Indische Letteren. Jaargang 22
(2007)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||
Sara en Pieter, een Bataviase liefdesaffaire
| |||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||
Blijkbaar stoorden ze zich niet aan de aanwezigen: de andere staatsjoffers en de slavinnen. Iemand heeft hen aan Coen verraden. Die ontplofte van woede, want Sara had willens en wetens de goede naam van zijn gezin bezoedeld. Voor Pieter had Coen geen goed woord over. Diens losbandige levensstijl was zijn reputatie vooruitgesneld. Die middag had Pieter Sara ‘gedefloreert [ontmaagd] en tot twee diverse maelen zijn wil met haer gedaen’.Ga naar eind4 | |||||||||||||||||||
GeschilpuntenCoen had een gegronde reden voor zijn boosheid. Onder zijn dak was datgene gebeurd waarover hij zo vaak naar de Heren Zeventien had gefoeterd: ‘Eenige leven slimmer dan d'onredelijcke beesten selffs’, en wanhopig gevraagd: ‘Sendt toch eens lieden die waerdich zijn de naem van een mensch te voeren’, want de meesten waren in beesten veranderd.Ga naar eind5 Hij achtte het VOC-personeel zedeloos, lui, drankzuchtig en vrouwengek. Veel vrouwen en weesmeisjes die naar Batavia waren overgevaren, deden in hun bandeloosheid voor de mannen niet onder en belandden in het Spinhuis. Gepoogd werd de zaak te sussen. Advocaat-fiscaal Antoni van den Heuvel stelde een huwelijk tussen Sara en Pieter voor. De predikanten Justus Heurnius (1587-1651/52) en Abraham de Roi (1604-1680) betoogden dat Sara, hoewel ze volgens vaderlands recht de huwbare leeftijd had bereikt, de gevolgen van haar handelen niet had overzien, en pleitten ervoor haar doodvonnis - ze zou in een vat water worden verdronken - om te zetten in huiselijke tuchtiging. Maar Coen beschouwde Sara's en Pieters daad als een crimen majestatis, ondanks Van den Heuvels opvatting voor een delictum carnis, dat met een judicium publicum moest worden berecht.Ga naar eind6 Het werd een zaak voor de Raad van Justitie, voorgezeten door Coens zwager Pieter Vlack en met geneesheer Bontius, Van den Heuvel, kapitein Deutekom en raad van Indië Antonio van Diemen als leden. De Raad schortte haar beslissing een maand op. Op 18 juni raakte ze in een impasse bij de vaststelling van Pieters straf, waarop Vlack gebruikmaakte van zijn dubbele stem. Coen had de beslissende stem en eiste voor Pieter geen ophanging maar dat hij ‘metten swaerde gerecht’ zou worden ‘datter de doot nae volge, met confiscatie van alle zijnnen goederen’.Ga naar eind7 Zijn eis voor Sara gold geen afstraffing in huiselijke kring, maar in publieke omgeving. Alle raden uitgezonderd Van Diemen ondertekenden de vonnissen. Van Diemen verkeerde namelijk in tweestrijd want Pieter Cortenhoeff was zijn ordonnans. Hij liet de afwikkeling aan Coen over, wellicht hopend op strafverzachting voor Pieter. De volgende dag werden de vonnissen uitgevoerd. Nadat Pieter was | |||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||
onthoofd, werd Sara in het Stadhuis ‘met open deuren wel strengelijck gegeeselt’.Ga naar eind8 Later zou de kerkenraad Coens optreden veroordelen: ‘het scheen een plage van God, den Heere, te zijn, dat hy, die een zoo grooten justicier altyts geweest is, hierinne sooverre afdwaalde’.Ga naar eind9 De inwoners reageerden ‘perplex en verbaest’. | |||||||||||||||||||
