Indische Letteren. Jaargang 25
(2010)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 141]
| |||||||
Indische meisjes, Indische heldinnen
| |||||||
[pagina 142]
| |||||||
Staand vlnr Nico, Christine en Marie Sloot. Aan de piano Lina Schelfer. Circa 1871 (eigendom auteur).
leren en in het toepassen van het geleerde. Blokken met letters erop wist zij in de juiste volgorde te zetten om woorden te maken, en al op zeer jonge leeftijd vertelde ze in de familiekring verhalen. Lichamelijk was ze niet sterk. Vermoedelijk ontving ze vooral huisonderwijs. Wat de lesstof was, is onduidelijk. De Methode Clerx zou pas later in Indië geïntroduceerd worden. Van een gouvernante is in de nagelaten familiepapieren geen sprake. Het ligt voor de hand dat Carel Sloot, die als onderwijzer werkzaam was op enkele gouvernemenstscholen en Louisa van Haastert het onderwijs zelf verzorgd hebben. Dat het op westers gedachtengoed gebaseerd moet zijn geweest, lag voor de hand. | |||||||
[pagina 143]
| |||||||
Het gezin beschouwde zichzelf als westers en men zag Holland als maatgevend voor ‘beschaving’. De onderwijsartes die Marie behaalde gaven haar het recht om Europees onderwijs te kunnen geven. Zo kon ze in haar eigen onderhoud voorzien, en hoefde niet te trouwen om dankzij een kostwinner van een inkomen verzekerd te zijn. In principe was Marie Sloot een autonome vrouw. Al in Indië was Marie Sloot begonnen te schrijven en nu, aangekomen in Nederland, dacht ze eraan haar werk te publiceren. Onder pseudoniem, want, zoals ze later zei: ‘Dat mijn gedachten gedrukt werden, daar had ik niets tegen, maar dat men weten zou dat ik ze schreef en men drong in mijn gevoelens, mijn sympathieën en antipathieën 't boezemde mij een soort ziekelijken afkeer in.’Ga naar eind2 Ze koos de eerste naam met een M die haar inviel: Mathilde. Zelf legde ze onder dat pseudoniem haar eerste roman voor aan Het Katholieke Stuiversmagazijn. Het werd geplaatst in 1872: ‘Hoe ik genoot bij de lezing van mijn eerste geestesprodukt! soms mij ergerend aan de eigenwijze veranderingen door mijnheer Markaf er in gemaakt...’Ga naar eind3 Al was dit haar feitelijke debuut als schrijfster, haar eerste roman verscheen in 1874. In De jonkvrouwe van Groenerode zou ze een Indisch meisje ten tonele voeren dat later in verschillende romans zou terugkeren. | |||||||
Mooi van uiterlijk en innerlijkDe roman was het begin van een lange schrijfstersloopbaan, waarin de Indische achtergrond van Marie Sloot herhaaldelijk een rol zou vervullen. Dat gold zeker voor haar schrijfsterspseudoniem. Zelf wilde zij schrijven onder de eenvoudige naam ‘melati’, maar de uitgever voegde daar op eigen initiatief ‘van Java’ aan toe, kennelijk niet wetend dat de Indische jasmijn ‘melati’ alleen op Java bloeit. Ook de hoofdpersoon in haar eerste roman heeft een band met Indië. De jonkvrouwe van Groenerode is Eugenie de Lody, de dochter van een jonker die een gepensioneerd KNIL-man is. Ze wonen in een kasteel in het kleine dorp Groenerode. Melati van Java introduceert Eugenie als volgt: Zij telt achttien jaar en heeft al 't schoone en frissche der levenslente; hoe eenvoudig het zwart wollen kleed ook is, dat slechts een hagelwit kantje om den hals tot eenige afwisseling heeft, zij draagt het met een eigenaardige bevalligheid. Hare groote blauwe oogen zijn zoo helder en diep als de schoone hemel van haar geboorteland; het haar, dat in twee lange vlechten tot op hare knie- | |||||||
[pagina 144]
| |||||||
