Indische Letteren. Jaargang 15
(2000)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |||||||||||
Walter Spies in 1940 (uit: Rhodius, p. 568).
| |||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||
Apa boleh boewat?
| |||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||
zouden waarschijnlijk, schrijft hij, alle Duitsers in Indië geïnterneerd worden. Spies werd opgesloten in het concentratiekamp Ngawi op Oost-Java. Zijn gevangenschap zou twintig maanden duren. Hij zou niet meer op vrije voeten komen. | |||||||||||
Spies op JavaEigenlijk was het zijn derde internering. Spies werd geboren in Moskou in 1895, hij ging als vijftienjarige op school in Dresden, hij voltooide zijn eerste pianocompositie, ‘Prélude’, opgedragen ‘à ma chère soeur Irène’, op 18 augustus 1912 en werd, toen de wereldoorlog uitbrak, door de Russen als ‘wehrfähiger’ Duitser geïnterneerd in de Oeral. Spies was een duidelijk dubbeltalent, ook in gevangenschap schilderde en musiceerde hij, verzamelde Russische volksliederen en hield zich met taalstudie bezig, zoals hij later op Bali het Kawi, de taal van de oude Balische literatuur zou bestuderen en Balische volksverhalen zou verzamelen. Na de oorlog verliet hij Rusland en trok naar Berlijn, zijn meest bewonderde componisten waren: Richard Strauss, Skriabin, Mahler, zijn meest bewonderde schilders: Rousseau le Douanier, Kokoschka, Otto Dix, Chagall, Klee, Kandinsky. Hij bezocht Nederland en hoorde de Matthäus-Passion in Naarden (en barstte in tranen uit), hij exposeerde op tentoonstellingen in Amsterdam en Den Haag. Spies reisde veel, hij raakte uitgekeken op Berlijn, in zijn brieven ontvouwt hij wilde plannen: reizen naar Daressalam, Italië, Konstantinopel, Egypte, Thibet. Toen hij in augustus 1923 als lichtmatroos op een vrachtschip ‘Hamburg’ Hamburg uitvoer (hij droeg ‘herrliche Matrosenkleider’) met voor de boeg een reis van drie of vier maanden naar Australië en terug, was het volstrekt niet de bedoeling dat hij op Java zou uitstappen en achterblijven: ‘wo es mir zusagen wird, steige ich ab und bleibe da’. Hij krijgt een uitnodiging voor een stad op Java in het binnenland: Bandoeng. In oktober legt de ‘Hamburg’ in Priok aan. Spies geeft zich uit voor zeeofficier en weet door de douane te komen. In Bandoeng treedt hij als pianist op in een bioscoop, hij speelt ook in een bandje in een hotel, en met dit bandje komt hij in Djokjakarta spelen aan het hof van de Sultan. In Bandoeng was hij al verliefd geraakt op Java en de Javanen (en Soendanezen), maar Djokja overtrof alles, de Javanen aan het hof zijn ‘schön wie die Götter’, wajang en gamelan brengen hem in extase, hij komt ogen en oren te kort, ‘ich konnte mich nicht sattsehen’, en eens barst hij in tranen uit zoals in Naarden ‘bei einer Stelle in der Matthäuspassion’. | |||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||
De Sultan wordt opmerkzaam op de jonge Duitser en engageert hem als kapelmeester, ‘Wedono Musik di Kraton’. In de soos speelt hij ‘die ultraviolettesten Foxtrotts’, in de Kraton krijgt hij dansles van een edelman, lid van de sultansfamilie, en speelt mee in het gamelanorkest, hij wil meedoen, deelnemen, niet alleen maar kijken en luisteren: ‘ich kann sowas nicht ruhig hören und sehen’. Hij portretteert een jonge Javaanse prins (‘dessen Schönheit himmelstürmend ist’) en Hamid, zijn djongos met de ‘Lotosaugen’, en hij deelt het thuisfront mee dat hij ‘schon ziemlich fliessend Holländisch und Malaiisch sprechen kann’, hij leert Javaans en ergert zich dan als iemand hem in het Maleis aanspreekt. Hij eet gebraden bijen en geroosterde vleermuizen en schenkt thee in kostbare, piepkleine kopjes, hij houdt er een aapje en een leguaan op na, er is een aardbeving en Spies' piano ratelt in één seconde de Chromatische Phantasie van Bach af. Hij schrijft naar huis: ‘ich kann nicht versprechen, dass ich noch lange Europäer bleibe’. De Hollanders zijn hem weinig sympathiek, hij vindt ze ‘plump, dick, ungeschickt’, en elders: ‘flegelhaft, dumm, borniert, eingebildet’, en gaat zo min mogelijk met hen om: ‘Mir scheint, ich werde mit ihnen noch in grössere Konflikte deswegen kommen!’ Toch zegt hij van het Nederlands: ‘Deutsch ist ein schlechter Dialekt davon’, hij leest zelfs zeventiende-eeuws: ‘ich bin begeistert von Vondel’. | |||||||||||
