Indische Letteren. Jaargang 25
(2010)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 75]
| |||||||||||||
Ooggetuigen van Nederlands-Indië
| |||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||
De onderneming van De Houtman was in een mislukking geëindigd, maar desondanks is dit het begin van de koopvaart op en de latere onderwerping van de Indische archipel. Enkele jaren later, in 1602 werd de Verenigde Oostindische Compagnie opgericht. Deze organisatie slaagde erin een groot deel van de archipel in Nederlandse handen te krijgen. Zij verwierven een monopoliepositie in de handel in specerijen en verdienden schatten aan geld. Batavia werd gesticht en Oost-Indië werd bekend als het land waar fortuinen konden worden gemaakt. De VOC zou bijna tweehonderd jaar lang bestaan. Het was een handelsonderneming, maar tegelijkertijd een verlengstuk van de Nederlandse regering, met de bevoegdheid om verdragen af te sluiten met buitenlandse vorsten, om forten en steden te stichten en daar de Nederlandse vlag te laten wapperen. Na de ondergang van de VOC kwamen de bezittingen in handen van de Nederlandse staat en vanaf dat moment - rond 1800 - begint de geschiedenis van de kolonie Nederlands-Indië, een geschiedenis die feitelijk eindigt in 1942 als de Japanse bezetting een einde maakt aan de koloniale samenleving. Maar ook daarna laten Nederland en Indonesië elkaar niet los: ze onderhouden een omstreden en vaak moeizame maar niettemin blijvende relatie. De geschiedenis van beide landen is onlosmakelijk met elkaar verbonden. | |||||||||||||
OoggetuigenDie geschiedenis is al honderden keren beschreven. Maar Peter van Zonneveld en ik willen het verhaal laten horen van de mensen die erbij zijn geweest. Wij hebben een boek samengesteld met verhalen van ooggetuigen van de geschiedenis van Nederlands-Indië. In Omstreden paradijs, de titel van het boek, zijn getuigenissen bijeengebracht die samen een periode van vierhonderd jaar beslaan. Het zijn de verhalen van mensen die zich - vaak toevallig - tussen 1596 en 1995 ergens bevonden waar iets opmerkelijks gebeurde, iets wat zij belangrijk genoeg vonden om op te schrijven. Zij waren getuige van wonderbaarlijke gebeurtenissen, van spookverschijnselen, van spectaculaire vulkaanuitbarstingen, van bloedige militaire overwinningen en nederlagen - en soms van buitensporige wreedheden - maar ook van een bijna idyllisch leven. Zij waren ooggetuigen die vaak niet beseften wat ze meemaakten, die niet wisten wat er daarna zou gebeuren, maar die een scherp oog hadden en op een betrokken, soms uiterst emotionele manier hebben verteld wat hen overkomen is. Wat zij vertellen is uiteraard subjectief en we kunnen niet uitsluiten dat ze de | |||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||
De uitbarsting van de Krakatau in 1883 (foto, collectie KITLV, 5888).
waarheid soms geteeld aandoen. Om indruk te maken hebben ze misschien overdreven, of ze hebben, om andere redenen, de werkelijkheid verfraaid of juist in een slechter daglicht geplaatst. Het valt niet meer te achterhalen of zij een waarheidsgetrouw of overtrokken beeld van de geschiedenis hebben gegeven. Het enige waar wij zeker van zijn, is dat zij erbij waren. De ingenieur R.A. van Sandick zat er bijna bovenop toen een van de grootste vulkaanuitbarstingen uit de geschiedenis plaatsvond. Hij was aan boord van het stoomschip Loudon, dat niet ver van de Krakatau in de baai van Lampong voor anker was gegaan. Maar vreemd genoeg heeft hij van de enorme klap waarmee de vulkaan uit elkaar spatte en ook van de donderslagen daarna - die in de hele archipel gehoord werden - niets gemerkt. Wel was hij getuige van bizarre, onverklaarbare verschijnselen: | |||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||
