Indische Letteren. Jaargang 20
(2005)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||
De stilte verbroken
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||
Annie Foore (1847-1890).
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||
Tussen conformiteit en specificiteitEen eerste, belangrijke vaststelling is dat de literatuur uit het damescompartiment zowel door haar conformiteit met de traditie van de Indisch-Nederlandse literatuur als door haar specifieke bijdrage daartoe wordt gekenmerkt. De negentiende-eeuwse schrijfsters hebben aan de confrontatie van de Europese vrouw met de eigen en de andere wereld inderdaad vooral vorm gegeven door de nadruk te leggen op de exotische woonomgeving, de koloniale maatschappelijke structuren en verhoudingen, de samengesteldheid van de bevolking, de Indische toestanden en de gevolgen van het bijgeloof. Met andere woorden, elementen die ook typerend zijn voor de laat-negentiende-eeuwse Indische romans van mannelijke auteurs. Wat nu de specifieke bijdrage betreft: die geldt met name het meer beperkte en tevens meer intieme karakter van de benaderde onderwerpen. Anders dan bij veel mannelijke auteurs blijkt een trouwe weerspiegeling of een diepgaande analyse van de historische, sociale of politieke aspecten van de toenmalige koloniale realiteit bij de vijf schrijfsters geen prioriteit. Integendeel, het gaat hun in de allereerste plaats om de confrontatie van de Europese vrouw met het koloniale dagelijks leven, met name met de verschillende hindernissen waarmee haar koloniale weg blijkbaar was geplaveid. De hoofdrol wordt hierbij meestal gespeeld door een vrouwelijk personage, dat bovendien ook nog vaak als vertelinstantie optreedt. Het zijn bijgevolg háár gevoelens, gedachten en reacties ten opzichte van het gebeurde die aan bod komen, zelfs wanneer de schrijfsters zelf als auctoriële vertelsters optreden. Deze werkwijze is geenszins verbazend, want het laten optreden van vrouwelijke figuren stelde de schrijfsters in staat om ook zichzelf voor een deel bloot te geven en hun persoonlijke positie in de koloniale maatschappij te omschrijven: een koloniale maatschappij waarin bijna driehonderd jaar lang alleen mannen de scepter hadden gezwaaid, en waarin zij, als eerste vrouwelijke exponenten, nog steeds eerder als medespeelsters geduld dan als volwaardige deelneemsters beschouwd werden. | |||||||||||||||||||||||||||
Tussen onvrede en verlangenDit brengt mij tot een tweede belangwekkende vaststelling ten aanzien van de ambiguïteit van het damescompartiment. Het bijzondere, vrouwelijke standpunt resulteert in twee belangrijke kenmerken, namelijk de onvrede met het toenmalige aan de ene kant en het verlangen naar verandering aan de andere kant. Wat ten eerste de onvrede met het toenmalige betreft: deze komt in de eerste plaats tot uiting in de scherpe beoordeling van de koloniale | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||
levenswijze. De schrijfsters onderstrepen in het algemeen het decadente en verloederde karakter van de Europese gemeenschap in Indië, waardoor het overgrote deel van hun Europese personages - al dan niet tijdelijk - aan laster, schijnheiligheid of isolement ten prooi valt. Ook de sterk hiërarchische structuur van de koloniale samenleving maakt regelmatig het onderwerp van kritiek uit: met het uitbeelden van het rangen- en standenstelsel wijzen de schrijfsters op de gepreoccupeerdheid van vele Europeanen met promotie en geld, maar ook op de corruptie en op het nepotisme, die niet zelden in onrechtvaardigheid, óók ten aanzien van de inheemse bevolkingsgroep, resulteerden. Vooral deze overheersende rol van prestigestrijd en materialisme in de samenleving is de schrijfsters een doorn in het oog, want macht en overdaad hebben volgens hen de meest funeste uitwerking op de authenticiteit en integriteit van de koloniaal als mens. Alles bij elkaar blijkt dus dat hun aanvankelijke onvrede in hoofdzaak samenhangt met de angst voor het verindischen, een toen steeds vaker bekritiseerd proces. Deze vrees voor geestelijke achteruitgang wordt ook met het hekelen van het