Men hield zich eigenlijk krampachtig vast aan het uitgangspunt dat vanaf de oprichting in 1851 gegolden had: we doen aan wetenschap, niet aan politiek. De bekende oprichter, voormalig gouverneur-generaal Jean Chrétien Baud, had die eis uitgesproken en de voorzitter van 1951 herhaalde die in het bijzijn van jonkheer A.Th. Baud, kleinzoon van de stichter, in de herdenkingsrede bij het 100-jarig bestaan.
Op zaterdag 2 juni 1951 werd dat jubileum gevierd, des namiddags om drie uur. De voorzitter las met gepaste trots een telegram met de gelukwensen van de beschermvrouwe, koningin Juliana, voor; het bestuur zond een hoffelijk danktelegram terug. Daarna ging hij in op de nieuwe Nederlands-Indonesische relatie en de delicate positie van het KITLV. Het streven van het Instituut noemde hij in de feestrede:
Het zich onthouden van politiek, het naarstig dienen van de Oosterse wetenschappen. Ziedaar de beide gewichtige gedragsregels ons door Baud voorgeschreven, waaraan tot heden het Koninklijk Instituut trouw gebleven is en ook verder trouw moet blijven, zowel in zijn tijdschrift als in zijn bestuursbeleid. Het is dringend geboden dat ook de kortgeleden ingestelde redactiecommissie zich nauwgezet aan die gedragslijnen houdt. (dl. 107, p. 308)
En dat laatste klinkt bijna als een vermaning. Concluderend sprak prof. Korn:
Het Instituut blijft de zuivere beoefening der Oosterse wetenschappen trouw, tot heil van Indonesië en Nederland beide. (dl. 107, p. 309)
Opvallend is natuurlijk dat West-Indië, Suriname en de Nederlandse Antillen, nog geen grote plaats in de Instituutsactiviteiten inneemt. Aanvankelijk viel de West geheel buiten het aandachtsgebied van het KITLV, pas vanaf 1865 verschenen er zo nu en dan bijdragen in artikelen boekvorm op dat gebied. Mondjesmaat: in jaargang 1950 nul; in jaargang 1951 één (namelijk een artikel van Rudy van Lier over ‘De sociale wetenschappen van de neger in Amerika’, waarin hij ook op zijn geboorteland Suriname ingaat); in 1952 wederom nul. De artikelen gaan alle over Zuid-Oost-Azië, in het bijzonder Indonesië. De meeste bestuursleden en kernleden kenden dat land door en door als voormalig bestuursambtenaar of als onderzoeker. Het ‘verlies’ van Indië moet voor velen een uiterst gevoelige slag geweest zijn.
Toch zag men nog nieuwe wegen naar het Oosten. In de eerste plaats was Nieuw-Guinea niet aan het Soekarno-bewind overgedragen. Nog niet: belum. Een qua bodemschatten veelbelovend land, wachtend op exploitatie, een land waar Indo's goed zouden kunnen aarden, een land dat model ontwikkeld en gedekoloniseerd zou kunnen worden. Natuurlijk ook een luilekkerland voor antropologen en taalkundigen, en het