Indische Letteren. Jaargang 18
(2003)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 221]
| ||||||||||||||||
‘Saya terbang ke rumah’
| ||||||||||||||||
Korte biografieErnst Jansz werd op 24 mei 1948 in Amsterdam geboren.Ga naar eind2 Hij bezocht er de Montessorischool en de muziekschool. De pianolessen in een kleine kamer door een sigarenrokende leraar die voortdurend met zijn lange nagels op de toetsen tikte, vond hij een crime omdat hij er niets leerde. Dus stopte hij ermee en ging hij zijn eigen muzikale weg. Na het gymnasium studeerde hij biologie en scheikunde maar koos na zijn kandidaats definitief voor de muziek. In die tijd was hij ook met schrijven begonnen. In 1986, Ernst Jansz was behalve als musicus inmiddels bekend als schrijver van Gideons droom (1983) en De overkant (1985), nodigde de Molukse schrijver Frans Lopulalan hem uit om in de reeks ‘De Ontmoeting’ van de IKON over hun Indische vaders te praten. Het werd een boeiend gesprek. Lopulalan en Jansz waren vol wederzijds respect, herkenden elkaars zielsverwantschap en stelden elkaar vragen zoals ‘zit jouw vader nog wel eens naast je’. ‘Welke niet-Indische interviewer zou daar op gekomen zijn’, vroeg de journalist van de Haagsche Courant zich af toen hij zijn lezers aanspoorde om vooral naar dit ‘enerverend gesprek’ te kijken.Ga naar eind3 Dat jaar vroeg Frank Krom, eveneens van Indische afkomst, Ernsts medewerking aan zijn verfilmde roots-reis Blauw Bloed. In de film zong Jansz het door hem geschreven en gecomponeerde | ||||||||||||||||
[pagina 222]
| ||||||||||||||||
Foto: Jan Willem Steenmeyer.
| ||||||||||||||||
[pagina 223]
| ||||||||||||||||
liefdeslied Tessa, dat is afgedrukt in Gideons droom en is te beluisteren op de cd De overkant.
Tessa
tessa kamu peluk aku
ombak di laut diam
tessa kamu peluk aku
tidak ada angin
burung bilang:
saya terbang ke rumah
sebab tessa peluk kamu
dan semua aman
semua amanGa naar eind4
| ||||||||||||||||
MusicusErnsts liefde voor muziek was niet vreemd. Zijn vader speelde in Batavia in een band en nadat hij later naar Amsterdam was verhuisd, veroverde hij zijn vrouw met gitaarmuziek. Op de feestjes in Ernsts ouderlijk thuis speelden zijn vader gitaar en zijn moeder ukelele en zongen krontjong en Amerikaanse hits. Zijn grootvader van vaderszijde had Ernst als kind de liefde voor Chopin meegegeven. Ernst leerde behalve piano ook gitaar, viool, accordeon en wasbord spelen en ging zingen. Hij werd gevraagd door de band CCC Inc.Ga naar eind5 In 1970 verhuisde hij naar Neerkapt in Noord-Brabant waar hij met de leden CCC Inc. een commune stichtte. Hij ontdekte de reggae en zag daarin verwantschap met de krontjong.Ga naar eind6 In 1975 richtte hij met anderen de SlumberlandbandGa naar eind7 op en in 1978 Doe Maar.Ga naar eind8 Hij schreef liedteksten voor deze band en arrangeerde met Henny Vrienten de muziek. Na het uiteenvallen van Doe Maar in 1983 speelde hij in andere bands,Ga naar eind9 ging producerenGa naar eind10 en werkte met diverse artiesten samen.Ga naar eind11 In 1999 verscheen zijn solo-album De overkant. Dat jaar verzorgde Doe Maar nog éénmaal een reeks optredens. Dat nam zoveel tijd in beslag dat de promotie voor zijn cd De overkant op de plank bleef liggen. In 2001 verscheen de up-date ervan en trad hij met een gelijknamig literair muziekprogramma onder andere op de Pasar Malam Besar op.Ga naar eind12 In 2001 verscheen ook zijn cd Oh mijn lieve Augustijn...Ga naar eind13 | ||||||||||||||||
