Indische Letteren. Jaargang 25
(2010)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 149]
| ||||||||||||||||
Van bewondering tot teleurstelling
| ||||||||||||||||
InleidingOp 30 april 2006 overleed Pramoedya Ananta Toer. Hij was één van de belangrijkste schrijvers van Indonesië en bracht als geen ander revolutie en vrijheid in beeld. Aan zijn verscheiden is in binnen- en buitenland veel aandacht besteed. In eigen land is onder andere in de Engelstalige Jakarta Post en de toonaangevende Kompas over hem geschreven. De inhoud varieerde van: ‘in bijna veertig talen vertaald’ tot ‘veel essays, romans en verhalenbundels geschreven’. Niet alleen zijn werk werd besproken maar ook zijn lidmaatschap in de jaren zestig van de Lekra (Lembaga Kebudajaan Rakjat), het instituut voor volkslectuur en volkscultuur, dat gelieerd was aan de PKI, de communistische partij. Op 3 mei 2006 verscheen in de Kompas een artikel van Nina Mussolini-Hansson waarin zij het vooral betreurde dat ‘Pram’ slechts aspirant-Nobelprijswinnaar was geeleest. Volgens haar kwam dat omdat zijn eigen land, Indonesië, minimale aandacht aan de schrijver besteed had en hem zelfs voor lange tijd monddood had gemaakt. De schrijfster is hier duidelijk teleurgesteld over en zegt: ‘Literatuur heeft de kracht om de wrede neigingen van de mens te verzachten. Literatuur heeft de mogelijkheid om empathie te wekken want door literaire werken kunnen wij reflecteren. Daarvoor hebben wij literatoren nodig die capabel zijn om de natie een trots gevoel te geven in de huidige wereld van materialisme en globalisatie.’Ga naar eind2 Zijn werken mogen tegenwoordig dan wel gelezen worden, echte steun en | ||||||||||||||||
[pagina 150]
| ||||||||||||||||
echte promotie van de Indonesische regering zijn ook nu nog ver te zoeken. In Nederland is over Pramoedya Ananta Toer in diverse kranten en tijdschriften geschreven. Indische Letteren heeft bijvoorbeeld in 1996 een artikel van A. Teeuw aan hem gewijd onder de titel: ‘Pramoedya Ananta Toer. De verbeelding van de revolutie’. Toer werd in 1925 geboren in Blora. Hij leefde in een tijd waarin het nationalisme sterk opkwam en groeide op in een links milieu. Zijn vader werkte eerst als onderwijzer voor het gouvernement en werd later, begin jaren twintig, hoofd van een zogenaamde Boedi Oetomoschool. Onder zijn leiding ging de school een anti-koloniale koers varen. Boedi Oetomo (het schone streven) was een in 1908 opgerichte sociaal-culturele vereniging van met name Javanen. De aanhang bestond merendeels uit ambtenaren en aristocraten. Eén van haar doelen was de bevordering van het inlandse onderwijs. Leren, studeren en onderwijs, vooral nationaal onderwijs, vormden een belangrijk aspect van het leven van de familie Toer. Ook voor het Nederlandse gouvernement was het onderwijs van groot belang: ‘Geen onderdeel van het koloniaal bewind is er, dat zozeer als toetssteen van het koloniaal beleid kan gelden als het onderwijs.’Ga naar eind3 Voor de nationale beweging die kort na de eeuwwisseling van de vorige eeuw opkwam vormde het onderwijs dan ook één van de belangrijkste preoccupaties.
