Ik breng de ring terug die u behoort
In memoriam Frits van den Bosch (1922-2001)
Joop van den Berg
Vorig najaar vroeg Frits van den Bosch mij of ik op mijn antiquarische zoektochten eens wilde uitkijken naar Krokodillenstad van Hein Buitenweg, een verzameling foto's van de havenstad Soerabaia, voor hem de stad van zijn jeugd. ‘Koop het dan maar meteen’, zei hij, ‘want ik wil het dolgraag hebben.’ ‘Maar dat boekje is toch een beetje een fotografisch rommeltje’, wierp ik hem tegen. Frits antwoordde niet en lachte wat verholen achter zijn brillenglazen. Ik zag hem denken: ‘Wat jij een rommeltje noemt is zo aan mij besteed!’, en plotseling dacht ik hem te begrijpen. Immers, het boekje in kwestie is een allegaartje van mislukte familiekiekjes, goedkope prentbriefkaarten en wat je noemt snapshots, maar het beeld van Soerabaia bruist van leven, van dat weliswaar oppervlakkige, maar altijd roerige leven van de kolonie.
Juist dat aspect fascineerde hem zo, begreep ik later. Hij was niet voor niets een groot liefhebber en kenner van krontjong en stamboel, die zo verketterde vormen van Indisch volksvermaak. In Indische Letteren van maart 1994 valt onder de titel ‘Kosmopolitisch spektakel’ te lezen wat hij allemaal verscholen zag liggen onder dat vaak banale spektakel.
Onlangs vond ik het boekje van Buitenweg, maar hij zal het niet meer inkijken, want medio mei overleed Frits na een lang ziekbed. Ik had mij bij voorbaat al zo verheugd op zijn snedige commentaar uit de losse pols bij de verzameling foto's van die blanke, bruine en halfbruine mensen in hun witgekalkte huizen.
Aan dat specifieke aspect van het Indische leven leek hij verkleefd. Hij was in mijn ogen een van de weinige volbloed Nederlanders die in hun jeugd met volle overgave hebben genoten van de tropische omgeving. Hij moet eraan verslaafd zijn geweest, denk ik, en rondgekeken hebben alsof zijn leven er vanaf hing, zo 's middags slenterend langs de kalikant en rondkijkend in de gangs van de boengs.
Later, in Nederland teruggekeerd, wilde hij alles wat hij toen heeft ‘gezien’ in verhalen gestalte geven, zonder één woord te liegen. Vandaar dat hij zo weinig heeft gepubliceerd. Aan zijn bekendste verhaal ‘Het regenhuis’, waar Rob Nieuwenhuys in De Spiegel maar liefst een hele