SchrijverVoordat hij kon schrijven, tekende Ernst letters na. Hij vroeg aan zijn moeder hoe sommige letters eruit zagen en ze wees die in de krant aan. Het eerste verhaaltje dat hij schreef, ging over een eendje; hij illustreerde het zelf.Ga naar eind14 Vanaf zijn zeventiende, zijn vader is dan overleden, begon | ||||||||||||||||
[pagina 224]
| ||||||||||||||||
hij autobiografische teksten te schrijven: liedteksten voor Doe MaarGa naar eind15 en voor Gideons droom. Deze vorm van schrijven verwoordde hij als volgt: ‘Soms is het zo, als ik iets heb opgeschreven, dat ik plotseling de lijn herken en dat alle lijnen naar één punt lopen en dat ik dat punt zelf blijk te zijn.’Ga naar eind16 Het liefst schreef hij als hij zich niet goed voelde, maar dat bracht hem in een vicieuze cirkel: ‘Op die manier maakte ik het voor mezelf aantrekkelijk om me niet goed te voelen.’ Zijn voorbeeld was de Duitse schrijver Herman Hesse (1877-1962) en diens Narziss und Goldmund. In 1983, zijn debuut Gideons droom is verschenen, schreef hij aan De overkant maar merkte dat zijn fantasie nog niet was uitgekristalliseerd. Hij beperkte zich daarom voornamelijk tot het oproepen van gevoelens en sfeer. Hij wilde met zo weinig mogelijk woorden, die ook nog eens een onderlinge samenhang en betekenis moesten hebben, zoveel mogelijk uitdrukken. Aan de basis van zijn teksten stonden zijn dromen. Zo schreef hij voor Gideons droom het lied Ala-hi in een Maleise droomtaal dat hij vergeleek met de meerstemmige samenzang tijdens de Molukse kerkdienst: ala-hi di aila-i-la
ala-hi di aila-i-la
daila daila daila mé
daila mé nomé
ala-hi di aila-di-aila-hi
oebi daila daila mé
daila daila dail mé
dail mé noméGa naar eind17
In 1996 waren Jansz' poëzie en proza object van onderzoek van de Utrechtse student Hanz Mirck, die zijn doctoraalscriptie schreef over het mechanisme van publieksovertuiging in de liederen van de zeventiende-eeuwse dichter Bredero en van de twintigste-eeuwse Nederpopgroep Doe Maar. In een brief aan Mirck lichtte Ernst zijn uitgesproken mening over spelling en interpunctie in zijn teksten toe: Ikzelf beschouw mijn teksten niet alleen muzikaal als composities, maar zeker ook beeldend, eenmaal gedrukt op papier. Uit dat oogpunt kies ik soms voor bepaalde dingen, zoals spaties, herhalingen, lengte der zinnen et cetera.Ga naar eind18 Jansz vergeleek zijn liedteksten met poëzie zonder leestekens. Hij beschouwde ze als ‘spreekteksten, dingen die mensen tegen elkaar zeggen’. Zijn poëticale opvatting werd door schrijver en recensent Atte Jongstra in diens recensie van Gideons droom in De Gooi- en Eemlander (1983) gelaakt. Jongstra vergeleek Jansz' verbeelding van een verloren droom met de proza-experimenten van de Vlaamse schrijver Ivo Michels in diens boek Exit (1971). Het gewraakte fragment is het volgende: | ||||||||||||||||
[pagina 225]
| ||||||||||||||||
Hij voelde zich vreemd en zacht van binnen alsof hij iets heel
moois of misschien iets heel droevigs gedroomd had.
Hij ging weer liggen en sloot zijn ogen, drukte ze langzaam,
steeds steviger dicht.
