Indische Letteren. Jaargang 18
(2003)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 257]
| ||||||||||||||||||||||||
Indo rulez!
| ||||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| ||||||||||||||||||||||||
de generatie bestaat uit hun kinderen, die in Indië, Indonesië of Nederland geboren kunnen zijn. Hún kinderen vormen de Derde generatie en deze zijn vrijwel allemaal in Nederland geboren. Omdat dit model niet meer is dan een vereenvoudigde weergave van de weerbarstige Indische realiteit, zijn er vanzelfsprekend uitzonderingen en overlappingen: Indo's van de Anderhalve of Tweeënhalve generatie kunnen natuurlijk hun plaats in dit schema opeisen. Tot zover mijn situering van drie Indische (na-)oorlogsti generaties. Bij wijze van experiment wil ik de karakteristieken van de huidige Derde generatie illustreren aan de hand van een befaamde literaire exponent van de Indische vooroorlogse generatie - de Indische schrijfster Beb Vuyk. Mijn reden hiervoor is dat in een aantal sociologische studies wordt gesteld dat er een ‘ijzeren wet’ is die voor alle migranten opgaat. Hierin zou de Eerste generatie migranten zich zo goed en zo kwaad mogelijk trachten aan te passen aan de nieuwe omgeving, de Tweede generatie worstelen met loyaliteits- en identiteitsconflicten in familie, gezin en op de werkvloer, terwijl de maatschappelijk succesvolle Derde generatie met nieuwsgierigheid en trots belangstelling aan de dag legt voor haar afkomst en eigenheid.Ga naar eind4 Indische generaties waren er niet alleen ná, maar ook vóór de Tweede Wereldoorlog. Bovengenoemde ‘ijzeren wet’ lijkt mij eveneens op te gaan voor Beb Vuyk. Hoewel van voor de oorlog, getuigen mijns inziens zowel haar werk als haar leven van karakteristieken en perspectieven die overeenkomen met die van de naoorlogse Indische Derde generatie. | ||||||||||||||||||||||||
Vooroorlogse Derde generatieBeb Vuyk werd in 1905 geboren in Rotterdam-Delfshaven, als dochter van een Indo-europese vader en een Nederlandse moeder. Om haar positie als Indisch meisje van de Derde generatie in het Nederland van begin 1900 beter te begrijpen, citeer ik een wat langer gedeelte uit een van haar verhalen, getiteld ‘Mijn grootmoeders’: ‘Vuile neger, zwarte moriaan,’ riepen de straatjongens in Rotterdam mij na, ‘blauwe liplap, Chinees!’ Dan vocht ik, ik ging altijd naar school met een liniaal los in de hand. [...] ‘Inlands’ bloed hebben in een koloniale samenleving was iets waar men niet over praten mocht, waar men vooral niet aan herinnerd wilde worden. Bij ons thuis werd er wel over gepraat en wij kinderen vonden die Madoerese grootmoeder machtig interessant. [...] Mijn broer had blond haar en grijze ogen, alleen in mij mendelden de trekken van mijn Madoerese grootmoeder uit. Ik was een wat uitzonderlijk kind en het naroepen op straat zette mij nog meer apart, het accentueerde mijn eenzaamheid | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| ||||||||||||||||||||||||
en gaf mij een gevoel van vervreemding. [...] Ik was nog een kind op de lagere school [...] en toch wist ik toen al twee dingen heel zeker, ik wilde schrijfster worden en ik wilde naar ‘Indië’.Ga naar eind5 In 1929 vertrok Vuyk op haar vierentwintigste naar Java. Aan boord van de ‘Jan Pieterszoon Coen’ leerde ze Fernand de Willigen kennen, met wie ze in 1932 trouwde. Hij was van gemengd Nederlands-Molukse afkomst en werkzaam als theeplanter. Het echtpaar woonde op Java en op de Molukken. Tijdens de Japanse bezetting werd Vuyk met haar twee zonen Hans en Rudi geïnterneerd. Na de oorlog bleef het echtpaar in Indonesië en namen zij de Indonesische nationaliteit aan. Vuyk werkte als journaliste bij Nederlandse en Indonesische dag- en weekbladen. Als opponent van president Sukarno moesten Vuyk en haar man Indonesië in 1958 verlaten. Zij vestigden zich in Loenen aan de Vecht. In 1981 reisde het echtpaar voor de laatste keer naar Indonesië. Fernand de Willigen overleed in 1986, Beb Vuyk in 