gebrekkig geestelijk verkeer in de kolonie zichtbaar. De ongunstige invloed van Indië op de koloniaal wordt in de werken uit het damescompartiment uiteraard meestal vanuit een vrouwelijke invalshoek bekeken. Zo treden in deze literatuur wel eens vrouwelijke personages op, die, zelf door die zogenaamde Indische kwaal aangetast, in luie, roddelzieke, materialistische en zelfzuchtige individuen zijn veranderd. Maar alles wel beschouwd komt de vrouw hier veel vaker als het slachtoffer van de verdorven koloniale maatschappij uit de verf dan dat zij tot het verderfelijke karakter ervan bijdraagt. Opvallend is vooral hun onvrede met de vaststelling dat de toenmalige vrouw zich in de koloniale maatschappij in het algemeen en in het koloniale huishoudelijke leven in het bijzonder slechts met moeite kon handhaven. Zo wordt de beperktheid van haar activiteiten aangewezen als de voornaamste reden voor haar isolement, en zelfs als verklaring voor haar zogenaamde - hoewel toch vaak mondjesmaat toegegeven - neiging tot bekrompenheid en kwaadsprekerij. Dat haar man, zelf aangetast door de leefgewoonten en het werkklimaat, haar meestal niet naar waarde schat, is eveneens een veelvuldig behandeld thema. De kritiek van de schrijfsters op de bestaande stand van zaken in de kolonie wortelt echter niet uitsluitend in de ‘eigen’ wereld. Ook de confrontatie van de Europeaan met de andere bevolkingsgroepen, met alle gevolgen van dien voor het koloniale evenwicht, geeft voeding aan hun onvrede. De meest opvallende kritiek met betrekking tot de ‘andere’ wereld is ongetwijfeld die op de Indische toestanden. De schrijfsters vallen over het algemeen fel uit tegen het samenleven van de Europese man met een njai, en in het bijzonder tegen het feit dat kolonisten het concubinaat rechtvaardigen door zich te beroepen op | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||
een soort gewoonterecht, namelijk het idee dat het om een in de Indische maatschappij ingeburgerde gewoonte gaat. Ook via de uiteenzetting van de ingewikkelde raciale verhoudingen in de kolonie geven de schrijfsters lucht aan hun algemene ongenoegen. Ze stellen de Indo-europese leefgewoonten aan de kaak, die in hun ogen een aanzienlijk aandeel hebben in het verindischen van menig Europeaan tijdens het koloniale verblijf. Van de Indovrouw geven zij dan ook een volstrekt vernietigend portret, door die afwisselend voor te stellen als een babbelzieke en luie matrone, die zich ook nog vaak door haar geldzucht en onbeschaafdheid onderscheidt, als een onheilbrengende schone die de Europese man verleidt en in de ondergang stort, of als een dom en mollig kind dat makkelijk met zich laat sollen. Opvallend is ook de geringe interesse van de schrijfsters voor de inheemse bevolking die meestal slechts vanaf een veilige afstand wordt waargenomen. De schrijfsters laten niet na de zogenaamde onbeschaafdheid van de inlanders te benadrukken, en zien hen met gemengde gevoelens de Europese wereld binnentreden. In dat geval schemert meteen het paternalistische idee door dat zij, als onzedelijke dan wel naïeve schepsels, de leidende hand van de blanke nodig hebben om op het goede pad te blijven. Alle punten van kritiek zoals die zojuist zijn genoemd, weerspiegelen de algemene onvrede van de schrijfsters met de in hun tijd bestaande situatie in de kolonie. Dit ‘destructieve’ karakter van de literatuur uit het damescompartiment wordt echter genuanceerd door - en gaat ook vaak gepaard met - een meer ‘constructieve’ stelling, waarmee de schrijfsters hun verlangen naar verandering tot uitdrukking brengen. Beide tegengestelde tendensen berusten op dezelfde algemene opvatting, namelijk hun overtuigd zijn van de Europese superioriteit. Richt het ongenoegen van de auteurs zich op alles wat in de kolonie van het Europese referentiesysteem afwijkt, zo stoelt hun visie op de vraag hoe het in Nederlands-Indië voortaan moet gaan ook op het door hen hoog geprezen en als normatief beschouwde Europese waardestelsel. Zo is het heil van de toenmalige verindischte maatschappij, waarin zedelijke achteruitgang hoogtij vierde, volgens