Indische Letteren. Jaargang 17
(2002)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||
Mina Krüseman
| |||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||
Mina Krüseman heeft slechts twee Indische romans geschreven, Een huwelijk in Indië uit 1873 en Parias uit 1900, maar de plaats die haar binnen de Indisch-Nederlandse letterkunde toekomt, mag door de bijzondere inhoud ervan niet worden onderschat. In het kader van mijn onderzoek naar de Indisch-Nederlandse vrouwenliteratuur heb ik de schrijfsters uit het damescompartiment onder de loep genomen en kunnen constateren dat Mina Krüseman zich in menig opzicht sterk onderscheidde van haar vrouwelijke collega's. Ze introduceerde het debat over de emancipatie van de vrouw binnen de kolonie, bracht vurig kritiek uit op de mishandeling van de inlanders en op de militaire optredens en pleitte voor de verbetering van het lot van Indische paupers aan wie ze les gaf. Het leek me daarom interessant om in dit artikel een beeld te schetsen van het leven en werk van deze bijzondere vrouw die al in 1900 verklaarde dat Indië wel degelijk het land van de inlanders is. | |||||||||||||||||||
LevensloopEen geboren strijdsterWilhelmina Jacoba Pauline Rudolphine Krüseman wordt op 25 september 1839 geboren in Velp. Ze is de tweede dochter van Hendrik Georg Krüseman, gepensioneerd generaal-majoor, en van Jenny Dorothee Hermine Cornelia Cantzlaar, huisvrouw. Op jeugdige leeftijd vertrekt ze met haar ouders en haar drie zusters naar Indië, waar haar vader zijn militaire carrière hervat. In Indië moet de familie regelmatig verhuizen; Mina wordt aldus van jongs af aan blootgesteld aan steeds nieuwe indrukken en invloeden. Ze ontwikkelt zich tot een onafhankelijk, eigenzinnig en zelfbewust kind, dat zich het verschil met de anderen snel bewust wordt. In een brief aan Multatuli waarin ze op haar jeugd in Indië terugblikt, geeft ze toe dat ze geboren was ‘om vrij en gelukkig te zijn’, haar grootste verdriet ‘is altijd geweest dat niemand dit begreep’.Ga naar eindnoot4 Wanneer haar vader in augustus 1854, vlak voor zijn repatriëring, nu definitief gepensioneerd, gedecoreerd wordt, maakt Mina, die op dat moment al pacifistische opvattingen koestert, een scène van verontwaardiging over die decoratie, die ze wil terugsturen aan de koning. In september 1854 verlaat de familie Indië aan boord van het schip De Vier Gezusters; in Nederland vestigen ze zich eerst in Den Haag en dan in Ginniken bij Breda. Mina kan maar moeilijk wennen aan de Nederlandse levenswijze en mentaliteit. Ze mist de natuur, de open ruimten en de vrijheid van Indië en ergert zich aan de huichelarij en wreedheid van mensen die het blijkbaar moeilijk hebben met hun Indisch verleden. ‘Wij zijn hier nog steeds in een geheimen oorlog met het menschdom gewikkeld, dat zich maar niet aan ons schijnt te kunnen wennen. De dames schimpten op ons uiterlijk. [...] Ieder zeide zoo iets op ons, | |||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||
en menig bon-mots heeft aan ons hare verschijning te danken gehad’,Ga naar eindnoot5 schrijft ze in 1858. Niet alleen het tamelijk saaie leven in Nederland, dat bijna uitsluitend bestaat uit koffiedrinken, borduren en bezoeken aan kennissen, maar vooral de positie van de vrouw is haar een doorn in het oog. Mina is pas negentien als ze in een ‘Studie’ voor het eerst uiting geeft aan haar verontwaardiging over het lot van de vrouw in de maatschappij en in het huwelijk: De wereld duldt niet dat eene vrouw, veel minder nog een meisje, zich buiten den engen kring harer eentonige, onbeduidende, huisselijke bezigheden begeeft. Men wil niet dat zij zich met iets anders bezig houdt dan met de keuken, de wasch, de schoonmaak, de inmaak, de naaimand, de breikous, enz, enz, enz. Men ziet haar niet gaarne te midden van boeken en papieren; men hoort haar niet gaarne over wetenschappelijke onderwerpen spreken, of haar oordeel vellen over hetgeen haar huishoudingboekje te buiten gaat. [...] Haar gehele opvoeding moet een opleiding tot het huwelijk zijn, ze moet geschikt wezen om ene goede echtgenote en eene zorgende moeder te worden. En trouwt zij niet, wat dan? [...] Wat heeft eene oude-jongejuffrouw aan haare opvoeding voor het huwelijk?Ga naar eindnoot6 Mina die zelf weinig voelt voor het ‘pot-au-feu-leven’, zoals ze het zelf noemt, wil het artistieke pad op en zangeres worden. Na het overlijden van de moeder in 1859 vestigt de familie zich in Brussel waar Mina op het conservatorium wordt aangenomen. Kort daarop overlijden twee van haar zusters aan tering; haar jongste zus Jenny keert terug naar Indië als ze trouwt met S. van Deventer, een neef.Ga naar eindnoot7 Na het conservatorium vertrekt Mina tegen de wil van de familie naar Parijs om de laatste hand te leggen aan haar muzikale opleiding. Het artistieke klimaat in Parijs bevalt haar evenmin als in Brussel. In 1871 besluit ze naar Amerika te gaan om een carrière als concertzangeres op te bouwen onder het pseudoniem van Stella Oristorio di Frama. Haar familie is bezorgd over haar toekomst, maar Mina is meer dan ooit vastbesloten om als artiest door te breken: ‘Ik kan niet tegen die agitante eentonigheid, welke de wereld kalmte noemt; en dat groote geluk van wiegende moeders en kokende huisvrouwen - franchement, ik heb het nooit begrepen zelfs! Gij weet dat ik van variatie houd, van reizen en zwerven, en is er eene keerzijde aan deze medaille, even als aan alle anderen, nu dan wil ik voor al die chance nog wel eens een enkel keertje gesiffleerd worden ook!’Ga naar eindnoot8 In Amerika laat het succes echter op zich wachten. Mina komt maar moeilijk aan een betrekking zonder de steun van managers die ze verafschuwt. Uiteindelijk lukt het haar om een benefiet-concert te geven; de opbrengst is bestemd voor de stad Chicago die grotendeels door een | |||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||
Mina Krüseman als Stella Oristorio di Frama, 1871.