1991. Zes elementen in het leven van Beb Vuyk komen op frappante wijze overeen met de aspecten die ik eerder als karakteristiek voor de Indische (naoorlogse) Derde generatie heb omschreven.Ga naar eind6 Ze zijn 1. geboren en getogen in Nederland; 2. veelal opgegroeid in een ‘gemengd gezin’, dat wil zeggen met een Nederlandse en een Indische ouder; 3. doen ervaringen in hun jeugd op waardoor zij (niet altijd op fijnzinnige wijze) worden aangesproken op hun etnische afkomst; 4. hebben (in tegenstelling tot hun ouders) dikwijls een niet-(etnisch)-Nederlandse partner; 5. hebben belangstelling voor Indische, Indonesische en/of Aziatische cultuur en 6. maken reizen naar het land van hun (groot-)ouders, het huidige Indonesië. Uitgangspunt hierbij is dat er binnen Indische generaties sprake is van een omkering in oriëntatie op Nederlandse en Indonesische elementen. Terwijl de Eerste generatie zich in Nederland naar de buitenwereld doorgaans zoveel mogelijk als Nederlands afficheerde, beroept de Derde generatie zich op de Indonesische elementen in haar identiteit.Ga naar eind7 Bovengenoemde zes factoren lijken ideale ingrediënten voor een schrijver: een bewogen leven is een schatkist voor een auteur. Vuyk had als dubbele ‘terugkeer’-migrante - vanuit Nederland naar Ind(ones)ië en weer terug - stof genoeg voor haar romans en autobiografische werk. De vraag dient zich inderdaad aan: waar blijft de huidige Derde generatie met hun boeken en verhalen, aangezien ook zij nog immer kunnen putten uit een bestaan dat is verbonden met de Indische (migranten- )ervaring? | ||||||||||||||||||||||||
Late debutenWe maken een stap van 1905 naar, zeg, 2005. In het tijdsbestek van honderd jaar is de werkwijze van de schrijver veranderd. Schrijverschap | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| ||||||||||||||||||||||||
anno 1905: bureau, papier, inkt, kroontjespen en vloeipapier. Auteurschap anno 2005: flexplek, PC of laptop, een printer die pagina's tekst produceert. Als de werkplek zozeer is veranderd, hoe verhoudt het literaire landschap van het begin van de twintigste eeuw zich dan met de boeken- en uitgeverswereld van het tweede millenium? Eén factor zal hopelijk niet veranderen: om te worden uitgegeven is schrijftalent nodig. Dit talent moet groeien en rijpen. Nu mag dan de gedachte hebben postgevat dat de Derde generatie rijkelijk laat is in haar literaire productie, maar de Indische Tweede generatie nam net zo goed de tijd alvorens haar stem in de Nederlandse letteren te laten horen. Het jaar 1983 geldt als de doorbraak van de auteurs van de Tweede generatie. Om me tot de bekendste te beperken: Marion Bloem (Arnhem 1952), icoon van deze generatie, was destijds 31 jaar toen zij debuteerde met Geen gewoon Indisch meisje. Ernst Jansz (Amsterdam 1948) was 35, toen hij in datzelfde jaar Gideon's droom publiceerde. En vooruit, een ander debuut met Indische thematiek uit dat opvallende jaar 1983 was de novelle Nathan Sid van Adriaan van Dis (Bergen 1946), toen 37 jaar. Alfred Birney (Den Haag 1951) had reeds de veertig bereikt toen hij in 1991 Vogels rond een vrouw uitbracht, zijn eerste Indische roman. Ook Theodor Holman (1953) bracht in dat jaar, als 38-jarige, de roman Apenliefde uit, het eerste boek over zijn Indische familie. En nog steeds is de Tweede generatie niet ‘uit-gedebuteerd’. De 54-jarige Merapi Obermayer (Pelantungan 1947) deed in 2001 haar entree in de Nederlandse letteren met de roman Insulinde's dochter. Ervan uitgaande dat de huidige Derde generatie qua leeftijd tussen pakweg de twintig en veertig jaar schommelt, is het wellicht wat al te voorbarig om vast te stellen dat de Derde generatie (nog) niet of (te) laat van zich in de literatuur laat horen. Bovendien klopt bovenstaande bewering niet. Er zijn wel degelijk Derde-generatie-auteurs met gepubliceerd werk. Deze nieuwste literaire generatie sluit echter qua thematiek en genre niet naadloos aan op de boeken van de Eerste en Tweede