Groen dat in geel verandert, oranje, rood, paars.
Dat was iets. Een sleutel.
Hij liet zijn gedachten rondgaan in zijn hoofd.
Groen dat in geel verandert.
Groen dat in geel verandert.
Oranje rood paars.
Oranje.
Rood.
Paars.
Groen dat in geel verandert.Ga naar eind19
Na lezing van dit fragment betwijfelde Jongstra of het nog goed zou komen met Jansz' literaire loopbaan. Dertien jaar later pareerde Ernst Jansz Jongstra's kritiek: ‘Eerlijk gezegd vind ik het beeld van een tekst, zoals deze is afgedrukt, een onderdeel van de creatie en als zodanig ook niet voor verandering door derden vatbaar.’Ga naar eind20 | ||||||||||||||||
Indische vaderRudi Jansz, geboren in Semarang, groeide in Batavia (Tjikinilaan/Jl. Cikini Raya 71) op. Na de Koning Willem III-school op Salemba ging hij in 1932 naar Holland om neerlandistiek te studeren. In Amsterdam leerde hij zijn vrouw Jopie kennen. Hij overleed in 1965 op vijftigjarige leeftijd aan leverkanker. Ernst, toen zeventien jaar oud, vond in een bijbel een brief van zijn vader aan hem gericht, die diepe indruk op hem maakte. Mijn jongen, Uit de brief bleek dat zijn vader zich als een eenzame bruine man in een vreemde wereld door een ieder die hem dierbaar was in de steek gelaten had gevoeld. Vooral door Ernst, met wie hij een hechte band had, toen die het ouderlijk huis had verlaten. Elke keer liet je blijken dat je geen behoefte meer had aan mijn aanwezigheid, dat je onze gemeenschappelijke liefde voor de | ||||||||||||||||
[pagina 226]
| ||||||||||||||||
natuur niet meer met mij wilde belijden, dat je op gezelschap van anderen meer gesteld was dan op mijn gezelschap, elke keer als je mijn liefde voor jou weer beantwoordde met een grievende bejegening of een kwetsende aanmerking op mijn persoon, was het alsof ik al het leed van mijn jeugd weer opnieuw moest ondergaan. Hetzelfde gevoel van totale eenzaamheid maakte zich dan van me meester.Ga naar eind22 Aanvankelijk begreep Ernst de strekking van de brief niet. Er brak een periode aan waarin hij vaak over zijn vader droomde en zich verdrietig voelde over diens dood. In die jaren begonnen het gemis aan zijn vader en diens verbittering over het leven een stempel op Ernsts leven en schrijverschap te drukken. Hij zocht naar een manier om de dood van zijn vader in zijn leven in te passen. Dat resulteerde in een eerbetoon aan zijn vader: de boeken Gideons droom en De overkant en de cd De overkant. Ernst bewonderde zijn vader en in hem alle Indische mensen die Indië hadden verlaten en naar Nederland waren gegaan. Hij realiseerde zich dat ‘voor veel Indische mensen Indië op een bepaalde manier symbool staat voor de onschuld’.Ga naar eind23 Zijn vader had er zijn vriendinnetje Titi achtergelaten. In het lied De overkant staat ze als een kleine figuur in een witte jurk aan de oever symbool voor deze onschuld: hij ging op weg naar het verre land
zij zwaaide hem vaarwel
maar omzien deed hij niet
veroordeeld tot de overkant
zij had een zwak gestel
en kwijnde van verdrietGa naar eind24
