Indische Letteren. Jaargang 22
(2007)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |||||||||||||
De overlevenden van de ‘Nisero’.
| |||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||
De Nisero-affaire
| |||||||||||||
Het verloop van de Atjeh-oorlogDe Atjeh-oorlog verliep onder een ongunstig gesternte, in ieder geval voor de Nederlanders. De eerste invasie in december 1873 liep uit op een ‘echec’, namelijk een roemloze aftocht. De tweede invasie in januari 1874 leidde wel tot de verovering van de kraton, maar niet tot de onderwerping van Atjeh. Jarenlang bleef het verzet sterk, met name in de vallei van Groot-Atjeh. Generaal Karel van der Heijden, ‘Kareltje Eenoog’, voerde, zonder veel soelaas, een agressief beleid dat wij zonder aarzeling genocidaal zouden noemen, de ‘oorlog met de brandfakkel’. Daarbij vielen sommige daden ‘onder het bereik van de strafwet’.Ga naar eind2 Dat was reden voor gouverneur-generaal Van Lansberghe om Van der | |||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||
Heijden in 1881 met pensioen te sturen. Toen duidelijk werd dat het agressieve beleid alleen maar geld kostte en niets opleverde (behalve veel doden bij alle partijen), begonnen vanaf 1883 zich de contouren af te tekenen van een defensief beleid. De troepen werden uit de posten in het binnenland teruggetrokken op Kotaradja, dat beschermd werd door een ring van versterkte fortjes, de zogenaamde Geconcentreerde Linie. De gedachte achter deze terughoudendheid was dat de Atjehers zouden inzien dat de Nederlanders vast besloten waren om in Atjeh te blijven en zo hun verzet zouden opgeven. De Atjehers zagen dit echter als een bewijs van zwakte, wat het ook was, en het verzet nam alleen maar toe. De Hollanders zaten niet alleen opgesloten en belegerd in hun bruggenhoofd, maar ook met de handen in het haar. De oorlog en met name de maritieme blokkade van veel Atjehse havens en de veelvuldige aanhoudingen op volle zee door de Nederlandse marine, brachten veel schade toe aan handel en scheepvaart in de Straat van Malakka. De publieke opinie in de Strait Settlements werd in deze periode dan ook uitgesproken anti-Nederlands. | |||||||||||||
De strandingEen ongunstiger tijdstip was bijna niet mogelijk. Op 8 november 1883 strandde het Engelse vrachtschip ‘Nisero’ op het strand bij Teunom, aan de westkust van Sumatra. De bemanning verliet het schip. De ‘Nisero’ was op weg van Soerabaja naar Marseille met een lading suiker. Het was rustig weer. De oorzaak van de stranding is nooit opgehelderd. Er waren vermoedens van wapensmokkel, maar dit is nooit bevestigd. Een later door de Nederlandse autoriteiten ingesteld onderzoek naar verzekeringsfraude leverde evenmin iets op.Ga naar eind3 Teunom was een van de tientallen ‘onderhorigheden’ die aan de kusten van Atjeh lagen. Het was in feite een autonoom landschap(je) met een bevolking van ongeveer vijfduizend inwoners. Het werd bestuurd door een feodale heer, zoals er zoveel waren in Atjeh. De rajah was formeel ondergeschikt aan de sultan, maar hij en zijn collega's lapten diens gezag volstrekt aan hun laars. Het bezit van een kleine haven, Bubun, gaf Teunom een belangrijke plaats in de peper-handel. Atjeh was in die tijd de grootste peper-producent van de wereld. De rajah aarzelde geen moment om de bemanning van de ‘Nisero’ te gijzelen. Hiermee begon een kat-en-muisspel, met veel katten en muizen, terwijl soms niet duidelijk was wie nu kat en wie muis was. | |||||||||||||
De deelnemers in de affaire
| |||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||
Naast dat prestige beschikte hij over een scherpe en geslepen intelligentie. Hij had direct door dat een maximum resultaat uit de gijzeling te halen viel door er een internationale affaire van te maken, met ande- | |||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||
H.M.S. Pegasus
| |||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||
re woorden door Nederland en Engeland tegen elkaar uit te spelen. Hij had een talent om op Europese lange tenen te gaan staan. | |||||||||||||
Het verloop van de gijzelingIk zal hieronder niet een gedetailleerd verslag doen van het verloop van de gijzeling. Hiervoor kan men verschillende auteurs raadplegen.Ga naar eind7 Hun weergaven van de gebeurtenissen komen niet overal geheel overeen, al gaat het om relatief onbelangrijke verschillen. Twee tendenzen deden zich voor tijdens de ruim tien maanden dat de gijzeling duurde: de losprijs steeg steeds, terwijl de temperatuur in de verhouding tussen Nederland en Engeland voortdurend daalde. Een korte samenvatting laat deze twee tendenzen zien: De rajah zocht aanvankelijk alleen hulp bij het innen van een schuld van Straits $10.000 die een Chinese handelaar in Singapore aan hem had. Tuku Yit raadde hem aan om