en valt, schijnt ravenzwart, maar als het licht der kleine petroleumlamp ze beschijnt, vertoonen zij een fraaie, kastanjebruine kleur. Waarlijk, de laatste erfdochter der Lody's behoeft niet voor de schoonste vrouwen van haar oud geslacht onder te doen.Ga naar eind4 De verwijzingen naar Indië zijn duidelijk. Eugenie is een Indisch meisje; zij is mooi van uiterlijk en daarmee wijst Melati van Java in de toenmalige literaire traditie erop dat Eugenie ook een mooi, dat is deugdzaam, innerlijk bezit. Pas verderop in de roman vertelt Eugenie zelf over haar afkomst. Ze is na de dood van haar vader naar Indië gereisd om daar een slecht betaalde betrekking als gouvernante te vervullen. De vrouw des huizen mag Eugenie niet, die dat in een brief verklaart ‘jammer’ te vinden: Jammer ook dat zij, een volbloed Europeesche, zulk een innige afkeer heeft van alles, wat naar inlandsche kinderen zweemt. Dit grieft mij. Mijn moeder was een Indische, mijn grootmoeder een Javaansche en dus behoor ik tot de antipathies van mevrouw Van Helden. Zij zegt soms hatelijke dingen, en ik Een zoo dom ze op mij toe te passen.Ga naar eind5 Hiermee zijn in a nutshell de belangrijkste kenmerken van het Indische meisje in de romans van Melati van Java genoemd: mooi van uiterlijk en innerlijk, zelfstandig ingesteld, zich bewust van haar afkomst, en niet van plan die te verloochenen, ook niet als dat haar levensomstandigheden zou verbeteren. Opmerkelijk voor de destijds conservatieve moraal is dat veel van deze Indische meisjes zich in moeilijke omstandigheden niet richten op het vinden van een echtgenoot c.q. kostwinner, wat destijds voor een vrouw ‘normaal’ werd geacht te zijn, maar veel meer op zelfontplooiing en het nemen van autonome beslissingen en daarmee ook het vooruitblikken in een onzekere toekomst. Tussen de regels door introduceerde de schrijfster hiermee een rolmodel voor Indische meisjes en vrouwen in Holland. Ze liet zien dat ook dit een ‘mooi’ leven was, mooi in de betekenis van deugdzaam. Overduidelijk was dat een dergelijke bestaan avontuurlijker en in beginsel aantrekkelijker was dan een leven waarin men geacht werd zich op te offeren voor echtgenoot en kinderen. Eugenie de Lody was de eersteling in een lange reeks. Na haar verschenen er in de loop van bijna veertig jaren een groot aantal Indische romans waarin, meer of minder op de voorgrond, Indische meisjes voorkwamen. De romans zijn, in volgorde van publicatie: De Jonkvrouwe van Groenerode (1874), De familie van den Resident (1875), Nazomer (1880), Hermelijn (1885), Fernand (1878), Soerapati (1887), Rosa Marina (1892), Prada (1894), Herfstdraden (1896), Bonte wimpels (1897), Het Boschmeisje (1903) en Orchidée (1905). | |||||||
[pagina 145]
| |||||||
Zij was andersMet zulke romans, waarin dergelijke personages voorkwamen, keerde Melati van Java zich tegen de heersende conservatieve moraal die vrouwen een bestaan als echtgenote en moeder dicteerde, en diezelfde vrouwen, ondanks deze verantwoordelijke positie, tegelijkertijd het recht om te stemmen ontzegde, evenals het recht om over haar eigen kinderen te oordelen, een hogere opleiding te volgen of zeggenschap te bezitten over haar eigen spaargeld. Voor de wet bezat zij de juridische status van een onmondige. In de eerste feministische golf, die eind negentiende eeuw begon op te komen, plaatsten vrouwen kanttekeningen bij deze moraal. Er kwamen steeds luidere protesten tegen een samenleving waarin vrouwen achtergesteld werden