In dit artikel wil ik aan de hand van het werk van Pramoedya Ananta Toer deze ‘preoccupaties’ met het onderwijs onderzoeken. Om de visie van de schrijver na te gaan zal ik een aantal werken onder de loep nemen: de romancyclus uit de jaren tachtig die Toer in Buru aan zijn medegevangenen had verteld en opgeschreven, de verhalenbundel Wat verdwenen is uit 1952, de novelle Een koude kermis uit 1951, en tenslotte zijn memoires The Mute's Soliloquy uit 1999. | ||||||||||||||||
Historische romancyclusDe romancyclus handelt over de opkomst van het Indonesisch nationalisme en bestaat uit vier delen: Aarde der mensen, Kind van alle volken, Voetsporen en Het glazen huis. Hoewel het eerste deel met enthousiasme ontvangen werd, werden de volgende delen al gauw uit de handel genomen. Soeharto en de zijnen ‘sommeerden elke staatsburger die exemplaren van de gewraakte teksten bezat, deze in te leveren.’Ga naar eind4 De boeken werden verboden leesstof. Ze zijn gebaseerd op het leven van de vader van de nationale pers, de eerste echte Indonesische journalist Raden Mas Tirto Adhi | ||||||||||||||||
[pagina 151]
| ||||||||||||||||
Soerjo (1880-1918). Toer heeft in de biografie Sang Pemula (1985), vertaald als De Pionier (1988) deze belangrijke journalist vereeuwigd. De vierdelige romancyclus vormt het fictionele verhaal van Minke, nationalist van het eerste uur, die zich door middel van zijn journalistieke werk in dienst stelt van gerechtigheid en de bevrijding van zijn volk. Tirto Adhi Soerjo stond model voor deze Minke. Het verhaal speelt zich af omstreeks de eeuwwisseling van de vorige eeuw (1899-1918). Naast veel fictieve figuren treden er ook personages op die op de werkelijkheid gebaseerd zijn, zoals de journalist Herman Kommer, Gouverneur-Generaal van Heutsz, de schrijfster Marie van Zeggelen en Radèn Ajeng Kartini die zoveel voor het onderwijs van Javaanse meisjes betekend heeft. De Kartinischolen zijn naar haar vernoemd. Ook komen de Nederlandse ethici er met hun politieke programma in voor. De ethici streefden eind negentiende eeuw naar de bevordering van onderwijs en welvaart onder de inheemse bevolking. Zij voerden hun politiek geheel naar eigen inzichten en op een zeer bevoogdende manier uit. De inheemsen hadden geen enkele inbreng, ook niet degenen met een westerse opleiding die zeer goed Nederlands spraken. Bestaande
Aardrijkskundeles op de HBS te Soerabaja, 1927 (foto, collectie KITLV, 50285).
| ||||||||||||||||
[pagina 152]
| ||||||||||||||||
wensen voor onafhankelijkheid werden volstrekt genegeerd of ontkend. Men ging er van uit dat de inlander nog lang niet op eigen benen kon staan. In het voorwoord wordt het hoofdthema van de cyclus als volgt samengevat: ‘Minke, een Javaanse jongen van adellijke afkomst, voelt zich bevoorrecht dat hij als één van de weinigen van zijn volk de HBS in Soerabaja mag bezoeken. Hiermee krijgt hij toegang tot de westerse wetenschap en het rationeel denken. Dat hij daarmee ook van zijn eigen Javaanse culturele achtergrond vervreemdt en zijn identiteit verliest, wordt hij zich geleidelijk bewust. Een aantal schokkende ervaringen doen hem inzien dat hij en zijn volk door de Nederlanders nooit als gelijke erkend zullen worden.’Ga naar eind5 In de hele romancyclus komt het onderwijs uitvoerig aan bod. In het eerste deel bezoekt Minke de HBS en uit zijn bewondering voor het Nederlandse onderwijs: Eens zei de directeur van mijn school voor de klas: de algemene kennis die de leraren jullie bijbrengen is nogal uitgebreid. Ze is heel wat ruimer dan de kennis die leerlingen van gelijk niveau kunnen opdoen in veel landen van Europa zelf. Natuurlijk zwol ik van trots. Ik Een nog nooit in Europa geweest en weet dus niet of het klopt wat de directeur zei. Alleen omdat ik het prettig vind, Een ik geneigd hem te geloven. Daar komt nog bij dat al mijn leraren daar zijn geboren en opgevoed. En het past toch niet om geen vertrouwen te stellen in je leraren. Mijn ouders hebben mij aan hen toevertrouwd. Door ontwikkelde Europeanen en Indo's worden zij beschouwd als de besten en bekwaamsten in heel Nederlands-Indië. Dus moet ik hen wel geloven.Ga naar eind6 Al spoedig volgt Minkes teleurstelling als hij beseft dat het volgen van Nederlands onderwijs zelfs de Javaanse aristocratie geen uitzicht geeft op een functie in het B.B.