[Nummer 2]
Redactioneel
Op woensdag 25 september 1985 werd in Leiden de Werkgroep Indisch-Nederlandse Letterkunde opgericht. Initiatiefnemers waren Rob Nieuwenhuys, Reggie Baay en Peter van Zonneveld. De eerste besliste dat de tweede en de derde respectievelijk secretaris en voorzitter zouden zijn. Tot de aanwezigen behoorden ook Gerard Termorshuizen, Joop van den Berg en Frits Jaquet. Dit zestal zou ook de eerste redactie vormen van het tijdschrift Indische Letteren, dat vanaf maart 1986 ging verschijnen.
Het 25-jarig jubileum werd op 7 november 2010 gevierd met een Indische Letteren Festival op Bronbeek. Het idee was om te laten zien hoe de letteren kunnen functioneren in samenhang met andere cultuuruitingen, zoals fotografie, (strip)tekeningen, film, toneel, muziek, voordracht, zang en dans. Daardoor heeft dit nummer een ander karakter gekregen dan u tot dusver gewend was: meer afbeeldingen, minder tekst. Bovendien deed zich het heugelijke feit voor, dat Peter van Zonneveld zijn 25-jarig voorzitterschap beloond zag met een koninklijke onderscheiding. Omdat zijn ridderorde tevens als een blijk van erkenning en waardering voor het streven van de Werkgroep beschouwd kan worden, zijn allereerst twee toespraken opgenomen die op dit gebeuren betrekking hebben. Pauline Krikke, burgemeester van Arnhem, reikte de onderscheiding uit. Adrienne Zuiderweg sprak de voorzitter namens de Werkgroep toe.
Het symposium zelf werd geopend door Peter van Zonneveld, die terugblikte en vooruitkeek. Liesbeth Ouwehand toonde en besprak foto-albums uit het bezit van het KITLV. Er was ook aandacht voor de Indische stripverhalen van tekenaar Peter van Dongen, die in een vraaggesprek met Peter van Zonneveld vertelde over de achtergronden van zijn albums. Reggie Baay hield een theatermonoloog onder de titel ‘Ik ben / Aku adalah.’ Peter Post van het NIOD vertoonde onbekende en recent ontdekte films, gemaakt door Japanners in Indië in de jaren dertig. Corina Engelbrecht droeg een aantal van haar Indische gedichten voor. De poëzie van Han Resink werd van drie kanten benaderd: Bert Paasman hield er een inleiding over, Wouter Mul-