Eind 1938 voelde Rudi Jansz zich op zichzelf aangewezen: ‘Ik ben volmaakt eenzaam: te oosters voor de Westerling, te westers voor de Oosterling en te weinig conventioneel voor mijn ouders.’Ga naar eind25 In interviews beschreef Ernst het beeld dat hij van zijn vader had: Mijn vader was een heel sterke persoonlijkheid met een heel sterke en duidelijke moraal. Van wat goed en niet goed is. Als kind heb ik dat als vanzelfsprekend aangenomen. Zo zit de wereld in elkaar en zo ben ik ook. Later blijkt die moraal niet mijn moraal te zijn, maar opgelegd vanuit het ouderlijk gezin. Ik heb ontzettend veel moeite gehad om me daarvan los te maken. [...] Omdat mijn vader zo dominant aanwezig was, speelde mijn moeder een behoorlijk ondergeschikte rol in mijn leven. Maar na de dood van mijn vader heb ik mijn moeder echt ontdekt. En ik heb in dit boek [De overkant], hoewel het accent duidelijk op mijn vader ligt, de waardering voor mijn moeder niet onder stoelen of banken gestoken.Ga naar eind26 | ||||||||||||||||
[pagina 227]
| ||||||||||||||||
Zelf IndischHoewel Ernst zich bij Indische mensen thuisvoelde, aarzelde hij lang of hij naar Indonesië zou gaan omdat het land voor hem een andere gevoelswaarde had dan Indië. Hij had er een paradijs van gemaakt en vreesde dat de werkelijkheid hem zou teleurstellen. Hij stelde de confrontatie uit en reisde met een vriend naar India. Daar viel zijn paradijselijk beeld reeds in stukken uiteen. In 1984 nam zijn vriendin hem mee naar Indonesië. Zij was zijn gids op zijn zoektocht naar de plekken van zijn vader, naar diens ouderlijk huis dat er niet meer stond: ‘Ik had het zo graag gezien.’ Tegelijkertijd voelde hij zich als aan zijn vaders hand: ‘Hier heb ik gespeeld, hier zat ik op school, hier heb ik gevliegerd, hier ben ik verliefd geworden op een meisje...’, en vond dat een ‘ontroerende gewaarwording’.Ga naar eind27 Wandelend in de plantentuin van Bogor hoorde hij een vogel fluiten en herkende de geest van zijn vader. Maar hij ervoer de kennismaking met het land van zijn vader ook als een schok: ‘Hoe is het mogelijk, dacht ik. Dit land is zo heet, zo anders, zo onbekend voor me, en hier heeft mijn vader tot zijn achttiende geleefd’,Ga naar eind28 en realiseerde zich dat zijn vaders jeugd en wereld voor hem onbereikbaar waren. Tegelijkertijd begreep hij waarom zijn vader zich in Nederland nooit thuis had gevoeld: ‘Hij is altijd tussen twee werelden blijven hangen. Triest.’Ga naar eind29
Tijdens zijn verblijf in Indonesië werkte hij aan De overkant dat een jaar later zou verschijnen. Terug van zijn roots-reis kreeg hij van zijn moeder een doos met brieven van zijn vader. Al lezende leerde hij zijn vader kennen als een gedreven persoonlijkheid die tijdens de oorlog in het verzet had gezeten en nadien zich als lid van het Comité Vrij Indonesië had ingezet voor de onafhankelijkheid van zijn geboorteland,Ga naar eind30 maar zijn idealen niet gerealiseerd zag; als een psychisch niet zo'n sterke persoonheid die een kantoorbaan had bij de Nederlandsche Bank.Ga naar eind31 | ||||||||||||||||
Gideons droomErnst Jansz heeft Gideons droom geschreven in een voor hem belangrijke levensfase. Hij beschouwde het als een intiem boek dat niet voor het grote publiek was bestemd. Indertijd gaf hij tekstfragmenten aan vrienden en familieleden cadeau. Door toeval kwam een verhaal in handen van uitgever Jos Knipscheer.Ga naar eind32 De aanleiding tot het schrijven van Gideons droom was het schuldgevoel van de zoon over de dood van zijn vader. Het hoofdmotief, de zoektocht naar de vader, metamorfoseert geleidelijk in die van de zoektocht naar het geluk. Het instrument hierbij is de reeks dromen. In een ervan kan de hoofdpersoon kiezen tussen twee poorten: de wester- en de oosterpoort. Hij kiest de laatste en komt terecht in een idyllische maar schrij- | ||||||||||||||||
