Indische Letteren. Jaargang 25
(2010)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 91]
| ||||||||||
Reynier Adriaensen, fantastische getuige van de bloedige Bantam-oorlog
| ||||||||||
Historische achtergrondGa naar eind3De oude sultan van Bantam, Ageng, had troonsafstand gedaan ten gunste van zijn oudste zoon, Hadji, en trok zich terug in zijn paleis Tirtjassa (buiten de stad). Toen de nieuwe sultan toenadering zocht tot de VOC, keerde een aantal rijksgroten zich tegen hem en steunde zijn vader in de strijd de macht terug te veroveren, nu ten gun- | ||||||||||
[pagina 92]
| ||||||||||
ste van een jongere zoon, pangeran Poerbaya. Met steun van concurrenten van de VOC, onder wie de Engelsen, veroverde de oude sultan de stad Bantam, die hij in brand stak, en belegerde hij zijn oudste zoon in diens verblijf. Deze nu verzocht de hoge heren van de Compagnie hem te hulp te komen, wat met name gouverneur-generaal Cornelis Speelman maar al te graag deed - steun is nooit vrijblijvend. Hij had zijn sporen verdiend door in 1669 de gevreesde Makassaren te verslaan. Een Compagniesvloot landde daarop in de baai van Bantam. De commandant, Isaac de Saint-Martin, probeerde eerst nog te bemiddelen tussen vader en zoon, maar zonder resultaat. Toen de nood het hoogst was voor de belegerde sultan Hadji, toonde de Compagnie zich bereid gewapenderhand in te grijpen. Bij wijze van tegenprestatie moest de benarde sultan beloven de kosten van de interventie te betalen en de Compagnie een handelsmonopolie te garanderen, vooral voor de winstgevende handel in peper. Ten koste van de Engelse, Franse en Deense belangen. De nieuwe sultan werd ontzet, zijn vader en diens bondgenoten verslagen en nagezeten tot Tirtjassa, waar zij zich gewonnen gaven. De Compagnie verhinderde dat de bevrijde zoon een bloedbad aanrichtte onder de aanhang van zijn vader, onder wie de Europese concurrenten van de VOC. De oude sultan werd naar Batavia verbannen, waar hij in 1692 stierf. De Compagnie begon in Bantam met de bouw van fort Speelwijk (speels genoemd naar gouverneur-generaal Speelman) en beheerste sedertdien deze belangrijke internationale haven- en handelsstad. Aanvankelijk veel belangrijker dan Batavia, maar na deze interventie ging de betekenis van Bantam langzamerhand achteruit. Voor de positie van de Compagnie op Java en voor de positie van Batavia als handelscentrum is deze interventie-oorlog van cruciaal belang geweest. Een aantal contemporaine beschrijvingen gaat op deze oorlog in. Met name de Compagniespredikant François Valentijn, auteur van Oud en nieuw Oost-Indiën (1724-1726), weidt in zijn beschrijving van Java uit over Bantam, dat hij uit eigen aanschouwing kende. Aan Valentijn ontlenen wij een contemporaine landkaart van Bantam. Alleen, ooggetuige van de strijd was hij niet, noch andere auteurs als Nicolaus de Graaff van de Reizen gedaan naar alle gewesten des werelds (1701), en Abraham Bogaert van de Historische reizen door d'Oostersche doelen van Asia (1711). Alleen de Duitse VOC-dienaar Frikius, Christoph Frik, was ook getuige geweest en schreef daarover in zijn Ost-Indianische Räysen und Krieges-Dienste (1692). Als onderchirurgijn heeft hij in Bantam gewonden verpleegd. Hij beschrijft, net als Reynier Adriaensen, gruwelijke details van de strijd. Er is geen aanwijzing dat ze elkaar ontmoet zouden hebben. Aan de Nederlandse vertaling van het boek van Frik (1694)Ga naar eind4 is de gravure van de belegering ontleend. Over verder toepasselijk plaat- en kaartwerk beschikken we vooralsnog niet. | ||||||||||
[pagina 93]
| ||||||||||