hen vooral te zoeken in een strikte toepassing van de in Europa gangbare normen en waarden. Deze visie brengen de schrijfsters het duidelijkst tot uiting door zowel mannelijke als vrouwelijke kolonisten te laten optreden die de Europese levenswijze in de kolonie wel in ere houden, die verder het verlangen koesteren om Indië ook voor Europese kunst en cultuur ‘open te leggen’, en die aan de verleiding tot corruptie, nepotisme, of geldzucht het hoofd weten te bieden. Voor de schrijfsters uit tempo doeloe zou de toekomst van Indië aldus slechts kunnen worden gewaarborgd door de heerschappij van een nieuw type van koloniaal, namelijk de ethisch correcte Europeaan. Dit, in onze ogen, op zich verwaande denkbeeld bevestigt alleszins de | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||
Thérèse Hoven.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||
overtuiging van etnische superioriteit bij de schrijfsters. Opvallend is in elk geval wel dat dit idee in flagrante tegenspraak is met de kritiek die zich in dezelfde periode in de literatuur in het moederland tegenover diezelfde traditionele maatstaven begon te manifesteren. Deze kloof tussen de baanbrekende, progressieve geest in de Europese literatuur uit het fin de siècle en de traditionele, conservatieve teneur van de productie uit het damescompartiment heeft een logische verklaring. In de koloniale samenleving in Indië, die nog grotendeels moest worden opgebouwd en maar sinds kort op een dergelijke benaming aanspraak kon maken, bleek het moederland het enige bekende en begeerde model: het op de spits gedreven gevoel van ontworteling bij de geëxpatrieerde Europeaan, ook bij de schrijfsters zelf, maakte dat Indië toen nog niet kon worden gewaardeerd voor wat het te bieden had, maar slechts genade kon vinden als toekomstig evenbeeld van het geïdealiseerde, verre vaderland. Het vrouwelijke standpunt van waaruit de meeste thema's in de literatuur uit het damescompartiment worden benaderd, speelt een belangrijke rol in de manier waarop de schrijfsters hun verlangen naar verandering voor het voetlicht brengen. De nieuwe, op Europese maatstaven en fatsoensnormen gebaseerde koloniale maatschappij zou volgens hen voornamelijk mogelijk worden gemaakt door de grootschalige immigratie van vrouwen naar Nederlands-Indië - sinds ongeveer 1870 was die intussen een feit. Hierdoor zou het Europese gezin tot de hoeksteen van deze ‘gesaneerde’ samenleving kunnen uitgroeien. Het projecteren van hun verwachtingen op de Europese vrouw brengt de schrijfsters er dan ook toe, om meestal een gunstig beeld van de vrouwelijke koloniaal op te roepen, en deze naar keuze als zacht en liefhebbend, beschaafd en fatsoenlijk, trouw en gelovig, op te hemelen. Deze positieve belichting, waarmee haar rol als garantie voor een nieuw, zedelijk Indië werd verantwoord, dient tegelijk als middel tot verdediging tegen de venijnige kritieken waarvan zij in de koloniale samenleving regelmatig het slachtoffer was. In het laatste kwart van de negentiende eeuw werd zij inderdaad nog vaak afgeschilderd als een zwak en bedorven schepseltje, met een uitgesproken aanleg voor luiheid en kwaadsprekerij en weinig toewijding aan huishoudelijke taken. Tegen dit cliché gaan de schrijfsters vanzelfsprekend fel in de aanval, en ze prijzen daarentegen haar vele kwaliteiten, die zij ook gebruiken als argumenten ten gunste van haar komst naar de tropen. De vrouwelijke aanwezigheid in Indië zagen de schrijfsters namelijk niet alleen als een toegevoegde waarde voor de kolonie; ook voor de vrouw zelf zou de koloniale ervaring een voortreffelijke kans tot emancipatie kunnen betekenen: zij kon in Indië wel eens een nieuwe status verkrijgen. Haar rol moest nog worden bepaald in deze kolonie die juist aan het veranderen was. Maar paradoxaal genoeg hebben de schrijfsters, op Mina Krüseman na, deze hoop op emancipatie niet tot | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||
