Indische Letteren. Jaargang 28
(2013)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 114]
| |||||
Hella S. Haasse of de rol van de verbeelding
| |||||
[pagina 115]
| |||||
omstandigheden aan te wijzen die haar verbeeldingskracht een extra impuls moeten hebben gegeven.
Amsterdam, december 2006. Foto: Emmy Scheele.
| |||||
IndiëKort voor de Eerste Wereldoorlog, in 1914, reisde Käthe Diehm Winzenhöhler op eenentwintigjarige leeftijd naar Indië, haar toenmalige verloofde achterna. Die verloving hield niet lang stand, maar Käthe kreeg als pianiste veel succes. Een zekere Willem Hendrik Haasse (indertijd commies-redacteur bij de Gouvernements- bedrijven) woonde een concert van haar bij en werd onmiddellijk verliefd op haar. En Käthe op hem. Zij werden de ouders van Hélène Serafia Haasse, die op 2 februari 1918 geboren werd in Batavia, het huidige Jakarta. Al als jong meisje heeft Hella een uitzonderlijk groot observeringsvermogen, dat later gepaard blijkt te gaan met een eveneens uitzonderlijk goed geheugen, ik noemde het eerder al even. Met name de imposante Javaanse natuur maakt een nooit aflatende | |||||
[pagina 116]
| |||||
Verlovingsfoto Käthe Diehm Winzenhöhler en Willem Hendrik Haasse, Indië, 1915. Fotograaf: N.V. Charls & Van Es & Co, Nederlands-Indië.
Hella in de kinderwagen, in de Plantentuin te Buitenzorg, 1919. (Collectie: Hella S. Haasse)
Käthe met haar dochter: ‘Hella oud 1 jaar, Buitenzorg 1919’ (tekst achterzijde foto). (Collectie: Hella S. Haasse)
| |||||
[pagina 117]
| |||||
indruk op Hella, waar zij haar hele schrijversleven lang van blijft getuigen. Haar eerste, zeer vroege herinnering betreft die natuur - zo schrijft ze in Zelfportret als legkaart: ‘groene tintelende bewegende vlekken boven mijn hoofd, de kronen van de reuzenwaaierpalmen in de Plantentuin van Buitenzorg. Ik zit of lig in een wagentje dat door mijn moeder wordt voortgeduwd, dat moet zijn geweest in 1919 of 1920.’Ga naar eind3 | |||||
NederlandEind 1920, Hella is dan tweeëneenhalf, gaat het gezin op groot verlof naar Nederland, en komt te wonen in Rotterdam, waar haar vader gaat werken. Haar ouders zijn bijzonder cultureel ingesteld; haar moeder, de pianiste, laat muziek in het huis weerklinken en haar vader, literatuurlezer en zelf schrijver (onder het pseudoniem W.H. van Eemlandt), heeft een voorbeeldige bibliotheek aan literatuur in huis. Zíj maakten ongetwijfeld het handgeschreven catalogusje van de prentenboeken, dat ik in de nalatenschap van Hella S. Haasse aantrof. ‘Helly’, pas twee jaar oud, heeft al drieëndertig boekjes! Het boek Mijn lieveling, dat op de foto, genomen op haar derde verjaardag door een pop haast net zo groot als zijzelf vastgehouden wordt, staat ook in dit catalogusje vermeld. In Rotterdam wordt haar broertje Wim geboren. We lezen in Hella's autobiografische boeken nauwelijks iets over die Rotterdamse jaren, en ik kan me ook niet herinneren dat ze er iets over verteld heeft.Ga naar eind4 De Rotterdamse periode zal eenvoudig geen indruk op Hella hebben gemaakt - maar hoe anders worden haar indrukken wanneer de familie in 1922 teruggaat naar Indië, ditmaal naar Soerabaja. | |||||
IndiëHella is inmiddels vier jaar en ze wordt steeds ontvankelijker voor de omgeving. ‘Mijn schooltijd begon in 1924 bij de nonnen in Soerabaya, in dezelfde straat als waar wij woonden, dus op loopafstand voor een klein kind alleen. Gewapend met lei, griffelkoker en sponzendoos stapte ik iedere ochtend door het bedauwde gras op de bermen langs de weg. In de lucht hing de Indische morgengeur van rook en fris loof en vochtig asfalt.’Ga naar eind5 Op die katholieke school is zij de enige in de klas die niet gelovig is opgevoed. Het verschil tussen katholieke en niet-katholieke leerlingen werd streng gehandhaafd. | |||||
[pagina 118]
| |||||
Hella op haar derde verjaardag, 2 februari 1921. Foto: W. Blouzé, Rotterdam.