generatie. Maar zo hoort het ook, daarin ligt immers het bestaansrecht van een nieuwe generatie. Anjèz Winkler (Haarlem 1964) past qua thematiek en genre nog het meest in de lijn van de voorgaande generaties. In fragmenten uit haar manuscript De vlucht van de Garuda die Winkler in 1996 publiceerde, nam zij in tastende bewoordingen ‘afscheid van een land waar ze nog nooit geweest was’.Ga naar eind8 Hiertoe memoreerde Winkler het Indische leven in Nederland, met haar dubbele boodschappen, de Indische en Friese familieleden, de feestjes met overvloedig eten en de zomers aan het strand van Zandwort. In 2001 deed Winkler in het E-zine Het Yournael van Cyberney verslag van haar ‘rootsreis’ naar Indonesië. In haar poëtische proza gaan historische thema's samen met hedendaagse ervaringen. Winklers bestaan draait om woorden en uiteindelijk komt zij op een ander (taal-)gebied uit: ‘ongekend Nederlands’. Het genre van het toneelstuk en de theatertekst mag dan binnen de | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| ||||||||||||||||||||||||
Nederlandse letteren onderschat worden, het is duidelijk dat zij binnen de kaders van de literatuur hoort. Ook hier is goed nieuws van de Derde generatie te melden. In mei 2000 ging het theaterstuk Sloom bloed in première, met tekst en spel van de acteurs Carlo Scheldwacht (Den Haag 1964) en Ghislaine Pierie (Ede 1969). De laatste is als tv-babe bekend als Babette van Woensel uit de soapserie Rozengeur & Wodka Lime. Sloom bloed, onder eindregie van Bart Kiene, is een initiatief van Carlo Scheldwacht. ‘Mijn ouders zijn niet van hier. Na de Indonesische onafhankelijkheid hoorden zij bij de 200.000 Indische Nederlanders die “terug” naar Nederland kwamen. In 2001 is het precies vijftig jaar geleden dat de familie van mijn moeder hier kwam. Het was de aanleiding voor mij om mijn ooms en tantes nog eens te vragen naar hun herinneringen. Deze verhalen inspireerden mij tot het maken van een voorstelling. Sommige verhalen werden mij als kind al verteld. Andere verhalen hoorde ik nu voor het eerst. Sommige verhalen werden door verschillende mensen op verschillende manieren verteld. Of verschillend herinnerd. En sommige verhalen werden niet verteld’, aldus de acteur.Ga naar eind9 Samen met Pierie speelt Scheldwacht de tweeling Anne en Rein, die terugblikken op hun jeugd. Eerst passen ze nog onder de keukentafel, daarna vinden we ze samen met neefjes en nichtjes voor de televisie, naar een voetbalwedstrijd of het songfestival kijkend. In de voorstelling passeert ongemerkt zestig jaar Indische geschiedenis als een familiekroniek. De kritieken waren lovend: ‘Knap zoals de jeugdige auteurs hun heterogene personages, nog van verschillende generaties ook, kriskras door elkaar, maar steeds herkenbaar ten tonele voeren’, schreef Annemarie Oster in HP/De Tijd.Ga naar eind10 Ook Marian Buijs in de Volkskrant was enthousiast: ‘Een juweel van een voorstelling is het, op een speelvloer van een paar vierkante meter. Vol humor en zachte pijn, verbazend muzikaal: motieven keren terug, spelmomenten krijgen de tijd.’Ga naar eind11 Ook binnen de gemeenschap werd de voorstelling positief ontvangen: Sloom bloed werd voor diverse Indische organisaties ten tonele gebracht en stond twee jaar achtereen geprogrammeerd in het Bibit-theater van de Pasar Malam Besar in Den Haag. Zo maakten vele toeschouwers kennis met de visie van twee leden van de Derde generatie op Indisch-zijn in het heden en verleden. | ||||||||||||||||||||||||
Etnisch gemarkeerdHistorische thematiek staat eveneens centraal in het werk van tekenaar Peter van Dongen (Amsterdam 1966). Zijn keuze voor het genre van het beeldverhaal staat nog altijd op gespannen voet met criteria die in de Nederlandse letteren gelden. Strips worden dikwijls als ‘low culture’ beschouwd, terwijl de werkwijze van Van Dongen niet veel verschilt | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| ||||||||||||||||||||||||
