Indische Letteren. Jaargang 21
(2006)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 128]
| ||||||||
[pagina 129]
| ||||||||
Reislust en de mythe van het Indische landschap in De atlasvlinder (1956) en Terug naar de atlasvlinder (1981) van Aya Zikken
| ||||||||
[pagina 130]
| ||||||||
anderen, schrijft ook Aya Zikken een reisverslag over haar terugkeer naar de voormalige kolonie in Terug naar de atlasvlinder. De motivering voor hen die terugkeren is meestal de goede herinneringen aan Indië. Ze zijn benieuwd naar ‘wat van het oude bekende nog is terug te vinden [mijn cursivering]’.Ga naar eind2 Voor velen van hen blijven de herinneringen aan het Indische verleden een grote rol spelen in hun latere leven. In dit artikel bespreek ik Aya Zikkens herinneringen aan Indië en ga na welke invloed deze uitoefenen op haar reislust. Ik concentreer me hierbij voornamelijk op de roman De atlasvlinder (1956) en het reisverslag Terug naar de atlasvlinder (1981). In Terug naar de atlasvlinder beschrijft de autobiografische ikverteller haar terugkeerreis als een bedevaart. Ze zegt: Een bedevaart naar de oude Jot die mij als kind verhalen vertelde. Zij zat dan met gekruiste benen op haar tikar die voor mijn bed lag. Het klamboegaas was tussen ons in en we keken naar elkaar door een wit waas. Haar stem was altijd heel zacht. Ik weet wel dat ik haar nooit meer zal vinden. Ik zal haar niet lijfelijk ontmoeten. Toch is het een reis naar Jot en Ibrahim en Moenah, de aap Keesje, de poes Pepi, het waardige houten huis op palen in de tuin met de zeven wonderen. [...] Niet om het dit keer beter te doen maar om hetzelfde nog eens te beleven. Het was zo'n verdomd fijn deel van mijn leven.Ga naar eind3 De ikverteller keert terug naar het bergdorpje Lahat in Zuid-Sumatra waar zij ‘het verdomd fijn deel van haar leven’ nog eens wil beleven. Aya Zikken beschreef haar Indische verleden al eerder in verschillende romans. Haar meest gelauwerde roman is De atlasvlinder, geschreven in 1958. De atlasvlinder beschrijft op nostalgische wijze de kindertijd van Gembyr, een Nederlands meisje in een bergdorp in Zuid-Sumatra. Samen met haar Indo-vriendje, Ferdie, maakt Gembyr talloze ontdekkingstochten door de natuur. De roman beschrijft een kindertijd in Indië, beheerst door de magie van geuren, kleuren en geluiden, zonnegloed, gutsende regens, geweld en glorie van de oppermachtige natuur, en een oneindig aantal mogelijkheden aan avontuur en ontdekking. De betovering van de droomwereld van het hoofdpersonage Gembyr wordt haast zintuiglijk waarneembaar. Rob Nieuwenhuys noemt de roman een van de beste werken uit de Indische letteren aangezien het literaire hoogtepunten bevat zoals het fragment ‘de tuin van de zeven wonderen’.Ga naar eind4 Het volgende citaat beschrijft het zevende en grootste wonder in de tuin: Gembyr die temidden van de natuur aan het musiceren is. Ze ging met gekruiste benen op de grond zitten voor de rij flessen en hief de hamer op. Alle dieren zwegen. Er was geen | ||||||||
[pagina 131]
| ||||||||
