe, actieve, mannelijke wereld van het westen tegenover Soenario en de passieve, vrouwelijke wereld van het oosten.Ga naar eindnoot33 Van Oudijck brengt bovendien ‘een fatale storing van de natuurlijke orde’ teweeg door een land te overheersen dat hem vijandig is: Nooit is er de harmonie [tussen de Nederlanders en de Javanen], die begrijpt; nooit bloeit er de liefde, die eender voelt, en altijd is er tusschen de kloof, de diepte, de afgrond, het verre, het wijde, waaruit aandonst het mysterie, waarin als in een wolk, de stille kracht eens zal openbliksemen.Ga naar eindnoot34 Van Oudijck wordt gedreven door een tragische vergissing: hij gelooft dat alles in de wereld geheel en al logisch en verklaarbaar is. En dus beheersbaar. Deze vergissing (hamartia) als mens tegenover de goden wordt veroorzaakt door overmoed (hybris). Ook hier worden voortdurend toespelingen op gemaakt in De stille kracht: Hij [Van Oudijck] was blind voor het leven, dat er werkt onder het leven [...] en omdat hij niet geloofde aan de stille kracht [...] kon het leven hem vinden, onvoorbereid en zwak, als het afweek - godenrustig en sterker dan mensen - van wat hèm logisch dacht.Ga naar eindnoot35 Van Oudijcks vergissing maakt hem tot een speelbal van het noodlot, van de stille kracht. De held neemt vervolgens de verantwoordelijkheid voor zijn ordeverstoring op zich en wordt opgenomen in een proces van heroïsch lijden dat hem tot waanzin of zelfmoord brengt, of tot louterend inzicht en verzoening. In Van Oudijcks geval komt de held vooral tot louterend inzicht en verzoening. Weliswaar geeft Van Oudijck een veelbelovende carrière op - hij stond op het punt te promoveren tot resident eerste klasse - maar toch wordt er gesuggereerd dat hij niet zozeer waanzinnig is geworden, maar juist meer tot zichzelf is gekomen:Ga naar eindnoot36 Het was of hij in zijn latere nerveuze achterdocht, in zijn stemming van onrust, in zijn vaag van bijgeloovigheid en spiedend luisteren naar de stilte, die spookte, geleerd had dingen te zien om hem heen, waarvoor hij blind was geweest in zijn stoere kracht van heerschman en hooghartig hoofdambtenaar.Ga naar eindnoot37 Van Oudijck erkent namelijk uiteindelijk dat er dingen zijn die hij niet kan verklaren. ‘Dat,’ zegt hij op de laatste bladzijden tegen Eva - en hij doelt op de stille kracht - | ||||||||||||
[pagina 186]
| ||||||||||||
dat heeft gemaakt, dat ik daar [in Laboewangi] niet meer blijven kon. Dat heeft gemaakt, dat ik als met stomheid, met idiotisme geslagen werd - in het gewone leven, in al mijn praktijk en logica, die mij op eens toe scheen als een foutief opgebouwd levensstelsel, als de meest abstracte bespiegeling - omdat er dwars door heen dingen gebeurden van een andere wereld, dingen, die mij ontsnapten, mij en aan iedereen. Dat, dat alleen heeft het gedaan.Ga naar eindnoot38
Piet Kamerman (dokter Van Doorn) en Bob de Lange (Van Oudijck). Foto: Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.