Het is 27 augustus 1883, de zee is onrustig en om 10 uur 's morgens wordt het aardedonker. Het was een hel, en Van Sandick geeft er een gedetailleerd verslag van - en dan, aan het einde van zijn relaas, merkt hij terloops op: ‘Ik geloof niet dat iemand vermoedde, dat de Krakatau de schuld van alles was.’ Dit is een echte ooggetuige! Hij weet niet wat hem overkomt. Naar zulke verslagen hebben wij gezocht, naar verhalen van mensen die erbij waren en die hun indrukken vaak zonder te beseffen waarvan zij nu precies getuige waren, aan het papier hebben toevertrouwd. Het is juist de naïveteit waarmee ze de gebeurtenissen hebben beschreven, die ons de geschiedenis in trekt en het verleden zo dicht bij ons brengt: even zweven wij door de tijd. Onder de ooggetuigen zijn beroemde schrijvers als Couperus en Du Perron, maar nog veel meer onbekenden en soms zelfs mensen van wie wij de naam niet eens weten. Er zijn kinderen onder en volwassenen, vrouwen en mannen, Indonesiërs, Chinezen, Arabieren, Europeanen en Indo-Europeanen. Wij hebben onze ooggetuigen gevonden in boeken, in officiële rapporten en ambtelijke verslagen, in brieven die nooit bedoeld waren om door anderen dan de geadresseerden gelezen te worden, in kranten, verhalen en memoires - in egodocumenten kortom. In totaal hebben wij ongeveer honderd van zulke verhalen uitgekozen. Om in al | |||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||
die ooggetuigen wat orde te brengen, hebben wij de geschiedenis van Nederlands-Indië in zeven perioden verdeeld. | |||||||||||||
De tijd van de Compagnie (1600-1800)De eerste periode is die van de VOC. Het is een tijd vol ongerief en gevaren. De bemanning op de schepen naar de Oost zat dicht op elkaar gepakt en werd belaagd door ongedierte. Wouter Schouten die van 1658 tot 1665 als chirurgijn in dienst was van de VOC verhaalt: Op schepen, vooral als deze wat ouder zijn, krioelen duizenden kakkerlakken. Deze diertjes lijken veel op torren maar zijn wat groter, rood van kleur en met dunne vleugeltjes uitgerust, waarmee zij een beetje kunnen vliegen. Het is schadelijk ongedierte dat boeken, papier en kleren aan stukken bijt. Ze verschaffen zich toegang tot iedere kist, kast of voedselbewaarplaats die niet helemaal goed is afgesloten. Ze zijn zo verzot op honing, olie, boter, suiker en andere zoetigen vettigheden dat ze er met honderden tegelijk in verzuipen. 's Nachts komen ze als zwermen bijen uit hun holen om een uitval te doen. Voordat de slaper het in de gaten heeft, bijten ze in zijn hielen en tenen en lopen ze in grote aantallen over zijn lichaam. De handen stinken geweldig als men ze voor straf de kop van het lijf trekt. Al brengt men erop die manier duizenden om zeep, ze verminderen nauwelijks in aantal want ze leggen eitjes als boontjes in grote hoeveelheden op vuile, vochtige plaatsen.Ga naar eind4 Dit ongemak viel in het niet bij de echte gevaren die de reis van Nederland naar Indië met zich meebracht: stormen, orkanen, scheurbuik en schipbreuk, niets bleef de Oost-Indiëganger bespaard. Bij elkaar zijn er tussen 1600 en 1800 bijna een miljoen mensen naar de Oost gevaren. Slechts éénderde van hen heeft Europa levend teruggezien. Het ging daarbij niet alleen om zeelieden, maar ook om militairen, ambtenaren, kooplieden, dominees en schoolmeesters. Het leven in de nederzettingen in Indië was ongezond, er werd voortdurend gevochten met de plaatselijke bevolking en tropische ziekten eisten hun tol. Het waren vooral mannen die naar de Oost gingen. Ze kregen relaties met Aziatische vrouwen. Dat werd door de VOC gepropageerd omdat het goedkoper en profijtelijker was: er hoefde geen overtocht betaald te worden, de vrouwen hadden geen heimwee en de kinderen waren ook nuttig. De jongens traden in dienst van de VOC, | |||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||