| |||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||
brand verwoest is. Ondanks de talloze moeilijkheden en kritiek waarmee ze te kampen heeft gehad, komt Mina, die inmiddels rijper en wijzer is geworden, optimistisch uit Amerika terug: ‘Toch zal ik reusseren, als ik maar tijd heb, en dat wel regtstreeks tegen alle gewoonten in.’Ga naar eindnoot9 | |||||||||||||||||||
Een brutale meidMina komt terug met het manuscript van een roman, Schetsen naar het leven, die bij uitgever Nijhoff in de smaak valt. Het boek wordt eind 1873 gepubliceerd onder de titel Een huwelijk in Indië. Dat gebeurt na veel gekibbel tussen Mina en Nijhoff over de vorm en de inhoud van sommige hoofdstukken en over de auteursrechten die de schrijfster zelf wil houden. In februari 1873 schrijft ze aan Nijhoff: ‘Verzachten! Verflauwen! Temperen! Voegen naar den smaak van het publiek! Wel foei! De smaak van lezers! Dieu merci, dien ken ik niet! [...] Versterken, nog krachtiger, nog heftiger als 't kan, maar alsjeblieft niet zachter!’ Een hoofdstuk van de roman wordt in de Nederlandsche Spectator opgenomen, kort voordat Mina voor het eerst met een lezing van hetzelfde fragment optreedt. Ze is zeer enthousiast over deze eerste ervaring en komt via Nijhoff in contact met Betsy Perk, een andere schrijfster die het lezen in het openbaar wil introduceren als middel voor de vrouw om aan de kost te komen.Ga naar eindnoot10 Hieruit volgt een drukke correspondentie waarin beide vrouwen hun ideeën over de emancipatie van de vrouw uitwisselen. Ze willen allebei de vrouw vrij maken en met behulp van de literatuur bijdragen tot haar bewustwording. Betsy Perk, die bang is om tegenstand te ondervinden, wordt door Krüseman verzocht om zich niets van de kritiek aan te trekken: ‘Kritiek ontzien! Maar kritiek is al wat ik verlang. Doodgezwegen worden is het enige dat ik vrees! De kritiek is u bekend. Volg dus mijn voorbeeld en stoor u aan niemand.’Ga naar eindnoot11 In februari 1873 nemen ze de beslissing om samen lezingen te houden: ‘Top! Dan gaan we samen de wereld in! [...] Het publiek is een grote contrepoids voor de kleine, valsche vijandjes, die in 't geheim heel dapper zijn, maar in 't openbaar [...] zich dadelijk koest houden als zij weten dat zij met iemand te doen nebben, die de massa te hulp roept, als zij zich te zwak voelen om alleen te worstelen.’Ga naar eindnoot12 Hun tournee als lezend vrouwpaar begint op 6 maart 1873 in Arnhem, maar duurt slechts drie maanden als blijkt dat zij te veel in karakter verschillen. Desondanks heeft Mina Krüseman haar doel bereikt. Het publiek is massaal komen opdagen bij hun tientallen optredens en de pers heeft het maandenlang over haar gehad. Op 30 maart 1873 schrijft ze met recht aan haar vader: ‘Ik breng heel Nederland in rep en roer! [...] Mijn lezingen en courant-artikelen geven stof tot discoureeren en kibbelen aan alle steden waar ik verschijn, en de verschillende partijen staan zoo vinnig tegen elkander over, dat allen zich nijdig maken en ik alleen, tot hun grote ergernis, lachend tusschen al dat gehaspel door glijd.’Ga naar eindnoot13 | |||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||
Ze zinspeelt op de in de pers losgebroken polemiek naar aanleiding van haar lezingen en van de publicatie in De Kunstbode van haar artikel over de stand van de kunst in Nederland. Tijdens de tournee heeft Mina Zusters al acterend voorgedragen, een vurige aanklacht tegen de man die de ontwikkeling van de vrouw stelselmatig tegenwerkt. Ze projecteert zich in het personage van de vrije, onafhankelijke Nora: Waarom sluit men haar [de vrouw] uit schier alle betrekkingen waarin zij voor het welzijn van een grooter aantal menschen dan haar huisgenooten alleen, nuttig werkzaam zou kunnen zijn? [...] Mag een vrouw niet eervol werken voor haar brood? Of is ze er niet toe in staat? [...] Maar het is ook eigen schuld. Mannen die ons bedienen, mannen die ons kappen, mannen die ons kleeden! [...] Daarom veracht ik die mannen niet [...] maar ik betwist de Heeren der schepping hun recht van uitmuntendheid. [...], zij moorden, rooven en stichten brand onder den valschen naam van eer en voeren als barbaren oorlog, waarvoor zij elkander beloonen met kruisjes, lintjes, strikjes [...] armoede en ellende. Maar de armoede en ellende drukken 't meest op de vrouwen [...] die thuis blijvend als getrouwe honden, de wacht houden bij de hulpbehoevende kinderen die de vaders onbeschermd achter lieten, hakend naar slavengrootheid en naar moordenaarstriomf!Ga naar eindnoot14 Mina Krüseman pakt niet alleen de man aan; het artikel ‘Kunst en kritiek’ in De Kunstbode dient zich aan als een openbare aanklacht tegen het ‘anti-artistique’ klimaat dat ze in Nederland bespeurt: ‘Immers overal vindt men tegenwoordig gevierde Nederlandsche artiesten, behalve in Nederland, en overal worden zij gevormd behalve in hun vaderland.’Ga naar eindnoot15 Deze denkbeelden doen veel stof opwaaien. Boze redacteurs voeren tegenaanvallen uit, en zelfs bekende tijdgenoten zullen zich in de polemiek mengen. Potgieter neemt het voor haar op. Volgens hem tonen de bittere kritieken aan dat de tijd nog niet rijp is om deze vrouw te kunnen waarderen. Dat sommige opvattingen overdreven zijn, geeft hij toe, maar hij stelt