Spies op BaliIn 1925 bezoekt hij Bali, het is liefde op het eerste gezicht, op de Javaanse lente volgt de Balinese zomer, in 1927 vestigt hij zich op Ubud, bouwt er een huisje, het lekt, het wordt opgegeten door de witte mieren, hij bouwt een nieuw huis, hij maakt lange voettochten, verkenningstochten over het eiland, hij ruilt een schilderij voor een auto, ‘ich finde das Bild viel schöner als ein Auto, aber ich kann ein Auto gut gebrauchen’, hij heeft het ‘drück’ (‘wie man hier sagt’), hij bouwt vijf kleine paviljoens, één voor zich, vier voor gasten, beroemde gasten, van Charlie Chaplin tot Vicki Baum, hij wijdt zich aan gamelan, werkt mee aan een film over Bali, herschept de ketjak, de apendans van Bali, hij exposeert in Soerabaja, adviseert de regering bij de inrichting van een Hollands paviljoen op de grote koloniale tentoonstelling in Parijs (1931). Du Perron heeft hem één keer ontmoet, in mei 1937 in Denpasar, hij noemt hem ‘waarschijnlijk de meest begaafde schilder die in ons Indië verblijf houdt’ en die gevaar loopt ‘tot balinese instelling geforceerd’ te worden: ‘hij zag er inderdaad innemend genoeg uit, maar tegelijk met iets verpletterds, dat in verband met het balische toerisme moet staan’. Eind 1938 speelt Du Perron in een brief aan Willink met het idee om ‘met alle vrienden ergens te koloniseeren’, en waarom, schrijft hij, | |||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||
niet in Amerika? ‘Misschien word je er schatrijk. Als ik denk aan het succes dat Walter Spies in Amerika heeft, lijkt me dat volstrekt niet uitgesloten; integendeel.’ In dezelfde brief gewaagt hij van ‘een verwoede razzia op homosexueelen’ die op dat ogenblik in Indië is losgebarsten. ‘De resident van Batavia, hoofdambtenaren, hoogleeraren, alles wordt bedreigd, ondervraagd, gearresteerd of ontslagen, en er heeft zelfs al een zelfmoord plaatsgehad.’ Het bericht van de arrestatie van Walter Spies had hem toen kennelijk nog niet bereikt. | |||||||||||
De Bali-aangelegenheidWalter Spies dacht op Bali het paradijs gevonden te hebben, meent Adrian Vickers, óók het ‘paradijs voor homoseksuelen’, maar de Hollanders hebben hem dan wel hardhandig uit dat paradijs verdreven. Een vriendin van Spies schreef: ‘the Dutch did not approve of his friendship with the Balinese’. Een Fransman op doorreis vertelt van eindeloze verhoren, de politie was op de jeugd van Bali afgedoken als valken op een vlucht duiven, verdachte Balinezen werden gebrutaliseerd en geterroriseerd (‘brutalisés, terrorisés’), in de Nederlandse pers scheen niet veel doorgedrongen te zijn, maar de kranten op Java stonden er bol van. Ook de vader van de vriend van Walter Spies werd ondervraagd en onder druk gezet, de rechter wilde graag horen dat hij boos op Spies was, maar de vader hield vol dat hij de vriendschap van zijn zoon met Toean Spies als een eer voor zijn zoon beschouwde. In Duitsland las de moeder van Spies krantenberichten over de razzia's in Indië en schreef een bezorgde brief. Haar zoon zat toen al een maand in Denpasar in het huis van bewaring. Hij antwoordde op 6 februari 1939: ‘Ich bin sehr unglücklich darüber, dass Du Dich so unnütz um mich sorgst. Es ist zwar wahr, was Du in den Zeitungen gelesen hast. Es sind sehr unangenehme und peinliche Zustände hier im Augenblick. Hunderte von Europäern, Holländer und Ausländer, darunter auch viele meiner Bekannten und besten Freunden befinden sich in einer sehr