Indische Letteren. Jaargang 17
(2002)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 111]
| |
‘Eene der meest begaafde vrouwen’Ga naar eindnoot1
| |
Indische jeugdGa naar eindnoot4Melati van Java werd 13 januari 1853 te Semarang geboren als Nicolina Maria Sloot. Marie, zoals zij genoemd werd, was het eerste kind in het katholieke gezin. Vijf jaar later werd Christine geboren (1858-1923) en drie jaar later een broertje genaamd Nico (1861-1935). Naar school ging Marie niet. Zij werd onderwezen door haar moeder Louisa van Haastert (1825-1873), de dochter van de destijds Semarangse particuliere geneesheer Christiaan van Haastert (1800-1860) en de Chinese Philothea Sajai (1800-1872). Ook Marie's vader zal aan het huisonderwijs het zijne hebben bijgedragen; Carel Sloot had in zijn geboortestreek Twente | |
[pagina 112]
| |
Melati's moeder Louisa van Haastert. Haar vroege overlijden bleef als autobiografisch thema regelmatig terugkeren in Melati's romans.
| |
[pagina 113]
| |
onderwijsaktes behaald voordat hij naar Indië reisde. Beide ouders hadden eer van hun werk. Marie was een pienter en leergierig meisje. De overlevering wil, dat zij op de leeftijd van drie jaar al drukletters kon lezen, op haar vijfde zelfbedachte verhalen vertelde en nog geen acht was, toen zij zich verdiepte in de Romeinse geschiedenis.Ga naar eindnoot5 De band met haar moeder moet intens geweest zijn, dusdanig, dat de kracht van moederliefde later in veel van Marie's romans als motief zou terugkeren. In 1864 scheepte het gezin Sloot zich in voor een verblijf in Nederland. Over deze periode is weinig bekend. Terug in Indië, kreeg Marie gedurende 1865 en 1866 onderwijs van de Zusters Ursulinen te Noordwijk. In 1868 behaalde ze na een periode van zelfstudie de akte van hulponderwijzeres. Feitelijk was ze nu economisch zelfstandig en in staat om met een betaalde baan in haar eigen onderhoud te voorzien. Dat betekende dat ze niet gebonden was aan de eisen van familie of een eventuele echtgenoot in ruil voor onderhoud, maar geheel naar eigen inzichten kon handelen. Een relatief zeldzaam goed voor een vrouw in die tijd.
In de winter van 1871 ging het gezin weer naar Nederland. Zoals veel Indische families verbleven ze in Den Haag. Toen werd Carel Sloot benoemd tot arrondissements-schoolopziener in Limburg, standplaats Roermond. In februari 1872 verhuisde het gezin. De Limburgse periode zou voor Melati een keerpunt zijn. Om te beginnen maakte ze in de Limburgse tijd haar publicitaire debuut. Ze schreef anoniem naar Het Katholiek Stuiversmagazijn en informeerde onder de naam Mathilde naar de waarde van haar werk. De redactie van Het Katholiek Stuiversmagazijn oordeelde gunstig en plaatste ‘Een doornenkroon’ op 17 februari 1872. Het jaar daarop volgden ‘God en Koning’ en ‘Twee Moeders’. Een tweede invloed was het overlijden van haar moeder in 1873. Marie Sloot was toen twintig jaar. Zelf zei ze erover: ‘Wat ik vóór den dood van mijn moeder schreef, was eigenlijk niets anders dan het onbewust verwerkte uit de herinneringen die ik had van [...] mijn dagelijkse lectuur. Toen het verdriet in mijne ziel was geboren, een zéér groot verdriet, was het of de heele wereld en de menschen eensklaps waren veranderd.’Ga naar eindnoot6 Tot slot maakte ze in Limburg haar debuut als romancière: in 1874 verscheen De jonkvrouwe van Groenerode. Voor de eerste keer gebruikte ze de schrijfstersnaam ‘Melati’. De uitgever Kolff voegde hier ‘van Java’ aan toe en zo werd het schrijfsterspseudoniem ‘Melati van Java’ een feit. De jonkvrouwe van Groenerode was het begin van een tot op heden niet volledig in kaart gebracht aantal titels aan romans, feuilletons, toneelstukken, essays, artikelen en varia zoals een regelmatig herdrukt Motto-album (1894). Gezien het beperkte bestek van dit artikel, zal ik me beperken tot de romans. | |
[pagina 114]
| |
GenresIn deze fase van mijn onderzoek naar het leven en werk van Melati van Java, verdeel ik haar romans in drie categorieën. Strikt van elkaar af te bakenen zijn die niet, omdat in iedere categorie de vaste thema's uit Melati's Indische jeugd terugkeren: de schoonheid van Indië, de kracht van moederliefde, Godsvrucht, het belang van een huiselijk leven en een besef van stand en plicht.