de meisjes trouwden met uit Holland gekomen employés. Die waren ook beter bestand tegen het klimaat. Zo ontstond in Batavia een gemengde cultuur met Europese en Aziatische elementen. In de achttiende eeuw ging het gestaag achteruit met de VOC. De kosten stegen sterker dan de baten, en concurrentie, corruptie, sluikhandel en een oorlog met Engeland deden de rest. Op 31 december 1799 hield de VOC op te bestaan. | |||||||||||||
Het ontstaan van de kolonie (1800-1870)Na de ondergang van de VOC begint de tweede periode, die loopt van 1800 tot 1870. Het zijn woelige tijden, waarin langzamerhand de kolonie Nederlands-Indië geboren wordt. De Nederlandse staat voelde zich verplicht de failliete boedel van de VOC over te nemen, maar zuchtte op dat moment zelf onder het juk van de Franse bezetting. In 1811 wisten de Engelsen zich van Indië meester te maken. Onder leiding van de bekwame luitenant-gouverneur Raffles werden verschillende hervormingen doorgevoerd. Belangrijker nog is Raffles' grote belangstelling voor de Javaanse cultuur; zijn bewind betekende een enorme stimulans voor het wetenschappelijk onderzoek op Java. Na de val van Napoleon kreeg Nederland Indië weer terug. Dat gebeurde in 1816, maar als men al gehoopt had dat oude tijden zouden herleven en Indië het wingewest van weleer zou worden, dan kwam men bedrogen uit. De bevolking reageerde vijandig op het ‘nieuwe’ Nederlands gezag. Onder de Engelsen waren ze aan meer vrijheid gewend geraakt. Er ontstonden botsingen tussen de overheerser en het gekoloniseerde volk, die soms uitliepen op gewelddadigheden. Op het eiland Saparoea in de Molukken was een jongetje van zes er getuige van hoe in 1817 zijn vader, de resident Van den Berg, zijn moeder en drie broertjes voor zijn ogen door de plaatselijke bevolking werden afgeslacht. Nadat de deur van hun huis was ingebeukt zag hij: een woeste bende Inlanders, gewapend met krissen, pieken en klewangs. Mijn moeder die het dichtst bij de deur was en de troep zag, wist niet hoe ze zich moest redden en vloog op de deur aan. Nauwelijks was ze in de deuropening tussen de oproerlingen gekomen, of mijn vader en ik zagen dat ze gegrepen werd. In een oogwenk was ze onthoofd. Toen mijn vader, hoe weerloos ook, zag dat zijn vrouw werd vastgegrepen, sprong hij op om te hulp te snellen, terwijl | |||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||
Fort Duurstede te Saparoea (lithografie uit 1846, collectie KITLV, 50R2).
ik hem als het ware uit instinct volgde. Toen de moordenaars mijn vader zagen, stoven ze dadelijk op hem los, maar voordat zij tot hem genaderd waren, kwamen ze zijn drie jongste kinderen tegen, die hun moeder hadden willen volgen. Onder onze ogen werden ze gruwelijk vermoord, waarna zij als wilde tijgers op mijn vader losgingen, die zich nog trachtte te verdedigen, doch spoedig overmand onder de klewanghouwen bezweek.Ga naar eind5 Het waren harde tijden. De onvrede onder de bevolking hield aan en leidde tot verschillende opstanden, zoals op de Molukken en in Zuid-Sumatra. Het meest ingrijpend was de Java-oorlog die in 1825 uitbrak en tot 1830 zou duren. Aan Nederlandse kant vielen achtduizend slachtoffers, de verliezen onder de Javaanse bevolking waren vele malen hoger. Die oorlog had veel geld gekost. Het in 1830 ingevoerde Cultuurstelsel moest inkomsten opleveren. De Javaanse boer diende éénvijfde van zijn grond te bebouwen met producten voor de Europese markt, zoals koffie, suiker en tabak. Wie geen | |||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||
grond had, moest twee maanden per jaar voor het gouvernement werken. De opbrengst kwam ten goede aan het moederland en in de praktijk was deze belasting vaak hoger. Het stelsel leverde Nederland vele miljoenen op, tot éénderde van de staatsinkomsten toe. Maar het leidde in Indië tot een te zware belasting van de bevolking. Er kwam kritiek op humanitaire en politieke gronden, vooral van de kant van de liberalen. Die kritiek leidde ertoe dat in 1870 het Cultuurstelsel werd afgeschaft. Vanaf nu werd Indië opengesteld voor particulier initiatief. Het is het begin van de derde periode die loopt van 1870 tot 1900. | |||||||||||||