haar recht kunnen of willen laten komen. De vrouwenkwestie is dan ook op zeer uiteenlopende manieren behandeld. Naar gelang van hun afhankelijk zijn van de conventies brengen de schrijfsters traditionele dan wel progressieve denkbeelden naar voren over de rol, plichten en rechten van de vrouw in de koloniale maatschappij en in het gezin. | |||||||||||||||||||||||||||
Tussen historische, literaire en sociologische waardeDe voorgaande synthese laat niet alleen een algemeen beeld zien van de ambiguïteit in de thematiek van het negentiende-eeuwse damescompartiment, maar stelt ons ook enigszins in staat de literaire waarde van deze productie nader te bepalen. Van een hoogstaande literaire waarde is in verband met het damescompartiment nooit sprake geweest, en zelf ben ik ook niet geneigd om deze literatuur uit romanesthetisch oogpunt hoger te schatten dan zij verdient. Maar van alle literaire waarde is die literatuur daarom nog niet verstoken: als geheel van socio-culturele documenten neemt zij in de geschiedenis van de Indisch-Nederlandse literatuur wel een ontegenzeggelijk belangwekkende plaats in. De schrijfsters uit het damescompartiment behoren tot de idealistische traditie. Deze werd voornamelijk gekenmerkt door het ten tonele voeren van edele hoofdpersonen als modellen van deugdzaamheid; verder door een gelukkige afloop, met beloning van het goede en bestraffing van het kwade, en door ingewikkelde intriges die gestoffeerd worden met opzienbarende gebeurtenissen, zoals uitzonderlijke reddingen of onverhoopte verzoeningen. Deze tendens ging, reeds in die tijd, teloor met de opkomst van nieuwe stromingen, en dan voornamelijk het naturalisme, die afrekenden met haar naar romantiek zwemende karakteristieken: het feit dat deze schrijfsters niet met de literaire voorkeur van hun tijd meegingen, verklaart voor een groot deel de marginale plaats die zij binnen de literaire canon toebedeeld kregen. De vraag is nu echter vooral die naar de betekenis van die traditionele literaire keuze. Vooreerst is het literair-sociologische belang van hun werk niet te ontkennen. Hun optreden hangt samen met de eerste vrouwenrevolutie die in de tweede helft van de negentiende eeuw de kop opstak en een grote specifieke lectuurbehoefte schiep. Vooral vanwege het idealistische en exotische karakter van hun boeken en vanwege het veelvuldig laten optreden van vrouwenfiguren hebben die auteurs de interesse van een groot vrouwenpubliek gewekt, en zo op hun manier bijgedragen tot de culturele verheffing van de vrouw. Ze hebben, zoals Rob Nieuwenhuys terecht heeft opgemerkt, in feite geholpen bij het scheppen van een nieuwe literaire markt, juist misschien omdat ze er meer om gaven om lectuur te verschaffen en gelezen te worden, dan dat zij ernaar verlangden aan literatuur te doen. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||
Het zich vastklampen aan de idealistische traditie verkrijgt bij deze schrijfsters een tweede, belangrijke betekenis als we dat vanuit een sociologisch standpunt bekijken. Het hangt namelijk samen met de algemene (achter)stand van de toenmalige vrouwenliteratuur. Hun beperkte aantal is op zich al een realiteitsgetrouwe weerspiegeling van de geringe deelname van vrouwen aan het literaire bedrijf. Daarbij bewijst hun traditionalisme dat zij hun vak met wat meer vrijblijvendheid beoefenden, precies omdat zij als schrijfsters nog niet uit de welomlijnde rol hadden kunnen treden waarin vrouwen in de negentiende eeuw nog waren opgesloten. Het bedrieglijke, minderwaardige zelfbeeld dat zij hierdoor hadden ontwikkeld, maakte dat zij ook op literair gebied van minder durf blijk gaven en minder baanbrekend werk gingen verrichten. Zulks vatte Simone de Beauvoir ooit samen door te zeggen dat voorzichtigheid een mens tot middelmatigheid veroordeelt. Door deze traditionele, idealistische aanpak doorspekken de schrijfsters hun romanintriges met spectaculaire, soms ongeloofwaardige gebeurtenissen, onwaarschijnlijke coïncidenties en verzoeningen, waarbij veel personages een nogal ongenuanceerd, monolithisch karakter vertonen. Ook het overvloedige gebruik van stijlbloempjes enerzijds en dialogen anderzijds ontsiert mijns insziens het geheel en komt de romanesthetische stilering van de boodschap niet ten goede. Maar door hen vanwege zulke mankementen al bij voorbaat in de marge van de literatuurgeschiedenis terug te terug te dringen, heeft men juist het gewicht van die boodschap over het hoofd gezien. Men is er altijd van uitgegaan dat de vrouwenfiguren uit het damescompartiment door bijvoorbeeld hun karikaturale deugd, zachtheid of gevoeligheid geen prototypen van hun tijd waren, en men is bijgevolg nooit tot de grote sociale en historische betekenis doorgedrongen, die in deze literatuur school. | |||||||||||||||||||||||||||
