Indische Letteren. Jaargang 28
(2013)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 262]
| |||||||||||||||
De historische en de literaire Christina Martha
| |||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||
ter] van haar geboortedorp toevertrouwd, maar omdat zij zich niet in haar lot wilde schikken, werd ze opnieuw gearresteerd en op 17 december 1817 bij Ver Huell aan boord gebracht om samen met enkele tientallen tot dwangarbeid veroordeelde opstandelingen naar Java te worden verbannen. Omdat zij geen voedsel tot zich nam, werd zij een week later overgebracht naar de ziekenboeg. Weer een week later, op 2 januari 1818, overleed zij tijdens de overtocht van Ambon naar Ternate in de Noord-Molukken.
Portret van Q.M.R. Ver Huell op middelbare leeftijd (Gelders Archief, VH 20).
| |||||||||||||||
Een romantisch tafereelNaar aanleiding van de positieve ontvangst van Herinneringen van eene reis naar de Oost-Indiën werd Ver Huell in 1836 gevraagd om bestuurslid te worden van de Rotterdamse afdeling van de Hollandsche Maatschappij van Fraaije Kunsten en Wetenschappen. De bestuursleden werden geacht om met enige regelmaat bijdragen te leveren aan het programma van de tweewekelijkse ‘leesvergaderingen’ die de afdeling tijdens de wintermaanden verzorgde. Ver Huells eerste optreden als redenaar vond plaats op 28 februari 1837, de zesde leesvergadering van dat seizoen. Hij koos bepaald niet de gemakkelijkste weg door zijn eerder verschenen reisverhaal terzijde te leggen en rond het personage Christina Martha een literair verhaal van eigen vinding te construeren. Dit verhaal, Christina Martha getiteld, heeft hij later in het net uitgeschreven en voor eigen gebruik laten inbinden.Ga naar eind3 Op de titelpagina van het manuscript wordt het nader gekarakteriseerd als een ‘oosters romantisch historisch tafereel’. In de inleidende zinnen verklaarde de auteur dat het verhaal weliswaar ‘op historische waarheid gegrond’ was, maar dat het uitdrukkelijk een ‘romantisch verhaal’ was, dat wil zeggen, een product van de verbeelding. Ver Huell schilderde het uitbreken en het verloop van de opstand in zijn vertelling vanuit het perspectief van de opstandelingen: | |||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||
De bevolking van Saparua en Nusalaut wordt opgeroepen om wraak te nemen omdat de resident een Ambons burger als slaaf behandeld heeft. Omdat hij hiermee heeft gezondigd tegen de geboden van beschaving en christendom, is de volkswoede gerechtvaardigd, of in elk geval begrijpelijk. De bejaarde koning van Abubu trekt ten strijde, vergezeld door zijn jeugdige dochter Christina Martha. De opstand begint hoopgevend: het kasteel Duurstede op Saparua wordt veroverd en de ijlings aangevoerde Nederlandse troepen lijden op het strand van Wai Sisil een zware nederlaag. Hoewel de opstandelingen in dit gevecht op een gegeven moment terugdeinzen, geeft de strijdlustige houding van Christina Martha de doorslag in de overwinning. Christina ontfermt zich hierna over het vijfjarig zoontje van de resident Van den Berg, dat de opstand en de overrompeling van het kasteel als enige heeft overleefd. Tussen de belangrijkste personages ontspint zich nu een liefdesgeschiedenis. De hand van Christina is toegezegd aan Thomas Matulesia, die tot leider van de opstand is gekozen. Maar haar hart gaat uit naar de edele jongeling Latumahina. In een gevecht met Ternataanse Alfoeren die door de Nederlanders zijn ingezet als hulptroepen, redt Latumahina Christina het leven. Haar vader stemt dan toe in een toekomstige verbintenis tussen hen beiden. Matulesia wordt verteerd door jaloezie en beraamt een laaghartig plan om Latumahina door een Nederlandse patrouille te laten oppakken. Als dat lukt en Christina de toedracht van Matulesia's verraad ontdekt, is zij wanhopig, maar machteloos. In de eindstrijd tussen de opstandelingen en de Nederlandse troepen toont Christina meer vastbeslotenheid en strijdlust dan Matulesia. Zij brengt de Nederlandse krijgsoverste met een koelbloedig schot een dodelijke wond toe en blijft de opstandelingen tot het laatst toe aanvuren. Matulesia is dan al op de vlucht geslagen en wordt gevangen genomen door de Radja van het dorp Booi, die hem niet als rechtmatig leider erkent en vertrouwen heeft in de edelmoedig-heid van de koning van Nederland. Uiteindelijk delven de opstandelingen het onderspit. Christina's vader wordt krijgsgevangen gemaakt en zij besluit zich over te geven om hem te kunnen bijstaan. Samen met de Radja van Booi levert zij Matulesia persoonlijk aan de overwinnaars uit. Zij is daarbij een toonbeeld van fierheid: ‘Matulesia, herkent gij mij? - Ontvang het loon uwer lafhartigheid en verraad. God is rechtvaardig.’Ga naar eind4 De Nederlanders staan ‘verbaasd over zoo veel grootheid van ziel en heldenmoed in een onbeschaafd Indiaansch meisje’.Ga naar eind5 | |||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||