van een doorwrocht romanschrijver. Gedurende drie jaar verrichtte hij historisch bronnen- en beeldonderzoek alvorens Rampokan: Java te tekenen. Zelf noemt de tekenaar zijn album ‘een historische en psychologische roman over het afscheid van vroeger’.Ga naar eind12 In het album Rampokan: Java staan de lotgevallen van de Nederlandse oorlogsvrijwilliger Johan Knevel tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd centraal. Van Dongen is zich ervan bewust dat hij als ‘een soort Derde-generatie Indo-tekenaar’ wordt gezien: ‘Aan de ene kant ben ik daar natuurlijk door gevleid, maar aan de andere kant moet ik oppassen dat ik niet alleen nog maar als Indische tekenaar wordt bestempeld. Ze gaan je dan alleen nog maar vragen om sawa-landschapjes en palmbomen te tekenen. In die hoek moet ik mezelf niet manoeuvreren.’Ga naar eind13 Het gevaar dat Van Dongen ziet is reëel. Het overkomt velen uit een migrantengroep: omdat zij etnisch gemarkeerd worden, worden zij verondersteld enkel en alleen te schrijven over hun ‘speciale’ herkomst. De achterflap van Tamara's lunapark, de debuutroman van Alfred Birney uit 1987, is een illustratie van deze naïeve denkwijze. De tekstschrijver van uitgeverij In de Knipscheer wist niets anders te verzinnen dan: ‘Alfred Birney werd in 1951 in Den Haag geboren. Hij heeft weliswaar een Indische achtergrond, maar schrijft niets over deze thematiek in Tamara's lunapark.’Ga naar eind14 Hiermee kom ik op een punt dat mijns inziens cruciaal is voor de profilering van de Indische Derde generatie in de Nederlandse literatuur. Hoewel langzaam maar zeker het besef begint door te dringen dat (nakomelingen van) migranten méér zijn dan etniciteit en cultuur, worden zij nog vaak beschouwd als woordvoerders van ‘hun gemeenschap’. Van hen zijn een of twee representanten voor een uitgever nog interessant, maar anderen vaak niet meer. Marion Bloem en Alfred Birney waren als naoorlogse Indische auteurs pioniers, voor wie het predikaat Indo zowel gunstig als lastig was. Voor de Derde generatie kan het moeilijker zijn om onderdak bij een uitgeverij te vinden. Een uitgever kan een jonge auteur met een vergelijkbare thematiek afwijzen door op diens voorgangers te wijzen, stellend dat ‘die Indische verhalen’ al zijn geschreven. Het is wat mij betreft dan ook niet verrassend dat uitgevers, die steeds meer marktgericht en winstgevend (moeten) werken, het eerder aantrekkelijk (want commercieel interessanter) vinden om jonge talenten uit ‘nieuwe’ migrantengroepen op de literaire markt te lanceren. De schrijvers Hafid Bouazza (Oujda 1970) en Abdelkader Benali (Ighazzazen 1975) zijn, behalve een voorbeeld daarvan, hiermee tevens terecht onderdeel van de Nederlandse literatuur geworden. Niet verrassend: deze Marokkaans-Nederlandse auteurs kampen eveneens met de lusten en de lasten van het stempel ‘allochtoon’, het misbaksel van een woord waarmee momenteel personen met een niet-(geheel) Nederlandse herkomst worden aangeduid. | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| ||||||||||||||||||||||||
Nostalgie à la carteVolgens de ‘ijzeren wet’ die voor migranten zou opgaan, zou identiteit onder migranten van de Derde generatie geen pregnante en eerder een vrijblijvende kwestie zijn, omdat zij volledig in de Nederlandse samenleving (zouden) zijn geïntegreerd. Een uitgever die exotisme à la Lulu Wang in zijn publiciteit zou willen inzetten, kan in dat geval minder goed bij de Indische Derde generatie terecht. Uitgever Vassallucci staat erom bekend potentiële auteurs actief onder migrantengroepen te werven. Van de twee jonge Indische auteurs die zij in huis heeft, wordt hun etnische afkomst niet genoemd. Toeval of typerend voor de Derde generatie? In de poëzie van Ramona Maramis (Haarlem 1968), die in 2001 debuteerde met de dichtbundel Duckstad aan de Amstel, komt haar afkomst niet expliciet naar voren. ‘Mijn gedichten zijn niet specifiek Indisch of Indonesisch. Het is niet zo dat ik op een bepaalde manier dicht omdat ik een pindaatje ben’, stelt zij in het tijdschrift Moesson.Ga naar eind15 Op de cover van Moesson prijken Maramis' woorden: ‘Beoordeel mij niet op mijn afkomst.’ Wanneer Maramis in haar werk jeugdherinneringen oproept, ontbreken daarin de clichés van het (familie-)leven. In het titelgedicht ‘Duckstad aan de Amstel’ staat het Nederland van de jaren zeventig centraal. Daarin verwijst een Indische snack niet vanzelfsprekend naar een uitgebreide rijsttafel, maar misschien wel naar de banaliteit van een snelle hap, inmiddels zodanig ingeburgerd dat die kant-en-klaar in iedere supermarkt te verkrijgen is. Knabbelen aan saté van het huis no. 53 Nostalgie, jazeker, maar dan nostalgie à la carte. Het land Indonesië komt hier en daar in de poëziebundel voor. ‘Maar dat doe ik niet met opzet. Dat land is toch een deel van me, dus het is niet meer dan logisch dat je dat ook in mijn gedichten terugziet’, aldus Maramis.Ga naar eind17 Als dichter presenteert zij haar ironische observaties van het leven van nu: dat resulteert in poëzie over Lara Croft, de Japanse maffia, loungen en Nijntje. Een eveneens onmiskenbare vertegenwoordiger van het leven van nu is de internet-ondernemer Michiel Frackers (Amsterdam 1968), die in zijn boek Op zoek naar de heilige graal het ‘ware verhaal over geniale nerds, gladde verkopers en gehaaide beleggers achter de internet-hype’ uit de doeken deed. Frackers sprak uit ervaring: als werkloze twintiger richtte hij na zijn studie Planet Internet op, verkocht zijn bedrijf aan KPN, vertrok met zijn miljoenen naar Amerika om een nieuwe onderneming op te zetten en ging failliet. Hoewel hij zich voor het tijdschrift | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| ||||||||||||||||||||||||
Ancient Scriptures.
Moesson over zijn Indo-zijn liet interviewen, was dit geen thema van betekenis in zijn boek. In Moesson ging Frackers wel dieper in op de door hem opgeworpen vraag: ‘Waarom zie je zo weinig Indo's aan de top?’ Daarover stelde hij: ‘Als je hogerop wilt komen, moet je af en toe een grote mond durven hebben en dat zit niet in het karakter van veel Indische mensen. Zo zijn ze niet opgevoed.’Ga naar eind18 Dat Maramis en Frackers hun afkomst niet expliciteren past inderdaad in de ‘ijzeren wet’ voor migranten van de Derde generatie. | ||||||||||||||||||||||||
Hiphop, soul en rockDaarmee is echter niet alles gezegd. Tegenover Maramis en Frackers staan jongeren van de Derde generatie die hun verbondenheid met het Indo-zijn wel degelijk kenbaar willen maken. Hier komt het genre van de songtekst in beeld, want ook vijftig jaar na de hoogtijdagen van de Indo-rock geldt muziek immer als een pijler in de jongerencultuur, al zijn de ‘jasje-dasje’-outfits en Fender-gitaren van toen inmiddels gerecycled door rappers die op retro-Adidasjes en Puma's al beatboxend hun lyrics spuien. Nick Tjampoeran (Leiden 1973), bekend als Djaga van de hiphopformatie Ancient Scriptures, verwerkt regelmatig Indische onderwerpen in zijn teksten. Een voorbeeld hiervan is zijn aandeel in het nummer ‘Deep grounded’: | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| ||||||||||||||||||||||||
Origins of an ancient child looking back
futuristic past struggles in this habitat
i pay hommage to the parents of my mother
because when i bomb the spot, she was just a little daughter
like mornings shape the night they were the light
when times were dark they always stood by my side
to spark methods to quest the what how and when
saw rela'sGa naar voetnoot* burn incense for these past famGa naar voetnoot** and friends
and honor pictures, statues on the mantlepiece
untill my grandpa died i never realized a masterpiece
i still feel his presence and everyday guidance
he taught me the art of war and the art to be silent
the violent ways we walk, we teach them to our kids
they grew up in a world where it's supposed to be like this
the breath of life slumbers on the sharpside
sleepless nights, i wake up with tears in my eyes.