De nasleepOp 23 november 1629 was Jacques Specx terug in Batavia. Hij was furieus over Sara's vernedering en meende dat de geliefden niets te verwijten viel, ze hadden elkaar immers trouw beloofd. Omdat hij Coen niet meer ter verantwoording kon roepen - die was in de nacht van 20 op 21 september overleden - probeerde hij tegen de Raad van Justitie een proces aan te spannen. Als voormalig president van het college van schepenen achtte hij haar optreden ‘vol valscheydt, ongerechtigheydt en tyranny’ en het vonnis ‘vol valschheden ende tegens de sententie der raedt strijdende’.Ga naar eind10 Toen dat niet lukte, weigerde hij in maart 1630 met Sara's vierschaar aan de Avondmaalsviering deel te nemen, en betrok daarmee de kerkenraad in zijn strijd tot rechtvaardiging. Die verleende hem haar medewerking - Specx was in 1624 hun commissaris politiek geweest - en ontzegde Vlack en Van den Heuvel de Tafel des Heeren, maar ze was te laat, want de raad en advocaat hadden ten overstaan van de Gemeente reeds rekenschap afgelegd. Specx had met Vlack nog een andere durian te schillen. Die was door Coen op diens sterfbed als opvolger aangewezen, terwijl Specx door de Heren Zeventien was benoemd.Ga naar eind11 Vervolgens richtte Specx zijn pijlen op Antonio van den Heuvel, ‘dien pokkige hond’.Ga naar eind12 De advocaat-fiscaal schreef in het nauw gedrongen twee verweerschriften, waarin hij expliciteerde dat hij gedwongen had ingestemd met Pieters doodstraf, immers ‘in alle crimineele saecken, de stemmen staeckende, de conclusie ten faveure van den misdadigher behoorde genomen te sijn’.Ga naar eind13 Een jaar later waren de Heren Zeventien op de hoogte van de Bataviase affaire. Hun eerste reprimande gold Specx. Die had zich tot hen en de Staten-Generaal moeten wenden en niet tot de kerkenraad. Hij werd ontboden waardoor zijn VOC-carrière eindigde. Ook de kerkenraad werd berispt. Ze had zich met wereldlijke zaken ingelaten door ‘zich te qualificeren als directeurs van de Conscientie van de justitie’.Ga naar eind14 | |||||||||||||||||||
En Sara?Na haar straf, die gold als een waarschuwing voor het vrijlustig VOC-personeel, werd Sara weer in Coens gezin opgenomen, dat op 16 sep- | |||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||
tember 1629 werd verblijd met de geboorte van Johanna. Na Specx' terugkeer trok ze bij haar vader en haar stiefmoeder Maria Odillia Buys in, met wie Specx tijdens zijn verlof was getrouwd. Ze was getuige van Coens begrafenis op 22 september en Johanna's doop een dag later. Op 18 december nam ze afscheid van Eva en Johanna die repatrieerden. Anderhalf jaar later leerde ze predikant Georgius Candius (1597-1647) kennen, die van Formosa naar Batavia was gereisd om toestemming te verkrijgen voor zijn huwelijk met een gekerstende Formosaanse. Die onthield Specx hem vanwege ‘de particulier[e] [na]deelen ende onheijlen die uijt al sulcken houwelijck naer de jegenwoordige tijt gelegentheijt te verwachten stonden’.Ga naar eind15 Wellicht zag Specx in de predikant een geschikte echtgenoot voor zijn dochter, of zagen Sara en Georgius het wel zitten. We weten niet of het een gearrangeerd huwelijk was of een uit liefde, wel dat in mei 1632 de inzegening plaatsvond. Candius werd aangesteld als predikant in Batavia. Een half jaar na haar huwelijk nam Sara afscheid van haar vader, stiefmoeder Maria en pleegbroertje Jacques toen die de terugreis naar de Republiek aanvaardden. Een half jaar later reisde ze met Georgius naar Sincam (Formosa), waar ze in 1636 overleed.Ga naar eind16 | |||||||||||||||||||
Literair geclaimdSara Specx heeft nimmer geweten dat de inwoners in de Republiek geschokt reageerden op de affaire. Even ging het gerucht dat ze was verstoten. Coens oom deed het optreden van zijn neef als bruut af en de Amsterdamse koopman Boudewijn Kortenhoef, familie van Pieter, onderschreef Specx' handelwijze. De rechtsgeleerde en pensionaris Jacob Cats (1577-1660) refereerde aan de Bataviase affaire in 's Werelts begin, midden, eynde, besloten in den trou-ringh, met den proefsteen van den selven (1637). Echter in de tweespraak ‘Aenmerckinge over onteerde dochters’ tussen Sophronibus en Philogamus vergiste hij zich in de gouverneur-generaal toen hij Specx de vaandrig liet onthoofden. Hij benadrukte evenwel de ‘toe-komende trouwe’ van Sara en Pieter. De jonge, trouwlustige Philogamus had zijn twijfels over de rechtsgang: ‘ick soude dat exempel laten in de vergelegen werelt, sonder yet sulcx hier te lande over te brengen’.Ga naar eind17 Een eeuw later vergoelijkte François Valentijn (1656-1727) Coens faux pas, toen hij in Oud en nieuw Oost-Indien (1724-1726) betoogde dat Coen soms erg streng kon optreden, ‘voor al ontrent die genen, daar hy wat tegen had (een gebrek, dat men ook zelf in de verstandigste lieden vind) waar van hy preuven gegeven heeft, in 't geval van die dogter van de Heer Specx [...]’