wind meer en geluiden uit de kampong bereikten de tuin niet langer. [...] Gembyr [begon] te spelen. Het was een zelfgemaakt lied, een melodie die droevig was en vrolijk tegelijk, zoals alle liederen die ze ooit in haar land had gehoord. Het glas zong, het water in de fles zong en Gembyr neuriede diep in haar keel een tegenmelodie. Het was een lied van de aarde waarop alles leefde. Als je goed luisterde hoorde je de wind over de Boekit Barisan waaien en de regen vallen. Je hoorde de tjemarabomen ruisen en de bunzing over het dak vluchten. Er waren ook geuren in dat lied, de geur van de kembang sepatoeheg en van de koempoel-ampatbloemen en de geur van de grijze aap en van de poes Pepi die jongen kreeg, de geur van de klapperolie en gebraden sateh en van pasgebakken kwee semprong. Er was meer in dat lied: de hoge nachtlucht was erin en het zingen van de vrouw van Ramonah die al haar derde kindje had verloren en de geborduurde slofjes die Moenah droeg als er een slematan was, al wat mooi was of opzienbarend of ontzagwekkend of erg verdrietig, was in dat lied, dat lang, heel lang duurde.Ga naar eind5 Zoals blijkt uit dit fragment is de Indische natuur zowel een inspiratiebron als een deelnemer aan Gembyrs droomwereld. Enerzijds vormt Gembyr een orkest samen met het water, de flessen, de wind, de dieren en andere geluiden uit de omgeving. Anderzijds speelt dit orkest van het meisje en de natuur ‘het lied van de aarde waarop alles leefde’. Dit lied is een zintuiglijke melodie, bestaande uit contaminaties van geluiden, beelden, geuren en gevoelens van intens geluk en droefheid. In bijvoorbeeld ‘het zingen van de vrouw van Ramonah die al haar derde kindje had verloren’ versmelt het geluid van zingen, het beeld van een zingende vrouw en gevoelens van rouw. Zoals blijkt uit dit fragment voelt Gembyr zich erg goed thuis in de natuur van Indië. In Oeroeg beschrijft Hella Haasse haar Indische herinneringen als een landschap van de ziel. Ze laat haar ikfiguur zeggen: ‘Als het waar is, dat er voor ieder mens een landschap van de ziel bestaat, een bepaalde sfeer, een omgeving die responsieve trillingen oproept in de verste schuilhoeken van zijn wezen, dan was - dan is - mijn landschap een beeld van hellingen in de Preanger.’Ga naar eind6 Net als Zikken beschrijft Haasse de herinnering aan het Indische landschap als een zintuiglijke ervaring. In het fragment van de musicerende Gembyr maakt de omgeving muziek en dwingt Gembyr om mee te zingen. Bij Haasse roept de Indische omgeving trillingen op, die nog lang in haar wezen blijven nazinderen. De kracht die het Indische landschap uitoefent op de zintuigen is niet louter een kenmerk van het landschap ten tijde van Nederlands-Indië, het is voornamelijk kenmerkend voor hen wiens thuis geen | ||||||||
[pagina 132]
| ||||||||
eenduidige aangelegenheid is. In een onderzoek naar het belang van het thuisland voor allochtonen in het Westen, kwam de Britse theoretica Sara Ahmed tot de vaststelling dat de tendens bestaat bij allochtonen om zich een thuis voor te stellen in gevoelsmatige en zintuiglijke termen. Aangezien voor allochtonen het land van herkomst meestal niet samenvalt met de plek waar ze wonen, is een thuis voor hen geen geografische plek waar je thuishoort of waar je vandaan komt. Een thuis is een ervaring, het is je ergens thuis voelen, in de meest letterlijke zin van het woord. Ahmed beschrijft een thuis als ‘de geleefde ervaring van lokaliteit, haar geluiden en geuren’.Ga naar eind7 Deze thuiservaring wordt verder wel bepaald door de geografische plek. Ahmed stelt: ‘Een lokaliteit bepaalt wat iemand ruikt, hoort, voelt, herinnert.’Ga naar eind8 Om deze reden vergelijkt Ahmed deze lokaliteit met iemands tweede huid. De metafoor van de tweede huid doet denken aan de lichamelijkheid die Haasse in verband brengt met het Indische landschap. Het roept ‘responsieve trillingen’ op in ‘de verste schuilhoeken van haar wezen’. Ook in De atlasvlinder suggereert het harmonieus samenspel van Gembyr en de natuur dat ze onlosmakelijk en