-apparaat, laat staan de gewone man. Theorie en praktijk lopen sterk uiteen. De vernederingen die Minke ondergaat getuigen van het racisme van de Nederlanders en hun verachting voor de inheemse bevolking, de aristocratie niet uitgezonderd. Langzamerhand wordt Minke zich van dit soort zaken bewust. Wanneer zijn huwelijk met Annelies Mellema door het Nederlandse recht onwettig wordt verklaard, wordt Minke vlak voor zijn examen van school gestuurd. Annelies Mellema is de onwettige dochter van Njai Ontosoroh, die, naast Minke, het belangrijkste personage van de cyclus is. Minkes vrienden, onder wie assistent-resident De la Croix en zijn twee dochters, zorgen er voor dat Minke toch mag blijven en alsnog examen mag doen, zij het onder condities: | ||||||||||||||||
[pagina 153]
| ||||||||||||||||
Uiteindelijk besloot men dat ik weer als leerling geaccepteerd zou worden. Op speciale voorwaarden natuurlijk: ik moest in een aparte bank zitten, gescheiden van de anderen. Ik mocht zowel in als buiten de klas niet met leerlingen praten, of het nu ging om het stellen van vragen of het geven van antwoorden.Ga naar eind7 Minke doet examen en wordt de beste van zijn school, tot groot ongenoegen van de schoolleiding: ‘Er ging een schok door me heen. Dat had ik nooit gedacht. Het zou nooit in het hoofd van een inlandse leerling opkomen dat hij zou kunnen uitsteken boven een Europese. Zoiets was taboe in Nederlands-Indië.’Ga naar eind8 Na de HBS en een paar jaar Stovia (School voor inlandse artsen) zet Minke zijn eerste stappen op het pad van literatuur en journalistiek. In Aarde der mensen en Kind van alle volken wordt hij onder meer geholpen en gesteund door journalisten zoals Maarten Nijman, Kommer en Ter Haar. Kommer leert Minke hoe hij een krant moet opzetten en zegt hem dat het voor hem van belang is om in het Maleis te schrijven: ‘Je zult zien, Minke, dat wanneer je Maleis schrijft, je snel succes krijgt. Ik vind het knap dat je Nederlands schrijft, maar de taal van je eigen land gebruiken getuigt van liefde en gevoel voor je vaderland.’Ga naar eind9 Allengs ziet Minke in dat het zijn taak is de gewone Indonesiër, onder wie de tani (landbouwer) te leren kennen, en dat hij over diens leven moet schrijven in zijn krant, de Medan. Ook beseft hij dat echt goed onderwijs voor inlanders van de Nederlanders niet te verwachten valt; inlandse intellectuelen geven immers maar onrust en zouden de openbare orde kunnen verstoren. Een Chinese vriend met wie Minke veel over het Nederlandse onderwijs spreekt, verwoordt dit in Kind van alle volken aldus: ‘Hoop er dus maar niet op dat in een kolonie, zoals hier, modern onderwijs gegeven zal worden. Alleen onderdrukte volken zelf weten wat land en volk nodig hebben.’Ga naar eind10 Daarop realiseert Minke zich dat het onderwijs voor inlanders door inlanders zelf opgepakt moet worden. Een goed voorbeeld geven de Chinezen die met hun organisaties eigen scholen stichten, zoals de Tiong Hoa Hwee Koan scholen (1904). Ook de Arabieren hebben eigen scholen. De inlanders lopen dus flink achter, maar langzaam halen zij hun achterstand in. Het gouvernement bekijkt die ontwikkeling met argusogen. Toer beschrijft hoe Minke mee helpt met de oprichting van de sociaal-culturele vereniging Boedi Oetomo in 1908. Later, in 1909, helpt hij ook mee met de stichting van de Syarekat Dagang Islam, een belangrijke handelsvereniging. Deze verenigingen, eerst Boedi Oetomo, later de SDI, stichtten eigen scholen: ‘Het is immers door het onderwijs dat mensen de ogen worden geopend, dat ze gebeurtenissen zien, horen en beoordelen die ver weg plaats hebben, buiten eigen land; daarna zullen ze met eigen | ||||||||||||||||
[pagina 154]
| ||||||||||||||||