‘Deep grounded’ herbergt diverse Indische thema's, zoals de opvoeding door en de invloed van grootouders, de Indische en Chinese voorouderverering, de aanwezigheid van een overleden dierbare, het belang van vechtkunst en van stilte. In de tekst gaat bovendien een markant - en voor insiders heerlijk herkenbaar - detail schuil: het verschil in de wijze van voortbewegen tussen Europeanen en Aziaten. Naast zijn Chinees-Indische afkomst maakt Djaga in zijn teksten nadrukkelijk zijn affiniteit kenbaar met mengculturen en het multiculturele universum; geen wonder in een formatie als Ancient Scriptures, met bandleden die zich qua muziek en tekst laten inspireren door hun afkomst uit Afrika, de Caraïben, Europa en Azië. Anderen in de muziekwereld geven zich eveneens rekenschap van hun Indische achtergrond, ook al blijkt dat niet expliciet uit hun teksten. Zanger en als soulkikker benoemde Ivar Vermeulen (IJmuiden 1975) bracht in 2001 zijn debuut-CD Ivar uit. In datzelfde jaar stond hij op het North Sea Jazz Festival in Den Haag. Hij putte voor zijn muziek uit de soulcollectie van zijn vader. Ook in het Indische circuit bleef Ivar niet onopgemerkt: ‘Vorig jaar stond ik op de Pasar Malam in Den Haag. In een afgeladen Bintang-tent. Ik vond het een eer dat ze me hadden gevraagd als vertegenwoordiger van een nieuwe generatie. Het versterkt je gevoel voor identiteit. Mijn ouders zijn in Nederlands-Indië geboren, ik behoor tot de eerste generatie Indo's van hier. Vanaf mijn vroegste jeugd heb ik altijd het gevoel gehad dat ik anders was, ook al omdat ik een onbestemd uiterlijk heb. Ik kan van alles zijn, zeg maar het tusseningevoel. In IJmuiden was ik de buitenlander. Van pinda tot Turk, tot Marokkaan tot weet ik veel wat. Domme dingen. En luisteren, ho maar. | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| ||||||||||||||||||||||||
Mensen die vragen: kom je uit Tunesië? Nee, ik ben Indo, maar ik ben hier geboren. Oh, ben je dan Indonesisch? Nee, ik ben niet Indonesisch, ik ben Indisch. Oh, kom je dan uit India? Nee, ik kom niet uit India. Oh, ben je dan een indiaan? Op die leeftijd is het moeilijk uit te leggen wat je dan wel bent.’Ga naar eind19 Ook Dinand Woesthoff (1972) van de Haagse rockband Kane, die met de CD Glad you made it veel succes oogste, wil graag weten dat hij een Indische jongen is, getuige de Indo-shirts die hij tijdens optredens droeg. Op een website van een Kane-fan wordt gerept over de ‘Indo-invloeden’ op zanger Woesthoff: Freddy Fender, Hank Williams en ... The Tielman Brothers. En laten we de zestienjarige Idols-winnaar Jamai niet vergeten, die als gast in het televisieprogramma van Barend en Van Dorp onomwonden stelde dat hij een Indo was. Met zijn blonde haar en witte huid staat Jamai Loman (1986) op de bres voor de lichte Indo's, die vaak door de omgeving niet als Indisch worden gezien. Maar dat hij er echt een is en voldoet aan een van de criteria voor de Derde generatie, blijkt wel uit zijn - hoewel kortstondige - romance met de negentienjarige Friese Indo-chica Dewi Pechler (Dokkum 1983), die ook de Idols-finale bereikte. | ||||||||||||||||||||||||
Indo StyloTenslotte wil ik de activiteiten van Indische jongerenorganisaties aanstippen. Hoewel inmiddels duidelijk zal zijn dat ik in deze bijdrage een brede definitie van het begrip ‘literair’ heb gebruikt, lijkt het minder voor de hand liggend om de manifestaties van deze jongeren daarin op te nemen. Toch is het zeker de moeite waard om hun websites te bezoeken. Behalve dat daaruit blijkt dat internet - naast het mobieltje - hét medium van de Derde generatie is, komt er naar voren dat Indische identiteit nog altijd een ‘hot topic’ is - juíst onder jongeren. Het feit dat de multiculturele samenleving in de