Foto: Tom Steendam.
Moeder, broertje Wim en Hella, gefotografeerd in Rotterdam, 1922. Foto: C. Leyenaar, Rotterdam.
| |||||
[pagina 119]
| |||||
Als outsider kwam zij bijvoorbeeld de kapel nooit binnen: ‘Ik vormde er een kaste apart. Wanneer de anderen in de kapel waren of godsdienstonderwijs hadden, zat ik in een leeg lokaal met mijn leesplankje of een tekenschrift.’Ga naar eind6 Zij had alle tijd voor reflectie: wie zo jong al zichzelf en de anderen observeert, wordt haast vanzelf een buitenbeentje.
Tocht in de bergen bij Sarangan, Oost-Java, 1923. (Collectie: Hella S. Haasse)
Familieportret uit 1924: moeder, Hella, Wim en vader. Foto: Isken, Soerabaja.
Op school mag ze een outsider zijn, in het gezin is het veilig en beschermd. Het zijn paradijselijke jaren en vanuit die vertrouwde sfeer ondergaat Hella de als vanzelfsprekend aanwezige Indische wereld, barstensvol kleur en geur en geluid, die zich bij iedere stap uitbreidde, rijker werd, nieuwe beelden bood. De achtergrond van mijn vroege kindertijd, die wereld: een glanzend web geweven uit duizenden kleine zintuigelijke waarnemingen. Een wereld, geproefd, genoten, en voor altijd in het geheugen gefixeerd, nog zonder de correctie van het verstand, de inmenging van gevoelens en gedachten.Ga naar eind7 | |||||
[pagina 120]
| |||||
Het is met name de natuur die ze, zoals ze later beschrijft, op een haast pijnlijk intense manier ervaart. | |||||
NederlandMaar dan volgt er een breuk, die grote gevolgen zal hebben. Hella zit nog maar net in de eerste klas van de lagere school, of ze moet voor de tweede keer in haar korte leven opnieuw voor langere tijd naar Nederland. Haar moeder is ernstig ziek geworden en moet langdurig in een sanatorium in Zwitserland verblijven. Mijn broer en ik beseften niet of nauwelijks wat dit betekende. [...] Pas op de dag van vertrek, aan boord, in de hut tijdens het afscheid tussen mijn moeder en mijn vader (die alleen [in Soerabaja] zou achterblijven), terwijl de scheepsfluit dreunend loeide tot sein dat alle niet-passagiers het schip moesten verlaten, drong het tot me door dat er iets ernstigs gebeurde.Ga naar eind8 De overtocht per boot eindigt in Genua, waar haar beide grootmoeders op de kade staan. ‘Bij het zien van die twee damesgestalten in donkere Europese kleding, die glimlachend, ontroerd wuifden met hun zakdoeken, bekroop mij een gevoel van naderend onheil.’Ga naar eind9 Hella en haar broertje komen gescheiden van elkaar bij de twee grootouders in Nederland te wonen.