Het verhaal eindigde met een aangrijpende sterfscene op zee van een zieltogende Christina. Ver Huell zag verscheidene dames onder het Rotterdamse publiek de ogen afvegen en was zelf ook aangedaan. Ver Huell kende geen ooggetuigen of historische documenten van het optreden van Christina Martha tijdens de opstand. Maar omdat hij het verhaal Christina Martha introduceerde als ‘romantisch historisch tafereel’, zal niemand hem euvel hebben geduid dat hij vrijmoedig omsprong met zijn eigen herinneringen en met de bijzonder fragmentarische gegevens uit de beschikbare historische bronnen. Hij presenteerde een literaire werkelijkheid die op tal van punten niet op historische bronnen steunde of daarmee zelfs in strijd was. Wellicht voelde hij zich hiertoe gerechtigd omdat hij met Christina Martha geen geschiedschrijving of biografie wilde presenteren, maar ‘eene schets der zeden van een ver afgelegen volk’. De volkenkundige wetenswaardigheden die hij - vooral op gezag van Valentijns encyclopedische werk Oud en Nieuw Oost-Indiën - in zijn verhaal verwerkte, riepen het beeld op van een traditionele Ambonse samenleving die beheerst werd door koppensnellerij, kannibalisme en duister bijgeloof. Het personage Christina Martha daarentegen toont zich van nature ontvankelijk voor de beschavende invloed van het christendom. Zij geeft blijk van onverschrokkenheid en hartstochtelijke ouderliefde, maar ook van rechtvaardigheidsgevoel, ongekunstelde vroomheid, deernis met armen en hulpelozen en trouw aan de keuze van haar hart. Ook de personages van Latoemahina en de Radja van Booi zijn toonbeelden van edelmoedigheid. Ver Huell projecteerde christelijk-verlichte ideeën op de literaire personages in Christina Martha. Hij wilde zijn toehoorders voorhouden dat koloniale onderdanen geschapen zijn met een algemeen-menselijke edele natuur. Alle mensen zijn bedeeld met ‘het Goddelijk licht der rede’ en een onblusbaar verlangen naar vrijheid, of zij nu in Europa wonen of in verre gewesten waar de beschaving nog niet is doorgedrongen. Daarom mogen de koloniale gezagsdragers zich niet gedragen als onderdrukkers of slavenhouders, maar behoren zij zich op te stellen als idealistische ‘mensenvrienden’. Met het verhaal Christina Martha droeg hij de overtuiging uit dat Nederland als christelijk verlichte natie in de koloniën een beschavingsopdracht te vervullen had en dat het zaad van beschaving en christendom in de koloniën op vruchtbare bodem zou vallen. | |||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||
Een reisverhaalIn een reisverhaal ligt het perspectief bij de reiziger die als ik-personage optreedt. Het geeft de verteller veel minder ruimte om zich door zijn eigen verbeelding aan de hand te laten nemen dan een ‘romantisch tafereel’. Als motto voor Herinneringen van eene reis naar de Oost-Indiën koos Ver Huell een programmatische zinsnede uit een reisverhaal van J.B. Lechevalier: ‘C'est un bien pour un voyageur, d'avoir acquis par ses propres observations, des connaissances et des émotions douce, dont le souvenir se renouvelle pendant toute sa vie; maisil est difficile de les partager.’Ga naar eind6
Ontwerp-vignet voor het titelblad van Q.M.R. Ver Huell's oostersche tafrelen (Museum Moderne Kunst Arnhem, GM 01290).
Hij stelde zich ten doel de lezers in zijn reisindrukken en reisherinneringen te laten delen en hun een geloofwaardig en betrouwbaar beeld van onbekende werelden voor te schotelen. Zo mocht de lezer als vanzelfsprekend aannemen dat Ver Huell zijn reiservaringen in Herinneringen van eene reis naar de Oost-Indiën waarheidsge- | |||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||
trouw op schrift had gesteld en dat zijn reisverhaal, anders dan het literaire verhaal Christina Martha, kon worden gelezen als een historische bron. Maar op deze vanzelfsprekendheid valt wel het een en ander af te dingen. Ver Huell had weliswaar, naast zijn scheepsjournaal, een uitgebreid dagboek met aantekeningen en schetstekeningen bijgehouden, maar dat was verloren gegaan toen de Admiraal Evertsen op de terugreis schipbreuk leed. Bij het reconstrueren van zijn reiservaringen was hij in hoofdzaak aangewezen op zijn eigen geheugen en, voor de plaatsing van gebeurtenissen in de tijd, op het afschrift dat hij na de schipbreuk had gemaakt van het journaal van 2e luitenant-ter-zee H.P.N. 't Hooft.Ga naar eind7 Zoals de titel van het boek ook aangaf, schreef hij over herinneringen aan gebeurtenissen die bij de publicatie in 1835 en 1836 al bijna twintig jaar eerder hadden plaatsgevonden.
Q.M.R. Ver Huell, Den luitt ter zee Veerman neemt het derde hoofd der rebellen gevangen (Gelders Archief 0490-60, f. 219).