Dat deze Bantam-oorlog veel indruk gemaakt heeft, bewijst het op klassieke leest geschoeide toneelspel Agon, sulthan van Bantam (1769) van de Friese edelman Onno Zwier van Haren. Van Haren klaagt het VOC-beleid op allerlei fronten aan, maar vele onderzoekers lazen daar overheen omdat ze in deze tragedie eenzijdig een afspiegeling zochten van Van Harens familiedrama: hij werd van incest beschuldigd door dochters en schoonzoons (‘la cause célèbre’ waarover Du Perron de roman Schandaal in Holland schreef).Ga naar eind5 | ||||||||||
De getuigeReynier Adriaensen beschrijft hoe hij van het begin tot het einde de Bantam-oorlog meemaakt: als soldaat, dus als deelnemer aan de bloedige strijd. Een strijder die kennelijk over pen en papier kon beschikken en nog tijd en energie overhield om zijn dagboekaantekeningen te maken. Gezien zijn gedetailleerde uitweidingen over het strijdverloop moeten dat ook uitvoerige aantekeningen geweest zijn. Hoewel hij de rang van gewoon soldaat had, was hij niet onontwikkeld - hij was immers de schrijfkunst meester - en formuleert hij beslist niet gebrekkig. Zijn observaties verraden een meer dan doorsnee inzicht. Zijn relaas begint met de aanval van de oude sultan en diens aanhang op de nieuwe sultan en laat niet na te benadrukken hoe de Engelsen deze Ageng met geld, mensen en wapens ondersteunen. De nieuwe sultan wordt volgens Reynier door zijn vijanden van pro-Hollandse neigingen beschuldigd, van tirannie en van overdadige omgang met vrouwen in zijn hof (hij zou er meer dan honderd hebben). Op Engelse aandrang wordt de Nederlandse consul in de loge van Bantam aangevallen en de loge geplunderd. De consul komt om tijdens de vlucht. Dan is de maat vol en Batavia stuurt hulp in de vorm van een vloot. Soldaat Adriaensen doet dan een scherpzinnige observatie over de interventiepolitiek van de VOC: Alhier [Batavia] sagh men den grootera gewenste dach aen commen daer de Nederlanders ofte Hollanders soo lange hadden naer getracht (over de veertich jaeren) om te mogen hebben eenen oorlogh tegen het coninckrijck van Bantam, op hope van hun selve daer in te dringen ende met eenen hun selve meester te maecken van het selve. Want aldaer de Hollanders maer een vinger en conden crijgen soo cregen sij daer de heele handt ende noch niet genoech sijnde en hielden niet op ofte hebben het heel landt van Java in gecreghen tot spijt vande | ||||||||||
[pagina 94]
| ||||||||||
Engelschen die daer moesten op staen ende verhuijsen hoe wel sij hun beste genoech hebben gedaen, maer ten heeft hun niet connen helpen, al deden sij de vijanden onderstant.Ga naar eind6 Deze observatie is mijns inziens zeker niet tijdens de onoverzichtelijke oorlogshandelingen geschreven, maar achteraf. Met kennis van de afloop, mogelijk kennis uit de tweede hand, eventueel uit boeken. Een soldaat op het slagveld heeft zoveel overzicht en reflectie niet. Dit moet ons te denken geven over zijn rol als directe getuige. Volgens Reynier vertrekt een vloot van twaalf oorlogschepen uit Batavia, met duizend soldaten en zeshonderd matrozen. Veel grotere aantallen dan die in de officiele geschiedenis genoemd worden. Verder heeft de Compagnie de beschikking over achtduizend ‘indiaenen’, dus inheemsen. Deze zijn kien om mee te vechten omdat zij mogen plunderen, terwijl de Europeanen dat niet mogen. Er komen ook kleine scheepjes met Bataviase burgers, die naar de oorlog komen kijken en ‘bier, brandewijn ende andere waeren’Ga naar eind7 verkopen, aldus Reynier. Een curieus gegeven dat doet denken aan een sportwedstrijd (of aan de eerste golfoorlog, toen men de gruwelijke strijd op grootbeeldscherm kon volgen terwijl men zich aan bier en chips te goed deed). Waren bij de Bantam-oorlog werkelijk consumptiegebruikende toeschouwers aanwezig? Geen van de