| ||||||||||||
[pagina 187]
| ||||||||||||
Aan het eind van het verhaal heeft Van Oudijck zijn idealen opgegeven, de welvaart van zijn gewest, zijn loopbaan en zijn gezin: hij scheidt van zijn vrouw, Doddy mag met Addy trouwen, wat hij het hele boek door wilde voorkomen. En hij helpt Theo aan een baan, wat hij vroeger nooit gedaan zou hebben - Theo moest van zijn vader vanaf het begin af aan leren zijn eigen broek op te houden. Toch eindigt Van Oudijck betrekkelijk gelukkig. Daar waar Oedipous zich de ogen uitsteekt, daar gaan bij Van Oudijck juist de ogen open. Hij is niet meer blind voor het leven en in staat om te berusten. ‘Het land heeft zich van mij meester gemaakt en ik behoor het nu toe.’Ga naar eindnoot39 Hij beseft dat hij zijn gezin niet meer bij elkaar kan houden en neemt ontslag uit het Binnenlands Bestuur. Als Eva hem opzoekt in Garoet heeft hij eindelijk wel een gezinsleven: ‘En weet u wat het vreemde is?’, zegt Van Oudijck dan. ‘Hier heb ik mijn huiselijken kring ... misschien eindelijk gevonden ...’Ga naar eindnoot40 | ||||||||||||
Afrodite‘Hier, te Laboewangi, dorst zij niet doen, wat zij te Batavia deed, en hier geloofde men nauwlijks wat men te Batavia vertelde.’Ga naar eindnoot41 Als Léonie in het begin terugkeert uit Batavia, leren wij een vrouw kennen die in volkomen harmonie met zichzelf lijkt te leven. ‘Zij stelde belang alleen in haar eigen lichaam en in hare eigen ziel; àl het andere was haar totaal onverschillig.’Ga naar eindnoot42 Toch heeft zij geen slecht karakter. Zij is egoistisch, maar niet kwaadaardig. ‘Er was in haar iets onkwetsbaars’, wordt over haar gezegd, maar die onkwetsbaarheid dankt zij vooral aan haar onverschilligheid, want ‘hare matelooze onverschilligheid was hare levenskracht.’ Kortom, ‘een noodlot scheen op deze vrouw niet te drukken.’Ga naar eindnoot43 Léonie en Van Oudijck hebben volstrekt tegenovergestelde karakters. Daar waar Van Oudijck stereotiep mannelijk is, is Léonie stereotiep vrouwelijk. Van Oudijck steunt volledig op zijn verstand, Léonie op haar intuïtie, Van Oudijck is actief, Léonie afwachtend, Van Oudijck vertrouwt op zijn kracht, Léonie op haar verleidingskunst, Van Oudijck denkt vooral aan de belangen van anderen, Léonie aan die van haarzelf, et cetera: Zij had geen ambitie, onverschillig voor het hooge van hare pozitie [...] Zij had geene andere ambitie dan den man te hebben, dien zij waardig koos; geen ander zieleleven dan de eere dienst van haar lichaam, als een Afrodite, die priesteres van zichzelve zoû zijn.Ga naar eindnoot44 | ||||||||||||
[pagina 188]
| ||||||||||||
Jenny Heetkamp (Oerip), Pleuni Touw (Léonie) en Willem Nijholt (Theo). Foto: Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.
Afrodite is de Griekse godin van de liefde. Léonie en Van Oudijck zijn in veel opzichten elkaars tegenpolen, maar één ding hebben zij gemeen: zij zijn beiden onaantastbaar. En hun onaantastbaarheid brokkelt bij beiden af tot zij uiteindelijk gebroken zijn. Hun kracht blijkt juist hun zwakte. Léonie, eerst een priesteres van haar lichaam, wordt een slavin van haar lichaam. Léonie gaat ten onder volgens hetzelfde klassieke handelingsschema als Van Oudijck. Eerst is zij onaantastbaar in haar onverschilligheid, maar vanaf het moment dat het gesprek tussen Van Oudijck en | ||||||||||||
[pagina 189]
| ||||||||||||
de raden ajoe mislukt - het gesprek waarin de raden ajoe vergeefs probeert om de resident over te halen om van het ontslag van de regent van Ngadjiwa af te zien - vanaf dat zogenoemde motorische moment raakt Léonie steeds meer uit haar doen. Hoogtepunt is natuurlijk de badkamerscène. Uiteindelijk keert Léonie terug naar Europa om daar een bandeloos leven te leiden: ‘Wat men nu van haar vertelde, - hoe zij leefde in Parijs - was alleen te fluisteren, als een onuitzegbare verdorvenheid.’Ga naar eindnoot45 | ||||||||||||