recente jaren door zowel intellectuelen als ‘het Nederlandse volk’ failliet werd verklaard ten spijt, is etniciteit zowel hip als vanzelfsprekend onder jongeren. Een niet-(geheel) Nederlandse herkomst is een manier om je te onderscheiden, een wijze om je te profileren. Indische jongeren van de Derde generatie hebben zich sinds 2000 landelijk en in diverse regio's georganiseerd. Drie van hen (Indo Melati en Kilat Crew uit Amsterdam en de South Side Indo Crew uit Breda) zijn niet meer (zo) actief. Van anderen (Funky Bangsa Indo (FBI) en de Indo/Maluku Crew uit Tiel) zijn foto's op internet te bewonderen, maar is inhoudelijk (nog) weinig bekend. Het meest aan de weg timmeren Darah Ketiga (DK) als landelijke organisatie, de Indo Jongeren Organisatie (IJO) uit Eindhoven en de Indische Jongerenorganisatie Overijssel Nasi Idjo te Enschede: zij maken in meer of mindere mate een groei door.Ga naar eind20 De jongerengroepen leggen verschillende accenten in | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| ||||||||||||||||||||||||
hun vormgeving van Indische identiteit. Naast de reeds genoemde nadruk op vermenging en multiculturaliteit is er de wens tot behoud en overdracht van de Indische cultuur. Dit laatste is het motto van Darah Ketiga (‘derde bloed’ of ‘derde afstamming’). Omdat zij een strikt Indische oriëntatie nastreven, hebben zij geen affiniteit met andere migrantengroepen uit Azië. Ook IJO en Nasi Idjo streven naar het levend houden van Indische identiteit door de jongere generatie. Een van de manieren is het organiseren van feesten waar Indische jongeren elkaar kunnen ontmoeten. Sinds 1995 zijn in Nederland ‘Asian Parties’ georganiseerd, die vanaf het begin een groot succes onder Indische jongeren waren. Santai, Very AzN, I Love Indo en Human Entertainment zijn organisaties die zich op deze markt hebben gericht - en niet alleen vanwege culturele motieven: de commercie lonkt en de horecawereld weet inmiddels dat Asian Parties zeer lucratief zijn. Volgens Reza Kartosen (1973), organisator van Very AzN (lees: Very Asian) maken Indo's en Molukkers sinds een jaar of drie deel uit van die jongeren die het straatbeeld beïnvloeden en met hun hiphop-kleding de trend zetten. Aldus geven zij vorm aan de Indo Stylo, waarin het Dragonball Z-kapsel (haar met veel gel in de punten omhoog of naar achteren, naar de gelijknamige Japanse animatieserie) een van de meest in het oog springende elementen is. Amis Boersma (Enschede 1979) beschrijft in haar scriptie de hippe Indo-jongens en meiden respectievelijk als volgt: ‘Ze dragen een spijkerbroek met breed omgeslagen randen, All Star gympen of sportschoenen, een sportjasje met rits, of een spijkerjasje met de kraag omhoog. [...] Ze hebben een snelle looppas en een stoere uitstraling. Ze hebben de nieuwste mobieltjes en digitale camera's. De meisjes zien er meestal tiptop uit; ze gaan met de trends mee. Op dit moment zijn de jaren tachtig weer terug, dus lange puntschoenen, netpanty's, zwarte handschoentjes en minirokjes worden met stijl gedragen.’Ga naar eind21 Ook op de Pasar Malam Besar in Den Haag stond de leefwereld van jongeren centraal in de programma's ‘Identity Matters’ (2002) en ‘Image Matters’ (2003), georganiseerd door Nina Tromp (Assen 1973), die als programma-maker bij Stichting Tong Tong werkzaam is. | ||||||||||||||||||||||||
Bewuste IndoDe Very AzN-parties staan open voor ‘iedere jongere die (een beetje) Aziatisch is’.Ga naar eind22 De Very AzN-website ‘voor, door en over Aziaten in Nederland’ is een lifestyle-magazine, waarin Very AzN-parties worden aangekondigd, maar waarin vooral ruimte is voor uitgaan, muziek en mode. Ook op andere websites voor Indische en Aziatische jongeren zijn uiterlijk, uitgaan en feesten bijna zonder uitzondering de belangrijkste onderdelen. ‘Indo zijn is vet’, aldus een artikel in het weekblad Vrij Nederland over de Derde generatie: ‘Indo is een lifestyle geworden.’Ga naar eind23 | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| ||||||||||||||||||||||||
