Indische Letteren. Jaargang 15
(2000)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| ||||||||||||||||||
Goena-goena
| ||||||||||||||||||
De betekenisAllereerst de vraag: Wat is goena-goena? Zonder te vervallen in een lange opsomming van definities van lexicografen, volkenkundigen en theologen, valt er wel iets te zeggen over de grootste gemene deler. Door | ||||||||||||||||||
[pagina 26]
| ||||||||||||||||||
vrijwel alle auteurs wordt goena-goena beschreven als een magisch middel om liefde op te wekken, om iemand schade te berokkenen, ofwel beide. Goena-goena maakt deel uit van het traditionele inheemse geloof. Een door witte en zwarte magie gekleurd geloof in heilige plaatsen, voortekenen, de goden-, halfgoden- en geestenwereld, petangan (Javaanse getallenmystiek) en ilmu-ilmu (magische kennis). Onder witte magie vallen vruchtbaarheidsrituelen ten behoeve van de landbouw, verbodsbepalingen en traditionele voorschriften ter afwering van ziektes, onheil en natuurrampen. Het is productief, beschermend en afwerend. De zwarte magie is destructief van karakter, het is magie die erop gericht is iemand te schaden. Het inheemse geloof wordt vooral gekenmerkt door de animistische gedachte dat ‘alles’ een ziel of geest of bovennatuurlijke kracht bezit.Ga naar eind2 Deze ‘ziel’ en deze ‘krachten’ kunnen nu volgens het inheemse geloof magisch gemanipuleerd worden. Zoals in het geval van goena-goena. Goena-goena maakt gebruik van de volgende hulpmiddelen: mantra's (formules), gedachtekrachten, ramoean (ingrediënten) en de interventie van natuurgeesten.Ga naar eind3 De auteur H.A. van Hien geeft in De Javaansche Geestenwereld (1912) talloze voorbeelden van natuurgeesten of kwelduivels, die volgens hem inzetbaar of oproepbaar zijn om een ander persoon magisch te beïnvloeden.Ga naar eind4 De ingrediënten, de ramoean, kunnen een direct verband hebben gehad met het voorgenomen slachtoffer. Bijvoorbeeld afgeknipt haar en nagels, speeksel of de aarde van een (blote) voetafdruk van diegene die je wilt bewerken. Om bijvoorbeeld macht over iemand te krijgen maakt men een klein wassen poppetje, waarin wat nagels, haar en huidvuil. Met behulp van mantra's laat men de ziel of de kracht van het slachtoffer overgaan in die wassen pop. Als dat eenmaal gebeurd is, kan men diegene zo ongeveer alles aandoen wat men de pop aandoet. Blind maken, armen en benen breken maar ook geestelijk letsel is mogelijk. Een direct verband is echter niet noodzakelijk, ook voorwerpen die uit zichzelf een magische kracht bezitten, de fetisj - zoals bijvoorbeeld de kris pusaka - kunnen worden ingezet. De magiër - een doekoen of goeroe - of iemand die in het bezit is van magische kennis (ilmu-ilmu), is degene die geraadpleegd wordt inzake goena-goena. Hij of zij kan zich specialiseren in de witte ofwel de zwarte magie. Goena-goena valt onder de zwarte magie. Zelfs al zou goena-goena zich beperken tot ‘een liefdesopwekkend middel’, dan nog is er sprake van het moedwillig en in het geheim beïnvloeden van een ander. Bij een onderwerp als magie is de kans groot te verdwalen in allerlei wazige uiteenzettingen. Zeer verrast was ik dan ook te stuiten op de 600 pagina's tellende studie Malay Magic (1900) geschreven door de volkenkundige W.W. Skeat. In Malay Magic zijn zeer specifieke voorbeelden terug te vinden van zwarte magie. Skeat kreeg naar eigen zeggen na lang aandringen inzage in geheime Maleise toverboeken; de meeste voorbeelden heeft hij verzameld via plaatselijke magiërs. Hij schrikt er | ||||||||||||||||||
[pagina 27]
| ||||||||||||||||||