daarbij ook de volgende vraag: ‘Of zijn wij te burgerlijk, te bekrompen voor alle excentriciteit? Ik heb soms berouw haar niet te hebben opgezocht en dan weer juich ik er mijzelve om toe, want dergelijke naturen zijn niet te bedwingen.’Ga naar eindnoot16 Haar grootste vijand was ongetwijfeld Conrad Busken Huet. Hij beschuldigde haar van literaire oplichterij, onder andere omdat zij in De Moderne Judith al eerder verschenen recensies over zichzelf had opgenomen, alsook ‘Uit het leven van een dokter’, een hoofdstuk uit haar roman Een huwelijk in Indië dat reeds in de Nederlandsche Spectator was gepubliceerd. In een artikel in zijn Algemeen Dagblad van Nederlandsch-IndiëGa naar eindnoot17 erkent hij haar acteerprestaties, maar betreurt dat ze een rang wil bekleden waarvoor ze niet berekend is. Een huwelijk in Indië bevat | |||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||
volgens hem teveel ‘sociaal-filosofische zotteklap [...] die de maatstaf aantoont harer belezenheid, harer grondigheid en harer oorspronkelijkheid’. Uit een brief aan mevrouw Bosboom-Toussaint blijkt echter dat Huet het vooral moeilijk had met Mina's vooruitstrevende denkbeelden: ‘Wij mannen kunnen een vrouw als Juffrouw Krüseman niet billijk beoordeelen. Zij zegt ons beleedigingen, waarop alleen een oorvijg als antwoord zou kunnen dienen; want aan over de knie nemen, daaraan valt bij eene dame van dien omvang niet te denken.’Ga naar eindnoot18 Haar excentrieke verschijning staat in schrille tegenstelling tot zijn opvatting van een volwaardige vrouw: ‘[...]; doch jufrouw Krüseman heeft de goede meening welke men van haar had opgevat, en tot wier verbreiding men in Indië naar vermogen heeft medegewerkt, zich zóó onwaardig getoond, dat te haren aanzien geen verschoonende bejegening te pas komt. Na zelve voor brutale meid gespeeld te hebben, kan het haar niet verwonderen als een brutale meid op haar plaats te worden gezet.’Ga naar eindnoot19 Het is zeer makkelijk te veronderstellen dat Krüseman wel vaker in haar hoedanigheid van vrouwelijke auteur werd bekritiseerd en niet zozeer ten opzichte van haar werken. Haar hoogmoed heeft hier zeker ook toe bijgedragen. Ze had een hoge dunk van haar talenten en nam daarom elke kritiek op als een aanval op haar als vrouw. Na de breuk met Betsy Perk treedt Mina alleen op met een nieuwe lezing, ‘Kunst en Kritiek’, een felle aanval op de perskritiek.Ga naar eindnoot20 In 1874 werkt ze de roman Een huwelijk in Indië om tot een toneelstuk, De Echtscheiding. Het stuk beleeft maar zes opvoeringen, maar Mina, die de hoofdrol speelde, wil haar reputatie als actrice niet verloren laten gaan. Het lukt haar om Multatuli's toneelstuk Vorstenschool, dat de schrijver maar niet opgevoerd krijgt, in het repertoire te laten opnemen van de Rotterdamse troep Le Gras, van Zuylen en Haspels. Multatuli correspondeert dan al maanden met Mina die hij als schrijfster heeft verdedigd maar eerst en vooral als schone vrouw heeft bewonderd. Mina vat veel respect voor de schrijver op, maar wil van hem geen liefde. Ze wil de man hoog zien en zou het betreuren om hem van die hoogte te zien afdwalen: ‘Liefde voor een man is passie, heerschzucht, studie of spel; zulke liefdes begrijp ik niet [...] Ik verlang geen liefde van u, en ik wil u niet liefhebben. - Ik neem dus uw artistiek kameraadschap aan en hoop [...] dat onze verhouding zóó blijven zal.’Ga naar eindnoot21 Ze zullen tenslotte doodsvijanden worden. Hoewel het stuk een triomftocht door Nederland maakt en Multatuli eindelijk de eer krijgt die hem toekomt, voelt hij zich gekwetst door Mina's afwijzing en bedrogen door haar prestaties als actrice. Ze moet de hoofdrol in Vorstenschool opgeven onder de herhaaldelijke kritiek van de schrijver. In het najaar van 1875 maakt ze een laatste tournee door Nederland met de dramatische schets Een laatste blik in de kunstenaarswereld, die weinig publiek weet te lokken. Krüseman had al beter haar mening over kunst en kritiek gegeven en haar excentrieke optredens wekken | |||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||
minder belangstelling dan voorheen. Zij weigert echter de verantwoordelijkheid te dragen voor deze mislukking en geeft de schuld aan het anti-artistieke Nederland: ‘Ik verlang niets meer van mijn vaderland en ga het volgend jaar naar Indië.’Ga naar eindnoot22 Haar vertrek verloopt niet in alle stilte; als afscheidsgroet geeft ze Mijn Leven bij Revers uit, een verzameling brieven van en aan haar uit de periode mei 1858 tot maart 1877. Deze driedelige autobiografie werpt een aardig licht op een aantal tijdgenoten en bevat veel interessante informatie over het leven in Nederland in die periode.Ga naar eindnoot23 | |||||||||||||||||||