.Ga naar eind18 Pas in 1843 was er weer aandacht voor deze liefdesgeschiedenis. Het Tijdschrift voor Nederland's Indië publiceerde het verhaal ‘Sara Specx. | |||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||
Batavia in 1629’ van de bestuursambtenaar Wilhelm Leonard Ritter (1799-1862). Twee jaar later voegde Ritter het toe aan Nieuwe Indische verhalen en herinneringen uit vroegeren en lateren tijd. Zijn verhaal is er een vol ellenlange uitweidingen, dialogen en weeklachten. De vier hoofdstukken openen met een motto. Twee ervan zijn afkomstig van zijn vriend, de advocaat L.J.A. Tollens (1820-1874). Zo ook dat van het derde hoofdstuk, waarin we Sara herkennen: Neen, weerhou in 't bang verdriet,
Meisje lief! Uw tranen niet;
Laat ze vrij uw koontjes vlekken;
Waartoe zou u 't blosje strekken?Ga naar eind19
In Ritters versie is Van den Heuvel tot over zijn oren op Sara verliefd. De advocaat-fiscaal is bepaald geen charmeur met zijn weinig borstelig rood haar, lang baardeloos pokdalig gezicht, kleine gluiperige zeegroene ogen met rode randjes, naaldspitse neus, een kin die zijn tanden raakte en broze spillebenen die zijn lichaam amper konden dragen. Zijn tegenpool Cortenhoeff mag er wezen met zijn lengte van één meter negentig, krullend zwart haar, fijn besneden gelaat met fikse knevel die hij gemakkelijk om zijn vingers kan draaien. Hij is de heldhaftige soldaat, die vreesloos het Mataramse leger aanvalt. Sara is bijzonder met haar lichtbruine gestalte, blinkend gitzwart haar, zeer bevallig gelaat en ogen vol liefde en zachtheid. De rol van bemiddelaar is aan geneesheer Bontius toebedeeld, die met zijn bolrond lichaam vaderlijk overkomt. Hij is het die Cortenhoeff op de hoogte brengt van Van den Heuvels verliefdheid voor Sara. En het is de advocaat-fiscaal die Coen over Sara's levenswijze inlicht: ‘Uw Hoog Edelheid heeft eenen slang in den boezem gekoesterd, die met ondankbaarheid de weldaden beloont, die zij geniet’.Ga naar eind20 Coen wuift de woorden weg in de wetenschap dat Van den Heuvel een oogje op de staatsjoffer heeft. Als die echter haar zwangerschap onthult: ‘Sara is verloren, - niet alleen voor mij, maar ook voor ieder ander; - de eerbare Jufvrouw Sara Specs heeft zich vergeven’,Ga naar eind21 sleurt hij Van den Heuvel aan diens kraag naar Sara's kamer waar hij de geliefden verstard van schik in een omhelzing aantreft, en hen vervloekt: Schande over hen die mij tot schande maken; - mijn vloek over de ellendige verleiding, - mijn vloek over haar die mijn huis besmette; - Wraak, - gestrenge wraak over uw schuldige hoofden.Ga naar eind22 De executie lijkt een scène uit een vroeg-twintigste-eeuwse liefdesfilm. Na de omhelzing door Bontius, kijkt Pieter, terwijl de bleke zonnestralen zijn hoofd kleuren, naar de open deuren van het stadhuis, hopend op een blik van Sara. Op het moment dat het zwaard zijn nek raakt, klinken uit het stadhuis Sara's jammer- en smartenkreten. | |||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||
