[Nummer 4]
Redactioneel
In dit laatste nummer van 2014 vindt u drie uiteenlopende artikelen. Het eerste gaat over De stille kracht, de uitnemende roman van Louis Couperus uit 1900 die steeds weer uitnodigt tot nieuwe inzichten. Geert Onno Prins boog zich over de conventies van de klassieke tragedie die Couperus in zijn meesterwerk toepaste. Hij moest echter teleurgesteld constateren dat de nestor van de Indische Letteren, Rob Nieuwenhuys er al in september 1974 over had gepubliceerd in de Haagsche Post naar aanleiding van de première van de tv-serie De stille kracht. Prins ontdekte echter dat Couperus de regels van het klassieke drama veel strikter toepaste dan Nieuwenhuys in zijn artikel heeft beschreven. De stille kracht bevat alle elementen van een klassiek drama inclusief een klassieke, tragische held in de persoon van resident Van Oudijck die uiteindelijk aan één karakterfout ten onder gaat.
Het essay van Henk Mak van Dijk over Otto Knaap alias Sastro Prawiro is een verkorte en gewijzigde tekst van een gelijknamig artikel dat in 2012 elders verscheen. Tijdens zijn onderzoek naar vergeten Indische klassieke muziek stuitte Mak van Dijk op de muziekjournalist Otto Knaap (1866-1917) en deed begin 2013 een curieuze ontdekking. De muziekcriticus bleek zelfook liederen te hebben geschreven. Zijn in Parijs geschreven Préludes javanais kan gezien worden als een van de vroegste voorbeelden van beschreven en genoteerde Indische muziek. De liedjes zijn op Europese harmonieën gebaseerde krontjongmuziek waarbij gebruik werd gemaakt van een Maleise dichtvorm; de vierregelige pantoen. Wij brengen dit artikel graag onder uw aandacht omdat Mak van Dijk een licht werpt op het salonfähig worden van krontjong in het begin van de twintigste eeuw. Hij concludeert dat Otto Knaap en zijn vrouw, de zangeres Koosje Martherus hierin een pioniersrol hebben gespeeld.
Olf Praamstra geeft in zijn artikel, dat eerder in andere vorm verscheen in de bundel Neerlandistiek in beeld (2013), een beknopt overzicht van de geschiedschrijving van de Nederlands-Indische letterkunde. Met dit laatste artikel van dit nummer zijn we weer terug bij Rob Nieuwenhuys. Praamstra wijst op de eerste echte literatuurge-