De ethische roepingMina gaat naar Indië op aandringen van haar zuster en zwagerGa naar eindnoot24 die, bezorgd om haar hectische leven in Europa, haar al eerder hadden uitgenodigd, een aanbod dat ze tot dan toe steeds had afgeslagen. Maar na het debacle in Nederland is het voorstel nu meer dan welkom voor Mina die in Indië haar carrière wil voortzetten en zich wil wijden aan het onderwijs. Zij vertrekt op 1 september 1877 met de Prinses AmaliaGa naar eindnoot25 en komt in oktober te Batavia aan. Ze begint lezingen te houden op dezelfde wijze als zij dat in Nederland heeft gedaan en over dezelfde onderwerpen. De faam is haar vooruitgegaan en veel Nederlanders in de kolonie willen de beruchte Stella Oristorio di Frama zien optreden. De nieuwsgierigheid is echter spoedig voldaan en haar lezingen boeken weinig succes. Ze verlaat al snel Batavia voor Soerabaya dat een levendigere stad bleek te zijn. Ze woont een tijdje bij de familie Megelink op Gemblongan.Ga naar eindnoot26 Mina, die inmiddels met het geven van privé-lessen is begonnen, wil haar leerlingen kunnen ontvangen en verhuist naar een eigen woning op Toendjoengan. In Soerabaya heeft zij met haar optredens evenmin succes. Haar laatste, mislukte, lezing geeft ze op 17 oktober 1878 in de sociëteit Concordia. Mina had het Nederlandse publiek al anti-artistiek genoemd, maar de Europese samenleving in Indië was nog conservatiever en nog minder ontvankelijk voor haar vooruitstrevende ideeën. Ze wordt excentriek gevonden en fel bekritiseerd. Dit blijkt onder andere uit een artikel in de Java-bode van 28 juli 1900. Hierin blikt een medewerkster van de krant terug op de tijd toen Mina Krüseman in Soerabaya optrad. Ze herinnert zich hoe ze uitgejoeld en uitgelachen werd door kinderen bij het voorbijgaan van haar rijtuig en ‘hoe zij “overdreven” genoemd werd, en een “mal mensch”, en “pedant” en “brutaal”.’ Het blijkt nu echter ‘dat zij toch wel kranig was en eerbied afdwingend, zij, die vrijwel alleen oproeide tegen den stroom [...] Overdreven? Nu ja, zij was baanbreekster en sloeg en kapte wel eens wat wild er op los in het dichte bosch van sleur en conventie. [...] Maar zij was toch maar de eerste, die een pad opende voor de na haar komende zusters, zij durfde toch maar die eerste te zijn! Pedant en brutaal? Waarom? Omdat zij een vrouw is? [...] Had zij niet evengoed als ieder ander recht op het zeggen | |||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||
van eigen opinie en handelen naar eigen overtuiging?’ En als de schrijfster van dit artikel het met de situatie in 1900 vergelijkt, voegt ze er nog aan toe: ‘Wie denkt er nu nog aan Mina Krüseman het recht te ontzeggen mensch te zijn, wie noemt haar nu nog brutaal [...] pedant [...]? Niemand immers! - Niemand? Nu ja, - er blijven nasukkelaars. [...] En wij jongeren, voor wie Mina Krüseman den weg baande, ook ons moet een “Eere zij Mina Krüseman!” van 't hart!’Ga naar eindnoot27 Mina Krüseman geeft piano-, zang- en toneellessen aan vrouwen en kinderen van notabelen bij wie ze de genegenheid vindt die de kritiek haar altijd geweigerd heeft. Ze slaagt er echter niet in Indië een kalm leven te leiden. Al snel trekt ze zich het lot aan van de Indo-meisjes. Ze neemt hen in bescherming en leert hen borduren, naaien en toneelspelen. Ze geeft ook les aan dochters van Chinese en inlandse hoofden en aan Indische meisjes die geen opleiding kunnen krijgen. Ze kan niet verdragen dat de Europese samenleving op hen neerkijkt terwijl ze juist in onwetendheid blijven door een gebrekkige koloniale sociale politiek. ‘En daar, in de zuivere omgeving van groote liefde voor de kunst, werd het zaad in de ontvankelijke meisjesharten gestrooid van toewijding voor de zaak der vrouw en het besef van haar plaats en haar taak in de kleine en grote maatschappij van huisgezin en staat!’, schrijft Johan Koning in een herdenkingsartikel naar aanleiding van haar overlijden.Ga naar eindnoot28 Mina pleit in die tijd ook voor een beter begrip van het lot van de njai, de inlandse concubine van de Europese man. Ze zet haar opvattingen ook in kranten uiteen en beschouwt deze strijd als de belangrijkste en zinvolste uit haar leven, al ondervindt ze hierbij ook de meeste tegenstand. Men neemt haar haar emancipatiedenkbeelden zeer kwalijk, evenals haar kritiek op de koloniale machtsverhoudingen en de militaire optredens. Ze ondervindt veel tegenwerking van de toonaangevende kringen, die niets nalaten om haar een spaak in het wiel te steken en de voorstellingen te doen mislukken die ze met haar beschermelingen wil opvoeren. Dit speelt zich af tegen de achtergrond van de strijd tussen de twee muziek- en toneelscholen die toen in Soerabaya bestonden: de officiersvereniging Caecilia, waarmee Mina weigerde samen te werken en de Indo-Europese toneelvereniging Constantia, waar ze vaak regisseerde. De aanwezigheid van deze twee toneelverenigingen en de prestigestrijd die zij met elkaar op artistiek gebied aangingen, zijn volgens Margot de Waal typerend voor ‘de sociale en raciale scheidingslijnen’Ga naar eindnoot29 die in de toenmalige koloniale samenleving heersten. In juni 1880 treedt ze op met haar leerlingen in het kader van een zelf georganiseerde ‘Soirée Artistique’ waarbij haar stukje Cendrillon of de moord op Cendrillon, gepleegd, gewroken wordt opgevoerd. De recensies zijn afbrekend maar Mina laat zich niet ontmoedigen. Integendeel. Ze gaat een nog moeilijker strijd aan, namelijk een ‘opvoedingsoorlog’ tegen rooms-katholieke zusters. De ongelovige Mina verdedigt emancipatiegedachten inzake de opvoeding van meisjes die ze | |||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||