peinlichen, unerwarteten und unglücklichen Situation. Was es für weitere Folgen haben wird darüber ist man sich vorläufig noch nicht recht im klaren, und nicht recht einig. Jedenfalls ist bisher noch nichts definitieves zu sagen. Einige haben Nied. Indien verlassen oder verlassen müssen! - Aber abgesehen von dem worüber Du wie es scheint gelesen hast (und worüber ich lieber nichts schreiben will und es auch Dir dringend anrate es in Briefen und auch sonst nicht zu erwähnen), ist im Augenblick eine recht begreifliche Stimmung von “oben her”, dass man Bali und die Balier, bevor es zu spät ist, bewahren will vor definitievem Untergang.’ Dan volgt een praatje over te veel toerisme op Bali als afleidingsmanoevre. En dan een moeizame zin: ‘[...] wenn es vom allgemeinen Nutzen befunden wird, dass es wünschenswert | |||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||
wäre, dass ich Bali verlasse, - dann werde ich eben Bali verlassen müssen’, en een troostende levensfilosofie: ‘Alles ist immer so am Besten, wie es gerade komt!’ En: ‘Mir kann es nie schlecht gehen! Was auch passieren sollte!’ En: ‘Jedenfalls musst Du Dich nicht zu sehr wundern, wenn ich Dir eines Tages schreibe, dass ich Bali vielleicht für eine Zeitlang verlasse.’ Aan een vriendin schreef hij: ‘Today I had a miserable time - I had to write to my mother. You can imagine how it was, her not knowing, not even guessing about whatsoever! Yesterday I had a letter from her, a worried one; she had read something in the papers. That comes from reading papers! So I had to begin to write something - not only about dragonflies, gamelans and virgin forests! I didn't want to, and couldn't yet write everything, not knowing myself yet how long everything will last and what will all happen with me, but I prepared her for the possibility that perhaps I will have to leave Bali for a time. I gave all kinds of explanations and reasons - of course not mentioning the most serious one. She would never understand it, I am afraid. She still thinks I am the purest angel. She is like that, you know! But she will have to know it some time; there is, I suppose, nothing to be done. And chiefly I wrote of course that nothing that ever happened to me could ever make me miserable und unhappy, and she must never forget that luck is always with me and round me and in me - that everything in life has a reason to be and nothing ever happends which is not to the good!’ Hij schrijft vanuit de gevangenis, om 8 uur gaat het licht uit, hij ligt dan slapeloos te luisteren naar de nachtgeluiden, regen in allerlei soorten, een tokkeh, een tjitjak, krekels, kikkers, padden ‘with their hollow barking’, of een auto of een medegevangene die zingt. Op 28 maart 1939 schrijft hij zijn moeder vanuit Soerabaja: ‘Um Gottes willen beherrsche Dich und schreibe nicht unangenehme Sachen über Holländer in Deinen Briefen.’ Alle post wordt gecensureerd. Zijn adres is dat van ‘Advokat’ Mr Witsen-Elias, Soerabaja, ‘mein Verteidiger in der Baliangelegenheit’. Zijn vrienden laten hem niet in de steek, maar ze bereiken weinig. De musicoloog Jaap Kunst schrijft hem in januari 1939 vanuit Amsterdam: ‘Bedenk in ieder geval: wat men je ook zal aandoen, je hebt, vergeleken bij andere stervelingen, zóóveel in je, dat je in zekeren zin onaantastbaar bent en zeker, na dezen tijd van beproeving, je zelf zult hervinden’, en een eigenaardige zinsnede: ‘Ik begrijp trouwens niet, waarom men, toen men overwoog, deze zaken aan het rollen te brengen, niet eerst ondershands een waarschuwing heeft doen uitgaan.’ Was Spies maar met Du Perron (en Willink) naar Amerika geëmigreerd! Van 3 februari 1939 dateert een brief van Spies aan zijn vriendin Hennie van Wulfften: ‘Ik zit nog altijd in Denpasar. Zall dezer dagen | |||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||
Spies, Landschap (1939). Collectie Hans Rhodius.