bril, naar eigen inzichten vaststellen, waar ze zelf zijn en waarheen de eenmaal ingeslagen weg moet leiden.’Ga naar eind11 In het laatste deel, Het glazen huis, wordt het vertelperspectief bepaald door de Indo-Europese politiecommissaris Pangemanann, die in opdracht van het koloniale bewind de groeiende onrust op Java in de gaten moet houden. Minke is dan verbannen naar de Molukken in verband met zogenaamde ‘financiële malversaties’. Deze Pangemanann is zowel bewonderaar als vijand van Minke. In dit deel wordt een uitvoerig overzicht van het onderwijs gegeven vanaf 1911. Ananta Toer is hier bepaald wijdlopig en het zou te ver voeren om zijn exposé in zijn geheel weer te geven. In 1911 valt het Chinese Keizerrijk en richt het gouvernement in Indië de Hollands-Chinese school (HCS) op. De HCS was een Nederlandstalige school voor Chinese kinderen, die op hetzelfde niveau als de ELS (Europees Lagere School) stond. Met deze scholen wilde men verdeeldheid onder de Chinezen zaaien. Kennelijk moest de invloed van de Chinese revolutie op inlandse intellectuelen in de kiem worden gesmoord. Het inlandse onderwijs staat in 1911 nog in de kinderschoenen, maar de noodzaak ervan wordt door menige inlander onderkend. Na 1918, wanneer Minke overleden is, zal dit onderwijs mede door de inbreng van de nationale beweging sterk groeien op particuliere, nationale scholen. | ||||||||||||||||
Wat verdwenen is. Verhalen uit BloraWat verdwenen is is oorspronkelijk geschreven in 1952 en uitgegeven bij Balai Pustaka, waar Toer indertijd werkzaam was. Naast Het meisje van het strand geldt dit als één van Toers meesterwerken vanwege de prachtige, gevoelige beschrijving van emoties en de natuur. De bundel bestaat hoofdzakelijk uit min of meer autobiografische verhalen over de jeugd van de schrijver: dromen, beelden van zijn geboortedorp Blora, ervaringen uit zijn schoolleven: ‘dat is nu allemaal verdwenen. Het is allemaal weg, zoals de door het wassende water van de Lusi meegesleurde oevers en bamboestruiken.’Ga naar eind12 De beschreven tijd loopt vanaf de jaren twintig tot en met december 1949. Als de ik-figuur een jaar of zes is merkt hij dat zijn vader steeds meer in het centrum van de belangstelling komt te staan. Als hoofd van een nationale school initieerde Toers vader alfabetiseringscursussen en ontwikkelde hij allerlei lesmaterialen voor de school: ‘Op de intekenlijst kon ik lezen: driehonderd nieuwe leerlingen voor de analfabetismebestrijding. Veertig aspirant-onderwijzers ...... Enkele weken later kregen wij allemaal nieuwe dingen in huis: twee stencilmachines, een grote | ||||||||||||||||
[pagina 155]
| ||||||||||||||||
kist papier ... Van de ene dag op de andere was ons huis een kantoor geworden. Alle schrijfmachines ratelden en de stencilmachines spuiden lesmateriaal.’Ga naar eind13 Spoedig daarna dwingt de Nederlandse Overheid vader Toer te stoppen met al zijn schoolactiviteiten. Vijf politieagenten en de onderwijsinspectie komen op school en nemen alles in beslag: ‘Al pappa's in Semarang gedrukte leerboeken ... werden in beslag genomen. Niet minder dan zevenduizend exemplaren ... Daarna werden alle onderwijzers bij elkaar geroepen en toen zagen wij de politie de boeken weghalen. Diezelfde dag is de elektriciteit op school afgesloten. Nu kan niemand meer's avonds studeren.’Ga naar eind14 Tegenslag op tegenslag volgt en het aantal leerlingen op school neemt drastisch af. Ambtenaren van het gouvernement kunnen hun kinderen niet meer op de school houden, omdat zij anders hun kindertoeslag kwijtraken. Vader Toer is ten einde raad. Hij trekt zich diep teleurgesteld terug en geeft zich over aan het gokspel. Toch blijft hij trouw aan de revolutie en aan het nationalisme. In met name de eerste zes verhalen van Wat verdwenen is komt de vader naar voren als een nationalist in hart en nieren en een geboren schoolmeester die trouw blijft aan zijn ideeën, ook als hij na het uitroepen van de onafhankelijkheid (1945) weer als schoolopzichter in dienst komt van de Nederlanders. | ||||||||||||||||
