Op de lezingenmiddagen van Indische Letteren komen zo'n honderd mensen. Er hangt een heel prettige sfeer, ongedwongen.
In die eerste bestaansjaren van de Werkgroep Indische Letteren doceerde je niet alleen de Indisch-Nederlandse letterkunde aan de universiteit van Leiden, maar via je recensies in Vrij Nederland betrok je er ook de geïnteresseerde lezers bij.
Een dergelijk delen van de Indisch-Nederlandse literatuur doe je als moderator nu al 25 jaar tijdens de lezingenmiddagen in Leiden en de jaarlijkse symposia op Bronbeek. Adequaat vat je met gevoel voor humor de lezingen samen, gevolgd door een verrassend woord, een kwinkslag en een belangstellende vraag.
Ook vandaag. Nou de belangstelling van de Werkgroepleden mag er zeker wezen. De prettige sfeer heeft net een bijzonder lintje eh tintje gekregen.
Deze ongedwongenheid, dames en heren, is er ook tijdens de redactievergaderingen. Van meet af aan was duidelijk wie die zou voorzitten. En jij, Peter, doet dat nu al 25 jaar. In de eerste jaren bijgestaan door natuurlijk Rob Nieuwenhuys, door Joop van den Berg, Gerard Termorshuizen, Frits Jaquet en Reggie Baay, een oud-student van jou die ook het geld beheerde. In 1990 kregen jullie versterking van Bert Paasman en Liesbeth Dolk. Rob Nieuwenhuys en Frits Jaquet ontvielen jullie. De redactieleden van het eerste en tweede uur maakten plaats voor de jonge generatie. Met de ‘ouwetjes’ als leden van de Redactieraad. En nu werk je met ons. Met Vilan van de Loo, Geert Onno Prins, Inge Tromp, alledrie eveneens oud-studenten van je, Olf Praamstra, Pamela Pattynama, Sylvia Dornseiffer als adviseur et moi. Vanzelfsprekend al die jaren bijgestaan door Marian Fillié onze secretaresse en Rolf Fillié onze penningmeester.
Namens ons allen, Peter, feliciteer ik je van harte met je onderscheiding.