dan ook niets willen wij van u merken, want, laat dat duidelijk zijn, u bent hier gast, een zeer onwelkome gast!’
En de kinderen van het opgejaagde volk knikten dociel, wetend dat zij geen thuis hadden, nergens welkom waren en beseffend dat zij moesten leven van elke botsplinter die hen werd toegeworpen. Zij hielden zich daarom stil, pasten zich geruisloos aan en toonden zich, zoals bevolen, zeer gewillig en dankbaar.
Men komt ze nu ook nog overal tegen, de nakomelingen van de inlandse vrouw en de Hollandse man die - in hun streven witter dan wit en Hollandser dan Hollands te zijn - hardnekkig hun inheemse afkomst en hun inheemse oermoeder ontkennen. Tegen beter weten in. Zolang hun Hollandse genen hun een licht uiterlijk hebben bezorgd, lukt het ze aardig die leugen in stand te houden. Maar bij hun die gezegend zijn met een donker uiterlijk, doet zoiets natuurlijk potsierlijk aan. Maar daar hebben zij, mijn donkere broeders en zusters, iets op gevonden: Spaans, Italiaans of desnoods Portugees bloed dat zich in het verleden in de familie heeft gemengd is dan de verklaring! Want een vermeende Europees-mediterrane afkomst is vele malen beter dan een minderwaardige inlandse! En mocht het om enige reden niet mogelijk zijn die Indonesische afkomst te ontkennen, dan is die inlandse moeder nooit een deerniswekkende, arme vrouw uit het volk geweest, maar ... een heuse inheemse prinses uit de kraton ... Een heuse dochter van de sultan van Jogya, Solo of Japara! Waarmee gezegd wil zijn: ik mag dan weliswaar inlands bloed hebben, maar niet zómaar inlands bloed; ik ben namelijk van adel! O hoe hypocriet! Alsof de halve vrouwelijke inlandse bevolking van Indië uit sultansdochters bestond! Wat een verloochening van de eenvoudige Indonesische vrouw en moeder! Wie zo zijn eigen identiteit ontkent, verdient er ook geen!
En de andere kinderen van mijn volk, zij die niet hun oermoeder verloochenden, maar zich in meer of mindere mate aanpasten aan de ongastvrije Hollandse samenleving, die kregen hier, in dit land, botweg een door anderen aangemeten identiteit.
Goed beschouwd heeft de Indo, de Indische Nederlander, dus nooit zijn eigen identiteit kunnen bepalen. Niet op het moment van zijn ontstaan en ook niet nu; hier, op de dag van vandaag. Het wordt dus tijd dat hij eindelijk het heft in eigen hand neemt; zich bewust wordt van zichzelf; en de last van een aangeprate identiteit van zich afgooit. Niks geen in Nederland woonachtige halve Indonesiër! Weg met het idiote predicaat van de gemankeerde bruine Hollander! Weg met de infame belediging van ongewenst bastaardkind uit een koloniaal verleden! Naar de hel met hen die zich überhaupt aanmatigen over mij, de Indo, een oordeel te vellen!