Indische Letteren. Jaargang 20
(2005)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 196]
| |||||||||||
Molukse militairen en hun gezinnen in de tangsi in Surabaya, 1951. Bron: Moluks Historisch Museum / coil. M.A. Sneller-Hendriks.
| |||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||
Van anak kolong tot kampong diam
| |||||||||||
Losse Maleise elementenNu de kazernes niet meer bestaan en het KNIL officieel in 1950 werd opgeheven, heb ik voor de beschrijving van het Maleis in de kazernes gebruik moeten maken van wat daarover in de literatuur is verschenen. Voor het eerste onderdeel heb ik een tweetal bronnen kunnen raadplegen. Henk Salleveldt beschrijft in zijn Het woordenboek van Jan Soldaat in Indonesië de periode 1945-1950, toen zovele Nederlandse militairen in Indonesië verbleven. Hij wil de lezer een idee geven van | |||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||
het soldatenleven in de archipel. Salleveldt maakt een vierdeling in de kenmerkende woorden in de soldatentaal met een voor dit artikel interessant deel Maleise woorden.Ga naar eind2 Een aantal voorbeeldzinnen wil ik de lezer niet onthouden. Over ‘bagiean, zaak’ zegt hij: ‘meestal verkort tot bakkie, en dan hypercorrect bakje in: “de bemanning van de trein had een vies bakkie op te knappen” of “er moest weer een vuil bakje opgeknapt worden”’. Hij noemt zinnen als ‘het was weer hartstikke baik’, of ‘in m'n pas getjoetjiede hemd’. Er zijn ook voorbeelden met een Néderlands woord dat in een volledig Maleise constructie gebruikt wordt en uiteraard is aangepast aan de uitspraak van het Maleis: ‘Ada perpoer luit?, is er vervoer luitenant?’ Grappig zijn de letterlijke vertalingen van een aantal Nederlandse woorden en constructies, zoals andjing perampoean terbalik-balik (wentelteefje) en sapa kasi seprei-seprei di sini (wie deelt hier de lakens uit). De tweede bron voor Maleise elementen in de taal van de Hollandse soldaten, is het artikel van J.M. van Dam, ‘Jantje Kaas en zijn jongens. Bijdrage tot de kennis van de Ned.-Indische soldatentaal in de 19e eeuw’. Deze bijdrage van Van Dam heeft tot doel ‘de bestudering van de soldatentaal van het Indische leger gedurende de 19e eeuw tot 1918’, het jaar dat de dienstplicht in Indië werd ingevoerd. Van Dam verwijst ook naar andere lokale talen zoals het Atjehs en geeft hiervan een aantal voorbeelden: lam kampong, lampoe tuin, boei varken, dat ook als scheldnaam voor de Hollander gebruikt werd.Ga naar eind3 Hij vermeldt ook een aantal interessante samenstellingen van Hollandse en Indonesische woorden: bamboe-broek, blauwlinnen pantalon, toegestaan om te gebruiken door officieren bij uitrukkende diensten in de garnizoenen en lul-tali, veldtelefoon. Bij Van Dam vinden we eveneens de Maleise woorden uit de titel van dit artikel: anak kolong en kampong diem (diam).Ga naar eind4 Vervolgens noemt Van Dam het boekje van de heer Rouveroy van Nieuwaal dat hieronder besproken wordt. Van Dam meldt dan (abusievelijk?) dat dit boekje maar een klein gedeelte bevat ‘van wat er aan Maleis in de tangsi door den europeaan werd gesproken’. | |||||||||||