‘Wij zijn idioot hier’Eva, met Léonie de belangrijkste bijfiguur, lijkt op Van Oudijck: beiden zijn idealistisch en beiden zijn zeer ‘Westersch’. Een belangrijk verschil is echter dat Eva zich in het Oosten niet thuis voelt: ‘Ik voel, dat ik - persoonlijk - ver van Indië af blijf staan, al wil ik het niet ...’Ga naar eindnoot46 Al doet zij haar best, zij kan niet van Indië houden. Van Oudijck wel. Aan het slot van De stille kracht blijft Van Oudijck in Indië. Eva gaat terug naar Nederland. Eva weigert zich aan te passen. Zij wenst zelfs geen rekening te houden met het klimaat (‘zij eischte, dat hare heeren in rok kwamen en niet in hun Singaporesche jasjes, zonder hemd. Zij stelde rok en witte das in, en zij was onverbiddelijk’).Ga naar eindnoot47 Tegelijkertijd voelt zij langzaam dat zij verslagen wordt in de strijd met het land, ‘dat hare natuur niet sympathisch was.’Ga naar eindnoot48 Zij weet het wel: ‘Zij kende het land niet, zij zoû de menschen nooit kennen.’ De grootse muziek van Wagner, het toppunt van Europese beschaving in het fin de siècle, klinkt belachelijk in Indië, wordt overstemd door de zware regenval. De piano is vals door de vochtigheid en er wandelen kakkerlakken tussen de snaren. Er is maar één conclusie mogelijk, en die staat vooralsnog haaks op die van de even idealistische Van Oudijck: ‘Wij zijn idioot hier, wij Westerlingen in dit land.’Ga naar eindnoot49 Een tweede belangrijk verschil tussen Van Oudijck en Eva is dat zij de aanwezigheid van een geheimzinnige kracht voelt. Van Oudijck merkt daar niets van, ontkent het in ieder geval. Zij merkt, ‘tegen al mijne Westerschheid in, een kracht die mij tegenwerkt ... Dat is zeker [...] In de nachten vooral ben ik bang.’Ga naar eindnoot50 Ondanks haar montere en ondernemende karakter voelt zij zich leeg en eenzaam in een omgeving die steeds vijandiger lijkt te worden.Ga naar eindnoot51 Zij zoekt haar heil in het organiseren van recepties voor Van Oudijck, van toneelstukken en fancy fairs, in de vriendschap met de Rantzow's, de Doorn de Bruijn's, het echtpaar Van Helderen - waarvan zij eigenlijk alleen Frans van Helderen werkelijk aardig vindt. Zij werpt zich op de op- | ||||||||||||
[pagina 190]
| ||||||||||||
voeding van haar zoontje (die desondanks onherroepelijk verindischt), op een toekomst van ‘Vrede, Recht en Verbroedering’, op de misplaatste hulp aan Saïna, haar meid, en Saïna's dochtertje Mina.Ga naar eindnoot52 Maar alles gaat fout en Eva vereenzaamt meer en meer. Ondanks dat ze een ‘dapper vrouwtje’Ga naar eindnoot53 is, wordt ze steeds somberder, ongelukkiger en bitterder. Aan het slot van De stille kracht komt Eva net als Van Oudijck tot inzicht. Ook zij trekt daar manmoedig haar conclusies uit en keert terug naar Nederland: Ik heb geprobeerd er de poëzie van te vatten [van Indië]. En nu en dan vatte ik ook die poëzie. Verder ... is alles mijn schuld, rezident, en niet de schuld van dit mooie land. [...] Al mijn spleen, al mijn melancholie ... hier geleden in dit mooie land van mysterie ... is mijn schuld. Ik scheld niet op Indië, rezident.Ga naar eindnoot54 | ||||||||||||
KatharsisOmdat Van Oudijck in onze ogen een deugdzame figuur is, hebben we het met hem te doen. Meegesleurd door angst en medelijden voor wat de hoofdpersonen overkomt, ondergaat de lezer of toeschouwer ten slotte een emotionele zuivering: de katharsis. Het verhaal heeft een therapeutische werking.Ga naar eindnoot55 Op het hoogtepunt van de roman beseft Van Oudijck dat het leven niet te controleren is. Er zijn hogere machten. Van Oudijck legt zijn functie neer bij het Binnenlands Bestuur en door ontslag te nemen, zweert hij in feite de hele Nederlandse