Bovendien had Ver Huell met het publiceren van Herinneringen van eene reis naar de Oost-Indiën een verborgen agenda. Anders dan hij had gehoopt en verwacht, was de | |||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||
reis naar Indië niet het begin van een glanzende loopbaan op zee geweest. Hij was niet voorgedragen voor een decoratie en hij was gedwongen geweest om na zijn terugkeer een ondergeschikte positie op de marinewerf in Rotterdam te aanvaarden. Hij hoopte met de publicatie van zijn reisverhaal de weg te plaveien voor eerherstel en verbetering van zijn carrièrekansen. De herinneringen aan zijn eigen functioneren en aan het optreden van zijn mede-officieren waren door zijn teleurstelling en verbittering gekleurd.Ga naar eind8 Toen het eerste deel van zijn reisverhaal in het tijdschrift Vaderlandsche Letteroefeningen een lovende recensie kreeg,Ga naar eind9 reageerde Ver Huell in een brief aan zijn oom C.H. Ver Huell dan ook buitengewoon voldaan: ‘Ziedaar zeer geliefde Oom, een kort extract der recensie. (...) Ik dank God! - voor deze herstelling van mijne eer! - en het missen van een lintje in mijn knoopsgat is geen hartzeer meer voor mij!’Ga naar eind10 Dat de reisherinneringen van Ver Huell minder geloofwaardig en betrouwbaar waren dan de argeloze lezer mocht verwachten, is reeds op tal van punten aangetoond in het historisch onderzoek dat Ch.F. van Fraassen aan zijn reisverhaal heeft gewijd.Ga naar eind11 In dit artikel richten we onze aandacht specifiek op enkele episodes uit het romantisch tafereel Christina Martha. | |||||||||||||||
De arrestatie van LatumahinaEen eerste voorbeeld van discrepanties tussen het reisverhaal en de historische bronnen heeft betrekking op de arrestatie van Philip Latumahina. Deze Latumahina stond, met Thomas Matulessy en Anthonie Rhébok, bekend als een van de belangrijkste aanvoerders van de opstandelingen. W.L. Veerman, 2e luitenant-ter-zee op de Admiraal Evertsen, werd door zijn commandant Ver Huell in de vroege morgen van 11 november uitgezonden om aan de westzijde van de baai van Saparua vaartuigen te vernietigen die door eventuele vluchtende opstandelingen gebruikt zouden kunnen worden. Tijdens deze missie nam hij Latumahina gevangen. De toedracht daarvan beschrijft Ver Huell in Herinneringen van eene reis naar de Oost-Indiën als volgt: Een grijsaard stond op het strand, die dringend bad, om het vaartuig, zijn eenig bestaan, niet te verbranden; in vergelding hiervan, zoude hij het derde hoofd der muitelingen aanwijzen. “Hij woont,” zeide de oude Indiaan, “onder gindsche boomen; het is een groot sterk man, gekleed in eene blaauwe kabaai, met | |||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||
een groote schildpadden kam in de haren.” De moedige Luitenant VEERMAN voldeed aan de bede des grijsaards, en begaf zich, volgens zijne aanwijzing, in het bosch, latende twee der knapste matrozen aan weerszijde een’ omweg maken, om op een te geven sein toe te schieten, en zich van den muiter meester te maken. Hij ging voort en zag den beschreven Indiaan onder de boomen zeer gerust heen en weer wandelen, als in mijmering verzonken. De Heer VEERMAN, op eens toetredende, eer de Indiaan er op bedacht kon zijn, zette hem het pistool op de borst, en nam hem dus stoutmoedig gevangen.Ga naar eind12 Veerman hield zelf een journaal bij waarin hij een volstrekt andere versie van de gebeurtenissen geeft. Volgens hem was Latumahina niet ‘een groot sterkman’, maar ‘een groot dik persoon, gekleet met een linne broek en kabaaij, gewapend met een klewang’. Over de toedracht van de arrestatie zelf deelt hij mee dat hij in de loop van de dag vijf grote oorlogsprauwen en een aantal vissersprauwtjes had laten vernielen, bij welke gelegenheid het mij gelukte den 3e oppersten der rebellen Philip Lattha mahina gevangen te krijgen, welke aan strand daar ik mij bevond, kwam spioneeren, en zijn gedrag mij suspect voorkomende, volgde ik hem en liet de zelve door behulp van den 2e zeilmaker G. Van Dermeer [D.G. van der Meer] en de matroos N. Adeks [M. Adiks] ontwapenen en in de laberlot [sloep] geboeijd brengen, waar ik hem terug aan boord kerende gevangen overleverde.Ga naar eind13 Hoewel de arrestant volgens Ver Huell terneergeslagen was en ‘geen enkel woord’ sprak, noteerde Veerman in zijn journaal dat Latumahina onder meer had verklaard dat hij door Thomas Matulessy was uitgezonden om de bevolking van Booi ‘nogmaals in opstand te brengen’. Het opmerkelijke is dat de in het reisverhaal beschreven toedracht niet overeenkomt met Veermans relaas, maar wel met een episode in het verhaal Christina Martha. De arrestatie van Latumahina is hier door Thomas Matulessy zelf gearrangeerd: hij heeft een oude visser opgedragen om Latumahina aan een Nederlandse patrouille te verraden om zo zijn rivaal in de liefde uit te schakelen. De oude man haalt de officier over zijn prauw te sparen met de belofte hem Latumahina's verblijfplaats te wijzen. Veerman omsingelt dan met vier vertrouwelingen Latumahina, die ‘in diep gepeins verzonken op een grasheuvel [is] neergezegen’: | |||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||