bij mannen. Een hoogtepunt in die protesten was de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid (1898), die was gericht op de arbeidsomstandigheden van vrouwen, en waar veel gesproken werd over de positie van de vrouw. De Tentoonstelling werd bezocht door de jonge koningin Wilhelmina.Ga naar eind6 Melati van Java had dankzij haar literaire talent en afkomst een eigen inbreng in deze eerste feministische golf. Zij wist dat zij niet beantwoordde aan de Nederlandse normen voor het uiterlijk van vrouwen, die idealiter blank waren en bij voorkeur licht van haar. Marie Sloot was getint, ietwat gezet en zij had vooruitstekende tanden. Zij was anders, ook in haar keuze voor een vrouw als levensgezel. Maar tegelijkertijd moest zij van haar pen leven, wat betekende dat ze als broodschrijfster haar publiek moest zien te behouden, een publiek dat vooral in Nederland woonde. Ze kon dat publiek dus niet choqueren met al te confronterende stellingnames. Het moest voorzichtig. Maar het moest. Zo verschenen een voor een interessante Indische meisjes in haar romans, soms als titelheldin, maar vaker in de zijlijnen van de roman, in de nevenintriges. Maar waar ze zich ook bevonden, ze waren altijd van belang voor de roman, dus geen lezeres, Indisch of niet, kon om ze heen. | |||||||
OmslagpuntIn de roman Herfstdraden (1896) is een ander opmerkelijk Indisch meisje aanwezig, dat eenzelfde type personage is als Eugenie de Lody. Via de geschiedenis van Hortense de Charière laat Melati van Java zien, hoe zij staat tegenover Indische vrouwen die hun afkomst verloochenen. In het volgende fragment ontmoet Hortense haar | |||||||
[pagina 146]
| |||||||
moeder weer, een moeder die zij na haar terugkeer in Indië niet heeft willen kennen. Hortense is westers opgevoed in Nederland en heeft daar een goed huwelijk gedaan met Philip van Asten. In Indië weet de moeder het huis van Hortense binnen te dringen. Daar komt de confrontatie: ‘Ma, word toch weer christin!’ smeekte zij; ‘ga uit de kampong weg en laat dien man varen. Dan zullen wij, dan zal ik voor u zorgen. Ik heb nog geld, dat besteed ik dan geheel voor u.’ En even later: ‘Kan ik hier dan niet blijven?’ | |||||||
[pagina 147]
| |||||||
pen; maar u zegt haar niet wie u is. Ik zal zeggen, dat u mijn oude baboe was, en zoek mij dan niet meer op!’ Dit is een omslagpunt in het leven van Hortense. Opmerkelijk genoeg valt deze verloochening samen met een miskraam en het snel slechter worden van haar huwelijk. Philip blijkt uiteindelijk geestesziek en heeft voortdurend verpleging nodig. De roem en glorie van de wereld, die Hortense aanvankelijk leken toe te vallen, heeft zij aan het einde van de roman ingeruild voor een nederig bestaan als verzorgster van haar echtgenoot. | |||||||
SlotZoals Hortense waren er weinig, zoals Eugenie waren er meer in de romans van Melati van Java. Theodora van Vaerne uit Fernand (recent opnieuw uitgegeven) lijkt de kroon te spannen met haar uitgesproken onafhankelijkheid.Ga naar eind8 Met het opvoeren van deze Indische heldinnen voegde Melati van Java een belangrijke dimensie aan haar romans toe, een beschaafd protest tegen de heersende vooroordelen ten opzichte van Indische meisjes. Melati van Java laat zelfstandige en intelligente vrouwen zien, en daarmee nam zij een standpunt in als geëngageerd schrijfster, en als dochter van een Indische moeder en kleindochter van een Javaanse grootmoeder. Marie Sloot was trots op haar afkomst. | |||||||
Bibliografie
|