| |||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||
waarschijnlijk naar Soerabaja overgebracht worden. - Het gaat me uitsteekend! In dit oogenblik kreeg ik bericht, dat ik nog niet van hier weg moet en nog 30 dagen hier moet blijven. Dat vind ik erg prettig - omdat ik het hier erg gezellig vind! Wie weet hoe het in Soerabaja zou zijn. Beter een vogel in de hand, als... - Ik kan hier schilderen, heb pass een schilderij klaar, dat naar Parijs moet. Zall dezer dagen een nieuwe beginnen! En veel betere natuurlijk! - Ik mag met niemand spreken, en niemand zien wat niet eens zoo onangenaam is!’ ‘Het zall niet zoo erg lang meer duuren, denk ik, omdat mijn geval, zooals men me zijde, niet zeer ernstig is.’ Op 26 februari 1939 zit hij nog steeds in Denpasar. Hij schrijft: ‘Ik geniet mijn “uitgeslotenheid” uitermaate! Ik schilder de geheele daag - en ben erg gelukkig. Ik heb duizenden van dingen in mijn hoofd, op elk gebiet... Wat niet op doek kan, komt op notenpapier - en wat moeilijk in beeld of muziek uittedrukken is - moet ik maar in woorden doen.’ En over de gevangenis: ‘de deuren worden gesloten, daarom moet ik ook sluiten - het is al acht, en ik moet probeeren in slaap te vallen! De 13de gaan wij naar Soerabaja, op de 30de Maart is mijn perkara vasgestelld’. Op 19 maart 1939 zit Spies in de gevangenis in Soerabaja. Hij schrijft aan Hen: ‘Het gaat me iederen dag beter! en ook hier is het prachtig en prettig en het is goed voor me.’ Hij werkt aan een artikel over Balische muziek op uitnodiging van het Jawa-Instituut, maar het vlot niet: ‘ik zit en zit, en weet helemal niet wat en hoe ik het moet doen’. Hen gaat naar Europa. ‘Ik hoop dat je dit briefje nog vangt’, schrijft Spies, ‘voordat je weg bent gezwommen.’ Zijn brief is gecensureerd, getuige een stempeltje: ‘gezien’. Zijn adres is: c/o Off[icier] v[an] Justitie, Soerabaja. Op 14 mei schrijft Spies een luchtpostbrief naar Zeist, Holland: ‘Beste Hen! Alleen maar zeer kort! Alleen om te zeggen, dat het mij uitstekend gaat, - dat ik voorloopig door mag schildern - en dat ik volgende maand wel naar Bandoeng word overgebracht.’ Op 23 juni 1939 is hij nog steeds in Soerabaja. Hij schrijft aan Hen: ‘Wat moet je het genieten zoo weer eens denneboschen en korenbloemen te zien.’ ‘Mijn schrift danst heerlijk, omdat ik op mijn bed zit en te lui ben om aan tavel te zitten.’ ‘Mijn dagen hier in Soerabaja zijn nu geteld zoo te zeggen - Over twee weeken zit ik all op Bandoeng in de kou! Ik ben er erg gelukkig hier zoo veel gewerkt te kunnen hebben. Vandaag is de 5de Schilderij klaargekomen - en heel fantastisch iets, zeer anders als wat ik tot nu toe heb geschilderd - en het is een beginn van een heel nieuw tijdperk! - In Bandoeng hoop ik aan de vertaaling van Balische volksverhalen te kunnen werken.’ In de gevangenis van Soerabaja schilderde hij wat men vaak als zijn meesterwerk beschouwt: ‘Het landschap en zijn kinderen’. Onwillekeurig denkt men aan de indruk die Du Perron op Bali van Spies kreeg: dat zijn vele besognes bezig waren hem te verpletteren, en aan wat hij | |||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||
op 6 februari 1939 aan zijn moeder schreef: ‘Vielleicht ist die Zeit gekommen, dass ich endlich anfangen soll zu malen, - oder componieren, oder sonst was’, maar Vickers' commentaar komt mij toch wat platvloers voor: ‘Spies maakte van de nood een deugd.’ Nu raak ik Spies' spoor enige maanden kwijt. Op 24 januari 1940 maakte hij een uitstapje naar de Idjen, op Oost-Java, hij ziet er ‘neveltjes en mistjes en wolkjes en regentjes’, het is koud, ‘zoo koud, dat men eigenlijk ski ambities krijgt’, maar hij is vrij, dat is het voornaamste: ‘Morgen - Bali’, schrijft hij aan Hen. Op 31 januari 1940 schrijft hij aan Hen: ‘Eerst moet ik zeggen, dat ik werkelijk op Bali ben! Het blijkt bijnaa onwaarschijnlijk, maar het is zoo. Alles blijkt sprookjesachtig heerlijk en heerlijk en heerlijk!’ ‘Mijn tuin is ondertusschen veroerboscht, heerlijk veroerboscht - en alles prachtig dichtgegroeid. Nu slaa ik overal keekgaatjes, om iets van een uitzicht te krijgen op de wereld buiten. Zeer voorzichtig! - Ik ben nog nergens geweest en denk ook voorloopig nergens geen te gaan. Het zal wel alles naar mij toe komen!’ ‘Mijn gamelans speelen nog geregelt 2 keer per week, en ze zijn ongelooflijk mooi.’ ‘Mijn auto doet het prachtig, word van allen zeer bewonderd.’ | |||||||||||