Kazerne-MaleisGa naar eind5M.C. Rouveroy van Nieuwaal, kapitein der Genietroepen van het Oost-Indisch leger, publiceerde in 1891 Het Maleisch in de kazerne. Maleische woorden en uitdrukkingen die in de kazerne tegenover niet-Europeesche militairen te pas komen. Gesprekken en taalregels. Gevolgd door eene lijst der meest voorkomende woorden en twee aanhangsels.Ga naar eind6 Bijna twee decennia later (in 1909) werd het werk wederom als zelfstandig boekje uitgegeven, maar dan onder de titel Het Maleisch in den dagelijkschen omgang.Ga naar eind7 De inhoud is in de twee uitgaven identiek, alleen de inleidingen verschillen. Afgaand op de titels, zou men een neutrale verhande- | |||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||
ling verwachten van het Maleis. Echter, in het eerste boekje (Het Maleisch in de kazerne) steekt Rouveroy van Nieuwaal zijn mening niet onder stoelen of banken: Het zogenaamde kazerne-Maleisch is het ellendigste laag Maleisch, dat er bestaat. Het laag Maleisch zelf is trouwens niets anders dan eene brabbeltaal.Ga naar eind8 In de inleiding van het in 1909 verschenen boekje meldt hij dat eene taal, ontstaan door de behoefte van 't gewone dagelijksche leven in de practijk, niet rijk kan zijn, allerminst aan woorden die abstracte denkbeelden uitdrukken [...]. Zooals wij reeds opmerkten, is het omgangs Maleisch arm aan grammaticale vormen, regelen voor syntaxis, enz.Ga naar eind9 Desondanks geeft de auteur een aantal taalregels. Onder het eerste kopje ‘spelling en uitspraak’ schrijft hij onder andere: ‘eene fout die zeer dikwijls gemaakt wordt is het verslappen van de a-klank; zoo hoort men vaak appe in plaats van apa.’ Van een aantal andere woorden geeft hij aan dat ze vaak verkeerd worden uitgesproken: ‘lebih foutief als leebi, berhenti foutief als berenti’. Over de plaatsaanduidende woorden zegt de auteur dat het verschil ‘tussen di of ka, naar gelang het zich bevinden op of wel het bewegen naar eene plaats [...] niet altijd in het oog gehouden (wordt). [...] Meestal bezigt men di in beide gevallen!’ Interessant is zijn beschrijving van de persoonlijke voornaamwoorden in het Kazerne-Maleis. De vormen akoe en kowe kunnen worden gebruikt door een meerdere tegen een mindere, terwijl omgekeerd de vormen saja en hamba (door een mindere tegen een meerdere) gebruikelijk zijn. Naast de uitgebreide woordenlijst, geeft Rouveroy in een aantal aanhangsels nog meer toelichting. In aanhangsel II (‘uit de Indische keuken, gereedschappen en begrippen’) staat een aantal begrippen dat mij onbekend is. Zo heb ik nooit eerder van air blanda gehoord. Dat blijkt - achteraf gezien - ook niet echt verwonderlijk, omdat het een begrip is dat naar alle waarschijnlijk niet door de inlandse soldaten werd gebruikt. Ik begrijp nu ook pas waarom de sambal brandal zo heet, nu ik lees dat brandal ‘opstandeling, oproerkraaier’ betekent. | |||||||||||
Andere bronnenHet eerste boekje van Rouveroy van Nieuwaal heeft in zijn tijd veel stof doen opwaaien. J.C.C. Nijland reageerde in hetzelfde jaar 1891 in het Indisch Militair Tijdschrift.Ga naar eind10 Nijland verbaast zich erover dat Rouveroy het over het Kazerne-Maleis heeft. En hij gaat nog verder dan Rouveroy in zijn afkeer van het Maleis: | |||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||
KNIL-echtgenote met dochtertje in de tangsi in Malang, ca. 1950. Bron: Moluks Historisch Museum / coll. J.B. Keiluhu.