Een koude kermis. Een novelleDe novelle Een koude kermis is oorspronkelijk geschreven in 1951 en verscheen onder de titel Geen carnaval bij Balai Pustaka. Het verhaal speelt zich af in 1950 wanneer de onafhankelijkheid een feit is, maar de nieuwe republiek haar nationale ideologie al verloochend heeft. De novelle is een zeer subtiel en ingetogen beschreven weerzien van een zoon (Pram) met zijn vader die hij lang niet heeft gezien. De zoon heeft hem ten onrechte ontrouw aan het nationale gedachtegoed verweten. De vader is erg ziek en hij hoopt voor zijn heengaan zijn oudste zoon nog een keer te zien en te spreken. Het verhaal behelst voornamelijk de ontmoeting tussen vader en zoon, waarbij allerlei herinneringen in flashbacks de revue passeren. Prachtig worden de emoties van de ik-figuur en die van zijn zussen, zijn oom en zijn vader beschreven. De familieleden komen door deze ontmoeting weer tot elkaar. Om de oude man te genezen heeft de familie er een doekoen bijgehaald. Het is vooral de doekoen die ervoor zorgt dat de zoon een ander beeld van zijn vader krijgt. Hij vertelt hem het volgende: ‘Naderhand Een ik erachter gekomen dat uw vader een van de leiders van de guerrilla was, al werkte hij als schoolopzichter voor de Neder- | ||||||||||||||||
[pagina 156]
| ||||||||||||||||
landers.’Ga naar eind15 De doekoen is zelf ook onderwijzer. Hij geeft sterk blijk van de liefde voor het lesgeven, de liefde voor het kind en het ambachtelijke vak van schoolmeester: ‘Als je niet heel erg overtuigd bent, laat je aspiraties dan maar varen. Een schoolmeester is de pineut - voorgoed. En er rust een zware plicht op hem - de bron van het goede openleggen, die verborgen ligt in de kinderen van de natie ... Wij koesteren het ideaal om onderwijzer te worden, hoe moeilijk ons dat ook mag vallen.’Ga naar eind16 Alle weemoed, droefheid en ellende van de zoon verdwijnen na deze ontmoeting, de laatste gesprekken en tenslotte het overlijden van zijn vader. De zoon is weer met zichzelf in het reine gekomen. | ||||||||||||||||
The Mute's Soliloquy. A memoirThe Mute's Soliloquy A Memoir uit 1999, uitgegeven door Hasta Mitra in Jakarta en New York, is geen fictioneel verhaal, maar een egodocument. Het is één van Toers laatste grote werken en opgedragen aan zijn kinderen. In deze memoires is opgenomen Het lied van de stomme uit 1989 dat herinneringen aan Toers tienjarig verblijf op Buru bevat. Daarnaast behelzen deze memoires ook herinneringen aan zijn leven daarvóór, evenals tal van essays, brieven en opvattingen over allerlei maatschappelijke onderwerpen. Met name Fragments of My Life, het derde hoofdstuk is voor dit onderzoek naar Toers visie op onderwijs van belang. Opnieuw, maar nu nog uitgebreider dan in het vorige werk verhaalt Toer over zijn ouderlijk huis en onderstreept hij nogmaals het belang van de onderwijsactiviteiten van zijn vader. Bijna plechtig haalt hij herinneringen aan hem op: ‘It was at this time that a certain young man, twenty-six year of age, a graduate of the Kweekschool in Yogyakarta and a teacher at the Hollandsch-Inlandsche School, the Dutch medium primaryschool in Rembang, declared his intention to leave the colonial civil service and to practice “non-cooperation”, the nationalists' term for the tactic of not cooperating with the Dutch colonial authorities either directly or through their administrative arms.’Ga naar eind17 In 1923 werd de vader hoofd van een Boedi Oetomo school. Deze scholen waren oorspronkelijk gematigd coöperatieve scholen die gehoorzaamheid betuigden aan het koloniale gezag. Vader Toer boog zijn school al gauw om tot een nationale school en wijzigde het curriculum grondig: ‘Setting out to revolutionize the Budi Utomo Institute, he dropped the government-established schoolcurriculum and replaced it with one that had a nationalistic orientation, one that he himself developed. No longer were history lessons straight out of The History of the Netherlands or The History of the | ||||||||||||||||
[pagina 157]
| ||||||||||||||||
Pramoedya Ananta Toer.