Apa boleh boewat?Maar het duurde niet lang of de Hollanders sloegen opnieuw toe. Batavia seinde: ‘Berlijn’. Spies werd opgepakt en op Oost-Java geïnterneerd, in Ngawi, in een oud fort, kazematten, met getraliede ramen, het fort was al eerder als gevangenis gebruikt. Twee maal per dag mochten de gevangenen een paar uur op het platte dak doorbrengen. In augustus werden de Duitse geïnterneerden overgebracht naar een groot concentratiekamp in Atjeh. Er waren zes ‘blokken’, elk bestaande uit acht tot twaalf slaapbarakken. Men had getracht verschillende categorieën Duitsers, nazi's, joden, anti-nazi's, ‘gematigden’ enigszins van elkaar te scheiden, kaf van koren, de nazi's dus apart, maar de anderen werden toch niet vrijgelaten. Zij moesten, zei men, in bescherming worden genomen tegen de woede van de Nederlanders in Indië: Schutzhaft. In het kamp stonden zij onder druk: er dreigde de beschuldiging van landverraad, wanneer ze ooit naar Duitsland werden teruggestuurd of uitgeleverd. De Duitsers hielden in Holland ‘Indische gijzelaars’ vast. Walter Spies werd op 13 augustus 1940 met de ‘Plancius’, begeleid door de kruiser ‘Java’, van Priok naar Belawan, de haven van Deli, vervoerd. Het kamp Koetatjané lag in het binnenland op ongeveer 200 kilometer afstand van Medan. Hij kwam in geen slecht gezelschap terecht, er werd in zijn ‘blok’ muziek gemaakt en toneel bedreven en hij mocht schilderen. Kranten werden binnengesmokkeld en in oktober 1941 komt er zelfs een radio: ‘hoop daardoor iets van goede muziek te | |||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||
kunnen hooren’, was zijn reactie. Hij kreeg een dubbeltje zakgeld per dag en mocht per maand tien gulden van buiten het kamp ontvangen. Een Nederlandse journalist, die Walter Spies op Bali eens bezocht had, ontmoette hem in Koetatjané. Spies had een baardje laten staan, hij zat tegen de stam van een palm geleund te tekenen en rookte een sigaret, ze hadden elkaar aangekeken en de Hollander had niets gezegd, Spies had toen zijn blik afgewend en zijn schouders opgehaald alsof hij zeggen wilde: wat doet het er toe? Apa boleh boewat? Bijna 3000 Duitsers hebben in Koetatjané tot eind december 1941 vastgezeten. | |||||||||||
De ondergangOp 7 december 1941 vond de aanval op Pearl Harbour plaats. Op 8 december verklaarde Nederland de oorlog aan Japan. In februari begon de Japanse invasie in Indië. Eind december besloot de regering tot evacuatie van de Duitsers, een kostbare en omslachtige onderneming en eigenlijk niet urgent, nu in de strijd met Japan alles op alles gezet moest worden. In busjes werden de Häftlinge naar Sibolga getransporteerd, een haven aan de westkust van Sumatra. Twee transporten verliepen succesvol, twee KPM-schepen, de ‘Ophir’ en de ‘Plancius’, wisten, begeleid door de kruiser ‘Java’, bijna 2000 man naar India te brengen. Walter Spies bevond zich bij het derde transport, op de ‘Van Imhoff’. Het schip voer zonder escorte van de marine, zonder bewaking door de luchtmacht uit, het werd in volle zee door een Japans vliegtuigje ontdekt, getorpedeerd en tot zinken gebracht. De Hollanders brachten zich op de reddingsboten in veiligheid, ze lieten voor de Duitsers één reddingsboot achter, die in de klampen op het dek zat vastgeroest, ze roeiden haastig weg, bang voor de Duitsers, die wisten los te breken en het schip overstroomden, Duitsers die in het water sprongen, werden door de Hollanders niet opgepikt, hoewel er in de boten ruimte genoeg was, de Hollanders dreigden te zullen schieten en in één geval is dat ook werkelijk gebeurd. Sommigen bleven aan boord en spraken de drankvoorraad van de ‘Van Imhoff’ aan, een aantal pleegde zelfmoord. Er is een bericht van na de oorlog van een geredde Duitser die Walter Spies op de boot nog heeft gezien: ‘Er sass ganz ruhig und rauchte seine Pfeife als das Schiff untergegangen ist.’ Twee schilderijen van Spies zijn bij de ontruiming van Koetatjané verloren gegaan: ‘Tjampoean’ (zijn woning op Bali) en ‘De verschijning van de profeet Ezechiël’. Een aantal waterverftekeningen, schetsjes van een stuk rasterwerk met een wachthuisje, werden door een geestelijk op hol geslagen KNIL-figuur vernietigd om ze niet in handen van de naderende vijand te laten vallen. | |||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||
De briefkaarten van Walter Spies‘Walter Spies’, schrijft Van Heekeren, ‘had trouwe nederlandse vrienden en een groot deel van zijn korrespondentie uit het kamp is daardoor bewaard gebleven. Het is tragisch te lezen, hoe deze begaafde, internationaal beroemde man zijn tijd probeerde te vullen en ondanks alle handicaps van het op elkaar gepakt zitten, toch schildert, schrijft, musiceert en studeert en hoe steeds daar tussendoor de hoop weerklinkt, dat hij met steun van zijn nederlandse vrienden een gunstige beschikking zal kunnen krijgen op zijn rekest aan de goeverneur-generaal.’ Jaap Kunst schreef over Walter Spies (1945): ‘in latere jaren bediende hij zich in zijn correspondentie met zijn Nederlandsche vrienden ook nogal eens van de Nederlandsche taal, een wonderlijk, met Germanismen doorspekt, van spelfouten wemelend, maar springlevend Nederlandsch.’ De briefkaarten die Spies aan zijn vriendin Hen van Wulfften Palthe-Moinat (en een enkele keer haar echtgenoot Pieter, medicus in Batavia) vanuit Ngawi en vanuit Koetatjané stuurde, van 29 mei 1940 tot 9 december 1941, zijn in een collectie bijeengebracht. Hans Rhodius publiceerde er een aantal in Hoogduitse vertaling, ook een die verloren is gegaan. Het zijn er in totaal 36. Ik laat hier zinsneden volgen die mij bij uitstek karakteristiek lijken. | |||||||||||
1. Ngawi, 29 mei 1940‘Hier is iedere dag als de dag van gisteren en dezelfde als die van morgen. Nogal erg vervelend. En tusschen al de honderden van menschen, zijn er maar twee en half met die een gesprek of gedachtenwisseling mogelijk is. - Schilderen zou ik hier niet kunnen van wege al de menschen en absolute ruimtegebrek en rustafwezigheid. Misschien iets tekenen en aquarelleren.’ Vraagt om boeken, ‘Fransch of Engelsch of wat dan ook’: ‘Er zijn er hier twee of drie, en die worden altijd door anderen weer gelezen.’ ‘Het eten is uitsteekend, en wij zijn veel buiten op het dak. Wat ook heerlijk zou zijn is chocolade of zoo iets ter afwisseling van altijd maar nassi. - Vandag of morgen zal de kantine geopend worden, waar ook eindelijk cigaretten te koop zullen zijn!’ ‘Duizendpoten.’ | |||||||||||
2. Ngawi, 11 juni 1940‘Het is hier van verveling om dood te gaan, omdat ik niets te werken heb!’ ‘Ik heb een groot verzoek aan je! Zou je me misschien een Pingpongspel met vele ballen hier kunnen sturen. Desnoods alleen ballen, omdat hier al een net is, maar geen ballen meer! Er zijn vele goede spelers hier -! Dit zou een prachtig tijdverdrijf zijn, totdat misschien verf etc. van Bali komt.’ | |||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||
Vraagt om ‘olieverf, geprepareerde kartons, penseelen etc van Batavia te stuuren’. ‘Een soort “Feldstaffelei” (Ezel) zou ook zeer heerlijk zijn. En vooral Chineesche penseelen ook die gewoone waarmee ze schrijven.’ | |||||||||||