niet voor terug om ze compleet met de mantra's op te nemen, ook al zijn ze nogal destructief van karakter. Ter illustratie een voorbeeld van zwarte magie beschreven door Skeat: je maakt twee poppetjes gelijkend op de man en vrouw die je uit elkaar wilt drijven. Ga rechtop zitten met je benen voor je uitgestrekt. Houd de poppetjes vis-à-vis terwijl je de mantra drie maal uitspreekt, na iedere keer blaas je over de hoofden. Leg de ‘man’ op de grond aan je rechterzij en de ‘vrouw’ aan je linkerzij, zodat ze van elkaar af kijken. Brand wierook en herhaal de mantra 22 keer richting ‘man’ en dan hetzelfde richting ‘vrouw’. Wikkel de poppetjes rug aan rug in 7 lagen van bladeren van de tuka en bind ze vast met 7-kleurig draad, herhaal de mantra en begraaf ze. Graaf de poppetjes op na 7 dagen, als je ze nog terug kunt vinden dan heeft de formule niet gewerkt, vind je ze niet terug dan zal het echtpaar zeker scheiden.Ga naar eind5 | ||||||||||||||||||
Relatie goena-goena en stille krachtWanneer je op zoek gaat naar de betekenis van goena-goena duikt het door Couperus geïntroduceerde begrip stille kracht herhaaldelijk op. Zelfs lexicografische naslagwerken nemen stille kracht op. Het Indonesisch-Nederlands woordenboek van A. Teeuw vertaalt goena-goena onder andere met stille kracht én het Woordenboek der Nederlandse taal verklaart stille kracht met goena-goena. De stille-krachtinvloed reikt nog verder. Vanaf de zevende druk (1959) tot en met de tiende druk (1987) van de roman Goena-goena van Daum wordt aan de titel Goena-goena de ondertitel toegevoegd: ‘een geschiedenis van stille kracht’. Vermoedelijk is deze ondertitel door de uitgever toegevoegd om de verkoopcijfers te verhogen. Ook de primaire literatuur lijkt beïnvloed te zijn door de stille-kracht-mode. Zo worden in de roman In vreemde sferen (1923) van de auteur Victor Ido de begrippen goena-goena en stille kracht willekeurig door elkaar gebruikt. Victor Ido, het pseudoniem van de schrijver Hans van de Wall, schetst in de roman In vreemde sferen de intriges rond een plantersfamilie op Oost-Java. De discussies over goena-goena en stille kracht worden met name geleid door een neef van de familie, Eugène van Walen. Eugène werkt bij het departement van Onderwijs, maar wil het liefste voor het gouvernement onderzoek doen naar het bestaan en de toepassing van ‘geheime of stille krachten’. Eugène pleit in een gesprek met zijn ouders voor meer onderzoek naar deze zaken. Hij adviseert zijn vader, die niets van al deze hocus-pocus wil weten, de proef op de som te nemen door zich te laten ‘goena-goeneren’. Na dit ludieke neologisme volgt de mening van de moeder van Eugène: ‘Emma van Walen had sinds het gesprek met haar zoon Eugène over stille | ||||||||||||||||||
[pagina 28]
| ||||||||||||||||||
kracht geen rust in zichzelf.’ In tegenstelling tot haar echtgenoot gelooft ze er wel in: ‘ze was er zelfs van overtuigd door enkele feiten uit haar omgeving.’Ga naar eind6 Genoemd worden onder andere het plotseling kaal worden van haar ‘lijfmeid’, omdat deze geweigerd had te trouwen; verlamming en hersenverweking van een gepensioneerde Nederlandse kapitein, die volgens geruchten waren veroorzaakt door de wraak van een inlandse vrouw na zijn verloving met een Nederlands meisje, en de huiduitslag van een dame nadat zij scheldend een huisjongen had ontslagen. Bij al deze zaken is er volgens Emma van Walen sprake geweest van goena-goena. Maar wat is nu eigenlijk die stille kracht? Het antwoord op die vraag ligt besloten in de roman De stille kracht zelf. Welke kracht heeft Couperus beschreven? Er wordt een veelvoud aan stille-krachtverschijnselen beschreven in de roman. Het onverklaarbare gegooi met stenen, het bespuwen van Leonie van Oudijck met sirih, het verschijnen van een witte hadji, klopgeluiden, een glas dat breekt, gehuil van kinderzieltjes en het oprijzen uit de nieuwe put van een vrouw met een bloedend gat in de borst. Deze