Allereerst zijn er de historische romans, geschreven op basis van grondig onderzoek en met rijke fantasie. Zo publiceerde Melati in 1894 onder het pseudoniem Mathilde Jeanne d'Arc. Ook verscheen Hortense de Beauharnais. Koningin van Holland (z.j.), een geromantiseerde biografie. De roman Michael de zanger (z.j.) biedt via het perspectief van de hoofd-persoon een beschrijving van de opkomst en ondergang van de Franse koningin Marie Antoinette. Een bijzondere plaats in dit genre neemt de tweedelige roman Van slaaf tot vorst; historisch-romantische schets uit de geschiedenis van Java (1887-1888), beter bekend geraakt onder de titel Soerapati (1907). Melati schetst hierin de heroïsche avonturen van een Javaanse held die tegen de Nederlandse overheersing vecht. Het tweede genre vormen de klassiek moralistische romans. De personages zijn overwegend blank, heteroseksueel en Nederlands. Zij concentreren zich vooral op het huwelijk, zoals dat in Melati's tijd alleen gesloten kon worden tussen man en vrouw. De laatste neemt een voor die tijd conventionele positie in, hetgeen zeggen wil dat zij door zichzelf en anderen als inferieur aan de echtgenoot wordt beschouwd. Alsof het een natuurwet is, overtreft zijn intellect het hare en is zijn welzijn belangrijker dan dat van haar. Hij heeft een positie in de wereld, haar leven beperkt zich tot het huiselijk domein. Niet zelden draait de roman om het emotionele proces dat de vrouw doormaakt om tot dit inzicht te komen, waardoor er een happy end kan volgen. Een treffend voorbeeld uit deze categorie is In eigen huishouding (1895), dat in het Nederlandse Bergveld is gesitueerd. De pasgetrouwde Emma bezit weinig belangstelling voor huishoudelijke arbeid; zij heeft meer oog voor de schoonheid van kleding en indenting van het huis. Deze artistieke aanleg wordt weggelachen door haar echtgenoot Hugo die haar honend vergelijkt met een destijds veelgeprezen schilderes: ‘Je bent toch een aardig schepseltje, al ben je nu niet precies een Thèrese Schwartze.’Ga naar eindnoot7 Hij stelt haar zijn moeder tot voorbeeld. Pas na een ernstige crisis - Hugo is ziek en lijkt te sterven - buigt Emma het hoofd, ervaart haar schoonmoeder nu als inspirerend en begrijpt hoe die veranderingen mogelijk zijn geweest: Wat mij staande hield en mij leerde mijzelf te overwinnen, te werken aan mijn ontwikkeling en volmaking, dat was de liefde tot mijn man, die leerde mij den weg kennen tot mijn doel en | |
[pagina 115]
| |
nu zie ik dien weg duidelijk voor mij afgebakend. Met Gods hulp, steunende op zijn sterken arm zal ik dien afwandelen; nog menige hindernis zal ik te overwinnen hebben, dikwijls zal ik wel struikelen maar verdwalen kan ik niet meer.Ga naar eindnoot8 In latere jaren, toen de emancipatie van vrouwen een dergelijke voorstelling van het dagelijks leven niet meer verdroeg, werd er kritiek geleverd op dit genre boeken. Zo schreef rond 1918 Beata van Helsdingen-Schoevers (1886-1920), journaliste in Indië: ‘Die verhaaltjes vervalschen de werkelijkheid zoo (en dat voor mensen die zelven tot oordelen niet in staat zijn!) dat het heusche leven later er banaal en saai naast schijnt.’Ga naar eindnoot9 Het is spijtig, dat de grote weerstand tegen de klassieke moralistische romans van Melati van Java het belang van andere publicaties overschaduwd heeft, wat vooral geldt voor haar Indische romans, het derde genre in haar werk.
Om een roman te classificeren als ‘Indische roman’, moet deze mijns inziens ten minste gedeeltelijk in Indië gesitueerd zijn, een verbinding leggen met Indische cultuur dan wel Indische hoofdpersonages hebben. Met deze drie criteria kunnen heel wat romans van Melati als Indisch benoemd worden. Enkele voorbeelden, waarbij ik de opmerkelijke rol zal benadrukken die Indische vrouwen in Melati's werk vervullen. Niet zelden dragen zij de romans en benadrukt Melati de koninklijke schoonheid van hun donkere uiterlijk.