Eensklaps schiet den officier uit het geboomte, zet hem een overgehaald pistool op de borst - de ongelukkige wil opvliegen - ‘Geen woord, geene beweging, of gij zijt des doods!’ dondert hem in de ooren. - Alle tegenweer was vruchteloos, daar de vier matrozen hunne schuilplaatsen verlaten en hem aanvallen. ‘Vaarwel! Mijne Christina!’ roept hij uit, ‘Wijd eene traan aan de rampzalige Latoemahina!’Ga naar eind14 | |||||||||||||||
De arrestatie van MatulessyEen volgend voorbeeld heeft betrekking op de arrestatie van Thomas Matulessy, de leider van de opstand. Daarover deelt Ver Huell in Herinneringen van eene reis naar de Oost-Indiën het volgende mee. In het legerkamp dat de troepen onder leiding van majoor der infanterie J.A. Meijer in Siri Sori hadden opgeslagen, kreeg de majoor bezoek van de regent van het dorp Booi: ‘Door het opperhoofd der rebellen afgezet, beloofde hij, indien men hem met eenige manschappen wilde bijstaan, den hoofdmuiteling in onze handen te leveren.’Ga naar eind15 De regent koesterde volgens Ver Huell grieven jegens Matulessy omdat hij door hem als regent van Booi uit zijn ambt was gezet. Meijer stelde twee vaartuigen en veertig manschappen ter beschikking van de Ambonese 2e luitenant der infanterie M.Th. Pietersz om Matulessy op te pakken. Pietersz en de regent van Booi trokken er nu met de vaartuigen op uit, volgens het reisverhaal om inlichtingen te verzamelen: Zij landden eindelijk nabij de negorij Sierie Sorry. Hij had vernomen, dat hij zich niet verre van daar in de bosschen met eenige zijner officieren in zekere woning ophield. Zij begeven zich met eene gewapende magt, langs omwegen, naar het bewuste huis. De Luitenant PIETERSEN treedt onbeschroomd binnen, en spreekt den Chef der rebellen aan, dien hij geheel moedeloos vindt en ten einde raad, hoedanig in zijnen benarden toestand te handelen, wel voorziende, dat hij zijne straf niet ontgaan kon, en rekenschap zoude moeten geven van zijne bloeddorstige bedrijven. PIETERSEN geeft hem den raad, om zich vrijwillig over te geven; waartoe hij echter niet kon besluiten. Gedurende deze beraadslagingen, treedt eensklaps de Radja met zijne gewapende bende binnen, en neemt allen gevangen. De muiteling was verstomd van woede, zich in de magt ziende van een’ vorst, dien hij in euvelen moede van zijne regering had beroofd.Ga naar eind16 | |||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||
Q.M.R. Ver Huell, Tuwan Thomas Matulesija (Museum Moderne Kunst Arnhem, GM 01358).
Het reisverhaal meldt vervolgens dat de arrestanten aan boord van de Admiraal Evertsen in de ijzers werden geklonken en dat Pietersz voor zijn vermetele optreden beloond werd met ‘het kruis van de militaire Willemsorde’. Het is een verwarrend relaas. Waarom was het nog nodig om inlichtingen te verzamelen nadat de regent van Booi zijn hulp had aangeboden? Waarom kregen de militairen uit het legerkamp te Siri Sori twee vaartuigen mee, als Matulessy zich ‘nabij de negorij Sierie Sorry’ ophield? Hoe kon de regent van Booi als aanvoerder van ‘een gewapende bende’ optreden, terwijl Pietersz door enkele tientallen mili- | |||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||
tairen werd vergezeld? Waarom werd Pietersz vereerd met een decoratie, terwijl de arrestatie van Matulessy door de regent was verricht? Helaas is er van Pietersz zelf geen rapport over de toedracht van de arrestatie bewaard gebleven. Nadere informatie kan alleen ontleend worden aan soms onduidelijke of tegenstrijdige flarden informatie uit andere historische bronnen. De 2e luitenant-ter-zee W.L. Veerman noteerde onder de datum 10 november in zijn journaal dat de regent van het dorp Booi een kleine delegatie naar de Admiraal Evertsen afvaardigde met een brief waarin hij zich, mede namens de negorijbevolking, distantieerde van de opstand en zijn trouw aan het gouvernement betuigde.Ga naar eind17 Commandant Ver Huell zette de delegatie gevangen, maar nam geen contact met de regent op. Diezelfde dag noteerde 2e luitenant-ter-zee H.P.N. 