stille-krachtverschijnselen kunnen in principe veroorzaakt zijn door het manipuleren van natuurgeesten door een magiër.Ga naar eind7 De Nederlandse personages in de roman wijten de verschijnselen aan de broer van de regent van Ngadjiwa die oneervol is ontslagen, de wraakzuchtige Soenario. Soenario wordt beschreven als iemand die over ‘goddelijke toverkracht’ zou beschikken.Ga naar eind8 In principe zou de verbeelde stille kracht dus goena-goena kunnen zijn, gepleegd door Soenario, ware het niet dat de stille kracht eigenlijk al vanaf de eerste pagina beschreven wordt als een dreigend onheil dat onafwendbaar is. De vooruitwijzingen zijn talrijk, het ‘zwarte gevaar’ doemt al in de introductie van het verhaal op. De eerste onverklaarbare steenval wordt beschreven in het prille begin van de roman tijdens een heimelijke ontmoeting van Leonie van Oudijck met haar stiefzoon Theo.Ga naar eind9 En de witte hadji wordt als boodschapper van de stille kracht ruimschoots voor het ontslag van Soenario voor het eerst gezien door Eva Eldersma.Ga naar eind10 De oorzaak van de stille kracht is niet enkel het ontslag van de regent, het is het niet begrijpen en zelfs verontheiligen van de magische wereld door de westerling. Het is altijd aanwezig en men dient ‘Het’, volgens Couperus, te respecteren. De door Couperus verbeelde stille kracht verwijst eerder naar het gehele traditionele inheemse geloof dan naar het kleine onderdeel hiervan: goena-goena. Gelijkschakeling van de begrippen goena-goena en stille kracht is daarom mijn inziens ook onjuist en zelfs verwarrend! | ||||||||||||||||||
Goena-goena als literair motiefRest de vraag op welke wijze goena-goena als literair motief is teruggevonden in de verschillende werken. Grofweg vallen de werken qua | ||||||||||||||||||
[pagina 29]
| ||||||||||||||||||
beeldvorming in drie groepen uiteen. Aan de hand van enkele voorbeelden zal ik ze de revue laten passeren. Ten eerste de zojuist besproken romans De stille kracht en In vreemde sferen. Hierin staat de kloof tussen de oosterse en westerse denk- en gevoelswereld centraal. Het inheemse geloof en het onderdeel goena-goena worden verbeeld als onbegrijpelijk en bedreigend voor de westerse kolonisator. Couperus heeft vooral een onoverbrugbare kloof geschetst tussen het oosten en westen, hij verwoordt zijn motivatie tot het schrijven van De stille kracht aldus: ‘Dit land kennen wij, Westersche overweldigers en Hollanders, niet in zijn diepe, Oostersche, zich steeds gesluierd houdende ziel, ‘zoo was mijn staâge overdenking. Dit land, dat wij beheerschen en exploiteeren, is ons, Nederlanders, de eeuwen door, een diep psychiesch geheim gebleven: dat was de obsessie, die mij niet los liet.’Ga naar eind11 In de roman In vreemde sferen wordt dezelfde kloof geschetst. Want, zo zegt Van de Wall bij monde van Eugène, ‘al heeft de Compenie sedert eeuwen dit gedweee volk vermeesterd - voor die zielevesting blijft zij staan.’Ga naar eind12 Kennis van zaken als zielsverhuizing, wedergeboorte, verborgen natuurkrachten en goena-goena maken het volgens Eugène toch mogelijk om de kloof tussen de oosterse en westerse denk- en gevoelswereld te overbruggen. De belangstelling van Eugène komt overeen met de fascinatie van Hans van de Wall voor het ongrijpbare, de magie en de Indische geestenwereld. Hans van de Wall was ook jarenlang een beoefenaar en propagandist van het spiritisme.Ga naar eind13 Ten tweede wordt goena-goena in een aantal romans afgeschilderd als bedrog, of als bijgeloof van een minder beschaafde bevolkingsgroep. Het hiërarchische karakter van de koloniale samenleving staat centraal in dit soort verhalen. Een bekend voorbeeld hiervan is de roman Goena-goena van P.A. Daum. De oude baboe Sarinah, die met behulp