Netherlands East Indies. Now they focused on the history of the people of Indonesia.’Ga naar eind18 Aan het eind van dit hoofdstuk gaat Toer uitvoerig in op de geschiedenis van de zogenaamde ‘Wilde-Scholen-ordonnantie’ uit 1932 die tot stand kwam onder het beleid van gouverneur-generaal De Jonge. In de jaren dertig werd de nationalistische beweging onderdrukt, maar nationalisten gingen ondergronds door met hun werk. Voor echt linkse nationalisten, zoals vader Toer, vormden juist de nationale scholen, waaronder de ‘wilde’ scholen, de echte 'bastions, which the government set out to destroy as well ... and all private schools that were not using a government-established curriculum, even ones that received no subsidy from the government such as my father's, were to be closed.Ga naar eind19 Veel lesmateriaal wordt bij razzia's dan ook gecon- | ||||||||||||||||
[pagina 158]
| ||||||||||||||||
fisqueerd. De ordonnantie wordt echter ‘verzacht’ en vader Toer kan na verloop van tijd zijn school weer heropenen. Toer gaat hier nog verder op door, maar wie precies alle details wil weten, raad ik de bronnenpublikatie van Van der Wal uit 1963 aan, waar het verhaal over de ordonnantie uit 1932 van a tot z uit de doeken wordt gedaan. | ||||||||||||||||
ConclusiesIk heb de romancyclus, een verhalenbundel, een novelle en memoires van Pramoedya Ananta Toer onder de loep genomen om de visie van de auteur op het onderwijs in de koloniale periode naar boven te brengen. Dat leverde een rijke oogst op, zowel wat betreft het gouvernements-onderwijs als dat van de nationalisten. Vooral aan het nationalistische onderwijs besteedde Toer veel aandacht. Hij vond dat het Nederlandse, dus Europese onderwijs van groot belang was om kennis op te doen. Dit onderwijs opende mogelijkheden om door te dringen tot de moderne westerse wetenschappen. Toer meent echter wel dat het gevolg niet zo mag zijn dat de westerse cultuur alles overneemt en de oorspronkelijke Indonesische cultuur wordt vernietigd. Vooral uit het eerste deel van de romancyclus blijkt Toers bewondering voor het Nederlandse onderwijs. Een goede beheersing van de Nederlandse taal was volgens Toers alter ego Minke belangrijk om kennis te vergaren over de westerse wereld. Verderop in de romancyclus komt de groeiende teleurstelling van de inheemse intellectuelen tot uiting. Het Nederlandse onderwijs leidt niet tot verbetering van hun positie. Zij blijven ondergeschikt aan het Nederlandse gezag en zullen nooit in aanmerking komen voor topfuncties. Bovendien worden zij beschouwd als minderwaardig aan het blanke ras. Het stichten van eigen scholen voor inlanders door inlanders wordt dan ook de basis van het opkomende nationalisme. Dit laatste ziet men nog duidelijker uitgebeeld in de verhalenbundel en de novelle. Daarin worden de nationalistische onderwijsactiviteiten van Toers vader opgevoerd als voorbeeld. Toer beschrijft de vaderfiguur met veel gevoel in een persoonlijke en haast lyrische stijl. In de memoires tenslotte werkt Pramoedya Ananta Toer dit persoonlijke verslag op een meer algemene en formele manier uit. Daar beschrijft hij uitvoerig de ontwikkeling van het nationale onderwijs tot 1942. Onderwijs, en dan vooral nationaal onderwijs, vormde volgens hem de belangrijkste bijdrage aan het nationalisme. Zo kwam Pramoedya Ananta Toer tot de uitspraak waarmee dit artikel begon: ‘Daarom heb ik er voor gekozen het onderwijs in te gaan. Om een kiem van nationalisme te worden.’ | ||||||||||||||||
[pagina 159]
| ||||||||||||||||
Bibliografie
|
|