De jacht op fortuin (1870-1900)De openstelling van Indië leidde tot een stroom van jonge ondernemers uit Nederland. In dertig jaar verdubbelde de Europese bevolking van vijftig- naar honderdduizend. Het was de tijd dat er enorme sommen geld werden gemaakt - in de tabak, de thee en in de suiker - maar soms ook enorme verliezen werden geleden. Als de oogsten voorspoedig waren, werden er fortuinen verdiend. Dan werden er paleizen van huizen gebouwd, enorme feesten gegeven en vaak met geld gesmeten. Maar als er een bladziekte overwoei die de koffie- of theeoogst deed mislukken, dan kon binnen de kortste keren de ene na de andere onderneming failliet gaan en verdwenen rijke ondernemers in armoedige omstandigheden in de kampong. Het was een wilde en spannende tijd; en het was een tijd van oorlogen. De economische expansie leidde onvermijdelijk tot conflicten: in 1873 brak de Atjeh-oorlog uit, de grootste en wreedste van alle koloniale oorlogen die Nederland heeft gevoerd. Maar ondanks de oorlogen waarin de kolonialen en de gekoloniseerden onverzoenlijk tegenover elkaar stonden, leefden de inheemse en de Europese bevolking toen nog dicht naast elkaar. Er werden veel gemengde huwelijken gesloten en er waren nog meer Nederlandse mannen die ongehuwd met inheemse vrouwen samenwoonden. Ook de opvoeding van Europese en Indo-Europese kinderen liet men doorgaans aan inheemse vrouwen over. Het betekende dat de in Indië geboren kinderen, ook die van Europese ouders, vaak zeer gevoelig waren voor spookverschijnselen en stille kracht. Elisabeth Baud, de latere vrouw van Couperus, was zo'n kind. Zij groeide op als dochter van Europese ouders in Indië. Van haar tiende tot haar dertiende woonde ze op een afgelegen tabaksplantage op Sumatra. Elisabeth: | |||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||
Ik was een tenger kindje, maar ik kreeg een Spartaanse opvoeding. Vijf minuten zeker van het huis was de badkamer, groot, van bamboe, bij de rivier. Ik vond die al onveilig, zo ver, zo in het gezicht van het dreigende gevaar. En omdat ik ook heel bang was voor het donker, zei papa dan soms, in de avond: - Kleine ... ik geloof, dat ik mijn sigarenkoker in de badkamer heb laten liggen: ga hem eens halen. | |||||||||||||
Europeanisering (1900-1942)Na 1900 breken er nieuwe tijden aan. Dan begint de vierde periode, die loopt van 1900 tot 1942. Het is de tijd van de ethische politiek, van de wereldwijde crisis en het opkomende nationalisme. Het zijn niet langer jonge avonturiers maar grote bedrijven die zich in Indië vestigen. Het leven wordt moderner, het wordt comfortabeler en er komen steeds meer Nederlandse vrouwen. Onder ‘de mokerslagen van het europeaniseringsproces’ verandert de samenleving ingrijpend.Ga naar eind7 De ‘totoks’ die met tienduizenden tegelijk aankwamen, keken met minachting neer op de Indische mengcultuur. Een mooi voorbeeld hiervan is de toneelschrijver Henri van Wermeskerken, die een aantal jaren in Indië heeft doorgebracht. Vol verbazing ziet hij hoe het oer-Hollandse Sinterklaasfeest in de tropen is ontaard in een soort van carnaval. Hij bevindt zich op Noordwijk, de bekendste winkelstraat van Batavia, waar de café's tot diep in de nacht open zijn. Hier kijkt hij met verbijstering naar de hossende mensen, die ‘hi-ha-hi-ha’ roepen en ‘Lang zal die leven’ zingen. Met Sinterklaas heeft dit niets te maken: Dit is carnavalspret. Het is nu twee uur in de nacht en in Holland vangt het St. Nicolaasfeest aan, daar snort de kachel, daar loeit misschien nu een heerlijk koude stormwind door wuivende popels en door de naalden van de sparren. | |||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||
Indische jongen verkleed als Sinterklaas in Nederlands-Indië, 1920 (foto, collectie KITLV, 18137).