In De familie van den resident (1875), dat voornamelijk te Tjerawangan (Java) speelt, is de centrale persoon Constance van Elven, het voorkind van resident Frans van Elven en een naamloze Indonesische vrouw. Constance komt als jong meisje bij haar vader en stiefmoeder in huis. Ondanks de slechte behandeling die haar ten deel valt, blijft haar edele karakter onaangetast, en daarmee is zij waarlijk de vleesgeworden deugd constantia, de standvastigheid. In de plot van de roman is zij de stuwende kracht en ook de bron van goedheid waardoor de eer van de resident behouden blijft. En dat terwijl zij als voorkind een zwaar leven in het ouderlijk huis heeft. Het gemis van haar eigen moeder drukt zwaar op haar (een klassiek Melati-thema), ook al ontvangt ze begrip van haar vriendin mevrouw Rever: Je kunt zeker niet goed met je stiefmoeder overweg? Ach, Constance; er is niets anders te doen dan geduld te hebben. Ik ben ook een voorkind geweest en heb ook een Hollandsche stiefmoeder gehad. Van jongs af aan moest ik voor baboe spelen met mijn zusjes en broertjes. Dat is 't lot van ieder onzer. [...] Wacht tot je eens getrouwd bent en kinderen hebt. Als men van zijn ouders geen liefde heeft ontvangen, dan kan men alleen nog hopen door zijn kinderen bemind te worden. [...] Mannenliefde...? Neen, Constance, alleen ouder- en kinderliefde is sterk en vast, sterker dan de dood.Ga naar eindnoot10 | |
[pagina 116]
| |
Net als veel van Melati's romans, verscheen ook De familie van den resident in een serie ‘Romantische werken’ (Schiedam: H.A.M. Roelants, z.j.).
| |
[pagina 117]
| |
Die laatste zin lijkt het uitgangspunt te zijn geweest voor Fernand (1878). De basis voor de intrige ligt op Java, waar een aantal personages door romantiek, bloedverwantschap en emoties als wrok en verlangen tot elkaar veroordeeld zijn, tot in de volgende generaties. Ferdinand van Leeuwenburgh is de zoon van ‘een Indische dame’.Ga naar eindnoot11 Mevrouw Van Leeuwenburg ‘was niet bijzonder lang, maar haar slanke gestalte deed haar grooter schijnen dan zij werkelijk was; haar gelaat was niet regelmatig schoon, doch een paar groote zwarte oogen, een warme tint, die haar eerder voor een Italiaansche dan een Indische zou doen aanzien, en een rijken schat van donkere, glanzende lokken schonken iets onweerstaanbaar interessants aan haar voorkomen; dan voegde zij nog bij haar statigen gang een natuurlijke elegance, die zich aan haar eenvoudigste toilet mededeelde en die onverwachte bezoekers op haar landgoed in twijfel deden staan of haar ochtendjapon van katoen of satijn was.’Ga naar eindnoot12 Deze bijzondere vrouw en moeder houdt veel van haar kind, zelfs zo veel dat een priester - de stem Gods - haar tegen zondig egoïsme waarschuwt. Als Ferdinand zich verlieft op Theodore van Vaerne, een Indisch meisje, zorgt mevrouw Van Leeuwenburg voor verwijdering. Indirect is zij daarmee schuldig aan de dood van Theodore, maar dan is er alweer een ander Indisch meisje ten tonele verschenen: Nora van Noorden, dochter van een oud-Indisch militair en van Ida. Deze moeder heeft een goed hart, al is zij is soms melancholiek over haar gemiste levenskansen: ‘Zij voelde zich voor een poos zestienjarig, het schoonste der Padangsche meisjes, maar met de schoonheid eener roos, die slechts even in den morgenstond hare vochtige blaadjes ontvouwt en naar de zon blikt om dadelijk, nadat een slagregen haar gebogen heeft, verkleurd en geurloos van haar stengel af te hangen.’Ga naar eindnoot13 De levensprincipes van deze Indische vrouwen - alweer: de kracht van moeders - komen tegenover elkaar te staan. Enerzijds mevrouw Van Leeuwenburg, de egoïste, die haar zoon naar Java stuurt om hem ver van Theodore te houden. Anderzijds mevrouw Van Noorden, de onzelfzuchtige, die weemoedig verlangt naar ‘haar geliefd Sumatra’.Ga naar eindnoot14 Feitelijk zijn Fernand en in mindere mate Nora en Theodore slechts pionnen van deze vrouwen. Via hun persoonlijkheden etaleert Melati van Java haar katholieke overtuigingen van godsvrucht en opofferingsgezindheid, door hun handelen kan zij de schoonheid van Java bezingen en het onbegrip hekelen dat er in Holland soms heerst ten opzichte van mensen uit de Oost. Na crisissen als krankzinnigheid, gokverslaving, cholera- en tyfusepidemieën komt uiteindelijk alles in Fernand tot rust. De goede moeder is gelukkig op Java, de egoïstische moeer is door veel leed gelouterd en tot inzicht gekomen. Zij is nu tevreden met een nederig bestaan. Fernand is met Nora getrouwd en heeft geleerd dat een rustige huiselijke kring belangrijker is dan meeslepende hartstocht.