Bontius vraagt zich over Van den Heuvels optreden af: ‘Is dat de handelwijs van een' Christen, die zijn' evenmensch lief moet hebben?’, en waarschuwde een ieder voor de ‘rooden satan’.Ga naar eind23 De papieren nalatenschap van oud-gouverneur-generaal en minister van Koloniën Jean Chrétien Baud (1789-1859) bevat een schrift met de ‘Aanteekeningen voor de geschiedenis van Sara Specx’. Aangezien die ongedateerd zijn, weten we niet of die voor of na lezing van Ritters verhaal zijn gemaakt, wel dat ze stof boden aan een ‘man van smaak en oordeel’ voor een ‘zeer belangwekkende nationale roman’. Eigenlijk waren het aanwijzingen voor een toneelstuk met een krijgshaftig plot: een liefdesverhaal tijdens de Mataramse aanvallen op Batavia.Ga naar eind24 ‘Om het treurspel niet geheel donker te doen eindigen zou men de ongelukkige Sara kunnen doen trouwen door een vriend van haren onthoofden minnaar’, en zou ze door Pieters vermogende oom als een dochter worden erkend omdat haar vader, afgeschilderd als ‘een koud, zwak en hardvoghtig mensch’, haar wilde verstoten. Een kleine tachtig jaar later was er wederom aandacht voor de liefdesgeschiedenis. Op 15 oktober 1921 drukte het Bataviaasch Nieuwsblad de bijdrage van Victor Ido van de Wall af, getiteld ‘Sara Specx’. Later nam Van de Wall het op in Vrouwen uit den Compagnie's tijd (1923). Volgens hem was de liefdesgeschiedenis ‘niet zoo romantisch, zelfs alledaagsch’. Hij liet zich meeslepen met Sara's lot: eenzaam zat zij in haar vertrekken, angstig voor haar leven, ten prooi aan een folterend zielelijden. Zij at niet, zij sliep niet, de kracht tot weenen zelfs bezat zij niet.....Ga naar eind25 In die jaren was er in de Sino-Maleise literatuur ook aandacht voor de affaire. Tio Ie Soei (1890-1974) publiceerde in 1926 onder het pseudoniem Tjoa Piet Bak Sara Specx: satoe kedjadian jang betoel di Betawi di djeman parnerentahannja Jan Pieterzoon Coen dalem taon 1629. Daarin schreef hij hoe Sara de scherpe ogen van Eva Ment vreest en Pieter ‘Koertenhof’ die van Coen. Ook in zijn verhaal is er sprake van Sara's zwangerschap en dat ze met Pieter in de ‘nona-kraton’ vol ‘boedak2 prempoean’ de liefde bedreef. Of zoals Tjoa Piet Bak van het Sino-Maleis overstappend naar het Nederlands verduidelijkt: ‘In het midden van een zaal, ten aanschouwe van de juffers en de slavinnen, boette hij schaamteloos zijn lusten met [het] vroegrijpe kind’.Ga naar eind26 | |||||||||||||||||||
‘Een ietwat Ubuëske Historye’In juli 1930 las Jan Jacob Slauerhoff (1898-1936) de biografie Jan Pierszoon Coen. De baanbreker in ons Indië (1929) van H.P. Geerke als voorbereiding voor zijn vie romancée over Coen. Aanvankelijk zou zijn tekst verschijnen in een reeks biografieën over beroemde lieden,Ga naar eind27 maar | |||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||
Slauerhoff besloot het als toneelstuk te publiceren in het Elsevier's geïllustreerd maandschrift.Ga naar eind28 In Jan Pietersz. Coen. Drama in elf taferelen kleurt Slauerhoff het verhaal van Sara en Pieter met gebeurtenissen uit zijn eigen leven in. Zo plaatst hij Sara, dochter van een Japanse njai, tegen een Chinees decor. Als scheepsarts op de Java-China-Japan Lijn (1925-1927) was zijn belangstelling voor de Chinese taal en cultuur gewekt. Hij projecteert zijn gevoelens van onmacht om een vrouw aan zich te binden op Cortenhoeff, zo ook zijn verliefdheid en verlangen naar een kind. Op het moment dat hij aan zijn toneelstuk schreef, was Slauerhoff verliefd op de in Den Haag wonende danseres Darja Collin (1902-1967), waarmee hij op 3 september 1930 zou trouwen. Sara's liefde voor Pieter is natuurlijk die van Darja voor hem. Slauerhoffs personages zijn elkaars tegenpolen maar ook van elkaar afhankelijk. Ze verdringen hun gevoelens en zijn destructief. Vermoedelijk wil Slauerhoff Coen op zijn vader laten lijken,Ga naar eind29 of zette hij na lezing van Geerkes biografie Coen neer als een tirannieke en norse figuur, die over het lot van anderen beslist. Maar we moeten ons ook realiseren dat in die jaren het begrip debunking - het tegenovergestelde van historische heldenverering - in de literatuur opgang deed. De