3. Ngawi, geen datum; Rhodius leest het poststempel als: 5 juli 1940Bedankt voor: ‘de briefkaarten, de chocolaa en de boeken’. ‘Wat moeten jullie heerlijke vacanties hebben gehad! Wat jammer dat ik niet mee kon!’ Hij heeft ‘een rustig kamertje’ gekregen, ‘met toestemming van de overste’. ‘Ik ben met waterverf bezig voorlopig - maar dat is eigenlijk niets voor me - daarom heb ik olieverf, etc. van Bali besteld.’ ‘Ik loop veel op het dak, waar men een mooie uitzicht heeft, en ik spel ook een half uurtje pingpong.’ Hij geeft Russische lessen, zes leerlingen, geen boeken. ‘Je moet niet boos zijn als ik niet veel schrijf. Maar ik mag niet meer dan twee briefkaarten per week verstuuren.’ | |||||||||||
4. Ngawi, 11 juli 1940(een stuk van ongeveer vier regels onleesbaar gemaakt, vermoedelijk met oostindische inkt)
Bedankt voor ‘prachtig advies’, waarschijnlijk inzake een verzoek om vrijlating. ‘Ik zal probeeren wat er te doen valt. Maar zie voorloopig nogal vele moeilijkheden in ook al wegens tegenwerking in Bali. Meer success op slagen zou er zijn, als er een mogelijkheid was, dat het van hollandsche zijde zoude kunnen uitgaan.’ Hij heeft olieverf en linnen, ‘Maar jammer genoeg moest ik uit mijn stil hoekje waar ik toestemming had gekreegen al weer weg.’ Hij bewerkt een stuk van Petyrek, ‘Variationen en Fuga’ voor twee piano's en denkt hetzelfde met werk van Buxtehude te zullen doen: ‘wat zal het heerlijk zijn die met je te kunnen speelen’. (Felix Petyrek: Tsjechisch componist, 1892-1951) | |||||||||||
5. Ngawi, 16 juli 1940Bedankt voor ‘de pingpong’ en ‘de chineesche penseelen! Ik ben er zoo blij mee!’ Over een rekwest: ‘Jammer genoeg kan ik op het oogenblik niets van hier uit beginnen, omdat hoofdzakelijk op Bali, zooals ik heb gemerkt op een niet zeer mooie wijze al is tegengewerkt! - Het blijkt me verstandiger om nog ermee te wachten.’ ‘Het is ons officieel medegedeelt, dat wij in afzienbaaren tijd naar Sumatra worden getransporteerd. - De reis naar toe zal wel niet zeer aangenaam worden. Maar waar we komen moet goed klimaat zijn.’ | |||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||
Wil graag ‘potloden, meer muziek, chocolaa etc’. Mag niet meer zomaar pakjes ontvangen, maar voortaan een ‘machtiging’ sturen. | |||||||||||
7. Ngawi, 6 augustus 1940Heeft allerlei ‘permintaans’, wensen, met name vraagt hij om ‘balische schoolboekjes die door de Volkslektuur zijn uitgegeven’, liefst ‘in balische schrift’, maar ook ‘met latijnsche letters’, hij houdt zich in gedachten bezig met de volksverhalen en liederen die hij op Bali heeft verzameld, maar er wordt verhuisd: ‘Alles is gepackt en zaterdag de 10de gaan wij vroegochtends van hier op reis. Het Centraale Interneeringscamp aldaar is Koetatjané, koel klimaat, mooie streek, zooals men vertelt.’ ‘Zaterdag namiddag gaat al de boot van uit Priok!’ ‘Verleden week was ik hier voor een Comissie, wegens het request, dat van buiten is ingedient. Dus misschien heb ik een kansje om je gauw weer te zien en met je Bach op 2 pianos te trommelen!’ | |||||||||||
8. Ngawi, poststempel: 12 augustus 1940‘Morgenochtend vroeg, vertrekken we via Batavia, naar Belawan, van daar in het Centrale Interneeringscamp te Koetatjané - ergens in Atjeh.’ ‘De grootere bagage, dus al mijn schilderromel ook is al weggestuurd.’ Over het rekwest: ‘als het niet lukt apa boleh boewat!’ Hoopt veel te schilderen: ‘de eenigste troost en heerlijk tijdverdrijf’. In het kamp heeft hij ‘alleen maar portretten geschilderd, in een nieuwe techniek, die nogal aardig is. Als ik eruit ben zal ik jou ook direkt schilderen! Je zult stom verbaasd zijn!’ | |||||||||||
9. Koetatjané, 30 augustus 1940Reageert op brief van Hen: ‘Het “mensendikken” blijkt heel wat te eischen! Wat is dat eigenlijk? Ik stel me niets eronder voor! Wat is het charakteristieke ervan? Waardoor kan men het van andere gymnastieken onderschijden? Behoord misschien pianospel er ook bij? Ik hoop van wel, anders kunnen we later niet de Petyrek spelen.’ | |||||||||||