tot vrije, zelfbewuste vrouwen wil maken. Dit valt maar zeer matig in de smaak bij de zusters die een monopolie willen houden op de opvoeding ‘die gericht was op de aanpassing bij de bestaande sociale toestanden en de ondergeschiktheid van het meisje aan de man’.Ga naar eindnoot30 Ondanks deze tegenwerking brengt ze praktische resultaten tot stand; zij heeft bijgedragen aan het stichten van particuliere, vrijzinnige scholen, onder andere de particuliere meisjesschool Genteng, de Huygensschool en scholen te Weltevreden. Johan Koning concludeert dan ook in 1922: ‘Nog heeft men in Indië ontzag en is men haar erkentelijk voor het vele, dat zij er in het belang van de vrouw heeft gedaan. [...] Zoo iemand mag men niet vergeten. [...] Er is héél veel in het maatschappelijke leven van de vrouw - en van de vrouw niet alleen - hier en in onze overzeesche gewesten, dat de voltooiing heeten mag van het werk, door haar begonnen en ingeluid.’Ga naar eindnoot31 In 1883 verlaat Mina Krüseman Indië voorgoed ten gevolge van een nieuw schandaal dat alle andere overtreft. In 1881 heeft zij F.J. Hoffman ontmoet, de schrijver van het stuk Julia d'Alverno dat ze met haar leerlingen in het Komediegebouw te Soerabaya uitvoert. Ze is 42 jaar, hij in de twintig. Hun leven wordt tot een hel gemaakt omdat ze ongehuwd blijven; Mina heeft altijd geweigerd te trouwen, daar ze het huwelijk beschouwde als een moderne vorm van slavernij waarbij de vrouw haar onafhankelijkheid, haar recht op arbeid, op geld, op kinderen en op eigen leven verliest. Het stel gaat met de Engelse Mail via Singapore naar Europa en vestigt zich eerst in Napels, dan in Parijs. Mina Krüseman verschijnt nog één keer in haar vaderland, namelijk in het voorjaar van 1893, om stukken uit Parias voor te dragen, een roman die ze aan het schrijven is en waarin ze haar leven in Indië heeft verwerkt. Het boek verschijnt in 1900. Ze woont in Boulogne-sur-Seine en zorgt voor de opvoeding van haar twee dochtertjes, die echter op zeer jonge leeftijd overlijden. Ook haar levensgezel wordt kort daarop door ziekte getroffen. Ze verdwijnt dan meer dan twintig jaar lang van het toneel; in Nederland acht men haar dood, een krant meldt zelfs haar overlijden. Maar de vlam is nog niet gedoofd. In 1919 schrijft ze een artikel tegen de oorlog, Appel aux femmes du monde entier en werkt met jonge vrouwen samen aan het maandblad La voix des femmes. In het voorjaar van 1922 staat ze een laatste interview af aan mevrouw W. van Itallie-van Embden, waaruit blijkt dat ze het vechten nog lang niet moe is.Ga naar eindnoot32 De bejaarde vrouw is haar feministische en pacifistische opvattingen trouw gebleven. Aan mevrouw Itallie-van Embden vertelt ze: ‘De oorlog heeft veel kwaad gedaan; hij heeft de vrouwen nog gekker gemaakt op de uniform, en de uniform nog meer “c'est moi”. En dan heeft-ie de menschen weer naar de kerken gedreven, weer van 't eigen denken af, en naar 't geloo- | |||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||
ven op gezag. [...] Als de vrouwen gehoorzaam blijven aan de mannen, als ze die blijven bewonderen in hun werkmethode en hun politiek, als ze niet haar eigen weg durven gaan vooral om de kinderen, dan rolt Europa, en heel gauw ook, den afgrond in.’Ga naar eindnoot33 Mina Krüseman overlijdt in augustus 1922; tot het einde toe heeft ze bewezen dat ze ‘eene vrouw was zooals er weinig mannen zijn’.Ga naar eindnoot34 | |||||||||||||||||||
De Indische romansMina's eerste roman, Een huwelijk in Indië, kan worden beschouwd als de literaire bewerking van haar jeugdopvattingen over de relaties tussen man en vrouw. Het boek telt drie delen, Hoe zij was, Hoe zij werd, Hoe zij had kunnen zijn.Ga naar eindnoot35 Het voorwoord werd in New York tussen 1871 en 1872 geschreven en klinkt als een verantwoording (of waarschuwing): ‘Dit is geen boek vol kennis en geleerdheid, geen poëtische fictie, rijk aan stoute droomen en onwaarschijnlijkheden, geen verhaal, geen roman, geen novelle zelfs; maar alles en niets; want 't is een droeve kreet uit het werkelijke leven, een zwakke kopie van de fantastische realiteit, een greep uit de natuur weergegeven vrij en grillig als de waarheid.’ De roman is een felle aanklacht tegen gearrangeerde huwelijken en tegen de opvoeding van meisjes, met het leven in de kolonie als achtergrond. Louise van Amerongen, 15 jaar, wordt uitgehuwelijkt aan de veel oudere resident van A., Stevens van Langendijk. Louise probeert zich in haar lot te schikken maar wordt verliefd op Georges Werner, een jonge employé die tijdens een jachtpartij door de resident zal worden doodgeschoten. Louise, krankzinnig van verdriet, vlucht uit de residentie en wordt opgevangen door Lawson, Werner's beste vriend, die ze voor haar geliefde houdt. Samen krijgen ze een zoon, Georges, die Louise na de dood van Lawson moet afstaan. Georges wordt naar Nederland gestuurd en voelt alleen wrok en haat voor deze zogenaamde onwaardige moeder die hij pas na haar dood uit haar brieven zal leren kennen en vergeven. Aan de hand van de driedelige structuur wil Mina Krüseman een ontwikkelingsroman tot stand brengen. Het gaat haar blijkbaar niet zozeer om het vertellen van een verhaal als wel om het beschrijven van de ontwikkeling die de hoofdfiguur ondergaat onder de invloed van bepaalde omstandigheden. De beginsituatie (geluk, onschuld) waarin Louise verkeert, evolueert en de auteur kijkt welke gevolgen deze veranderingen bij haar teweegbrengen en geeft uiteindelijk aan hoe anders haar leven had kunnen verlopen onder gunstiger omstandigheden. Een huwelijk in Indië mag daarom geen roman naar het voorbeeld van de naturalisten genoemd worden. Het boek wordt gebruikt als spreekbuis voor denkbeelden die Krüseman onder een breed publiek wil verspreiden. Ook al is het boek voor een moderne lezer zogoed als ongenietbaar | |||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||