Een andere interessante Indische vrouwenfiguur in Melati's werk is | |
[pagina 118]
| |
Hortense Charière uit Herfstdraden (1896). Net als Constance uit De familie van den resident is zij de dochter van een niet bij naam genoemde Indonesische vrouw en een Europese man Jacques Charière. Als meisje is Hortense naar het Nederlandse dorpje Grondvoort gestuurd waar zij een Europese opvoeding ontvangt. Op kostschool ontwikkelde ze haar verstand, leert hoe elegant te zijn en wordt kortom een echte dame volgens Europese maatstaven. Dat ze van Indische afkomst is, valt alleen te merken aan haar uiterlijke schoonheid. Daarover is ze zeer voldaan. Ook in Grondvoort woont Philip van Asten, een Nederlandse jongeman met aanleg voor krankzinnigheid. Wanneer Philip een betrekking op een suikerfabriek op Oost-Java krijgt aangeboden, vraagt hij Hortense ten huwelijk. Samen gaan ze naar Indië. Aanvankelijk gaat het hen goed. Dat Philip af en toe driftig is - herfstdraden in zijn hoofd - kan Hortense vergeven. Hortense raakt in verwachting en alles lijkt rozengeur en maneschijn. Maar dan komt de confrontatie. Dit Indische meisje, dat zo graag Europees wil zijn, krijgt onverwacht bezoek van haar moeder. Deze moeder is na de scheiding weer Javaanse geworden, zoals ze dat noemt. Ze woont met een Javaanse man in de kampong. Melati laat Hortense klassiek-Europees reageren, met alle vooroordelen over de Javaanse cultuur: ‘Hoe kon u dat doen, hoe kon u dat doen’, riep zij telkens, ‘alle voorrechten weggooien van een europeesche afkomst, onze beschaving, onze godsdienst, Javaanse worden, o foei.’ [...] ‘Ma, wordt toch weer christin!’ smeekte zij. ‘Ga uit de kampong weg en laat dien man varen. Dan zullen wij, dan zal ik voor u zorgen. Ik heb nog geld, dat besteed ik dan geheel voor u.’ Maar de moeder antwoordt: ‘Dank je wel! Mijn hollandsche man heeft mij weggejaagd. Hij heeft mij mijn kind ontnomen, en nu heb ik een anderen man en andere kinderen. Wat zou dat, of zij Javanen zijn? Mijn moeder was ook een Javaansche!’ Als Hortense angstig informeert of deze nieuwe man goed voor haar moeder is, zegt deze: ‘Zooals alle Javanen zijn. Soms slaat hij mij en ik sla hem terug! Mijn Hollandsche man kon mij ook plagen!’Ga naar eindnoot15 Op deze stem van de waarheid gaat Hortense wijselijk niet in. Zij houdt vast aan haar Europese identiteit die haar een wereld heeft geschonken waarin ze mooi en gewaardeerd is. Dat laat Melati van Java de grote fout zijn die dit meisje maakt: haar Javaanse moeder en grootmoeder verloochenen, is haar afkomst verloochenen, en alles ten koste van het Europees willen zijn. De moeder laat zich wegsturen en Hortense denkt weer gelukkig te | |
[pagina 119]
| |
kunnen worden. Philip wordt evenwel ernstig zenuwziek. Hortense voelt zich door de samenleving belasterd en vertrekt naar Holland, waar ze instort. Na haar herstel besluit ze verpleegster te worden. Aan het einde van de roman vinden Philip en Hortense elkaar terug. Zij zal hem waarschijnlijk de rest van haar leven moeten verzorgen. Een treurig bestaan, dat Hortense geheel aan zichzelf te wijten heeft.