Zo tiert men het St. Nicolaasfeest in het vreemde, verre land, waar alles, de palmen, de sterren en de inlanders verwonderd gluren naar die mensen uit het Noorden, die het Noorden niet willen vergeten, en toch Indisch zijn! Alles, wat maar een vingerhoed Europees bloed in de aderen heeft of zich dit verbeeldt, viert carnavalachtig het St. Nicolaasfeest ... en alles, wat géén vleugje Europees bloed in de aderen heeft, of zich dit niet bewust is ... staat langs de kant toe te zien naar de malle gedragingen, het hun onwaardig voorkomende dolle gespring en gehos, te luisteren naar de helse klanken, die de anders zo deftige overheersers uitstoten.Ga naar eind8 | |||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||
In de woorden ‘Europees bloed’ schuilt een racistisch trekje. Voor de Indo-Europeanen was dit feest dé manier om hun Hollandse herkomst te benadrukken. Juist omdat het feest - zoals gebruikelijk bij carnaval - in het teken stond van de verbroedering van hoog en laag, kon de Europese gemeenschap zich hier één geheel tonen. Maar de ‘volbloed Nederlanders’, de totoks, waren hier niet van gediend. Van Wermeskerken vertolkt hier het gevoelen van zijn mede-totoks: zij deden hun best om het feest weer van de straat te krijgen - en met succes. In 1935 meldde de Semarangse krant De Locomotief met duidelijke instemming ‘dat men te Batavia dit jaar Sint Nicolaas meer in den schoot der familie heeft gevierd dan de laatste jaren het geval is geweest.’Ga naar eind9 Sinterklaas was terug in huis. | |||||||||||||
De Japanse bezetting (1942-1945)De vijfde periode begint in 1942. In maart van dat jaar komt er door de Japanse bezetting een abrupt einde aan de koloniale samenleving. De Japanse bezetting duurde tot augustus 1945. Nadat de geallieerden atoombommen op Hiroshima en Nagasaki hadden laten vallen, capituleerde Japan. In deze korte periode van niet meer dan drieënhalf jaar hebben ooggetuigen talloze verhalen nagelaten. Met verbijstering zagen ze hoe het machtige koloniale rijk in een paar dagen omviel, hoe de inheemse bevolking zich eerst onverschillig gedroeg en zich geleidelijk, onder invloed van de Japanners, steeds vijandiger opstelde, en hoe de Europeanen in kampen werden geïnterneerd, waarde situatie naar mate de bezetting voortduurde steeds onhoudbaarder werd. De bevrijding ging dan ook gepaard met een enorme ontlading. Een van de mooiste verslagen is van Henk Leffelaar, die opgroeide in Medan op Sumatra. Hij was dertien jaar toen hij met zijn moeder in een vrouwenkamp geïnterneerd werd. Later brachten de Japanners hem over naar het mannenkamp Si Rengo Rengo. Hier hoorde hij het nieuws van de bevrijding: Het was 24 augustus. Het had de hele dag geregend. Ik had in de barak in onze afdeling onder de bale-bale's gootjes in de lemen vloer gegraven om het lekwater af te voeren. De dag kroop langzaam voorbij. Buiten begon zich de modderige brij te vormen die wij zo haatten. De meesten lagen op hun bed, lazen of herstelden kapotte broekjes. Hier en daar werd over politiek gesproken. Tegen zes uur werden de dampende emmers met eten, twee voor zestig man, door de | |||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||
Twee Nederlanders, geïnterneerd in het kamp Si Rengo Rengo bij Rantauparapat aan de Soengei Bila, augustus 1945 (foto collectie KITLV, 25243).