't Hooft, die op dat moment in Siri Sori was gelegerd, in zijn journaal: Tegen den middag kwam den pattij van de negerij Booij, welke door den chef der rebellen was afgezet, met de witte vlag bij ons. Hij beloofde alle moeite te zullen aanwenden om de opperhoofden uitteleveren en ten dien einde gaf hem den Majoor 2 kruis orangbaaijen en een detachement van 40 man met den Luitenant Pietersen en eene proclamatie van Commissarissen-Generaal.Ga naar eind18 Schout-bij-nacht A.A. Buyskes rapporteerde later aan zijn mede-commissarissen-generaal in Batavia: Den volgenden dag zond de Majoor Meijer een sterk detachement over de bergen naar de negorij Booij, waarheen Matulesia, het opperhoofd der muitelingen, met eenige zijner voornaamste aanhangelingen gevlugt was, en het gelukte den Amboineschen Luitenant Pietersen dien grooten booswicht, benevens twee van zijn luitenants, in handen te krijgen, en met behulp van eenigen der flotille vaartuigen nog dien avond aan boord van de Evertsen in verzekerde bewaring overtegeven.Ga naar eind19 Het fregat Maria Reijgersbergen lag op 12 november in de baai van Porto en Haria. De commandant noteerde dat op die dag een prauw uit Saparua arriveerde die ‘de bestemming had naar Amboina de tijding over te brengen dat de bewoners van de negorij Booi gisteren Thomas Matulesia en zijn voornaamsten onderbevelhebber hadden gevangen genomen en aan de Hollanders overgeleverd.’Ga naar eind20 | |||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||
Twee jaar later maakte gouverneur der Molukken H. Tielenius Kruijthoff een inspectiereis langs de Ambonse eilanden. Tijdens zijn bezoek aan Saparua besloot hij de regent van Booi in rang te verhogen van patih tot radja. In zijn verslag aan de gouverneur-generaal te Batavia lichtte hij zijn beslissing als volgt toe: Bij deze gelegenheid wierdt mij door den Resident te Saparoua aanbevolen den pattij van Booij. Dit hoofd is degene geweest die de berugte Matulessie, hoofd der opstandelingen in de jongste onlusten, op zijn negorij heeft opgehouden en daar van kennis gegeven aan den Luitenant Pieters, waardoor deze hoofd rebel destijds is gevangen genomen. Hem is daarvoor belooning toegezegd geworden, doch het is waarschijnlijk dat door de omstandigheden men hier aan niet meer gedacht heeft (...). Ik heb daarom vermeend billijk te zijn dat dit verzuim hersteld wierd en denzelve bevordert tot radja van Booij, onder vereering van een goude rotting knop.Ga naar eind21 Hoewel het beeld dat uit deze fragmenten oprijst, niet eenduidig is, lijkt het aannemelijk dat Matulessy zich bij zijn arrestatie niet in de omgeving van Siri Sori bevond, aan de oostzijde van de baai van Saparua, maar in of nabij het dorp Booi, aan de westzijde van de baai. Ook lijkt de conclusie gewettigd dat de regent van Booi heeft aangeboden om de militairen behulpzaam te zijn bij de arrestatie van Matulessy en hen in elk geval de weg naar diens verblijfplaats heeft gewezen. Ver Huell heeft, evenals andere commandanten, destijds wellicht geen helder beeld kunnen krijgen van het verloop van de arrestatie. Maar hij heeft aan de verwarring zelf een grote bijdrage geleverd door in zijn reisherinneringen de oostzijde van de baai tot plaats van handeling te bestempelen en de regent van Booi een leidinggevende hoofdrol bij diens arrestatie toe te schrijven. Op deze punten vindt zijn relaas van Matulessy's arrestatie geen steun in andere historische bronnen. Evenals het geval is bij de episode over de arrestatie van Latumahina, sluiten zijn reisherinneringen beter aan bij het verhaal Christina Martha dan bij de beschikbare historische bronnen. In het romantisch tafereel figureert de regent van Booi als positief rolmodel. Hij biedt verzet tegen de aanspraken op alleenheerschappij van de opstandelingenleider als hij bemerkt dat Matulessy zelf de uitlevering van Latumahina aan de Nederlanders heeft beraamd. De confrontatie leidt tot een heftige woordenwisseling, waarin de regent zich onomwonden trouw aan koning Willem I verklaart: | |||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||
‘De Nederlanders zijn edel en rechtvaardig, al heeft eene onwaardige onder hen onze eer als vrije Burgers durven schenden. Welnu! wij hebben ons gewroken. Wie gaf u het recht om als opperhoofd op te treden? Gij vriend der Britten en onvermogende vijand van onze heeren en meesters, gij stort ons allen in het verderf. De groote koning der Nederlanden alleen’ - hij neemt eerbiedig de hoed af- ‘is mijn heer en meester. - Ik veracht u.’Ga naar eind22 Als de Nederlanders kort daarna de aanval inzetten en in hoog tempo doorstoten tot Siri Sori aan de oostzijde van de baai, ontvlucht Matulessy in angstige paniek het strijdtoneel. Hij wordt dan door de regent van Booi gevangen genomen en door Christina Martha aan de zegevierende tegenstanders uitgeleverd. | |||||||||||||||