van een enorm scala van middelen de Indische Betsy aan de totok Bronkhorst probeert te koppelen, wordt getypeerd als ‘toverheks’, of ‘oud, gevaarlijk mens’; bovendien ‘beschikt ze over een beperkte gedachtengang’.Ga naar eind14 Een ander, minder bekend voorbeeld is de roman Goena Goena van Caesar Kijdsmeir. Jr. Kijdsmeir is het pseudoniem van Albert Zimmerman (1902-1996). Zimmerman was een veelzijdig man. Behalve romancier, journalist en verwoed sportvlieger was Zimmerman ook hoofdredacteur van het weekblad d'Orient.Ga naar eind15 De roman Goena Goena (1939) speelt zich af binnen het milieu van jonge Europese zakenlui, hun bedienden en Indo-Europeanen in de lagere administratieve functies. In het artikel ‘Indisch-Nederlands in het Batavia van de jaren dertig. De roman Goena Goena van Caesar Kijdsmeir’ analyseert Reinier Salverda het taalgebruik van de verschillende bevolkingsgroepen. Salverda concludeert dat in Goena Goena het beeld geschetst wordt van een sterk hiërarchische koloniale maatschappij. Dit hiërarchische karakter komt in de roman ook naar voren in de beschrijving van de inheemse geloofscultuur. Kijdsmeir koppelt het al dan niet geloven aan magie aan de verschillende | ||||||||||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||||||||||
Doekoen van Kandangan, 1925 (fotocollectie KITLV).
| ||||||||||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||||||||||
bevolkingsgroepen: als een echte totok geloof je niet in goena-goena of stille kracht, de Indo-Europeaan is er gevoelig voor vanwege zijn Aziatisch bloed en de inlanders in het verhaal worden afgeschilderd als onooglijke magiërs. De inlandse Donkie is zo'n magiër die zeer stereotiep wordt ingeschakeld om met behulp van goena-goena een Europese minnaar te schaken voor een opdrachtgeefster. Donkie wordt zonder gêne aldus getypeerd: van tijd tot tijd werd Donkie in consult geroepen in liefdesaangelegenheden waarbij zij adviseerde en hielp met fijngestampte bamboeharen, toovermiddeltjes in koffie en thee, spelden en naalden door portretten, ingewikkelde vervloekingen en zoo voort. Donkie vertoonde opvallend veel overeenkomsten met een ouwen aap, een ouwen, moei aap, wiens oógen alleen nog maar leven.Ga naar eind16 En ten slotte is er een groep romans of verhalen waarin een genuanceerd beeld van het inheemse geloof wordt gegeven. Goena-goena wordt in deze romans/verhalen verbeeld als een magisch onderdeel van dit inheemse geloof. Voorbeelden hiervan zijn terug te vinden in de door mij bestudeerde zendingslectuur. Het inheemse geloof wordt over het algemeen niet al te positief afgeschilderd, maar de auteurs hebben zich er beroepshalve wel in verdiept. Het ongevoelig zijn voor magische bewerkingen of er een goed alternatief voor in de plaats stellen blijken belangrijke bekeringsmiddelen. Zo ook in het jeugdverhaal Samoea en Ronto geschreven door Jonkvr. De la Bassecour Caan. In Samoea en Ronto wordt de bekeringsarbeid van de zendeling A.C. Kruyt in de Toradjalanden beschreven.Ga naar eind17 In het verhaal wint de zendeling Kruyt respect als blijkt dat de goena-goena hem niet deert: een stukje ijzer werd door een deskundige op een bepaalde wijze ingepakt en 's nachts terwijl de zendeling rustig sliep, in den grond gestopt, vlakbij zijn woning. Als hij buiten kwam, moest hij erover heen lopen en zou het ijzer in zijn lichaam komen; dan zou hij zeker ziek worden en waarschijnlijk wel sterven, indien een toovenaar het ijzer niet uit zijn lichaam weghaalde. Er gebeurde echter niets. Hij bleef gezond, ook toen men het nog eens geprobeerd had met een houtspaander en een doorn. Nu moesten de menschen wel denken dat die toovermiddelen geen vat hadden op Hollanders en dat die Hollander een machtigen God had die hem beschermde.Ga naar eind18 Een zeer genuanceerd beeld van het traditionele inheemse geloof inclusief de magische bezweringen is terug te vinden in Het land van herkomst van Du Perron en in het werk van Maria Dermoût. Zowel Du Perron als Dermoût waren in hun jeugd omringd door de verhalen van de kinderbaboe en genoten een typisch Indische jeugd. Volgens Rob Nieu- | ||||||||||||||||||