zich hiertoe rechtstreeks te wenden tot het Engelse koloniale bestuur in Singapore. Het Nederlandse gouvernement was hierdoor not amused. Hoe geprikkeld ook, de Nederlanders reageerden wel snel: aan de rajah werd een bedrag van Straits $10.000 geboden. Toen de rajah enige dagen aarzelde, werd dit bedrag direct verhoogd tot Straits $25.000 en werd de opheffing van de blokkade van Bubun toegezegd. Geadviseerd door Tuku Yit, verhoogde de rajah zijn prijs tot Straits $100.000. Bovendien deelde hij mee dat hij een garantie voor de openstelling van Bubun door de Engelse consul in Kotaradja zeer op prijs zou stellen. Het Nederlandse gouvernement was zeer geprikkeld; in Kotaradja zat de kat in het gordijn. Een gezamenlijk bezoek aan Teunom door het Engelse oorlogsschip ‘Pegasus’ en de Nederlandse oorlogsbodem ‘Citadel van Antwerpen’ bracht voedsel en medicijnen naar de gijzelaars, maar leidde niet tot een uitweg uit de impasse. De rajah verhoogde zijn prijs tot Straits $300.000. Ook liet hij weten dat hij nog steeds een Engelse garantie wenste voor de openstelling van zijn haventje en wel één die ondertekend was door koningin Victoria persoonlijk. Het Nederlandse gouvernement reageerde als door een wesp gestoken. De cholera maakte enkele slachtoffers onder de gijzelaars. Aan de overwal maakten de Engelse kranten geweldig misbaar en voerden een felle perscampagne tegen Nederland en de Nederlandse belangen. De Engelse ‘Pegasus’ kwam alléén naar Teunom met hulpgoederen voor de gijzelaars. Hiervoor was geen toestemming gevraagd aan de Nederlandse autoriteiten. Het tandengeknars uit Kotaradja was hoorbaar tot in Nieuw-Zeeland. De rajah verhoogde zijn prijs tot Straits $400.000. Ingefluisterd door Tuku Yit, informeerde hij in Singapore naar de mogelijkheid dat Teu- | |||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||
nom een Engels protectoraat zou worden. De Engelsen zeiden niet ‘ja’, maar ook niet duidelijk ‘nee’. In Kotaradja waren de rapen gaar; het Nederlandse gouvernement was buiten zichzelf van woede en frustratie. In januari 1884 werd in een eenzijdige actie van de Nederlanders Teunom ‘getuchtigd’ door een bombardement vanuit zee. De bevrijding van de gijzelaars mislukte, omdat die tijdig door de rajah waren afgevoerd naar het binnenland. De Engelse verontwaardiging was groot, omdat het leven van de gijzelaars in de waagschaal was gesteld. Een paar weken later mislukte nóg een bevrijdingsactie. Het gouvernement in Kotaradja had de beruchte krijgsheer en avonturier Tuku Oemar ingehuurd om met een snelle actie de gijzelaars te ontzetten (‘te vermoorden’, riepen de Engelse kranten). De actie mislukte. Tuku Oemar werd aan boord van het Nederlandse gouvernementsschip dat hem aan land zou zetten in de buurt van het doel, zó laatdunkend en onbeschoft behandeld door de scheepsofficieren, dat hij, op het strand aangekomen, de matrozen van de sloep die hem daar afzette, liet vermoorden. Hij en zijn mannen verdwenen vervolgens in het binnenland met medeneming van alle wapens en munitie. Deze gebeurtenis werd in de Engelse kranten breed en weinig complimenteus uitgemeten en bespot. Daarop volgde een impasse van enkele maanden waarin de radeloosheid in Kotaradja groeide en de irritatie in de Settlements en in Londen toenam. Op initiatief van de oude generaal Van Swieten in Nederland, die zorgvuldig om alle gevoeligheden heen zeilde, kwamen Londen en Den Haag na enig gesteggel tot overeenstemming over een gezamenlijke actie. Tuku Yit en de rajah zagen in dat hun spel uit was. De rajah kreeg Straits $100.000 en kreeg ook zijn open haventje (zonder Engelse consulaire of koninklijke garantie). De gijzelaars werden door de ‘Pegasus’ naar Penang gebracht. Tuku Yit stak - voor alle goede diensten - een beloning van Straits $10.000 in zijn zak. Zo eindigde deze affaire met een uitgesproken win-win situatie voor alle betrokkenen, behalve natuurlijk de eerder aan de cholera bezweken gijzelaars en de slachtoffers van het bombardement op Bubun. | |||||||||||||
LiteratuurOver de Nisero-affaire is veel geschreven. De kranten stonden er vol van, ook de Nederlandse kranten. Er zijn ook een aantal studies over verschenen. Ik noem Reid, Coolhaas en Van 't Veer.Ga naar eind8 Er is ook een ooggetuigenverslag, geschreven door een van de matrozen, dat al in 1884 in Londen is verschenen.Ga naar eind9 Het is een onthutsend naïef document. Merkwaardigerwijs is deze fraaie geschiedenis, vol drama en geraas, | |||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||
met een aantal kleurrijke figuren en ook een aantal hilarische momenten, nooit in literaire vorm beschreven. Ik heb in deze lacune voorzien. Mijn historische novelle over de Nisero-affaire zal inshallah in 2008 het licht zien. | |||||||||||||
Bibliografie
|