Het reisverhaal over Christina MarthaVer Huells beschrijving van de arrestaties van Latumahina en Matulessy blijkt bij vergelijking met de beschikbare historische bronnen niet betrouwbaar te zijn. Is hij niet, of niet volledig, op de hoogte geweest van de toedracht? Waren zijn herinneringen aan deze gebeurtenissen na zoveel jaren vervaagd? Vond hij zijn eigen weergave van de gebeurtenissen kleurrijker dan de historische gang van zaken en koos hij welbewust voor een voorstelling van zaken die niet geheel waarheidsgetrouw was? Hoe het ook zij, hij heeft zich bij het schrijven van deze episodes in Herinneringen van eene reis naar de Oost-Indiën kennelijk laten inspireren door het romantisch tafereel dat hij in 1837 voordroeg in de Hollandsche Maatschappij van Fraaije Kunsten en Wetenschappen. Deze constatering roept natuurlijk de vraag op hoe geloofwaardig en betrouwbaar Ver Huells herinneringen aan de historische Christina Martha zelf zijn. Kunnen die wellicht ook door het romantisch tafereel zijn geïnspireerd? Er zijn slechts spaarzame bronnen beschikbaar waaraan de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van die herinneringen kunnen worden getoetst. Zo deelt 2e luitenant-ter-zee H.P.N. 't Hooft in zijn journaal mee dat Christina Martha op 17 december met andere arrestanten aan boord van de Admiraal Evertsen werd gebracht en ‘in de ijzers gezet’. Hij noteerde ook dat zij op 23 december vanwege ziekte ‘uit de boeien gedaan en naar de ziekeboeg gebragt’ werd, waar zij op 2 januari om acht uur 's avonds overleed.Ga naar eind23 Deze zakelijke mededelingen staan op gespannen voet met wat Ver Huell in zijn reisverhaal vertelt. Toen hij bemerkte dat het meisje zich onder de arrestanten bevond, zou hij haar alleen in de kajuit hebben laten komen: | |||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||
Q.M.R. Ver Huell, Christina Martha, voorvegteres der Muitelingen van het Eiland Noessa Laut, dochter van den Koning van Aboeboe, gekluisterd (Musem Moderne Kunst Arnhem, GM 01361).
Zij zag mij met doordringende blikken aan. Ik deed mijn best, om haar met overtuigende redenen moed in te boezemen, haar verzekerende van eene zorgvuldige behandeling aan boord, dat haar niets ontbreken zou, dat ik een verblijf voor haar alleen bestemd had, en dat zij, eenmaal op Java aangekomen, op de edelmoedigheid en menschlievendheid van den Gouverneur-Generaal vertrouwen kon, dien ik terstond zoude bekend maken, hoe zij, door ouderliefde gedreven, haren grijzen vader overal gevolgd had, tot den dood toe. Zij zag mij toen met een’ veelbeteekenenden weemoedigen blik aan, en bewaarde het strikste stilzwijgen. Wanneer eenig diep gevoel de ziel ontroert, kunnen woorden weinig troost aanbrengen: een diep stilzwijgen drukte ook bij haar dit gevoel uit. De opslag van haar gitzwart, zielvol, oog was treffend. Het duid de | |||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||
eene, in haar binnenste verkropte, smart aan. Ik gevoelde een diep medelijden voor dit woeste kind der natuur. (...) Ik liet haar in eene ledige hut op de koebrug brengen, en stelde orders, om het haar aan niets te laten ontbreken. Mogelijk, dacht ik, zullen hare lotgenooten hare zielsmart van lieverlede aan het bedaren brengen.Ga naar eind24 Het meest opvallende in deze episode is het vertoon van edelmoedigheid en menslievendheid van het ik-personage. Het is echter een ongeloofwaardig tafereel, alleen al omdat de taalkloof tussen de verteller en Christina Martha onoverbrugbaar moet zijn geweest. Bovendien blijkt uit Ver Huells reisverhaal of uit zijn later opgetekende uitvoerige levensherinneringen niet dat hij in de weken tot het overlijden van Christina Martha nog enig contact met haar heeft gezocht of zich bijzonder om haar welzijn heeft bekommerd. En wat kunnen haar ‘lotgenooten’ voor haar betekend hebben als zij in een ‘ledige hut’ verbleef? Bij gebrek aan andere historische bronnen is niet na te gaan in hoeverre zijn schildering van haar smartelijke gemoedstoestand steunt op zijn herinneringen of vooral is geïnspireerd door de dramatische laatste scenes van het verhaal Christina Martha. | |||||||||||||||
Het romantisch tafereel over Christina MarthaVer Huell heeft aan het verhaal Christina Martha als beginmotto een citaat uit het heldendicht Bharatayudha meegegeven: ‘Bedenk, dat DRUPADI de gelofte gedaan heeft de haren niet eer op te binden dan nadat zij zich gebaad zal hebben in het bloed van de honderden van KURAWA.’Ga naar eind25 Bharatayudha is de titel van de klassiek-Javaanse bewerking van het Indiase epos Mahabharata. Het heldendicht verhaalt over de strijd tussen de geslachten van de vijf Pandawa en de honderd Kurawa. Nadat Drupadi, de vrouw van de oudste Pandawa, door de Kurawa is geschoffeerd door haar met loshangende haren uit de vrouwenvertrekken te sleuren en een poging te doen om haar publiekelijk te ontkleden, ontwikkelt zij zich tot een bloeddorstige furie die met loshangende haren op haar strijdwagen ten strijde trekt en 's nachts tussen de lijken op het slagveld dwaalt. Het motto is een oproep aan de god Kresna (Krishna) om Drupadi haar wraak te gunnen. Hoewel het verhaal van de Bharatayudha op zichzelf geen aanleiding gaf om het op de opstand op de Molukken te betrekken, zag Ver Huell toch aanknopingspunten om Christina Martha met Drupadi te associëren. Doorslaggevend was een iconogra- | |||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||