symbiotisch met elkaar zijn verbonden, als een lichaam met een tweede huid. Ahmed vat haar idee van een thuis als een zintuiglijke ervaring op naar aanleiding van een onderzoek in een geheel andere context, met name de leefwereld van allochtonen in het Westen. Desalniettemin werpt haar definitie volgens mij ook een licht op het belang van het Indische landschap in de Indische Letteren, zoals in het werk van Aya Zikken en Hella Haasse. Bovendien leert deze blik buiten de grenzen van de Indische letteren ons dat de zintuiglijke ervaring van het landschap geen typisch Indische aangelegenheid is. Hoewel het landschap van Nederlands-Indië wel degelijk specifieke zintuiglijke prikkelingen veroorzaakt, is de gevoelsmatige band zelf geen uitsluitend Indische zaak. Het is eerder kenmerkend voor mensen wiens thuis niet overeenstemt met de plek waar ze thuishoren in nationale of culturele termen. De gevoelsmatige definitie van ‘thuis’ kan bovendien inzicht geven in de manier waarop Aya Zikken haar terugkeer naar de voormalige kolonie beschrijft in Terug naar de atlasvlinder. Veertig jaar na haar vertrek uit Indië keert Zikken terug naar de voormalige kolonie. In het begin voelt de ikverteller zich uiterst onwennig en is alles haar vreemd. Ze beroept zich op haar herinneringen om zich langzaamaan weer thuis te voelen waar zij zich eens zo thuis gevoeld had. Deze herinneringen worden opgeroepen door de zintuiglijke beleving van de natuur in Sumatra. Aya Zikken reist niet rechtstreeks naar haar geboortedorp, Lahat. Vertrekkend vanuit de Bataklanden in Noord-Sumatra nadert ze traag, via de Minangkabau en de Mentawai-eilanden, Lahat in Zuid-Sumatra. Het lichaam van de reiziger moet zich immers met mondjesmaat alles opnieuw herinneren: | ||||||||
[pagina 133]
| ||||||||
Ik, doe of ik zomaar wat rondreis. In mijn hart weet ik beter. [...] Ik doe wat ik kan [om mij voor te bereiden] door eerst een beetje te acclimatiseren, door de klanken van de taal weer in mijn mond te nemen en voorzichtig te proeven, door me langzaamaan steeds meer te herinneren, langzaamaan wakker te worden. Want deze eerste dag hier heb ik beleefd als een proces van langzaam wakker worden terwijl ik niet eens wist dat ik was ingeslapen.Ga naar eind9 Tijdens de reis maakt de ikverteller zich haar voormalige thuis opnieuw eigen. Bijvoorbeeld, eerst begrijpt ze niets van Bahasa Indonesia, maar later, wanneer ze zich door de taal laat overweldigen, begrijpt ze meer en meer. Aanvankelijk eet ze rijst met een lepel, maar later gebruikt ze haar vingertoppen. Ze ervaart haar terugkeer als een schok der herkenning. Aya Zikken richt zich in Indonesië vooral op zintuiglijke indrukken die zij verbindt met het verleden. Merk bijvoorbeeld in het volgende fragment de sterke nadruk op die gelegd wordt op woorden zoals ‘geur’, ‘smaak’, ‘emoties’, ‘betasten, ‘aanraken’ en ‘zien’: Nee, de echte dingen zijn niet veranderd. Geur, smaak, emoties verbonden met je jeugd, het betasten van vroeger gekende dingen, het aanraken van een bamboestengel, van geledingen van suikerriet, scherp alang-alanggras langs je blote benen, het zien van een brede waringin met luchtwortels aan het einde van een dubbele oprijlaan die loopt naar een huis-nog-van-toen.Ga naar eind10 Deze zintuiglijke ervaringen voeren Aya Zikken terug naar het verleden. Bijvoorbeeld, de geuren van wortels op de rand van de mandibak lijken voor de ikverteller kleine deeltjes die verwijzen naar het grotere geheel waarvan ze deel uitmaakten. Als pars pro toto staan de geuren in Indonesië