aanwezigheid in Indië af en daarmee het kolonialisme. Behalve medelijden, vond Aristoteles, moet een tragedie angst opwekken bij de lezer of toeschouwer. In De stille kracht wordt naar allerlei actuele problemen in Indië rond 1900 verwezen: het panislamisme (nog altijd een probleem in het huidige Indonesië), de dreiging van Amerika, van Japan (dat enkele jaren later in 1905 als eerste Aziatische land een oorlog zou winnen van een westerse grootmacht - Rusland), van de eindeloze oorlog in Atjeh, de diepe economische crisis, een opstand van de Indo-Europese en van de Javaanse bevolking die in de lucht hangen. De tafeldans vervlecht gebeurtenissen in de roman met gebeurtenissen in de werkelijkheid en fungeert als een orakel: Nederland is zwak en de ondergang van de kolonie ligt op de loer. De angst voor de werkelijkheid en het medelijden met Van Oudijck dwingen de lezer bij zichzelf te rade te gaan en stellen hem voor een psychologisch en zo mo- | ||||||||||||
[pagina 191]
| ||||||||||||
gelijk zelfs voor een moreel vraagstuk: als het zo slecht gaat met Indië, en als zelfs een ideale ambtenaar als Van Oudijck ten ondergaat, is dan niet heel Indië gedoemd ten onder te gaan? Is een koloniale staatsvorm niet gebaseerd op ‘een foutief opgebouwd levensstelsel’? In dit verband is een opmerking van Aristoteles interessant: dat een geschiedschrijver gebeurtenissen beschrijft die hebben plaatsgevonden en de dichter gebeurtenissen die zouden kúnnen plaatsvinden: Onder al deze rust van grootheid dreigt het gevaar, en rommelt de toekomst als de onderaardsche donder in de vulkanen, onhoorbaar voor het menschelijk oor. En het is alsof de overheerschte het weet en maar laat gaan de stuwkracht der dingen en afwacht het heilige oogenblik, dat komen zal, als waar zijn de geheimzinnige berekeningen.Ga naar eindnoot56 Een mooie passage waarmee Couperus natuurlijk gelijk heeft gekregen. Bijna een halve eeuw later kon Indonesië zich dankzij ‘de stuwkracht der dingen’ losmaken van Nederland.
Op de set van de tv-serie De stille kracht (1974): Caro van Eyck als de raden ajoe. Foto: Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.
| ||||||||||||
[pagina 192]
| ||||||||||||
VerfilmingVeertig jaar na de tv-serie moet De stille kracht hoognodig opnieuw verfilmd worden. Door wie? Zelf dacht ik altijd aan een buitenlandse regisseur die begrijpt dat de wereld groter is dan Nederland en die niet wil moraliseren: Hitchcock natuurlijk of John Carpenter of David Lynch, die de kijker al bang weet te krijgen door zijn camera op een paar wuivende bomen te richten. En de rolverdeling? Clint Eastwood of Robert Redford als Van Oudijck, Johnny Depp als Addy en - schrik niet - Michael Jackson als de regent, met zijn onaangedane gezicht en zijn koolzwarte ogen. Maar iedereen is inmiddels te oud of zelfs overleden. Gelukkig kondigde de internationaal geroemde cineast Paul Verhoeven aan dat hij De stille kracht ging verfilmen. Zijn rechterhand, scenarioschrijver Gerard Soeteman, was al aan het werk gegaan. Soeteman vertelde over zijn filmscript in Moesson tijdens het Couperusjaar en het verzoek van Indische Letteren was of ik 'm ook voor een lezingenmiddag wilde vragen. Soeteman keerde graag terug naar zijn alma mater, antwoordde hij, maar kon niet. Een aardige, toegankelijke vent, die Soeteman, we mailden nog wat over en weer, zodat ik hem al gauw vroeg: ‘Wist je dat De stille kracht is opgebouwd als een klassieke tragedie?’ | ||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||
[pagina 194]
| ||||||||||||
Geert Onno Prins (1966) studeerde Indische literatuur bij Peter van Zonneveld in Leiden en bij Monty Beekman in Amherst (Massachusetts). Hij is redacteur van Indische Letteren en sinds 1995 uitgever van het Indische maandblad Moesson. |
|