andere verslagen spreekt daarover, dat maakt Reynier Adriaensen tot een uniek getuige of tot een fantast. Er ontstaat een slag tegen de aanhangers van de oude sultan, ander wie de Engelsen, die de kust verdedigen. De Nederlandse aanvoerder geeft volgens Reynier (en dat is weer zo'n curieus detail) het aanvalsteken wanneer een van zijn slaven, die in de kajuit bezig is een roemer wijn voor hem in te schenken, door een kogel van de wal gedood wordt. Er vindt een adembenemende zeeslag plaats tegen wel negentig Javaanse scheepjes en vier Engelse oorlogsschepen. Daarna volgt een landing. Er wordt een list gesmeed om de stad Bantam in te nemen met platte schuiten, waarop enkele stukken geschut staan, maar waar in het ruim manschappen verborgen zitten. Een Oost-Indische variant op het turfschip van Breda of op het ‘Zeepaart’ uit Vondels Gijsbreght van Amstel, zelf weer een variant op de inname van Troje, zoals door Vergilius beschreven. Als de stad later in de as gelegd is, spreekt soldaat Adriaensen over ‘Soo dat dit in nemen van Bantam het tweede Troijen is geweest’.Ga naar eind8 En wij zijn nog benieuwder geworden of er in werkelijkheid of in fantasie een klassieke krijgslist plaatsgevonden heeft. Het regent doden en gewonden, duizenden soms, de meeste aan de kant van de vijand. Krijgsgevangenen worden meestal niet gemaakt, wie verliest loopt over of | ||||||||||
[pagina 95]
| ||||||||||
De Bantam-oorlog (gravure uit: Frikius/Hess/Schweitzer 1694).
wordt afgemaakt. Een van de Nederlandse aanvoerders, de kloeke majoor Tack, krijgt een lans in zijn been gestoken en moet in veiligheid gebracht worden. Soms vechten de inlandse troepen aan VOC-zijde dapper, soms slaan ze op de vlucht. Bij een actie verliezen zestien Nederlanders het leven omdat de inheemsen er vandoor gaan. Deze worden als straf tot slaven gemaakt die bagage moeten dragen. Reynier merkt op: ‘Het verdroot ons meer om die 15 Nederlanders ende den sergant al oft wij de heele duijsent indiaenen hadden verloren’.Ga naar eind9 En dat zegt nogal wat over de positie van de inheemse soldaten in het VOC-leger. Toch krijgen de weglopers nog een nieuwe kans: sij en connen niet eerder wederom hunnen naeme van soldaet crijgen oft moeten eenen cop ofte hooft van eenen vijandt aff cappen het welck iemandt siet ende dat gedaen hebbende, sijn dan als voore wederom soldaet.Ga naar eind10 | ||||||||||
[pagina 96]
| ||||||||||
Het haar van het gesnelde hoofd wordt dan rood geverfd en als trofee aan de uitrusting opgehangen. Er wordt van deze ‘rehabilitatie’, koppensnellen in Compagniesdienst, volop gebruik gemaakt. Soms zijn inheemse soldaten juist heel dapper. Reynier vertelt een voorval waarbij twintig van hen in witte gewaden als commando's het vijandige kamp binnenvallen en de jongere zoon van de sultan, pangeran Porbaeij, in een bliksemactie doden. De heren in Batavia weten deze daad op waarde te schatten en de mannen te belonen. Historisch probleem is echter dat deze zoon van de sultan in 1716 nog op Ceylon gevangen zat...Ga naar eind11 Heeft er een persoonsverwisseling plaatsgevonden? De Aziatische soldaten van de vijand kunnen niet met geweren omgaan, ‘want soo wanneer sij souden vier [vuur] geven met hunnen musquetten ende den haen over haelen soo draijen sij hun hooft om ende soo comt dat sij onwetende scheuten doen. Jae, schieten hun eijgen volck omver’.Ga naar eind12 In het vijandelijke kamp vechten ook ‘Lanponders’, bondgenoten van de oude sultan, afkomstig uit de Lampongse gebieden op Sumatra. Zij zijn een soort cavallerie met olifanten; bovenop deze dieren staan krijgers die pijlen afschieten op de vijand, voor de olifanten uit lopen infanteristen met grote schilden