[pagina 228]
| ||||||||||||||||
nende, menselijke wereld. De westelijke poort geeft toegang tot de mechanische wereld. Ook de drie mannen die Gideon leert kennen zijn symbolisch: Surjit is de grote en sterke man, Karnel de kleine man en Jit de donkere man. Deze drie mannen vertegenwoordigen belangrijke personen in Jansz' leven in de tijd dat hij aan Gideons droom werkte.Ga naar eind33 De naam GideonGa naar eind34 is bewust gekozen, zijn vader noemde hem zo: Gideon of Joch. ‘Ik was zeventien. Gideon heeft hij hem genoemd, als ik driftig was, of dwars. Gideon, beheers je.’Ga naar eind35 In Gideons droom maken we nader met hem kennis: ‘Hij, Gideon, was het kind, de halfbloed, opgegroeid tussen deze oosterse warmte en koele westerse regels, gebondenheid aan normen die hij niet kon begrijpen.’Ga naar eind36 De droom is afgelopen als Gideon zijn thuis vindt: En in mij blijft de stilte die mij zal helen. De vrede van een overgave zonder spanning, zonder verwachting, zonder angst. En nu weet ik dat ik niet langer de vreemdeling ben. Thuis ben ik.Ga naar eind37 In de dromen wordt de Vatersuche verder uitgewerkt. Tijdens de zoektocht draagt Gideon als een Indische Telemachus de herinneringen aan zijn vader met zich mee: ‘Ik heb andere dingen gezien, andere krachten gevoeld, lasten gedragen die te zwaar waren voor mij.’Ga naar eind38 Uiteindelijk vindt de zoon zijn vader en berust: Toen zag hij plotseling een bruine man tussen de witte mensen. | ||||||||||||||||
[pagina 229]
| ||||||||||||||||
geworden in het grote witte ziekenhuis tussen de schone witte lakens. [...] In Gideons droom vallen vorm en inhoud samen. Gideons roes en dromen worden in elf hoofdstukken uitgewerkt. De thematiek is bewust gegoten in een afwisseling van poëzie en proza. De woorden zijn weloverwogen gekozen en in de zin geplaatst.
Het boek werd door critici met gemengde gevoelens ontvangen. Atte Jongstra vond het in De Gooi- en Eemlander een mislukt debuut. Chris Junge van Het Parool noemde het ‘een regelrechte draak’ met ‘de meest afgrijselijke clichés’ en ‘candlelight-ontboezemingen’ in slecht geformuleerde zinnen. Hij kon het niet nalaten om een sneer uit te delen aan het adres van de uitgever Jos Knipscheer die ‘deze kleine proeve van stilistische wansmaak in zijn fonds heeft opgenomen.’Ga naar eind41 Thomas Verbogt van Tubantia miste de balans tussen droom en realiteit en verweet Ernst Jansz mooischrijverij, mooie clichés en ‘glazige dialogen’. Gerrit Jan Zwier vergeleek in de Leeuwarder Courant Jansz' debuut met Geen gewoon Indisch meisje waarmee Marion Bloem een aantal maanden daarvoor had gedebuteerd.Ga naar eind42 Volgens Zwier verhield Jansz' boek zich ‘tot de roman van Marion Bloem als een kindertekening tot een fresco, als een slaapliedje tot een symfonie’.Ga naar eind43 Hij prees Bloem voor de wijze waarop ze ‘de individuele problematiek van haar roman-personage projecteert tegen de algemene problematiek van de Indische Nederlanders’ en vond dat Jansz in ‘wat naïeve schetsen’ een beeld opriep ‘van een liefelijk Indonesië [...] van vriendelijke gevoelsmensen’. Hij achtte Geen gewoon Indisch meisje een volwassen boek en Gideons droom een kinderboek met moeilijke woorden zoals ‘zwaartekrachtbewustzijn’ en ‘stoffeloze materie’.Ga naar eind44 Maar er waren ook positieve reacties. Matt Dings prees in De Tijd het ‘poëtisch, teer proza’ en volgens Patrick Wouters, webmaster van de sites van Ernst Jansz, lenen enkele passages uit Gideons droom zich uitstekend voor een bloemlezing. De eerste kritieken op Gideons droom kwamen hard bij Ernst Jansz | ||||||||||||||||