voor haar verleden in Nederlands-Indië. Aya Zikkens verblijf in Indonesië doet de vervaagde indruk van Nederlands-Indië op haar lichaam langzaamaan herleven. Ze leert opnieuw de taal kennen en neemt oude eetgewoontes weer op. Bovendien kan ze zich door middel van zintuiglijke indrukken van Indonesië steeds meer herinneren van vroeger. Algauw beseft ze echter dat zij nooit meer volledig naar haar voormalige thuis kan terugkeren. Ze zegt: ‘Het is mooi als je een geliefde boom terug ziet. Maar je moet er alleen naar kijken. Je kunt er niet meer in wonen.’Ga naar eind11 In de Bataklanden geeft een oude vrouw de reiziger een bosje bawang in een pisangblad gewikkeld. Het is suggestief dat de vrouw haar uitlegt dat het ‘een geschenk [is] voor een gast in dit land’.Ga naar eind12 Op de hotelkamer legt Aya Zikken het kruidige bosje kleine uitjes op de rand van de mandibak en gaat baden. Buiten hoort ze | ||||||||
[pagina 134]
| ||||||||
enkele lokale kinderen zwemmen in de rivier. Het bosje kruiden doet haar verlangen om samen met hen in de rivier te baden, net als vroeger. Ze zegt: ‘De kruidige geur van de bawang maakt dat ik ernaar verlang om daarbuiten te zijn, bij de anderen, in de rivier. Maar ik weet dat dat een van de vele dingen is die ik hier nooit zal kunnen doen.’Ga naar eind13 Als volwassen, Nederlandse vrouwelijke toerist in postkoloniaal Indonesië is het voor Aya Zikken vrijwel uitgesloten om samen met de jonge Indonesische kinderen te baden. De volwassen blanke huid van de ikverteller staat hier de zintuiglijke beleving van de natuur in de weg. Bovendien is de omgeving ook veranderd. In postkoloniaal Indonesië zou het wellicht niet sociaal aanvaardbaar zijn dat een blanke volwassen vrouw zich bij de groep in de rivier zou voegen. Ook wanneer Aya Zikken uiteindelijk in Lahat arriveert, beseft zij dat een terugkeer naar haar voormalige thuis niet meer mogelijk is. ZijOmgeving Lahat.
| ||||||||
[pagina 135]
| ||||||||
zegt: ‘[...] de tand des tijds die maar raak knaagt aan geliefde huizen en zelfs hele tuinen wegvreet.’Ga naar eind14 Ze weet niet meer wat ze er eigenlijk moet doen. Hoewel het herbeleven van ‘de verdomd fijne tijd’ in Lahat de drijfveer was voor de terugkeer naar Indonesië, blijkt het enkel mogelijk om naar de geografische plaats terug te keren. Het herbeleven van dezelfde zintuiglijke ervaring is niet meer mogelijk. Gebonden aan een bepaalde plaats en tijd, kan haar thuis in de natuur van Indië enkel bestaan in de verbeelding en de herinnering. Het is in feite paradoxaal dat precies uit de ‘terugkeerliteratuur’ naar Indonesië blijkt dat een ‘echte’ terugkeer niet mogelijk is. Bij nader inzicht is de ideële situatie van Gembyr in de Indische natuur ook daar al een mythe. In De atlasvlinder blijkt dat het meisje aan de hand van zelf gefantaseerde verhalen een magische droomwereld creëert, een mythische wereld die in sterk contrast staat met de koloniale wereld waarin ze leeft. De droomwereld van het totok meisje wordt gevoed door de mystieke verhalen van de inlandse vrouwen in de kampong, zoals haar baboe Jot. In haar gedragingen en gefantaseerde verhalen probeert Gembyr de inlandse vrouwen te imiteren. Gembyr neemt een grijze aap op haar rechterheup, slaat zijn lange arm om haar hals en ‘droeg hem zoals ze de inlandse vrouwen hun kinderen zag dragen’.Ga naar eind15 Meelevend met haar vriend Ferdie, die een voetbal in zijn maag krijgt geschopt, ‘greep [Gembyr] naar haar eigen maag en bewoog haar bovenlichaam heen en weer zoals de inlandse vrouwen