| |||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||
Ons leger bestaat toch voor het grootste gedeelte uit Javanen, de meest echte desa-lieden die zich door het handgeld verlokt of door de hoofden gedwongen, lieten aanwerven. [...] Deze Javaan spreekt geen Maleisch, laat staan Kazerne Maleisch! [...] Dit Kazerne-Maleisch is dus niet ontstaan uit de taal die de Inlandsche soldaat vóór zijn in dienst treden sprak [...]; dit Maleisch is van Europeesch fabrikaat! [...]. Het is Laag-Maleisch dat de baar bij zijn komst in Indië hoort spreken, vermengd met een aantal Nederlandsche woorden met een Maleisch-Rotterdamsch (of elke andere Nederlandsche stad, die gij maar wilt) accent uitgesproken [...].Ga naar eind11 Het Kazerne-Maleis zou volgens Nijland worden gesproken tussen inlanders en Europeanen, en door Duitsers en Hollanders tegenover Fransen, maar, en nu komt het: het is geen soort van Maleis, maar een poespas van geradbraakte Nederlandsche, Duitsche, Fransche en Maleische woorden met Nederlandse zinsbouw voorzover er van bouw sprake kan zijn.Ga naar eind12 De soldaten gebruiken deze taal, terwijl de superieuren haar niet begrijpen: Het Kazerne Maleisch moet zoveel mogelijk de kop worden ingedrukt. [...] Laat de inlanders onderling dit spreken maar vooral de officieren er naar streven het Maleisch goed te spreken [...].Ga naar eind13 In dezelfde periode reageert ook J.T.L. Sanders.Ga naar eind14 Sanders maakt zich kwaad over de verkeerde raadgeving in die tijd om het Maleis niet ‘uit een boekje te leren, want dat leert ge in Indië binnen 3 maanden door de practijk of van eene concubine!’Ga naar eind15 Sanders is net als Nijland voorstander van het nette Maleis, want ‘door studie alleen is het toch mogelijk die wanklinkende bahasa katjauan, bahasa pasar, kazerne Maleisch of hoe men die brabbeltaal ook noemen wil, te doen verdwijnen.’Ga naar eind16 Een aantal jaren later verschijnt een artikel van ene MinggahGa naar eind17 die van mening is dat voor een goede omgang met den Inlander het noodzakelijk [is] om goed Maleisch te kennen: niet het Laag of liever gezegd het brabbel-Maleisch, maar wel degelijk het veelal zoo gehate zuivere Maleisch, ten onrechte Hoog Maleisch genoemd.Ga naar eind18 Minggah adviseert officieren om bij feesten van inlandse soldaten een toespraak paraat te houden; die zou volgens hem in het ‘Hoog Maleisch’ gehouden moeten worden: | |||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||
Ik kan me geene rede in het laag-Maleisch voorstellen, omdat [...] het geene andere woorden kent dan die, welke men elken dag herhaaldelijk tegenkomt.Ga naar eind19 | |||||||||||
Bestaat het Kazerne-Maleis nog?We kunnen ons afvragen of met de opheffing van het KNIL de wens van bovengenoemde schrijvers in vervulling is gegaan. Is het vermaledijde Kazerne-Maleis ook voorgoed verdwenen, nu er geen kazernes meer zijn? Hebben de sprekers van het Kazerne-Maleis, de anak-anak kolong, de taal meegenomen in hun graf? De titel van een lesboek om Moluks Maleis (in Nederland) te leren doet ons anders vermoeden: Aku nama Anis.Ga naar eind20 In het Maleis dat de 4.000 ex-KNIL-militairen van Ambonse landaard en hun vrouwen in 1951 naar Nederland meenamen en de afgelopen 50 jaar aan hun kinderen en kleinkinderen leerden, komen nog dagelijks vormen voor die het huidige Ambons Maleis niet kent. Om me maar tot de persoonlijke voornaamwoorden te beperken: zo gebruikten mijn ouders aku en kowe/kue, terwijl deze in het Ambons Maleis: beta (ik) en ale, ose (jij) zijn.Ga naar eind21 Zouden we hier te maken kunnen hebben met restanten van het Kazerne-Maleis? Voor de 45.000 sprekers zelf van dit Maleis is het duidelijk: ja! Het KNIL bestaat al lang niet meer. Er worden geen anak kolong meer geboren. Het merendeel van de KNIL-soldaten ligt al op een kampong diam. Maar de taal, de Maleise taal, van het KNIL leeft nog voort in het Maleis van Molukkers in Nederland en zal voorlopig nog niet op een kampong diam eindigen.
Bert Tahitu (geboren in het Ambonezenkamp Havendorp in Vlissingen, 1957) is in 1989 gepromoveerd op een beschrijving van het Maleis van Molukse jongeren in Nederland. Tahitu is momenteel verbonden aan het Landelijk Steunpunt Educatie Molukkers in Utrecht. | |||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||
Bibliografie
|
|