[pagina 32]
| ||||||||||||||||||
wenhuys is het juist deze Indische jeugd die Couperus gemist heeft en waardoor aan hem een stuk magie is ontgaan, waar hij zeer ontvankelijk voor geweest zou zijn.Ga naar eind19 Du Perron beschrijft in Het land van herkomst (1935) de Indische jeugd van zijn alter ego Ducroo. Ducroo's jeugd is doordrenkt met magische verhalen, die hij als het ware met de paplepel van zijn kindermeisjes en baboe Alima binnenkreeg. De zwarte magie, zoals de bewerking van de vader van Ducroo door middel van een met spelden doorboord poppetje, staat niet op zichzelf maar maakt deel uit van een magische wereldbeschouwing met het geloof in magische krachten en geesten. Het zijn met name de ouders van Ducroo die zich met deze materie bezighouden. Zij blijken zelfs De Javaansche Geestenwereld van de al eerder besproken H.A. van Hien in hun kast te hebben staan. Van Hien komt als personage ook voor in het werk van Maria Dermoût. En wel in de roman Nog pas gisteren als de oude meneer waar Riek met haar moeder gaat logeren. Van Hiens populariteit reikt ver en breidt zich dus uit tot de primaire literatuur. In Het land van herkomst neemt de volwassen Ducroo enigszins afstand van zijn door goden en geesten omgeven jeugd. Deze afstand ontbreekt in het geheel bij Maria Dermoût. In haar werk is bijna overal sprake van een bezieling van voorwerpen die geheime krachten bezitten en het lot beslissen. In De tienduizend dingen is het de bibi, de verkoopster van magisch geladen voorwerpen, die het jongetje Himpies magisch bewerkt. Himpies krijgt door de bibi een snoer porcelana-schelpen van de Alfoeren omgehangen. De grootmoeder van Himpies is meteen gealarmeerd wanneer Himpies de schelpen omgehangen krijgt; bestraffend spreekt ze de bibi toe: ‘Het kind is nog een klein kind’, zei zij kortaf, ‘en dom! Zijn moeder is ook nog jong en nog niet lang hier, zij is ook dom! Maar jij en ik, wij zijn oud en wij zijn niet meer dom! Wij weten, er is ons geleerd - of zijn dit soms niet de schelpensnoeren voor de berg-Alfoeren op Ceram voor als zij op sneltocht gaan, als zij achter een boom staan te loeren en met een pijl schieten, als er zoveel bloed op de grond vloeit.’Ga naar eind20 De bewerking met de schelpen (de ingrediënten waarmee de goena-goena wordt uitgevoerd) lijkt gewerkt te hebben; jaren later sterft Himpies getroffen door een pijl van een Alfoer. In het verhaal ‘De twee Jade Reigers’ worden door Dermoût verschillende zielsbezweringen beschreven van de baboe Fatimah. Fatimah is in staat door middel van bepaalde mantra's en rituelen zielsbezweringen uit te voeren. Minutieus wordt beschreven hoe Fatimah ging staan: Nee, niet precies zo, zij stond anders, op een voet. Ik geloof op de linkervoet en hield de rechtervoet op een bepaalde manier, zij maakte wel het ivoren hekje, en zij begon ook met dat zelfde geluid.Ga naar eind21 De biograaf van Maria Dermoût, Johan van der Woude, noemt in zijn | ||||||||||||||||||
[pagina 33]
| ||||||||||||||||||