Tussen twee stilten luidDe onderwaardering van deze vrouwen, dat wil zeggen hun decennialange stilte, wordt doorgaans verklaard door dat zich vastklampen aan de idealistische verteltraditie. Maar de werkelijke reden werd mijns inziens in feite reeds onbewust door een ‘beruchte tijdgenoot’ van de schrijfsters, de auteur P.A. Daum, gegeven. Zo stelde hij ooit de vraag hoe die vrouwen ‘eigenlijk de Indische realiteit [zouden] hebben kunnen weergeven, ook al [zouden] zij dat hebben gewild?’Ga naar eind1 Volgens Daum, en met hem ook het merendeel van de critici, laat de literatuur uit het damescompartiment vanwege de minderwaardige positie van de schrijfsters in de koloniale samenleving, op het gebied van de literaire waarde veel te wensen over. Het feit dat zij het koloniale leven niet op dezelfde manier beleefden als hun mannelijke tijdgenoten, bete- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||
kent volgens die maatstaven, dat zij het niet ‘op de juiste manier’ hebben ervaren, en het bijgevolg ‘verkeerd’ hebben weergegeven. Het is bijgevolg de moeite niet waard om zich hierin al te veel te verdiepen. Achter deze gedachtegang schuilt volgens mij de verklaring voor het misprijzen van de koloniale vrouwenliteratuur uit de late negentiende eeuw: het luttele belang dat aan haar belevingswereld en opvattingen wordt gehecht, en het gelijkschakelen van haar ‘anderszijn’ met een gebrek aan waarde, potentieel of talent - het is maar hoe men het noemen wil. Haar veelzijdig en boeiend karakter ontleent de literatuur uit het damescompartiment nu precies aan deze afwijking van de norm. Voor het eerst heeft zich daarmee de vrouwelijke stem in de koloniale literatuur verheven. En zo heeft ze ook een koloniale werkelijkheid geopenbaard, zoals die nog maar aan het ontstaan was en tot dan toe liever verzwegen of tenminste eenzijdig belicht was: die van de vrouw. Daum vergist zich niet wanneer hij beweert dat de schrijfsters uit het damescompartiment in een beperkte belevingswereld verkeerden en dat deze zich in hun literaire werk weerspiegelde. Alleen trekt hij hieruit de verkeerde conclusie: hun werk biedt wel degelijk een trouwe weergave van de toenmalige realiteit, maar dat was er een die men liever niet zag, of onbelangrijk vond, en aldus als onjuist bestempelde en denigreerde. Door deze literatuur te verzwijgen werd getracht, een belangrijk facet van de toenmalige werkelijkheid weg te denken.
Gevangen als zij waren in het keurslijf van de toenmalige conventies, gekneld tussen vaderlandsliefde en verlichting, en balancerend tussen traditie en vooruitgang hebben M.C. Frank, Mina Krüseman, Annie Foore, Melati van Java en Thérèse Hoven, tussen literatuur en persoonlijke getuigenis in, het eerste hoofdstuk van de Indisch-Nederlandse vrouwenliteratuur geschreven. Deze bijzondere vrouwenstemmen uit tempo doeloe vonden meer dan een eeuw lang geen welwillend gehoor. Ik hoop dat ik met mijn promotie-onderzoek heb kunnen bijdragen tot het opvullen van die leemte in de Indisch-Nederlandse literatuurgeschiedenis.
Stéphanie Loriaux (1974) is assistent in de Nederlandse taal- en letterkunde aan de Université Libre de Bruxelles. Zij promoveerde in 2003 op Luid tussen twee stilten. Vergeten vrouwenstemmen uit tempo doeloe. De Indisch-Nederlandse literatuur uit het negentiende-eeuwse damescompartiment. Over de koloniale vrouwenliteratuur uit de 19e en 20e eeuw publiceerde ze ook enkele artikelen. Haar emailadres luidt: stephanie.loriaux@tvcablenet.be / sloriaux@ulb.ac.be | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||
Literatuurlijst
|