deden als ze pijn hadden.’Ga naar eind16 Hoewel Gembyr steeds toenadering zoekt tot de inlandse en de Indo-bevolking, blijft de afstand tussen hen echter steeds merkbaar. Bijvoorbeeld Mevrouw Borneman, een Indo-vrouw in het dorp, adviseert haar om niet meer om te gaan met haar vriendje Ferdie. Mevrouw Borneman wijst hierbij expliciet op het etnisch verschil tussen Ferdie en Gembyr. Ze zegt tegen Gembyr: Jouw bloed is ongemengd maar jouw geest is gemengd. Je hoort niet daarginds waar je heen gaat en niet hier waar je vandaan komt [...] Hij is niet van jouw soort, weet je [...] Wij zijn anders. Bemoei je niet te veel met ons, dat is niet goed.Ga naar eind17 Bovendien is Gembyrs moeder, Manna, bezorgd dat haar dochter zal verindischen. Zij luistert aandachtig naar de raad van een Nederlandse vriend die zegt: ‘kinderen uit Indië, [...] die zijn voorgoed verknoeid als ze te lang in dit land blijven’.Ga naar eind18 Manna vindt de harmonie die Gembyr zoekt met haar omgeving verderfelijk en hinderlijk voor haar opvoeding. Zij wil dat haar dochter opgroeit volgens het keurslijf van de Westerse ‘beschaafde’ vrouw. In plaats van te spelen met inlandse kinderen in de natuur, zou Gembyr volgens Manna danslessen moeten hebben, muzieklessen volgen, aardige jurkjes dragen, gemaakt door een Hollandse naaister, en haar haar moeten fatsoeneren. Hoewel | ||||||||
[pagina 136]
| ||||||||
Gembyr voor zichzelf een mythisch thuis in de natuur heeft gecreëerd, wordt zij er door de volwassenen in de gesegregeerde koloniale dorpsgemeenschap steeds op gewezen dat zij wegens haar blanke Westerse afkomst onmogelijk kan samensmelten met de Indische omgeving. Gembyr ontwaakt langzaam uit haar droomwereld van ontdekkingen en avontuur temidden van de natuur. Haar zielsgenoot in die wereld, Ferdie, begint seksueel te ontwaken en verliest zijn interesse in Gembyr. Hierdoor realiseert Gembyr zich: ‘Ik weet nu dat er niet zoiets bestaat als onze wereld. Er is een wereld van mij en er is een wereld van jou. In je eigen wereld kan je glimlachen en doodgaan. Een ander heeft daar niets mee te maken.’Ga naar eind19 In De atlasvlinder blijkt Gembyrs samenvallen met de natuur een zelfgecreëerd ideaalbeeld, een mythe die zij langzaam ziet afbrokkelen. Aan het einde van De atlasvlinder stort deze mythe volledig ineen. Gembyr moet noodgedwongen afscheid nemen van het bergdorpje, wanneer haar vader promotie maakt en de familie naar Java verhuist. Al neemt Gembyr afscheid van het Zuid-Sumatraanse decor van haar jeugd, toch is zij niet van plan om afscheid te nemen van haar geliefkoosde bezigheid om op ontdekkingstocht te gaan en spannende avonturen te ondernemen in de natuur. In De atlasvlinder lijkt Gembyr alvast niet van plan om een Westerse ‘beschaafde’ vrouw te worden naar het evenbeeld van haar moeder. Pratend over toekomstbeelden met Ferdie, vertrouwt Gembyr hem toe: ‘Ik word denkelijk een soort Sigrid UnsetGa naar eind20 of een vrouwelijke minnestreel want ik zou wel willen reizen.’Ga naar eind21 Bovendien bewondert Ferdie Gembyr omdat zij Tamalone en Peer Gynt kent. Deze twee intertekstuele referenties zijn suggestief voor Gembyrs toekomstplannen. Haar boekenkennis suggereert ook geen conventioneel Westers leven, maar bewijst haar verlangen om te reizen. Tamalone is het hoofdpersonage van de twee romans Een zwerver verliefd (1904) and Een zwerver verdwaald (1907) geschreven door de auteur Arthur van Schendel. De twee romans handelen over de romantische avonturen van een zwervende vagebond in de Middeleeuwen. Peer