biografie ook dit fragment en vermeldt erbij dat de bezwering waarmee Fatimah een ziel aanriep, door Maria Dermoût met een potlood overgeschreven is uit een Engels boek, dat hij niet heeft kunnen achterhalen.Ga naar eind22 Dit Engelse boek moet het al eerder besproken Malay Magic van Skeat zijn. De mantra is niet letterlijk terug te vinden (wel komt regelmatig de naam Fatimah voor), maar wel de wijze waarop iemand moet gaan staan om een ziel te ontvoeren: The simplest way, perhaps, of abducting another person's soul is to go out, when the sun clears (matahari mencharak, at sunrise), or when the newly-risen moon looks red, and standing with the big toe of the right foot resting on the big toe of the left, to make a trumpet of your right hand and recite the appropriate charm through this improvised speaking-trumpet thrice. At the end of each recital you blow through the hollowed fist.Ga naar eind23 De bekendheid van Maria Dermoût met het werk van Skeat is al eerder opgemerkt en wel door Nieuwenhuys, die het volgende schrijft over de herkomst van het verhaal ‘De Sirenen’: ‘Maria Dermoût schreef het verhaal onder invloed van het boek van W.W. Skeat over Malay Magic (1900).’Ga naar eind24 Maria Dermoût heeft zich dus voor het schrijven van de bezweringen terdege gedocumenteerd en ingelezen. Ze maakt zich er niet gemakkelijk vanaf door enkel wat geprevel te noemen. Over de magische kennis van Maria Dermoût en haar fascinatie voor bepaalde voorwerpen schrijft haar vriend Hans Warren in zijn Geheim Dagboek 1958-1962: Maria Dermoût is buitengewoon gesteld op een houten Chinese Kwan-Yin, van een soort zoals je dat nogal eens in Indische inboedels ziet. [...] Ik vermoed dat Maria Dermoût haar Kwan-Yin heeft opgeladen met geheime kracht. Dan gelden mooi of lelijk, kunst of kitsch niet meer. Zij heeft daar neigingen toe: als ze gaat slapen etaleert zij op haar nachtkastje behalve een aantal obatjes ook een arrangement van geheimzinnige voorwerpjes die allerlei krachten uitstralen. Ik durf er niet goed naar te kijken en helemaal niet naar te vragen. Dat hoeft ook niet, ik weet wel wat ze moeten. Ik ken ook van die bezweringen, dwanghandelingen, formules die verricht moeten worden. Niet over praten. Geheim.Ga naar eind25 | ||||||||||||||||||
Ten slotteHet werk van Maria Dermoût wekt de indruk dat zij zich behoorlijk heeft verdiept in het Indonesische inheemse geloof. Het is mijns inziens de verdienste van Dermoût als schrijfster dat zij het magische, ‘het andere’ of ‘het onzienlijke’ zoals zij het zelf noemt, niet expliciet heeft | ||||||||||||||||||
[pagina 34]
| ||||||||||||||||||
verwoord. Het woord goena-goena komt niet in haar werk voor. Het blijft onder de oppervlakte net als goena-goena zelf. De verborgen magische krachten van onder andere voorwerpen zijn in haar werk geen afschrikmiddel, noch simpelweg bedrog of machtsmiddel van het oosten tegen het westen. In die zin is zij er in geslaagd om het begrip goena-goena zowel inhoudelijk als qua vorm conform de traditionele inheemse geloofsbeleving weer te geven. Misschien laat haar werk daarom ook zien hoezeer zij verbonden was met de (geloofs)cultuur van haar geboorteland. De verbeelding van het begrip goena-goena in de literatuur zal waarschijnlijk niet ophouden bij Maria Dermoût. Interessant zou zijn om bijvoorbeeld de tijdens deze eerste verkenning door mij gevonden literaire beeldvorming binnen het tijdvak 1880-1940 te vergelijken met sporen van goena-goena in het werk van de zogenaamde ‘tweede-generatie’ auteurs. Dient Couperus’ Stille kracht in de moderne werken nog als inspiratiebron? Speelt goena-goena zich ook op Nederlands grondgebied af? Wordt goena-goena expliciet genoemd? Of verkiest de tweede generatie een literaire verbeelding in de stijl van Maria Dermoût? Een tipje van de sluier oplichten, maar niet teveel. Geheim.
Ellen Boschman studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. In 1998 rondde zij haar studie af. Zij is thans parttime werkzaam als editor/corrector bij een pre-pressbureau. | ||||||||||||||||||
[pagina 35]
| ||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|