hoofdpersoon wordt eerst negatief afgeschilderd om hem vervolgens positief te belichten. Zoals bijvoorbeeld aan het slot van Jan Pietersz. Coen: ‘laten wij zijn [Coens] gebreken vergeten die de keerzijde van zijne groote qualiteiten waren’.Ga naar eind30 In Jan Pietersz. Coen wordt Sara door Coen aan predikant Hurnius alias Heurnius, ‘een goede man’ maar ‘zoo bloode is als een kwezeltje’ met ‘zweethanden en slechtriekende adem’, uitgehuwelijkt.Ga naar eind31 Pieter alias ‘Michiel’ Cortenhoeff is aan een staatsjoffer beloofd, maar door zich als vrijwilliger op fort Nassau te laten plaatsen weet hij aan de huwelijksband te ontsnappen. Iedereen, Coen incluis, heeft een oogje op Sara: Wij allen zijn verliefd op haar, bezitten haar in nachtelijke lustgedachten. Ieder naar zijn aard: Hurnius femelt tegen haar, knijpt haar in het geniep bij de catechisatie, wil haar onder den dekmantel van het huwelijk gebruiken om zijn levenslang verkropte lusten te verzadigen.Ga naar eind32 Tijdens hun ontmoeting op het kerkhof verklapt Cortenhoeff aan Sara dat hij tegen de Mataramse soldaten zal vechten hopend dat Coen in hem haar ideale huwelijkskandidaat zal zien. Sara en Pieter zijn zich bewust van hun handelen en besluiten Coen over hun liefde in te lichten. Zo ver komt het niet. Want als Coen Sara laat halen om Eva Ment bij haar bevalling te helpen, worden ze betrapt. Op het moment van Sara's geseling is Specx terug in Batavia en ziet hoe Coen uit het raam kijkend met hand en voet de slagen telt. Hun ruzie daarop- | |||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||
volgend wordt Coen te veel. Hij raakt bewusteloos en overlijdt. In 1928 had Slauerhoff Eddy du Perron leren kennen. Du Perron stopte veel tijd en energie in de vriendschap. Zo corrigeerde hij Slauerhoffs manuscript. Wellicht is op zijn aanwijzing de scène van de slagen tellende Coen in het toneelstuk geschreven. Coens houding lijkt op die van de Oost-Indische vrouwen tijdens de afstraffing van him slaven. Dergelijke ensceneringen zijn aanwezig in de novelle Kraspoekol en het gelijknamige toneelstuk van vader Willem en zoon Dirk van Hogendorp en in Lotgevallen en vroegere zeereizen van Jacob Haafner, schrijvers waarvoor Du Perron belangstelling had. Du Perron was er veel aangelegen om Slauerhoffs Jan Pietersz. Coen te publiceren, en wel in De Gids. Hij was daarom des duivels op redacteur Martinus Nijhoff alias Pom toen het manuscript zoek bleek: ‘Nijhoff kan mij op het oogenblik in optima forma gestolen worden’ omdat hij ‘het toneelstuk van Slau over Coen [heeft] weggemaakt; zegt dat hij zich niet herinnert aan wien hij het verzonden heeft en zelfs òf hij het wel verzond, maar dat hij het niet vinden kan, enz.’Ga naar eind33 En, maait hij voort: Weet je dat ‘Pom’, tot nader order, de copy van Slau's drama van Coen heeft weggemaakt, waar ik in mijn ellende ook nog zoo bloedig aan gepeuterd heb? En het fraaie is dat Slau er een opvoering, en de daaraan verbonden duiten, bij verliezen kan.* * Of al verlooren hèèft.Ga naar eind34 Hij dramatiseerde: ‘Coen, waar wij beiden zoo “bloedig” aan gewerkt hebben, is door mijnhéér Nijhoff, niet alleen uit dit blad, maar misschien wel uit de wereld gewerkt.’Ga naar eind35 Maar trok zijn boetekleed aan toen het manuscript boven water kwam. Nijhoff had het naar Darja Collin gestuurd. Het was goed opgeborgen, een ‘idiote historie, maar met goeden afloop’.Ga naar eind36 Opgelucht dat de ‘Landvoogd’ terecht was ‘na opsluiting in de brandkast van het Dansarium: een ietwat Ubuëske Historye’,Ga naar eind37 probeerde Du Perron het toneelstuk aan tijdschriften te slijten. In 1937 vroegen studenten van de Delftse Indologie-opleiding Du Perron - Slauerhoff was inmiddels overleden - advies voor de opvoering van Jan Pietersz. Coen ter gelegenheid van Coens 350-jarige geboortedag. Die keurde