[pagina 230]
| ||||||||||||||||
aan, maar toen de kritieken bleven stromen, troostte hij zich met de gedachte dat er ‘iets bijzonders aan de hand [is], want dit kan niet normaal zijn’.Ga naar eind45 | ||||||||||||||||
De overkantDe overkant, dat in 1985 verscheen, is nog meer dan Gideons droom een hommage aan de Indische vader. Het is een drieluik. In het eerste deel, ‘Brieven’, staat vader Rudi Jansz in de jaren 1935-1946 centraal. Alleen de brieven van Rudi's vader tonen diepgang en interesse voor Rudi's leven in Holland, de andere brieven zijn zgn. Indische babbelbrieven. Het tweede deel, ‘Jopie’, is het verhaal van Rudi's Nederlandse vrouw aan haar zoon over haar huwelijk, de tijdelijke scheiding, het verzetswerk en het gezinsleven. Het derde deel, ‘Een reisverslag’, is de weergave van de reis die Jansz in 1984 naar Indonesië maakte. Eigenlijk is het boek in omgekeerde volgorde geschreven. Terugkomend van zijn reis voerde Ernst Jansz lange gesprekken met zijn moeder en kwam dingen over zijn vader te weten die hij nooit had geweten. Tijdens de terugvlucht naar Nederland had Ernst Jansz' alter ego Joch zich gerealiseerd dat er iets Indonesisch in hem zat waarop hij geen vat kon krijgen: En dan blijkt dat die andere wereld te ver weg is, onbereikbaar. De afstand is nooit meer te overbruggen. Je ontdekt overeenkomsten, raakvlakken, en het maakt alles alleen nog maar triester, verder weg. Je blijft in de lucht hangen. Ergens tussen Jakarta en Amsterdam. Los van de grond. Met een tas vol souvenirs.Ga naar eind46 In tegenstelling tot Gideons droom, dat hij volgens eigen zeggen voor zijn ‘eigen lol’ had geschreven, beschouwde Ernst Jansz De overkant als zijn eerste boek. Tijdens het schrijven had hij heel bewust eisen aan zichzelf gesteld. Het derde deel, ‘Een reisverslag’, is geen mystieke roots-speurtocht, zoals in Gideons droom maar een weergave van zijn beeld van Indonesië, zijn fascinatie voor de schoonheid van het landschap en bewoners en zijn ergenis voor de armoede van de boeren en fietstaxi-rijders. Hij was enerzijds geroerd door de warmte waarmee sommige Indonesiërs hem tegemoet traden en anderszijds geïrriteerd over de manier waarop hij als toerist werd behandeld. De overkant kreeg bij verschijnen meer aandacht van de schrijvende pers dan Gideons droom. Matt Dings van De Tijd zag in De overkant ‘een standbeeld’ voor Ernsts vader en ‘tegelijkertijd een dokument over de Indische Nederlanders’.Ga naar eind47 August Hans den Boef van de Volkskrant zag in De overkant een ‘fragmentarisch portret’ waarvan het beeld geleidelijk aan duidelijker contouren kreeg maar dat aan het eind nog niet compleet was geworden. Hij wees op de afwezigheid van nostalgie zoals in de | ||||||||||||||||
[pagina 231]
| ||||||||||||||||