Hélène Serafia Weitzel (Diehm Winzenhöhler) en dr. A.C.G. de Vries, Hella's grootouders van moederskant. (Collectie: Hella S. Haasse)
| |||||
[pagina 121]
| |||||
Willem Hendrik J. Haasse en Cornelia Francisca Braak, Hella's grootouders van vaderskant. (Collectie: Hella S. Haasse)
Hella wordt ondergebracht bij de grootouders van moederskant in Heemstede, waar het huishouden bepaald geen plaats bood aan een kind. Het glanzende witte lakwerk van trap en lambriseringen, de spiegelende parketvloeren bestonden in al hun glorie louter en alleen bij de gratie van volwassenen zonder kleefvingers en krassende schoenen. [...] Bij mooi weer werd ik op vaste tijden de achtertuin in gestuurd. Ook daar golden vele regels. Op het gras, egaal als fluweel, mocht niet gelopen worden. Het was verboden de rozen aan te raken. Ik wandelde dus heen en weer over de kiezelpaden tussen de serre en de brede met kroos bedekte vaart, die de tuin aan de achterzijde begrensde.Ga naar eind10 Net als bij de nonnen in Soerabaja merkt Hella dat zij ook hier een uitzonderingsgeval is: ‘niet alleen omdat ik een kind-uit-Indië was, maar vooral, denk ik, omdat het al vaststond dat ik binnen afzienbare tijd weer ergens anders heen zou gaan.’Ga naar eind11 Nog sneller dan gedacht sturen haar grootouders haar elders heen. En wel naar de ándere grootouders, die van vaderskant in Baarn, waar broertje Wim al woont. Ook hier blijkt Hella niet erg welkom, het is de grootouders te veel om twee kinderen in huis te hebben. En opnieuw moet ze weg: ze belandt nu in een kinderpension. Binnen de kortste tijd werd de zesjarige Hella kortom drie keer verhuisd - zonder ouders en in een ver, koud land. Al na een jaar kan ze zich de gezichten en het geluid van de stemmen van haar ouders niet goed meer voor de geest halen. Van haar moeder in Zwitserland en haar vader in Indië krijgt ze regelmatig kaarten en cadeautjes. In deze periode zijn er veel foto's van Hella en Wim gemaakt, om aan hun ouders (moeder in Davos, vader in | |||||
[pagina 122]
| |||||
Soerabaja) te sturen. Er werd sowieso veel gefotografeerd, om de overzeese familieleden in Nederland dan wel in Indië op de hoogte te houden.
Met broertje Wim, Baarn, 1925. (Collectie: Hella S. Haasse)
Wim en Hella, Baarn, 2 februari 1926 (Hella's achtste verjaardag). Foto: J. Coerdès, Baarn.
Onvoorbereid was Hella dus uit de vertrouwde, zintuigelijke, warme groene wereld van haar geboorteland Java, én uit de veiligheid van het ouderlijke huis overgeplant naar de kille omgeving van een Hollands kinderinternaat in Baarn. ‘Een witgepleisterd villaatje, één uit een eindeloze rij soortgelijke huisjes, met kleine or-delijke voortuinen achter groene hekken.’Ga naar eind12 In het kinderinternaat, waar Hella van haar zesde tot haar tiende zal verblijven, was het isolement het ergst. Het pension, beheerd door drie dames, hield er een streng regime op na. Terwijl Hella de ene merklap na de andere borduurt, melk met gruwelijke vellen drinkt en zich geheel ontheemd voelt, begint ze uit zelfbehoud de dromen die ze zich herinnert uit te spinnen en verhalen te verzinnen: ‘Daar heeft zich die behoefte gevormd om dingen over mezelfin verhaaltjes te gieten, zonder me er helder van bewust te zijn dat ik | |||||
[pagina 123]
| |||||
dat deed en waarom.’Ga naar eind13 Ze schrijft haar gedachten op, bedenkt er dingen omheen en geeft vorm aan alles wat haar overkomt en bezighoudt. Schrijven wordt een middel om zichzelf staande te houden. In 2005 vertelde ze dat verhaaltjes die ze uit die tijd terugvond allemaal gaan over een onbegrepen kind, ‘over de gevoelens van angst en eenzaamheid van een kind van wie de moeder sterft en de vader er ook niet is.’Ga naar eind14 De pensionhoudsters laten weten dat ze niet van Hella's fantasieverhalen houden, sterker: ze willen er niets van weten en Hella's ‘gebrek aan waarheidsliefde’ moet onderdrukt worden. Uiteraard leidt dat tot het omgekeerde effect, zoals Hella later schreef: ‘Het was vooral deze houding van hen, die mijn vlucht in dagdromen versierde met het lokkende waas dat alle verboden, verzwegen en op een afstand gehouden dingen omgeeft.’Ga naar eind15 De ontheemding en de vijandige omgeving zijn een traumatische ervaring. Het deed Hella zelfs op het laatst van haar leven nog pijn om de foto te zien waarop ze met haar handen op de rug in de tuin staat, zo ongelukkig als ze daar was. Bij een ander zou dit tot louter zelfbeklag leiden over uitgestoten zijn, maar bij Hella is het de aanjager geweest voor de ontwikkeling van haar aangeboren talent.