hun bewerking vol ‘labbekakkig gedaas’ af.Ga naar eind38 Het werd niet opgevoerd. Ook latere pogingen tot opvoering van het toneelstuk in 1943 en 1948 (ter gelegenheid van Slauerhoffs vijftigjarige geboortedag) liepen op niets uit. In 1961 ontried de Amsterdamse burgermeester Van Hall de studentenvereniging A.V.S.V. ernstig het stuk op te voeren vanwege de problemen rondom Nieuw-Guinea. Desondanks werd het in strikt besloten kring toch opgevoerd.Ga naar eind39 Uiteindelijk bracht het Nederlandstalig Repertoire Gezelschap het stuk in 1986 op de planken.Ga naar eind40 | |||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||
De liefde is hier niet veel waardEen paar jaar na Slauerhoffs toneelstuk verscheen Vrouwen naar Jacatra (1934), waarin A. den Hertog (1889-1958) de geschiedenis van Sara en Pieter heeft ingelast. Het Amsterdamse weesmeisje Aletta reist haar jeugdvriend naar Batavia achterna. Het lot beschikt dat ze een ander trouwt maar wel op zoek blijft naar haar jeugdliefde. Ze raakt beviend met Sara, door Den Hertog afgeschilderd als koket, met een zonderling Oosters accent sprekend, en heupwiegend de schildwacht van het Kasteel passerend. Op een dag vertrouwt Sara Aletta toe dat Pieter haar zal bezoeken als Coen en Eva Ment een receptie geven. Aletta en haar man behoren tot de gasten. Wanneer Sara en Pieter worden betrapt, is Coen furieus. Aletta neemt het voor haar vriendin op daarbij de liefde verdedigend: ‘Sinjeur.... Zij houdt van hem. Ik weet het. Zij heeft hem lief’,Ga naar eind41 maar vindt geen gehoor. Eva Ment daarentegen bedankt haar, eraan toevoegend: ‘Helaas.... en de liefde is hier niet veel waard, geloof ik’.Ga naar eind42 Tot slot van dit overzicht van literaire claims vermeld ik het jeugdboek Zwarte peper, scheurbuik. Kinderen op reis met de Verenigde Oost-Indische Compagnie (2002) waarin Vibeke Roeper een paar bladzijden aan de affaire besteedt. | |||||||||||||||||||
Geschillen belichtAls voorstander van een stabiele Oost-Indische samenleving vatte Coen de affaire serieus op en verdedigde zijn mening vol verve, de eerbaarheid van zijn gezin beschermend. Specx daarentegen zou een verbintenis tussen Sara en Pieter niet uitgesloten hebben. Zijn woede gold het juridisch steekspel waarvan zijn dochter slachtoffer was geworden. Sara's onschuld en afstraffing zou menige bladzijde vullen. Literatoren herkenden in Sara en Pieter een affaire d'amour. Van de Wall karakteriseerde hun liefde als niet romantisch maar alledaags, anderen daarentegen bespeurden ‘een dolle, dwaze verliefdheid’ of een kalverliefde.Ga naar eind43 Slauerhoffs weergave van de historie transformeerde in een affaire d'honneur met Du Perron, fervent verdediger van het ventisme, in de hoofdrol. Ook in historische kring waren de meningen verdeeld. Meende jurist en adjunct-rijksarchivaris J.K.J. de Jonge (1828-1880) het verhaal van Sara en Pieter en de afwikkeling ervan correct uit de bronnen te hebben weergegeven, Carel Gerretson (1884-1958), de Utrechtse bijzonder hoogleraar in de Koloniale Geschiedenis, vond op zijn zoektocht een tweede bezwaarschrift van advocaat-fiscaal Van den Heuvel. Op grond daarvan pleitte hij in Coens eerherstel (1944) voor nuancering van de gouverneur-generaal als woedende doodstrafeiser en voor rechtvaardiging van diens morele houding.Ga naar eind44 Hij verweet De Jonge dat | |||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||
die zich door romantische gevoelens had laten leiden. Aan het verschijningsjaar van Gerretsons pleidooi kleeft een smet. Dat jaar mochten slechts ‘verklaarde ariërs’ en leden van de Kultuurkamer publiceren.Ga naar eind45 Aldus bepleitte een ieder zijn gelijk in de Bataviase liefdesaffaire. Dat hadden Sara en Pieter die middag in mei 1629 niet kunnen vermoeden. | |||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|