Gynt is het hoofdpersonage uit een poëtische toneelstuk met de gelijknamige titel geschreven door de Noorse auteur Henrik Ibsen in 1867. In Peer Gynt zoekt een antiheld zijn lot in het leven op een proefondervindelijke manier, met vallen en opstaan, met ontdekken en leren. Tamalone en Peer Gynt zijn beide mannelijke literaire figuren, die uit de geldende sociale normen stappen en een risicovolle sprong in het ongewisse maken. Het feit dat Gembyr zich met zulke literaire figuren identificeert, is suggestief voor haar eigen toekomst. De reizende personages in de reisboeken van Aya Zikken hebben veel gemeen met Gembyr. Ook zij hebben een lust tot reizen en een drang naar steeds nieuwe ontdekkingen in de natuur. Vanuit dit perspectief vormt Aya Zikkens fictionele en non-fictionele werk, De atlasvlinder en Terug naar de atlasvlinder, een samenhangend geheel. Immers, | ||||||||
[pagina 137]
| ||||||||
afgezien van het verlangen om terug te keren naar Lahat in Zuid-Sumatra, probeert het hoofdpersonage in Terug naar de atlasvlinder op haar weg daarheen ook oog te hebben voor nieuwe ontdekkingen in Indonesië. Aya Zikken kijkt niet enkel naar Indonesië vanuit een perspectief dat gericht is op het Indisch verleden. De ikverteller staat ook open voor spanning en avontuur die zij kan beleven op weg naar het decor van haar verleden op Zuid-Sumatra. Vanuit dit opzicht is Terug naar de atlasvlinder niet enkel een poging om terug te keren naar het verleden, zoals Aya Zikken dat verleden beschreef in De atlasvlinder. Het reisverslag is ook een vervolg op De atlasvlinder. Gembyrs gedwongen afscheid van haar mythische thuis in de natuur in Nederlands-Indië ligt dan aan de basis van de Wanderlust van de reispersonages van Aya Zikken. Terug naar de atlasvlinder is niet enkel een zoektocht naar het bekende Indische verleden, maar ook een ontdekking van het ‘traditionele’ Indonesische leven dat nog niet verknoeid is door de moderne Westerse technologie. Tijdens haar reis naar Indonesië in 1980 gaat Aya Zikken op zoek naar de onherbergzame natuur waarvan zij noodgedwongen afscheid heeft moeten nemen bij haar vertrek uit Indië. Bijvoorbeeld uit het verslag van het bezoek aan de Mentawai-eilanden in Terug naar de atlasvlinder blijkt dat het reispersonage dezelfde zin voor avontuur en drang naar nieuwe ontdekkingen heeft, die Gembyr vertoont in haar omgang met de natuur in De atlasvlinder. Wanneer Aya Zikken aankomt bij de Mentawai-eilanden wordt de nadruk gelegd op de spanning en de moeilijke reisomstandigheden die gepaard gaan met de hele onderneming. Wanneer zij vertelt aan toehorenden in Padang dat zij per schip naar de Mentawai-eilanden wil gaan, schudden zij het hoofd en raden haar af om deze ‘verdoemde eilanden’ te bezoeken. Aya Zikken zet toch door en gaat aan boord van een klein schip. Algauw steekt echter een hevige storm op. Het verslag van de moeilijke aankomst resoneert The Life and Adventures of Robinson Crusoe van Daniel Defoe. Net als Robinson Crusoe arriveert Aya Zikken op het eiland per schip. Hoewel haar schip geen schipbreuk lijdt, zoals in de roman van Daniel Defoe, moet het toch urenlang voor de kusten van de Mentawai-eilanden dobberen alvorens de passagiers aan land kunnen gaan. Bovendien beschrijft Zikken de Mentawai-eilanden als ‘het onbekende tropische eiland uit de jongensboeken die ik vroeger las’.Ga naar eind22 Aya Zikken beschrijft zichzelf echter niet als een ‘romantische held’ die op heldhaftige wijze nieuwe bestemmingen ontdekt, zoals wel het geval is in The Life and Adventures of Robinson Crusoe. De beschrijving van Aya Zikken is doorspekt met zelfspot en ironie. Vanwege de hoge golven kan het schip de Mentawai-eilanden niet tot aan de kust naderen. De bemanning moet overstappen in een klein motorbootje, waarmee zij vervolgens aan land kunnen gaan. Wanneer Aya Zikken geconfron- | ||||||||
