[Nummer 1]
Redactioneel
Het voorliggende nummer, dat iets later verschijnt dan de bedoeling was, is geheel gewijd aan het Bronbeeksymposium van 2011, de Indische pers en de literatuur, dat we organiseerden naar aanleiding van het verschijnen van Realisten en reactionairen, Een geschiedenis van de Indische pers 1905-1942 van Gerard Termorshuizen. Alle bijdragen op het symposium waren van (oud)redacteuren van Indische Letteren en deze bijdragen zullen ook als afzonderlijke uitgave in boekvorm verschijnen, als huldebundel van de (oud)redactie van Indische Letteren aan oudredactielid Gerard Termorshuizen.
Om te beginnen een bijdrage van Olf Praamstra waarin hij demonstreert hoe het strenge Drukpersreglement in Nederlands-Indië vele journalisten daar voor het gerecht en binnen de muren van de gevangenis bracht. Hij doet dit aan de hand van ervaringen van bekende journalisten als l'Ange Huet, Daum en Walraven.
Peter van Zonneveld laat vervolgens zien hoe de pers reageerde op de arrestatie in 1905 van de Atjehse vorstin Tjoet Nja Din tijdens de Atjehoorlog.
De emancipatie van Indische meisjes, legt Vilan van de Loo in haar artikel uit, loopt als een rode draad door het werk van Melati van Java, zelf eveneens van gemengde afkomst.
Pamela Pattynama betoogt hoe het initiatief van Tjalie Robinson om familiefoto's uit Indië in Tong Tong te publiceren een belangrijke bijdrage was aan de collectieve, visuele kennis over de kolonie en dat foto's meer hebben bijgedragen aan de beeldvorming van Indië in Nederland dan verhalen.
Vervolgens besteedt Bert Paasman aandacht aan het tijdschriftje Gerilja, in 1955 uitgegeven door Jan Boon. De twee nummers die verschenen zijn worden ‘van kaft tot kaft’ uitgebreid geanalyseerd.
Aan de hand van vele voorbeelden laat Geert Onno Prins zien hoe door de eeuwen heen Indische schrijvers en journalisten de tropenstijl hanteerden in literatuur en pers, vanaf de VOC-tijd tot na de dekolonisatie in Nederland.