meeste terugkeerverhalen en prees Ernst voor de kundige wijze waarop hij de historische feiten in zijn reisverslag had verwerkt en de afwezigheid van de belerende kritiek op de Indonesische samenleving.Ga naar eind48 Wim Vogel van het Haarlems Dagblad vond het maar niets dat de auteur zichzelf in ‘Een reisverslag’ centraal had gesteld en beschouwde daarom dit derde deel literair mislukt. Bovendien verweet hij Jansz de ‘onhandige manier’ waarop hij ‘allerlei geschiedkundige feiten en gegevens over het ontstaan van de Indonesische Republiek’ in het boek had opgenomen. Milder was hij in zijn kritiek op twee andere delen van het boek. Hij wees op Ernsts verdienste bij diens speurtocht naar zijn vader en vond diens psychologische uitwerking van het begrip ‘de overkant’ in de eerste twee delen van De overkant redelijk geslaagd. Jaap Goedegebuure van HP/Haagse Post zag De overkant als een literaire Vatersuche die beter uit de verf kwam in de eerste twee delen dan in het derde deel. Evenals Den Boef signaleerde hij de afwezigheid van nostalgie in het boek en twijfelde, in tegenstelling tot Vogel, niet aan de authenticiteit van de brieven. Hij constateerde dat De overkant ‘veel minder lyrisch proza’ bevatte dan het ‘onverteerbaar-poëtische werkje Gideons droom’. Hans Warren vergeleek De overkant in de PZC: Provinciale Zeeuwse Courant met het ‘voortreffelijk’ boek van Marion Bloem, Geen gewoon Indisch meisje. Hij wees op de overeenkomsten tussen Bloem en Jansz: beiden in Nederland geboren en getogen kinderen van Indische afkomst, op zoek naar hun roots, voordat ze als schrijvers bekend werden, hadden ze hun sporen verdiend op een ander gebied namelijk de film en de muziek, beiden hadden een ‘opvallend blonde partner’.Ga naar eind49 Ook hun boeken lijken op elkaar: samengesteld in verschillende onderdelen, het tegenover elkaar plaatsen van het leven in Nederland en Indonesië, het verslag van hun eerste reis naar Indonesië. Warren vond Bloems roman ‘vele klassen beter’ dan die van Ernst Jansz, vanwege de afwezigheid erin van het sentimentele, de relativering en zelfspot. Hij vond het irritant dat Jansz alles wilde verklaren en uitleggen. Meer bewondering had hij voor Jansz' beschrijvingen van de uitstapjes die hij met snapshots vergeleek. Volgens Hans Moll van Vrij Nederland stond er in de De overkant maar één zin die zijdelings wees op de vroegere positie van de Indo's: ‘mijn vader, de Indo, die in dit land tot de bevoorrechten behoorde en in Holland, mijn land, tot de verliezers. Aan hem kan ik slechts denken met pijn in mijn hart’.Ga naar eind50 Hij vond deze zin tevens de illustratie ‘voor de soms tenenkrullende clichéstijl’ in het boek. Ook De overkant maakte dus de emoties los. Vond de ene recensent het een raar boek maar had hij het desondanks in één ruk uitgelezen, een ander vond het spannend, mooi en ontroerend. Het tijdschrift van een boekenclub voorspelde dat een ieder die een band heeft met Indonesië het boek keer op keer zal verslinden.Ga naar eind51 Ook Alfred Birney, de samensteller van Oost-Indische inkt (1998), schaarde zich in de rij van bewonderaars van De overkant en van Ernsts schrijverschap getuige zijn vraag: | ||||||||||||||||
[pagina 232]
| ||||||||||||||||
‘Kapan Jansz return to book?’ Hij nam een fragment in zijn bloemlezing op.Ga naar eind52 | ||||||||||||||||