fische overeenkomst: Ver Huell bracht Christina Martha in verband met de oosterse heldin Drupadi omdat zij tijdens hun eerste ontmoeting het lange haar geheel los droeg. Deze dracht gold niet als vrouwelijk, maar juist als mannelijk en martiaal, de haardracht van voorvechters en koppensnellers. In het door hem gepresenteerde romantisch tafereel was Christina Martha een strijdlustig personage dat tot de voorvechters van de opstandelingen behoorde en op kritische momenten niet schroomde om zich als aanvoerder op te werpen. Ver Huell kan bij zijn ontmoetingen met de historische Christina Martha nog niet aan de Bharatayudha hebben gedacht. Gedeelten van het heldendicht werden namelijk pas voor het eerst gepubliceerd en vertaald in The History of Java, de monumentale studie van Thomas Stamford Raffles, luitenant-gouverneur van Java van 1811 tot 1816.Ga naar eind26 Hij heeft het in 1817 te Londen verschenen boek mogelijk al tijdens de thuisreis in Batavia, maar waarschijnlijk pas na zijn terugkeer in Nederland onder ogen gekregen. Getuige zijn vertaling van ‘the hundred Kurawas’ met ‘de honderden van Kurawa’, heeft hij slechts oppervlakkig kennis van het heldendicht genomen. Toch schreef hij in Herinneringen van eene reis naar de Oost-Indiën over zijn eerste ontmoeting met de historische Christina Martha suggestief: Hare lange, gitzwarte, haren hingen geheel los in golvende vlechten op haren rug. Welligt had zij dezelfde gelofte gedaan, als de heldin uit het Oostersch Heldendicht Brata Youdha: ‘Zij heeft eene gelofte gedaan, de haren niet eer op te binden, alvorens zij zich gebaad heeft in het bloed van de honderden van Kenowa!’Ga naar eind27 Zijn herinneringen aan Christina Martha waren onmiskenbaar beïnvloed door de voorstelling die hij zich van haar literair personage had gevormd. Bijgevolg is zij ook in het reisverhaal bezield door een hartstochtelijke strijdlust: ‘Bij alle gevechten tegenwoordig, had zij niet alleen de wapens van haren grijzen vader gedragen, maar zelfs onder de voorvechters den Tjakileli of krijgsdans mede gedaan, en in dapperheid en bloeddorstigheid uitgemunt.’Ga naar eind28 En, nog stelliger en concreter geformuleerd: ‘Onder een wild volk opgevoed, had zij, door ouderliefde gedreven, zich geheel overgegeven aan de dolle drift, om overal waar haar vader streed, mede te strijden.’Ga naar eind29 Wanneer dit inderdaad het geval was geweest, is het opmerkelijk dat er tegen Christina Martha in eerste instantie geen beschuldigingen zijn ingebracht: zij werd in vrijheid gesteld en ondergebracht bij de guru van Abubu. De reden dat enkele | |||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||
weken later alsnog besloten werd om haar in gevangenschap naar Java over te brengen, was haar onwil om deze maatregel te accepteren. Hoe geloofwaardig en betrouwbaar zijn Ver Huells herinneringen aan de historische Christina Martha en aan haar rol in de opstand? Zijn beweringen dat zij niet alleen de wapendraagster van haar oude vader was geweest, maar ook had meegedaan aan krijgsdansen en in de strijd had uitgemunt in dapperheid en bloeddorstigheid, worden in geen enkel scheepsjournaal, ooggetuigeverslag of andere historische bron bevestigd. De 2e luitenant-ter-zee 't Hooft maakte in zijn journaal een notitie over Christina Martha en haar vader die veel terughoudender was: ‘Het was een oud man en zijne dogter Christina Martha, circa 16 jaaren oud, had hem in alle attaques gevolgd en zijne wapens voor hem gedragen. Deeze meid had een wild uitzicht.’Ga naar eind30 | |||||||||||||||
Geschiedenis van een personageHet romantisch tafereel dat Ver Huell in februari 1837 in Rotterdam voordroeg, had zich in zijn hoofd genesteld toen hij zijn reisverhaal Herinneringen van eene reis naar de Oost-Indiën schreef. Zijn reisherinneringen werden er in verschillende opzichten door vervormd en verkleurd. Zo ontstond het beeld van een strijdlustige en edelmoedige oosterse heldin dat de Nederlandse lezers van Herinneringen van eene reis naar de Oost-Indiën aansprak en weerklank vond in het werk van verschillende andere schrijvers. J. Ackersdijck bijvoorbeeld, die Ver Huells reisverhaal welwillend positief recenseerde in De Gids, werd in het bijzonder door de lotgevallen van Christina Martha getroffen. In zijn ogen groeide zij uit tot een strijdster voor nationale vrijheid: ‘Zij vergezelde haren vader in den strijd; spoorde hare stamgenooten door den eigenaardigen krijgsdans (Tjakileli) aan tot heldenmoed voor de vrijheid van haar volk; (...). Zulk