Zeven jaar na Herfstdraden verscheen Het Boschmeisje (1903). Weliswaar is de intrige gesitueerd in Frankrijk, aan het begin van de achttiende eeuw, maar door de titelheldin valt deze roman toch in het genre van de Indische romans. In het boek lijdt het Molukse meisje Maria Voornwijck schipbreuk. Zij belandt in Frankrijk en leeft jarenlang in het woud als een bosmeisje. Melati beschrijft met kennelijk genoegen hoe het bosmeisje reageert als een wilde wolf haar aan wil vallen: Zij stond stil en zong hoog en trillend als om het ondier te tarten, dat haar huilend bleef aanstaren, begeerig den sprong te wagen, maar zij scheen haar kracht met de zijne te meten en toen onverwacht sprong zij terug, hief haar knuppel op en snel als de gedachte liet zij het hout lachend neervallen op den kop van den wolf, juist toen hij met een woesten sprong zich op haar wierp. Als door den bliksem getroffen viel het monster aan haar voeten neer; zij liet een schelle triomfkreet hooren en greep toen met een wild gebaar het doode dier aan de keel, scheurde met haar lange nagels zijn huid stuk en dronk gretig het warme bloed dat uit de wond stroomde.Ga naar eindnoot16 Het is duidelijk dat Het Boschmeisje een vroege manifestatie van girlpower bevat, in de vorm van een krachtige jonge vrouw die haar eigen leven in de hand heeft. De intrige is verrassend, vol van toeval, innige vriendinschap, ontvoeringen en vroom katholicisme. Maar net als in de andere Indische romans van Melati van Java wordt ook hier het verhaal gedragen door een Indische, in dit geval Molukse, jonge vrouw en is de achtergrond van het verhaal gesitueerd in de archipel. | |
ReceptieTerwijl het grote publiek decennialang niet genoeg kon krijgen van Melati's romans, reageerde de literaire kritiek wisselend. In 1893 werd zij als een der eerste vrouwen toegelaten tot de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, bepaald een blijk van erkenning en waardering. Maar de literaire recensenten oordeelden niet altijd mild. Men vond dat zij geen gevoel voor humor had en dat zij een voorkeur had voor ‘oude romantische knaleffecten’.Ga naar eindnoot17 Om de kritiek te tarten, schreef Melati onder het pseudoniem Max van Ravensteijn een aantal romans, die de aandacht trokken. Maar de schade aan Melati's auteursnaam was onom- | |
[pagina 120]
| |
keerbaar. Zij bleef vooral geassocieerd worden met haar klassiek moralistische romans. Deze kritiek werd een erfenis van opeenvolgende generaties recensenten. Gerard Brom oordeelde in Java in onze kunst (1931): ‘Ze moest ook alles smakeloos aandikken tot een gemeenplaats, want die banale trant verzekerde haar brave verhaaltjes bij een publiek, dat zijn eigen vals gevoel in haar ontboezemingen herkende.’Ga naar eindnoot18 Rob Nieuwenhuys citeerde recensenten en verweet haar vervolgens ‘te alledaags’ te zijn.Ga naar eindnoot19 Wel kreeg Melati grote waardering van degenen die haar literaire werk een maatschappelijke betekenis gaven. Hier was wel aandacht voor de emancipatoire inhoud, zij het dat deze niet specifiek als Indisch werd beschouwd. Zo schreef pater Gielen over Melati als katholiek schrijfster twee jubelende artikelen. Ter ere van haar gouden jubileum in 1921 schreef hij: ‘Ik beschouw Mejuffrouw Sloot als eene der meest begaafde vrouwen, die bij ons in het openbaar zijn opgetreden. Zij leest de oorspronkelijke werken in het Fransch, Duitsch, Engelsch, Spaansch, Italiaans, en Noors, hetgeen niet zoo'n heel gewoon verschijnsel is. [...] In zekeren zin is zij eene voorloopster van de goed-begrepen Emancipatie der vrouw.’Ga naar eindnoot20 Na haar overlijden in 1927 treurde hij: ‘Wij die haar kenden, zullen haar zeer missen. En het heir van lezers, dat haar trouw bleef, zullen vergeefs verlangen naar een nieuw boek; en de enkele mephisto's die zelfs in haar necrologie meenden te moeten gewagen van tekort aan literaire kunst, leeren misschien nog inzien, dat zij meer en beter gegeven heeft: het goede boek, dat menschelijk en boeiend, een massa zielen heeft teruggehouden van de vergiftige literatuur.’Ga naar eindnoot21 | |