geworden, toch is het historisch belangwekkend omdat Krüseman hier onderwerpen aanroert die binnen de Indische vrouwenliteratuur nog niet eerder waren behandeld. Niet alleen het huwelijk uit conventie stelt ze aan de kaak, ook het moralisme, de godsdienst en het militarisme keurt zij af. Onderwerpen namelijk, die in de literatuur van haar vrouwelijke tijdgenoten nauwelijks aan bod kwamen. De auteur treedt meestal op als externe vertelinstantie, maar haar goed- dan wel afkeurend oordeel schemert altijd door. In de beschrijvingen van personages en de toegepaste toon komen haar sympathieën en antipathieën duidelijk naar voren. Opvallend zijn ook de talrijke passages waarin ze de intrige terzijde laat om zelf met een synthetiserend oordeel over de voorafgaande handeling voor de dag te komen: ‘Arm meisje! Hoevelen handelen als gij, en werpen zich met een bloedend hart in de armen van een man die haar onverschillend is! Hoevelen brengen, als gij, aan een fortuin, aan een rang het geluk van gansch haar leven ten offer [...] En gij, dwaze man! Gij die de menschen kent en voor wien de wereld niet nieuw meer is, [...] hoe kunt gij u aan een woesten hartstocht overgeven waartegen uw verstand u waarschuwt en geheel uw ziel zich verzet?’ (pp. 109-110). De roman speelt zich af op Java in het midden van de negentiende eeuw. In de toenmalige Europese gemeenschap werd het leven van het jonge meisje en van de vrouw, nog meer dan in Nederland, beheerst door gehoorzaamheid en onderwerping aan de man. In een streng hiërarchische rangen- en standenmaatschappij beperkte hun rol zich bijna uitsluitend tot die van echtgenote en vrouw. Daarbij bracht het leven in de kolonie, op enkele dansbals en toneeluitvoeringen na, weinig afwisseling in hun dagelijkse bestaan. In een samenleving waarin aanzien en hoogmoed aan de basis lagen van de meeste huwelijken, kwam de emancipatiegedachte nog moeilijker op gang dan in Europa. Als Louise zich tegen haar toekomst verzet, reageert haar vader diep verontwaardigd: ‘En wilt gij dit niet, [...], moet ik u [...] als een onwaardige dochter leeren kennen, voor wie de dierbaarste wenschen harer ouders niets beteekenen, moet ik u [...] de schoonste droomen uws vaders met ondank en tinkas [grillen] zien beantwoorden, welnu dan zal ik genoodzaakt zijn [...] u geen gehoorzaamheid meer te vragen maar te gebieden’ (p. 74). En toch is de ongelukkige Louise gevleid om als echtgenote van een machtige resident door het leven te gaan. Dit wordt voor de auteur de aanleiding tot een kritische uiteenzetting over het leven van Europeanen in Indië. Naast de eenzaamheid (‘en Goddank, heeft hij enthousiasme en poëzie genoeg om zich in de eenzaamheid niet dood te kniezen. Als ik in mijn riet niets anders dan suiker had gezien [...]’, p. 31) en de verveling (‘Nog zelden had Louise goede muziek gehoord en nooit was die goed uitgevoerd geworden te Semarang waar men in het geheel geen opera en slechts een paar weinig beteekenende concerten in de laatste jaren had | |||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||
gehad’, p. 166) wordt ook de pracht en praal van hun leven uitvoerig beschreven. Hun rijke recepties zijn Krüseman een doorn in het oog; zij benadrukt hiermee hun zelfgenoegzaamheid en eerbiedsdrang. Haar houding ten aanzien van inlanders en Indo-Europeanen is ambigu. Anders dan in Parias mag de laatste groep zich niet in haar gunsten verheugen; ze spreekt denigrerend over hun uitspraak en stelt de meisjes voor als kwaadsprekende, spottende wezentjes. De inlanders komen meestal voor als baboes en huisslavinnen. Hun slopend werk wordt wel tussen de regels door subtiel bekritiseerd, maar het ontbreekt aan enige informatie over hun naam of persoonlijkheid. Ze maken nu eenmaal deel uit van het decor: ‘De slavin liep eenige keren de kamer op en neer, haalde hier het rijkleed, daar den hoed, ginds de handschoenen, en plaatste zich, toen alles gereed lag, [...], achter den stoel harer meesteres om op nieuwe bevelen te wachten’ (p. 48). Mina Krüseman heeft daarentegen het thema van de njai, de inlandse minnares van de Europese man, op een voor die tijd buitengewone en zelfs gedurfde manier behandeld. Het algemene beeld van de njai was die van een haatdragende, gevaarlijke vrouw, die in staat was om haar blanke rivale uit de weg te ruimen. Mina Krüseman wil dit niet weerleggen, maar zij neemt het wel voor haar op. Ze veroordeelt de gewoonte van de blanke mannen om hun jarenlange levensgezellin genadeloos te verstoten zodra ze een betere partij, een Europese vrouw, vinden. De schrijfster keurt de wraakzucht van de njai niet goed, maar wijst de man aan als de werkelijke schuldige. De hoofdfiguur Louise verneemt op schokkende wijze dat haar man voor hun huwelijk met een Javaanse vrouw leefde: bij het ontwaken