een waarlijk groot karakter verdiende in de Geschiedenis bewaard te blijven.’Ga naar eind31 In 1870 publiceerde W.A. van Rees een geromantiseerde biografie van P.F. Vermeulen Krieger, een officier die een rol speelde bij het neerslaan van de opstand van 1817. Van Rees wijdde verschillende hoofdstukken aan deze episode, waarin hij de gebeurtenissen niet alleen vanuit Vermeulen Kriegers perspectief beschreef, maar de lezer in de verbeelding ook meenam naar het kamp van de Molukse opstandelingen. Hij schreef Christina Martha een veel grotere betrokkenheid bij de opstand toe dan Ver Huell in zijn reisverhaal. Zo zou zij met haar vader aanwezig zijn geweest bij het beramen van de opstand en de strijders in de laatste grote gevechten tot een laatste krachtsinspanning hebben aangevuurd: | |||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||
Het is Christina Martha, de dweepzieke dochter van den radja Paulus Triago, die door haar voorbeeld de geestdrift der muitelingen ten toppunt heeft doen stijgen. (...) Zij was het, die naarmate men terrein verloor, den terugtrekkenden moed insprak, tot standhouden, tot aanvallen, tot omtrekken aanzette.Ga naar eind32 In het voetspoor van Van Rees memoreerde J. Fabricius in zijn novelle De schreeuw van de witte kakatoe het personage van Christina Martha als ‘de naar het scheen beeld-schone dochter van de oude radja van de negorij Aboeboe op Noesa Laoet’: ‘Op het laatst was zij de ziel van de opstand geworden. Dachten de mannen aan overgave, zij zwiepte hen met haar vurig woord tot nieuw verzet op en gaf daarbij zelf het voorbeeld.’Ga naar eind33 In het huidige Indonesië leeft Christina Martha voort in het collectieve geheugen. De Molukse opstand van 1817 wordt jaarlijks herdacht als een heldhaftige voorafschaduwing van de nationale onafhankelijkheidsstrijd. In dit kader werd zij op 20 mei 1969 door de overheid uitgeroepen tot pahlawan nasional, nationale heldin. In de stad Ambon en in haar geboortedorp Abubu staan meer dan levensgrote standbeelden die haar met loshangende haren en gewapend met een grote speer afbeelden. De verheffing van Christina Martha tot heldin is gebaseerd op biografieën door geschiedschrijvers en journalisten die hoofdzakelijk gebruik hebben gemaakt van Ver Huells Herinneringen van eene reis naar de Oost-Indiën en van de geromantiseerde biografie van Vermeulen Krieger door Van Rees. Zij hebben deze geschriften veelal gelezen als betrouwbare, zij het eenzijdige en partijdige, historische bronnen en daaruit een al even eenzijdig en partijdig beeld van haar rol in de opstand samengesteld. Zo stelt Mengenal Pahlawan Indonesia, een boek ter kennismaking met de helden van Indonesië, in een hoofdstukje over Christina Martha Tiahahu: Vanaf het begin van de strijd nam zij steeds daaraan deel en wilde van geen wijken weten. Met haar lange haar los naar achteren en met de kain berang (rode doek) om het hoofd gebonden bleef zij haar vader in elk gevecht, zowel op Nusalaut als op Saparua, terzijde staan. In de verwoede strijd in Ouw en Ulat (op de zuidoostelijke uitloper van Saparua) die buitengewoon zwaar bleek, viel de heldin samen met de strijders van het volk de vijand aan.Ga naar eind34 De kain berang is een rode hoofd- of halsdoek die in de hitte van de strijd wordt gedragen. Het is een nieuw element in de Indonesische beeldvorming rond Christina Martha dat haar tekent als een toonbeeld van vastberadenheid en strijdlust. Haar status als nationale heldin rust evenwel op een bijzonder smalle en wankele | |||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||
Monument voor Christina Martha Tiahahu, Ambon (Collectie auteur).
Monument voor Christina Martha Tiahahu, Abubu, Nusalaut (Collectie auteur).
| |||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||
basis. De beeldvorming rond Christina Martha Tiahahu is te herleiden tot enkele passages uit de reisherinneringen van Ver Huell, die aanwijsbaar geïnspireerd zijn door het romantisch historisch tafereel waarin hij de historische Christina Martha omvormde tot een literair personage. Het is dit personage uit de Nederlandse literatuur dat in het Indonesische collectieve geheugen voortleeft als een nationale heldin. | |||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||
Hans Straver (1947) studeerde Algemene Literatuurwetenschap en was van 1986 tot 2011 verbonden aan het Landelijk Steunpunt Educatie Molukkers. Hij publiceerde De zee van verhalen (1993) over Molukse orale cultuur, stelde de bloemlezing Wonder en Geweld - De Molukken in de verbeelding van vertellers en schrijvers (2007) samen en schreef een reeks historische verhalen in Vensters op de Molukse geschiedenis (2011). Recent verscheen zijn leeseditie van Q.M.R. Ver Huell, Christina Martha. Oosters romantisch historisch tafereel. |
|