Nederlandse jarenDeze waardering had Melati van Java in belangrijke mate te danken aan haar sociale werk, dat in haar leven steeds belangrijker werd. Dankzij de uitmuntende verkoop van haar romans was zij financieel onafhankelijk geworden en kon zij haar tijd naar eigen inzicht besteden. In 1891 verhuisde Melati naar Amsterdam. Hier deelde ze haar huis met haar levensgezellin Lina Schneider en de inwonende dienstbode Cato. Met haar dan getrouwde zusje Christina Kortenhorst-Sloot onderhield ze goede banden. De kinderen van Christine lieten zich door de tantes Marie en Lina bemoederen. Een van de neefjes herinnerde zich: Nicht Lina, klein van stuk, bedrijvig en begaafd met een eenvoudige geest, verzorgde het huishoudelijk deel der ménage. Tante Marie hield zich daarbuiten en was zoodoende in staat zich ten volle aan haar zeer uitgebreide - literaire en sociale - werkzaamheden te wijden. Zij was in de gewone dingen des levens geniaal onhandig en de wetenschap, dat ‘nicht’ op haar eigen terrein alwetend en alomtegenwoordig was, had haar elke sti- | |
[pagina 121]
| |
mulans ontnomen om voor Martha te spelen, In gezelschap vulden zij elkander bij het spreken aan, want haar jarenlang samenzijn had een twee-eenheid van haar gemaakt. Nicht Lina wist zoodoende haar weetje en kwam daarmee gaarne voor den dag, wat haar nogal eens een correctie van de geleerde Marie op den hals haalde.Ga naar eindnoot22 Inderdaad was Melati maatschappelijk zeer actief, met name in katholieke kringen. Zo werden de rooms-katholieke kerk De Rozenkrans en het meisjestehuis Het Lydiahuis vooral door haar inspanningen gesticht. Daarnaast was ze bestuurslid van de r.k. kunstenaarskring ‘De Violier’, medeoprichtster van de ‘Katholieke Vrouwenvereniging’, en bestuurslid van de ‘Internationale R.K. Vereniging Ter Bescherming van Jonge Meisjes’. Ook was zij actief in feministische kringen. Haar Liber amicorum weerspiegelt de maatschappelijke en literaire kringen waarin zij zich bewoog. Zo bevat het ‘poesiealbum’ een tekening van de schilder Jan Toorop en een gedicht van de letterkundige Alberdingk Thijm. Melati overleed in een hotel te Noord wijk aan Zee, op 13 juni 1927, na een lang en arbeidzaam leven. Enkele jaren voor haar dood verzuchtte ze nog in een interview: ‘ik zou Indië zo graag eens terugzien.’Ga naar eindnoot23 Ze was toen 69 jaar, en zij had haar geboorteland 51 jaar lang niet meer gezien. Maar na al die jaren lag haar hart nog altijd daar. | |
HerwaarderingDat het oeuvre van Melati van Java aan een herwaardering toe is, moge duidelijk zijn. Deze Indische katholieke schrijfster heeft een eigen stem in de Indisch-Nederlandse letterkunde. Soms is zij moralistisch en houdt een betoog waarin vrouwen beperkt zijn tot huwelijk en huishouden, dan weer is zij bijna militant als zij over de kracht en mogelijkheden van Indische vrouwen schrijft. In haar werk combineert zij uiteenlopende visies en perspectieven, neemt zij positie in ten opzichte van de ontwikkelingen van haar tijd en laat zij zichzelf kennen, zoals ze dat niet in de kranten en tijdschriften heeft willen laten doen: als een vrouw die het inzicht, de wil en de overtuiging had om steeds weer, met alle kennis en kunde die zij bezat, de aandacht te vestigen op de positie van vrouwen. Wie haar werk leest en haar streven doorgrondt, begrijpt wat pater Gielen bedoelde toen hij haar prees als ‘eene der meest begaafde vrouwen’.Ga naar eindnoot24
Met Josephine The-Postma is Vilan van de Loo de oprichtster van de Melati van Java Fanclub (http://melati.damescompartiment.nl). Ook is zij werkzaam als de biografe van Beata van Helsdingen-Schoevers (1886-1920). |
|