Ernst Jansz, een Indisch schrijverAls we de motieven in het werk van Ernst Jansz op een rij zetten: de liefde van de vader voor de zoon, de vader-zoon verhouding, de falende vader, de dood van de vader, de eenzaamheid van de vader en van de zoon, het presteren om te overleven, het schuldgevoel van de zoon, de zoektocht naar de vader, de bindingsangst, de dromen, de onschuld, het verlangen naar de overkant, de roots, de huidskleur, de muziek en de natuur, zien we dat Ernst al schrijvende de ware aard van zijn vader ontdekte: de jonge idealist werd een dominante vader voor zijn gezin die onzeker werd toen zijn omgeving, met name zijn zoon, hem in de steek liet en zich daarom in volstrekte eenzaamheid terugtrok. Deze psychologische ontwikkelingsgang van de vader is ook in het oeuvre van andere auteurs van de Tweede generatie Indische schrijvers aanwezig. Door die brieven ontdekte ik eigenschappen van mijn vader waar ik geen weet van had. Meeslepend was dat. Ik meende hem te kennen. Met zijn normen, zijn waarden, was hij mijn grote voorbeeld. Anderzijds was hij psychisch niet zo sterk. Sterk en zwak. In die brieven ontdekte ik dat hij heel erg opstandig en gedreven kon zijn. Een revolutionair, die het anderen moeilijk maakte en hen verdriet deed. En dat terwijl ik altijd braaf heb geprobeerd te doen wat mijn vader vond wat goed was.Ga naar eind53 Ernst bezocht het land van zijn vader in de hoop dat hij deelgenoot zou kunnen zijn van diens ‘overkant’, maar laat in ‘Een reisverslag’ zijn alter ego Joch tot de conclusie komen: Los van de grond. Blij om weer naar huis te gaan. Naar huis. Want één ding is zeker. Ik ben op bezoek geweest. Bij verre familie ja, maar toch op bezoek.Ga naar eind54 Hij houdt van zijn vader en heeft hem teruggebracht naar het land waar hij thuis hoort en is er achter gekomen dat dit niet het zijne is: Het thuis dat ik vroeger miste en dacht te vinden in het land van mijn vader bestaat niet. Al heb ik het gevoel gehad dat, hier en daar, mensen heel dicht bij me staan, herkenning van hartstocht, of humor, mildheid, de blik in hun ogen, toch ligt de halve wereld tussen hun leven en het mijne. Cultuur, geschiedenis, opvoeding. Hoe zouden we met elkaar kunnen leven | ||||||||||||||||
[pagina 233]
| ||||||||||||||||
zonder een ingrijpende wijziging in ons dagelijks patroon? Een aanpassing? Hij beschouwt Nederland als zijn land, vol dierbare herinneringen en verlangens naar dat verre land achter de horizon in eenzaamheid: ‘Ach iedereen is wel eens eenzaam,’ zei Anna. ‘De een draagt een bril en de ander is Indisch. Zoveel verschil is er niet. Het gaat wel weer over. Uit een brief van Ernst Jansz aan Hannah de Groot, studente neerlandistiek aan de Universiteit van Amsterdam die een onderzoek naar het schrijverschap van Ernst Jansz deed,Ga naar eind55 blijkt dat Ernst er niets op tegen heeft om tot de Tweede Generatie Indische schrijvers te worden gerekend: ‘Wij hadden immers zelf het idee dat wij, met de golf tweede generatie Indische schrijvers [...] een wezenlijk probleem aansneden, waaraan tot dan toe nog geen aandacht was besteed.’ Maar De Groots' suggestie om zijn oeuvre tot de migrantenliteratuur te rekenen, vindt hij een stap te ver gaan: ‘omdat ik noch mezelf, noch mijn ouders beschouw als migranten’. Hij wijst erop dat de Indo's ‘zich door de jaren heen Hollander gevoeld’ hebben, zich in Nederland hebben aangepast en hun kinderen, zoals hijzelf, ‘zich nooit iets anders hebben geweten dan Nederlander’. | ||||||||||||||||
[pagina 234]
| ||||||||||||||||
LiteratuurPrimair
| ||||||||||||||||
Secundair
| ||||||||||||||||
[pagina 235]
| ||||||||||||||||
| ||||||||||||||||
Discografie
| ||||||||||||||||
Internetsites
|
|