Indische Letteren. Jaargang 15(2000)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 201] [p. 201] [pagina 202] [p. 202] Twee gedichten Uit de Rumphius-cyclus Een tuil zeeanemonen Patty Scholten De steenvis Een zoekplaatje: ontdek de namaak-steen. De rots die 't rotste lijkt, dat is de vis die mediteert hoe stil en hard hij is. Als je rotsvast gelooft, word je er een. Met spons en alg begroeid, want die vernis penseelt de zee. Zijn ogen ver uiteen. Twee kachelruitjes, waar de vlam verdween, oranje mica in de duisternis. Een kleine steenvis heeft het nog niet door. Met brede vinnen als toneelgordijnen stijgt hij omhoog en daalt, valt stil, encore! Wie uit zijn rol valt, heeft niet veel te eten en ziet de toeschouwers gehaast verdwijnen. O ja, ik ben een steen. Even vergeten. [pagina 203] [p. 203] De stok We kijken uit op spiegels vol met water bij ons ontbijt met rijst en met banaan, en zien hem roerloos in de sawa staan. Een man met hoed, omringd door veel gesnater. Want een luidruchtig groepje eenden baadt er op zoek naar kroos of watergentiaan. De hoeder is zijn eenden toegedaan. Ook als je uren later kijkt: hij staat er. En moet hij weg, dan plant hij eerst zijn stok in 't nat. De eenden zwemmen er omheen, en doen alsof hun herder nooit vertrok. Een knuffellapje tegen het gemis. Ik denk aan Rumphius, al eeuwen heen en ik zwem rond zijn stok, of hij het is. Vorige Volgende