Baarn, 1925. (Collectie: Hella S. Haasse)
Baarn, 1926. (Collectie: Hella S. Haasse)
Bij die vlucht in de verbeelding en de troost door de fantasie komt vervolgens de mogelijkheid van het lezen. Van haar grootvader die in Amsterdam een antiquariaat | |||||
[pagina 124]
| |||||
had kreeg ze boeken. De sprookjes van Andersen, De verhalen van 1001 nacht, Robinson Crusoë, Gullivers reizen, De klokkenluider van de Notre Dame zijn bepaald geen kinderboeken, maar Hella verslindt ze en door steeds herlezen verovert ze geleidelijk veel van wat ze eerst niet had begrepen. Langzaam komt daarmee de hele literatuur binnen haar bereik, een nog grotere verbeeldingswereld die haar haar eenzaamheid tijdens het lezen en identificeren even doet vergeten. Schrijnend is het al met al, die afzondering van haar ouders en haar geboorteland. Maar dan breken er betere jaren aan. | |||||
Via Zwitserland naar Indië
Hella en Wim, gefotografeerd eind 1928 op Java. Foto: Kreuger & Austermünde, Bandoeng.
Geschreven op de achterzijde van de foto: ‘De kinderen in den Plantentuin / Sept. '30 B'zorg / Helly vertoont de jurk van oma'tje.’ (Collectie: Hella S. Haasse)
In september 1928 komt hun vader Hella en haar broertje ophalen in Nederland. Hun moeder is genezen en samen brengen ze een paar maanden door in Zwitserland. Daar, | |||||
[pagina 125]
| |||||
op een heuvel midden in het dorp lag het kasteel, een goed geconserveerde ruïne. [...] Iedere keer wanneer wij door de poort gingen en in die binnenhof kwamen, waar oude bomen ruisten in de wind, werd ik bevangen door een bijna ondraaglijk gevoel van verwachting en verlangen. Nog nooit tevoren was ik bewust in de nabijheid van het verleden geweest.’Ga naar eind16
Achter op de foto staat geschreven: ‘Wim met de kinderen bij het Telaga-Warna (meer van Warna), waarheen wij een tocht maakten met 2den Kerstdag, Dec. 1930.’ (Collectie: Hella S. Haasse)
Hier komt haar fantasie die al kiem had gevat tot verdere wasdom. Het herenigde gezin keert terug naar Bandoeng, maar de scheiding van jaren heeft een vervreemding in Hella veroorzaakt die niet meer op te heffen is. Haar ouders blijven als het ware vriendelijke vreemden, die een betrekkelijk geïsoleerd en op cultuur gericht gezinsleven leiden. Zij geven haar een levenslange liefde voor muziek en literatuur mee, maar in emotioneel opzicht blijft er een afstand. Die breuk met haar ouders heeft sporen achtergelaten in haar werk, dat vaak gaat over mensen die op zichzelf zijn teruggeworpen. Niet alleen vinden zij door introspectie en verbeelding een uitweg uit hun problemen, maar ook een nieuwe benadering van de werkelijkheid. | |||||
[pagina 126]
| |||||
Vader, Hella, moeder en Wim, circa 1933, in Batavia. (Collectie: Hella S. Haasse)