[pagina 138]
| ||||||||
teerd wordt met de moeilijke taak om van het schip in de motorboot te springen, beschrijft zij wat gebeurt als volgt: Alles wat bij het overstappen gebroken werd, bagage of botten, was voor eigen rekening. [...] Het is een bekend gebeuren. Iedereen heeft het wel eens op de film gezien. Maar daar werd het gevaarlijke werk beslist altijd door een ‘double’ gedaan en de heldin werd geholpen door een sterke knappe man die in het bootje gereed stond om haar op te vangen. Hier hadden de helden geen tijd. Zelfs niet voor een helpende hand. [...] Aan die vrouw die perse in hun boot wilde hadden ze geen boodschap. Ze schreeuwden me verwensingen toe, toen ik minutenlang doodsbenauwd op het trapje bleef staan mikken voor ik sprong. Nu ja, ik kwam erin. Met blauwe plekken en doorweekt was ik toch al.Ga naar eind23 Deze scène creëert een slapstick effect. Er wordt een beeld gevormd van een oudere reizende vrouw, die veel moeite heeft om het avontuur dat ze opzoekt tot een goed einde te brengen. Haar ouder wordende lichaam is een hindernis bij het avontuur. Het feit dat haar lichaam een hindernis vormt, drijft de spanning van de ontdekking op. In De atlasvlinder wordt de natuur een paradijs van ontdekking, avontuur en, uiteindelijk, harmonie, omdat zij beschreven wordt vanuit de naïeve kinderblik van Gembyr. In Terug naar de atlasvlinder wordt het bezoek aan de Mentawai-eilanden een spannende onderneming omdat de reiziger bij haar zoektocht naar nieuwe ontdekkingen last heeft van haar ouder wordende lichaam. Wanneer Aya Zikken uiteindelijk aan land strompelt, is ze gelukkig om vaste grond onder haar voeten te voelen. Ze is uitgedroogd en strompelt naar een hut om een beetje water te vragen. Wanneer haar pijnlijke lichaam langzaamaan een beetje herstelt, dringt het door tot de trage hersens in haar geradbraakte lichaam dat ze in het paradijs is aanbeland. Ze beschrijft haar omgeving als volgt: Onafzienbare zandstranden met palmen, grashelder water, af en toe de monding van een riviertje waar ik doorheen moet waden, wat snel heen en weer schietende krabbetjes over het zand, koraalriffen en geen mens te zien, geen huis te bekennen. Alleen het gebeuk van golven op de kust, het gekwetter van vogels en het roepen van apen, ver weg in de bomen in het binnenland. Klappers liggen op het strand, schelpen in allerlei kleuren en vorm.Ga naar eind24 Vergelijken we dit fragment met het eerder geciteerde fragment uit De atlasvlinder over het harmonische orkest van Gembyr en de natuur, dan lijkt het erop dat de reiziger haar voormalige thuis, al is het maar voor | ||||||||
[pagina 139]
| ||||||||
even, heeft hervonden. Ook in dit fragment verkeert de ikfiguur in een aangename gemoedstoestand temidden van de natuur op de Mentawai-eilanden. En opnieuw ervaart de ikpersoon genoegdoening van de natuur in zintuiglijke, affectieve termen. Dat de reiziger de natuur als erg aangenaam ervaart, wordt extra belicht doordat de harmonieuze toestand werd voorafgegaan door een verslag van een moeizame aankomst. De reiziger houdt een geradbraakt lichaam over aan de helse aankomst, maar de onderneming slaagt en de reiziger kan verpozen in een natuurlijke oase.