etenhalers de barak binnengedragen en het ritueel van de uitdeling begon. De eerste mannen zaten al op hun bultzak met het pannetje tussen hun knieën te eten, toen de hongcommandant met zijn acht collega's werd geroepen. Dat gebeurde wel meer en het wekte geen verwondering. Ik herinner me dat iemand zei: ‘Het is zover,’ en dat er niemand reageerde. Op dat ogenblik was het eten belangrijker. | |||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||
en hing er een vreemde dreiging in de barak. Toen barstte het los. Maar boven het ontzaglijke rumoer was het gezang hoorbaar, dat nu vlakbij klonk. En toen ook herkenden we het. Het was het Wilhelmus. Toen de barak naast ons aan de laatste regel toe was, zetten wij het in. Het was alsof het afgesproken was. Ik kan alleen maar zeggen dat het door mij heenkerfde, ieder woord: ... ‘ben ik vrij onverveerd.’ En dat iemand naast me, ik geloof dat het Visser de bootsman was, steeds maar zachtjes: ‘Godverdomme, godverdomme, godverdomme’ zei. En dat ik tenslotte niet meer zingen kon, omdat mijn strot dicht was en de tranen over mijn gezicht liepen. Ik voelde mij onpasselijk worden en liep huilend naar buiten, de regen in. Toen nam de barak aan de andere zijde van ons het lied over.Ga naar eind10 | |||||||||||||
De onafhankelijkheidsstrijd (1945-1949)Het was - maar dat kon Leffelaar niet weten - geen echte bevrijding. Op 17 augustus 1945, twee dagen na de capitulatie van Japan riepen Sukarno en Hatta de Republiek Indonesië uit. Sukarno werd de eerste president. Hierna begon de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd die tot 1949 zou duren. Dit is de zesde en voorlaatste periode. Een medekampgenoot van Leffelaar, de dichter en journalist Willem Brandt, merkte tot zijn verbijstering dat een paar weken nadat hij de bevrijding had gevierd en van het kamp naar Medan was verhuisd, hij opnieuw moest worden geïnterneerd, nu om hem tegen de Indonesiërs te beschermen. Op 11 oktober landen de eerste geallieerde, Britse, afdelingen in Belawan. Er hebben geen incidenten plaats. Een paar pemoeda's, die met speren de brug over de Belawanrivier bewaken, weten zich niet goed houding te geven en presenteren hun speer voor iedere officier, ook voor de Nederlanders. | |||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||
Nasleep (na 1949)In 1949 is de oorlog voorbij. Op 27 december van dat jaar vond in het Koninklijk Paleis te Amsterdam de soevereiniteitsoverdracht plaats. Nu begint de laatste periode - een periode zonder einde. In de eerste jaren na de soevereiniteitsoverdracht, is er nog optimisme over een goede samenwerking tussen de nieuwe republiek en het oude moederland, maar dat duurt niet lang. Omwille van de overdracht van Nieuw-Guinea, dat Nederlands koloniaal bezit gebleven is, begint Sukarno zijn konfrontasi politik, die er uiteindelijk toe leidt dat alle Nederlanders het land moeten verlaten en de diplomatieke betrekkingen worden verbroken. Ook al worden die later hersteld, de geschiedenis van Nederland en Indonesië blijft er een van ups en downs. Natuurlijk heeft zo'n indeling in zeven perioden iets willekeurige en zijn grenzen altijd vloeiend, maar het is een indeling die door de historische ontwikkelingen als het ware gedicteerd wordt en die in de geschiedschrijving van Nederlands-Indië gebruikelijk is. Als laatste ooggetuige hebben wij een Nederlandse journalist gekozen die in 1995, als Indonesië vijftig jaar onafhankelijkheid viert, een bezoek brengt aan het graf van Sukarno. In een land waar de historie doorgaans in afzichtelijke en pompeuze monumenten is vereeuwigd, ligt de stichter van de republiek er zeer bescheiden bij. Geen mausoleum of praalgraf, maar 'n simpel strookje grint, afgezet met marmer. | |||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||
kers en Anton zal er een flinke klus aan hebben om het glas rond Sukarno weer schoon te krijgen. De grote tegenstander van het koloniale bewind wordt in Blitar als de vader des vaderlands vereerd. Voor het Indonesische volk begint de geschiedenis met Sukarno, Nederlands-Indië is voor hen iets uit een ver verleden.
Tot slot: als ons één ding in al die verschillende ooggetuigenverslagen is opgevallen, dan is het wel dat de geschiedenis van Nederlands-Indië aan de ene kant paradijselijke trekken kent, maar ook dat er sprake is van een voortdurend gevecht tussen de kolonisator en de gekoloniseerde. Dat speelt vanaf het allereerste begin - vanaf de komst van De Houtman - tot het moment dat de jonge republiek Indonesia zich met geweld losvecht van Nederland. Maar tussen de gevechten door is Indië ook het land van de ‘onuitputtelijke natuur’, het exotische, betoverende land dat telkens weer nieuwe mensen verleidt om er te gaan wonen: een land dat voor veel ooggetuigen grenst aan het paradijs. Vandaar onze keuze voor de titel: Omstreden paradijs.
Omstreden paradijs, ooggetuigen van Nederlands-Indië, samengesteld en bezorgd door Olf Praamstra en Peter van Zonneveld, is verschenen bij uitgeverij Bert Bakker. ISBN 9789035133228. | |||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||
Bibliografie
|
|