om de dieren voor kogelinslag te behoeden. Als de dieren echter wel geraakt worden, slaan ze van razernij de mannen met hun slurf van de rug af en lopen eigen mensen onder de voet. Zo blijft Reynier doorgaan met uiterst spannende en onbekende details te geven van de oorlogshandelingen. Op nogal ontspannen wijze, maar zo kan hij zich tijdens de strijd niet gevoeld hebben. Hij was in direct levensgevaar, daarbij slecht gevoed, slecht gekleed en ongeschoeid. Uiteindelijk werd de oude sultan gevangen genomen. Deze weigerde zich overigens aan Europeanen over te geven, maar doet dat bij een inlandse aanvoerder, ‘Sura Patti’, een vrijgemaakte Balinese slaaf die aanvankelijk aan VOC-zijde strijdt, maar later een van de gevreesde vijanden van de Compagnie wordt. In Indonesië heeft hij de status van ‘pahlawan’, held, gekregen.Ga naar eind13 Hij had volgens Reynier in meer dan 48 veldslagen aan Nederlandse kant gevochten, had één oog in de strijd verloren en was buitengewoon dapper. Reynier vertelt hoe die verandering van bondgenoot tot rebel tot stand kwam. Toen een Bataviase delegatie de oude sultan kwam ophalen om hem naar de stad te brengen, weigerde Surapatti hem mee te geven als er geen schriftelijke lastgeving was. Hierop sloeg de delegatieleider Surapatti zo hard op het hoofd dat het hem duizelde, waarop Surapatti beledigd reageerde: is dit nu de dank voor mijn trouwe diensten aan de Nederlanders bewezen?Ga naar eind14 Hij verdween met z'n aanhang en was vanaf dat moment vijand! En zo is weer een onbekend historisch detail aan het licht gekomen... | ||||||||||
[pagina 97]
| ||||||||||
Na afloop van de oorlog stuit Reynier met enkele medesoldaten nog op een monster: ‘een vreeselijck serpent’.Ga naar eind15 Hij is meer dan 39 voeten lang (bijna 12 meter), 200 jaar oud en hij verslindt krokodillen en mensen. Hij leeft in een grot aan de kust. Nadat het monster niet zonder ‘collateral damage’ gedood is, vindt men in de grot 35 mensenhoofden. Hier verlaten we Reyniers avontuurlijke bestaan, hij gaat verder vechten in Lampong en in Cartensooren (Surakarta), waarvan hij ook verslag uitbrengt. Een unieke, fantastische getuige van de geschiedenis. | ||||||||||
De evaluatieReynier Adriaensen maakte zijn reisverslag jaren na zijn verblijf in Indië kopijklaar. Het ligt voor de hand dat hij tijdens reis en verblijf een dagboek of aantekeningen bijgehouden heeft. Teruggekeerd heeft hij er een publiceerbaar verhaal uit willen destilleren. Het manuscript is duidelijk kopij: er zijn geen doorhalingen, slordigheden, correctietekens. Wel staat er soms een woordverdubbeling of een kleine misspelling zoals die ontstaan door verlies aan concentratie van een kopiist. De tekst is duidelijk voor de druk bestemd. Aan het eind van het manuscript kondigt Reynier zelfs een tweede deel aan - dat niet of nog niet teruggevonden is. Een aantal factoren kan een rol gespeeld hebben bij de uiteindelijke weergave van zijn ervaringen:
| ||||||||||
[pagina 98]
| ||||||||||
Handschrift Reynier Adriaensen (Nederlands Scheepvaartmuseum, Amsterdam).
| ||||||||||
[pagina 99]
| ||||||||||
Om zijn getuigenissen op waarde te kunnen schatten zullen er nog talrijke uren onderzoek moeten plaatsvinden in het Dagh-register van Batavia en in de OBP, de Overgekomen Brieven en Papieren die over de Bantam-oorlog handelen.
Begon ik mijn artikel met de naïeve vraag ‘Hoe betrouwbaar is gewoonlijk een getuige?’, na mijn ervaringen met Reynier Adriaensen, zou ik willen eindigen met een adequatere vraag die aan alle ooggetuigenverslagen gesteld zou moeten worden: Hoe onbetrouwbaar is gewoonlijk een getuige? | ||||||||||
Literatuur
| ||||||||||
[pagina 100]
| ||||||||||
|
|