In wat vooraf ging, ben ik uitgegaan van een zintuiglijke definitie van ‘thuis’, die dikwijls geldt voor hen wiens thuis niet eenduidig is, zoals voor allochtonen in het Westen, zoals het onderzoek van Sara Ahmed aantoonde, en voor hen die een tijd in Nederlands-Indië verbleven en nadien naar Nederland zijn gerepatrieerd, zoals blijkt uit Aya Zikkens De atlasvlinder. Vervolgens heb ik Terug naar de atlasvlinder gelezen als een poging van de ikpersoon om terug te keren naar deze zintuiglijke harmonie temidden van de natuur in Indië. Zij doet dit door middel van herinneringen, die worden opgeroepen door de natuurlijke omgeving van Indonesië. Zoals ik heb aangetoond, bestaat de terugkeer voornamelijk uit een zintuiglijke acclimatisering, een gradueel gewenningsproces van het lichaam aan de omgeving. Maar zowel het lichaam van de ikpersoon als de omgeving zijn aangetast door de tand des tijds. Hierdoor blijkt dat het wel mogelijk is om terug te keren naar de geografische plaats, maar niet meer naar haar voormalige thuis. Terug naar de atlasvlinder is niet enkel een poging om terug te keren naar de harmonische ervaring in de natuur van Indië. Deze ervaring is immers een mythe, zoals reeds duidelijk wordt in De atlasvlinder. Het is in feite een droomwereld, die enkel bestaat in Gembyrs hoofd, en die langzaam afbrokkelt. Gembyrs noodgedwongen afscheid van deze mythe kan beschouwd worden als de motivering voor het reizen van het reispersonage van Aya Zikken. Vanuit dit opzicht is Terug naar de atlasvlinder geen terugkeer naar, maar eerder een vervolg op De atlasvlinder. Zoals blijkt uit het reisverslag, bijvoorbeeld uit het verslag van Zikkens bezoek aan de Mentawai-eilanden, zoekt Zikken het avontuur op en verlangt zij steeds naar nieuwe ontdekkingen in de natuur. Met andere woorden, de ikpersoon reist om de mythische thuisplaats tijdens haar reizen steeds opnieuw uit te vinden en te ontdekken. Dit blijkt ook uit de licht geromantiseerde autobiografie De landing op Kalabahi, waarin Zikken het verband legt tussen haar jeugdherinneringen aan de natuur in Indië en haar latere reizen: ‘De zwoele wind die uit de vlakte opsteeg naar de Malabarheuvels rook naar jaren van nieuwe ontdekkingen.’ In het artikel ‘Het onbereikbare geboorteland. Het Indië in het werk van Hella S. Haasse’ bespreekt Peter van zonneveld het belang van de | ||||||||
[pagina 140]
| ||||||||
onbereikbaarheid van het Indische landschap in het werk van Hella S. Haasse. In Zwanen schieten legt Hella Haasse het belang hiervan uit: De ontroering, ja, de hartstocht waarmee ik nog altijd reageer op de kleuren, geuren en geluiden van mijn geboorteland, zijn niet geboren uit herkenning, maar uit het besef dat wat ik waarneem voor altijd onbereikbaar blijft. Alleen het onder woorden brengen van het waargenomene schenkt even de illusie er deel aan te hebben.Ga naar eind25 Uit dit fragment blijkt dat de onbereikbaarheid van Haasses ‘landschap van de ziel’ gecompenseerd wordt door erover te schrijven. In De landing op Kalabahi reist het tachtig-jarige reispersonage van Aya Zikken naar Alor, waar ze zich erg thuis voelt. Ze zegt: Op Alor leek het dat ik was aangekomen bij een begin in plaats van een einde. Ik was weer in mijn jeugd en ik rook weer hoe het was om dingen te ontdekken. [...] Op Alor zat ik ook, zoals ik vaak deed als kind, op een steen midden in de rivier, het water kolkte zingend om mij heen. Ik dacht aan alle reizen die me uiteindelijk hierheen hadden gebracht.Ga naar eind26 Zittend op een steen in het water denkt de ikpersoon terug aan haar Indische jeugd in de natuur en legt het verband met haar reizen. Terwijl in het werk van Hella Haasse de onbereikbaarheid van Indië bezworen wordt tijdens het schrijfproces, maakt het personage in het werk van Aya Zikken tientallen reizen, hopend dat alle reizen haar uiteindelijk terug leiden naar het begin, de ontdekkingstochten in de natuur van Indië, waarvan ze noodgedwongen afscheid heeft moeten nemen. | ||||||||
Literatuur
| ||||||||
[pagina 141]
| ||||||||
Sarah De Mul (1978) is als AIO verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Zij bereidt een proefschrift voor over de rol van de vrouwelijke reisliteratuur over Indonesië en Zimbabwe in de hedendaagse herinneringscultuur van het koloniale verleden in Nederland en het Verenigd Koninkrijk. |
|