uit een middagslaap vindt zij op een dag een jonge vrouw met ‘een afschuwelijke uitdrukking van wreedheid en wraak’ (p. 116) bij haar bed. Deze inlandse vrouw, die haar leven bedreigt, is de weggestuurde njai van haar man: hij had eerst beloofd met haar te trouwen en hun kinderen te erkennen, maar na zijn ontmoeting met Louise moest zij met haar kinderen binnen de kortste keren vertrekken. De njai kan zich niet voorstellen dat Louise niet van haar bestaan afweet, en vraagt haar dan ook: ‘Wie - ik - ben? En dat vraagt gij mij hier? hier, in mijn eigen huis, in mijn eigen kamer? onder het dak van hem, dien ik tien jaar lang gediend heb als mijn meester, dien ik lief heb gehad als den vader van mijn kinderen [...] Maar hij heeft mij verstooten - verstooten voor u, verstooten omdat ik arm ben [...] omdat ik hem niets dan liefde geven kan - niets dan dat! En dat was niet genoeg voor hem [...]’ (p. 117). Bij het horen van zoveel onrechtvaardigheid belooft de diep ontroerde Louise in de toekomst voor de arme vrouw en haar kinderen te zorgen en drukt bij het afscheid ‘een hartelijken kus op het koude voorhoofd der verstooten vrouw’ (p. 122). Deze confrontatie tussen de blanke echtgenote en de vroegere levensgezellin van haar man wordt weliswaar zeer idealistisch afgebeeld, maar in de hoop haar lezeressen | |||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||
aan het nadenken te brengen heeft Krüseman tenminste de njai niet uitsluitend als een wraakzuchtig wezen afgebeeld en heeft zij het beeld van een verantwoordelijke en onbevooroordeelde Europese vrouw geschapen, een positieve boodschap die in de overige Indisch-Nederlandse (vrouwen)literatuur uit die tijd nagenoeg geen weerklank vond. Ook het harde antimilitaristische en antireligieuze gehalte van sommige passages stoorde veel tijdgenoten. Krüseman keurt militair optreden af en verzet zich tegen overdreven nationaliteitsgevoel en vaderlandsliefde, zogenaamde ‘deugden die zich met afgunst en haat voeden’ (p. 329). Elke zegepraal bij een oorlog beschouwt ze als ‘een vernedering voor beide partijen’ en ze kijkt neer op de christenen, de zogenaamde ‘beschaafde volkeren’ die ‘juichend het kruis in eere [houden], dat zij veranderd en verbeterd hebben en nu in den vorm van donderende kogels in een bloedstroom door de wereld jagen’ (p. 329).
De laatste Indische roman, PariasGa naar eindnoot36, verscheen in 1900 toen Krüseman Indië allang had verlaten. Deze bewerking van haar verblijf in Soerabaya gaat terug op haar strijd voor de verdediging van haar Indoleerlingetjes. Mina heeft overigens haar boek opgedragen aan deze: ‘bijna europeesche meisjes, de liplapjes en de chineesinnetjes, met wie ik dagelijks omging als met jongere zusjes, die me begrepen en met me samenwerkten aan de verheffing der vrouw’. De roman weerspiegelt de ethische trend die vanaf 1900 zowel in de politiek als in de literatuur zal doordringen. Parias neemt echter een bijzondere plaats binnen de ethische literatuur in. Het boek kan beschouwd worden als de eerste ethische roman uit de vrouwenliteratuur. Hoewel het pas in 1900 verscheen, gaan de opvattingen van de auteur terug tot de jaren tachtig van de voorgaande eeuw en ademen haar vooruitstrevende strijdlust en visionaire ideeën. Het boek werd terecht bekritiseerd vanwege de literaire clichés en de zeer geëxalteerde toon, maar men heeft mijns inziens de echte vernieuwingsgeest van dit werk over het hoofd gezien. Ik zal me hier beperken tot enkele ethische onderwerpen. Het verhaal van Parias vertoont veel gelijkenis met de intrige uit Een huwelijk in Indië. Het gaat eveneens om een jong meisje, Lieze den Toom, dat tegen haar wil uitgehuwelijkt wordt aan een veel oudere resident. Samen met andere halfbloed meisjes vindt zij begrip en bescherming bij Juffrouw Hanna, een Hollandse pensionhoudster die les geeft aan arme, onopgeleide Indo-meisjes. Mina Krüseman voegt hierbij wat nieuws toe aan haar roman; ze projecteert zich in de figuur van Juffrouw Hanna, die haar leven wijdt aan de opleiding en verdediging van de ‘liplapjes’. De auteur drukt haar standpunt uit door de begripsvolle Hanna telkens te confronteren met andersdenkende individuen. Dezen beschouwen de Indo-meisjes meestal als domme, luie kinderen die de Nederlandse mannen om hun vinger winden om hun geld en hun | |||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||
aanzien, maar deze onmogelijk gelukkig kunnen maken: ‘Het wijste wat je doen kunt, hier in het land, is er nooit een aan-te-raken. Want je komt er nooit weer af als jij 't verlangt terwijl zij zich uitstekend van je weten te dèbarâssèren als zij het verlangen. [...] Bedorven Meneer! In den grond bedorven [...] De haat voor den Europeaan zit hier in het bloed [...]’ (p. 35). Hanna is echter van mening dat deze meisjes wel aardig en intelligent zijn, maar verwaarloosd worden. Ze zijn praktisch ingesteld en blij als ze door een huwelijk een hoge positie kunnen bekleden, maar dat komt omdat zij het leven hebben leren kennen zoals het werkelijk is. Ze kennen geen ideaal van eeuwige liefde en onverstoord geluk zoals de Europese meisjes, die allerlei dromen uit boeken halen en hogere eisen stellen. Als ze een goede en zachte man vinden, dan is er volgens Hanna (Krüseman) veel kans dat ze hem lief zullen krijgen en trouw blijven. De inlandse meisjes beklagen zich ook niet over een zuiniger leven, terwijl veel Europese dames een armoedig bestaan in Indië niet accepteren omdat ze meestal gekomen zijn om rijk te zijn: ‘[...] hier nemen ze de armoe niet aan zoals ze het in haar vaderland gedaan zouden hebben, als ze met een ambtenaartje of een officier in het huwelijk waren getreden. Ze willen hier niet arm zijn [...]’ (p. 67). De minachting van veel Europeanen vloeide ook voort uit het verschil in geloofsopvattingen. De Indo's werden bijvoorbeeld geminacht omdat ze de christelijke gewoontes vaak niet begrepen of vervelend vonden. Het Indische bijgeloof stoorde het meest door de weerstand tegen het zendelingswerk. Ook op dit punt geeft de schrijfster de Indische meisjes gelijk: zelf stond zij zeer kritisch ten opzichte van de deftige en geleerde Christenen die naar Indië komen om ‘onder het voorwendsel van handel en beschaving, [...], de arme inboorlingen in hun eigen land te vermoorden, om hun den grond van hun voorvaderen te ontnemen en de schatten af te stelen die het loon waren van hun eeuwen langen arbeid’ (p. 44, dl. 2). Krüseman begreep de inlanders die het christelijke geloof weigerden ‘want de onrechtvaardigheden en de wreedheden die hun christen vijanden hun leeren kennen waren vreemd vòòr het planten van de europeesche beschavings-vlaggen en kruizen op hun weelderigen, goed bebouwden grond’ (p. 44, dl. 2). Het vervolg van dit pleidooi is zelfs visionair en heeft toentertijd de kolonialen diep verontwaardigd. Krüseman noemt het koloniseren ‘het recht van moorden’, of om het zachter uit te drukken ‘het recht van rooven’ (p. 43, dl. 2), en maant de mens aan om daartegen in opstand te komen. Volgens haar zal de Javaan ooit de bovenhand krijgen en dan terecht alles vermoorden wat Europeaan is, want immers, net als China ‘het land van de Chineezen’ is, ‘zoo is Indië het land van de Indianen’ (p. 44, dl. 2). Ook in Parias verleent de benadering van de Indische toestanden een bijzondere waarde aan de roman: Krüseman betrekt namelijk het lot van de inheemse concubine in een algemeen pleidooi tegen het gedwon- | |||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||
gen huwelijk. Zij maakt geen verschil tussen de Europese echtgenote en de njai en verdedigt beiden vurig als gelijkwaardige slachtoffers van de man. Zij vecht tegen de onrechtvaardigheid van het huwelijk waarbij de man de Europese vrouw wel zijn hand en zijn naam biedt, maar eerst en vooral haar haar vrijheid en haar rechten ontneemt. En zij betreurt op dezelfde manier dat inlandse huishoudsters geheel van de goede wil van de Europese man afhangen met wie zij hun leven delen, en dat zij, eenmaal aan hun lot overgelaten, volledig rechteloos en zonder bestaansmiddelen komen te staan. Krüseman was ervan overtuigd dat de acceptatie van het vrije huwelijk óók het lot van de Javaanse concubine zou verbeteren: ‘Zoo lang het vrije huwelijk niet erkend zal zijn, en elke vrouw die zich vrijwillig geeft door jou wereld gelijk gesteld zal worden met haar, die zich, uit armoede gedwongen, voor geld verhuurt, welnu zóó lang zal ik haar benaming met haar deelen, en zelfs onder die benaming zal ik me grooter gevoelen, dan wanneer de wet me aan jou toekomst gesmeed had, als een kogel aan het been van een misdadiger’ (p. 248, dl. 2). | |||||||||||||||||||
ConclusieIk heb in dit artikel een beeld willen geven van een vrouw die tot nu toe binnen de Indisch-Nederlandse literatuur nooit de plaats heeft gekregen die haar toekomt. Als feministe heeft ze weliswaar enige roem kunnen vergaren maar haar vooruitstrevende denkbeelden inzake kolonialisme hebben te weinig weerklank gevonden in de geschiedschrijving van de koloniale letterkunde. Tijdens het bestuderen van haar romans werd ik aangenaam verrast door de durf en de geestdrift in menige passage. Vele critici beschouwen haar romans als weinig geslaagd op literair gebied en betreuren haar zelfingenomenheid en zelfoverschatting. Waarschijnlijk heeft Mina Krüseman velen gestoord omdat ze hen vooruit was en bij vele latere werken een bitter déjà-vu gevoel geeft. In het kader van mijn onderzoek behandel ik verschillende schrijfsters van de ethische richting die dezelfde onderwerpen (verdediging van de Indo's, kritiek op de koloniale politiek en het militaire optreden) behandelen met meer poëzie of verstand van zaken, maar nooit kwam ik het bijzonder authentieke en heftige karakter van Krüseman's romans tegen. Ook haar aanwezigheid binnen het damescompartiment in het Oost-Indische Spiegel van Rob Nieuwenhuys is niet helemaal bevredigend. In dezelfde periode als Krüseman produceerden Annie Foore, Thérèse Hoven, M.C. Frank en Melati van Java weliswaar ook voornamelijk dameslectuur, maar Mina Krüseman schreef met een ander doel, met name de verheffing van de vrouw, zowel binnen als buiten de kolonie. | |||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||
Stéphanie Loriaux (1974) studeerde Germaanse filologie (Nederlands-Duits) aan de Université Libre de Bruxelles. Zij werkt momenteel aan een proefschrift over de ontwikkeling van de vrouwenliteratuur binnen de Indische letterkunde. Dit proefschrift zal waarschijnlijk over een jaar klaar zijn. |
|