Het is mijns inziens te gemakkelijk om deze activiteiten en manifestaties alleen als oppervlakkig en uiterlijk vertoon af te doen. Op de webboards en in de chatrooms vinden we, naast de gebruikelijke ‘small talk’, stevige inhoudelijke discussies onder Indische jongeren over hun herkomst en plaats in Nederland. Daaraan is zelfs een literair aspect te ontwaren: hun taalgebruik in cyberspace getuigt van een moderne mix van Indonesische en Nederlandse woorden en uitdrukkingen. Wie weet vinden we die taalvariant nog eens terug in een roman van de Indische Derde generatie. Ik denk dat de redactie van Indische Letteren zich geen zorgen hoeft te maken. ‘Het komt wel goed met die Derde generatie’ is niet eens een passend antwoord op haar ongerustheid, want dat klinkt en ís betuttelend. De Derde (en Drieënhalve en Vierde) generatie is springlevend en die romans, die komen er wel. Zo onthulde Ramona Maramis in Moesson dat ze een roman aan het schrijven was: ‘Maar daar wil ik nu nog niets over kwijt. Ik ben er druk mee bezig. Ik heb hem waarschijnlijk dit jaar [2003 - EC] af.’Ga naar eind24 Of de jongere generaties zich in hun literaire werk beroepen op een Indische herkomst, dan wel Indische thema's aansnijden - het zou me verwonderen als ze daarin niet een geheel eigengereide koers zouden varen, waarbij ze namen, definities en oude uitgangspunten op de schop nemen. Ramona Maramis bleek bij navraag zelf niet goed het verschil tussen Indisch en Indonesisch te weten (en eigenlijk Indonesisch te zijn!). Wijst dit op een gebrek aan kennis en is dit ‘erg’? Of geeft het aan dat het misschien tijd is voor nieuwe (zelf-)benoemingen, waarin gemengde, dubbele, inter- of tussen-identiteiten op diverse assen van onderscheid en oriëntatie de boventoon vieren?Ga naar eind25 Bovendien is niets wat het lijkt. Zo concludeerde Amis Boersma in haar onderzoek: ‘Net zoals hun vaders en grootvaders stelen Indische jongens de show door met hun veel gel gestileerde kapsels. Deze mogen inmiddels al geen Dragonball Z meer heten; dit seizoen is weer een ander kapsel in. Indische jongeren innoveren. Morgen kan het alweer anders zijn.’Ga naar eind26 De persoonlijke situering van journalist Ricci Scheldwacht (Den Haag 1965) kan naar mijn mening dan ook worden beschouwd als de overgang van de Derde naar de Drieënhalve en Vierde generatie: ‘Ik bekleed geen functie bij welke Indische vereniging of stichting dan ook. Ik ben nergens lid van. Van de Indische literatuur en alles wat er verder over Indië/Indonesië wordt geschreven, heb ik het meeste nog niet gelezen. Dat lijkt op niet bezig zijn met je afkomst, maar het tegendeel is waar: elke dag ben ik me er bewust van dat ik Indo ben.’Ga naar eind27 Tussen de ongebonden doch zelfbewuste Indo-dertiger en de fashion-minded en (over)-georganiseerde Indo-twintiger ligt misschien slechts tien jaar, maar de trend is duidelijk: Indo rulez! | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| ||||||||||||||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| ||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||
Websites
| ||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| ||||||||||||||||||||||||
Esther Captain (Uden 1969) is historica. Zij werkt als programma-maker bij Stichting Het Indisch Huis te Den Haag en is docent aan de Universiteit Utrecht. Zij promoveerde op een studie over Indische oorlogservaringen en -herinneringen 1942-1945: Achter het kawat was Nederland. Kampen: Kok, 2002. |
|