Ik stel me voor hoe overweldigend het moet zijn geweest toen de jonge Hella uit het burgerlijke, calvinistische Nederland opnieuw, voor de tweede keer, in de tropen aankwam: De hitte en de felle kleuren van Colombo op Ceylon: lange stoffige, in zonnegloed blakende straten [...]. Mensen, mensen, een krioelende menigte, Hindoes en Arabieren, Chinezen, boeddhistische priesters met glimmende kaal-geschoren schedels boven okergele gewaden, paria's in vodden, vaalzwarte kroesharige Alfoeren met alleen een lendendoek om, koelies, matrozen, toeristen...Ga naar eind17 In de volgende periode van 1929 tot aan 1938, als zij in haar eentje naar Nederland vertrekt om daar te gaan studeren en Indië bewust en voorgoed achter zich laat, | |||||
[pagina 127]
| |||||
wordt het lezen een ware hartstocht. Zij vertelde dat zij eraan gewend was geraakt ‘op mezelf te zijn’, in een eigen wereld. Radio speelde nauwelijks een rol, televisie bestond nog lang niet, van een kunstleven was in de tropen, en zeker waar het jongeren betrof, geen sprake. Je zocht het in de natuur. En dat doet Hella. Het gezin verhuist regelmatig binnen Indië, en zo komen ze op een bepaald moment opnieuw in de buurt van de Plantentuin te wonen, waar Hella dromerige toneelstukjes fantaseert.
In die tijd leert Hella Telaga Warna kennen, het meer waarvan het spiegelende oppervlak boven donkere diepten een onuitwisbare indruk op haar maakt, en dat later een rol speelt in Oeroeg (1948). Al haar zintuigen staan open. De kracht die ze in de overweldigende natuur ziet herkent ze in zichzelf: ‘De overdaad van groen, de verstrengeling, overwoekering, triomf en breidelloze expansie van het meest vitale: de openbaring van een groeikracht die ook in mij was.’Ga naar eind18 Zij zag het ‘groenst denkbare groen, een genot voor de zintuigen dat aan pijn grensde’.Ga naar eind19 | |||||
Tot slotHella's aangeboren talent, de culturele opvoeding die haar ouders haar gaven, het kwalitatief hoge onderwijs dat zij in Indië kreeg vormen de voedingsbodem. Maar het is de eenzaamheid van zonder ouders in een ander land moeten zijn die haar verbeeldingskracht deed exploderen, tezamen met het gelukzalige gevoel dat zij heeft gehad toen ze op haar vierde en op haar tiende opeens weer in het landschap van haar geboorteland was. Hella heeft vaak verteld dat haar eerste herinnering de bladeren in de Plantentuin betrof (ik had het er al aan het begin van deze bijdrage over). Zij was van nature ontvankelijk voor natuurindrukken - toch meen ik dat de jaren van afzondering in Nederland en het steeds weer terugkomen in de tropische wereld schokeffecten veroorzaakten die van cruciaal belang waren voor haar verbeelding. Bij tegenslagen in haar leven zou Hella verder altijd een veilig onderkomen vinden in de verbeeldingswereld. Om slechts een enkel evident voorbeelden te noemen: tijdens de Hongerwinter in de Tweede Wereldoorlog begon ze aan Het woud der verwachting (dat toen nog eerst een toneelstuk leek te worden), en na het overlijden in 1947 van haar eerste dochtertje, Chrisje, schreef zij direct en in één adem Oeroeg - inmiddels in tijd en ruimte ver verwijderd van de gelukkigere kinderjaren in Indië. | |||||
[pagina 128]
| |||||
Bibliografie
|
|