10. Koetatjané, 17 september 1940Blij met pakje, blij met contact: ‘Het is zoo een heerlijk gevoel om op die manier een beetje contact met de buitenwereld te voelen. Wij zijn hier, zooals je weet heelemaal van de wereld en wereldnieuws afgesloten, wat misschien niet eens zoo onaangenaam is. Oorlogsberichten zouden denk ik niet veel bijdragen, om de innere rust, die ik toch noodig heb om te kunnen werken, te verdiepen!’ Hij vergroot zijn insectenverzameling: ‘Er zijn prachtige keevers erbij gekomen!’ | |||||||||||
11. Koetatjané, 29 oktober 1940‘Mag maar 100 woorden! Dus hartelijkst bedankGa naar eind2 voor Paket. Vandaag daardoor feestdag! Heerlijk gewoonweg! Gaa direct potloden en fernissen probeeren! En lezen! Jammer! Geen plaats, nog rust om echt te schilderen!’ | |||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||
‘Ben met Balisch bezig! Als je nog ergens N° 4 (ontbrekende) Baliboekje zoud kunnen opscharlen en nog vele andere in lateinische schrift, zou het heerlijk zijn! Wij hebben iederen dag regen en regen, en dat is erg deprimeerend!’ ‘Lieve Hen ik moet wel sluiten omdat 100 woorden zeer weinig woorden zijn!’ | |||||||||||
12. Koetatjané, 3 december 1940Ontving boeken, waaronder ‘O’, zei ik van Leonard Huizinga. Verhuist naar Blok E: ‘veel aangenamer. Eindelijk menschen met die gesprekken en gedachtenwisseling mogelijk is. Word veel musiceerd. Fluit, viool, piano. Interessante lezingen op verschillend wetenschaplijke gebieden. Merkw. persoonlijkheden uit Molukken, Nieuw Guinea, Ceram etc.’ ‘Heb nog niet plaats om te schilderen. Maar dat komt nog wel! Nu, dat ik geheelen dag bezig, eentonigheid, nutteloosheid van bestaan niet zoo opvallend.’ | |||||||||||
13. Koetatjané, 13 december 1940Bedankt voor kaart: ‘Dank 2.’ Bestelt ‘barang’, vooral boeken en ‘2 Pingpongrakets, licht, maar slagvak met rubber betrokken (niet kurk). De oude stukgespeeld. Maak vorderingen!’ ‘Ateliertje misschien volgende week klaar.’ | |||||||||||
14. Koetatjané, 30 december 1940‘Dankontvangen Xmaskaart. Jaja, wat was het verleden jaar zeer anders!’ ‘Tien uur naar bed. Maar mijn ateliertje is klaar. Met nieuwjaar begin schilderen. Verleden week bericht mijn interneering voorlopig blijft gehandhaafd. Apa boleh boewat! Dus afwachten. Het zal wel eens een dag komen, waar de wereld weer in vrede zal moeten geloven! En liefde!’ ‘Ben benieuwd hoe en wat mijn eerste schilderij werd!’ | |||||||||||
15. Koetatjané, 14 januari 1941‘Hier is iemand met wie ik goed 4handig zou kunnen spelen. Zou je in Batavia ook voor mij willen kijken of er wat te vinden is, 4handig. Het liefst modern of heel oud. (Maar geen sinfonieen van Beethoven, Mozart of operas van Wagner!) Je weet al!’ ‘Schilder dagelijks! Oerbosch!’ | |||||||||||
16. Koetatjané, 24 januari 1941: aan Pieter van WulfftenHen is geopereerd: ‘Wat geruststellend om te horen dat de operatie goed is afgelopen!’ ‘Met vreugde en dank ontving ik het paket met de bibliotheekboeken en pingpong-rakets. Nu ben ik voor een tijd lang weer voorzien met interessant werk!’ Vraagt hoe lang hij de boeken van de bibliotheek mag houden. | |||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||
17. Koetatjané, 8 februari 1941‘Ik weet niet, wat lekkers ik mag vragen. Er zijn hier veel heerlijkheden in de Cantine, maar ik heb niet genoeg geld om 't koopen! En wat in de Cantine te krijgen is, mag niet van buiten gestuurd worden. Cercle vicieux!’ ‘Ben erg benieuwd op de 4 mains-muziek!’ | |||||||||||
19. Koetatjané, 4 maart 1941‘Het postwisseltje is gekomen! Wat ben je toch voor een heerlijk zusje! Nu kan ik me boter en melk koopen en vruchten en chokola!’ ‘Wij speelen nu bijna iederen ochtend Bach - wat heerlijk is - maar een schrik voor velen, die wel liever Léhar of Strauss walzers zouden willen horen!’ | |||||||||||
21. Koetatjané, 22 april 1941‘Zaterdag was Concert, waarin ik ook ben opgetreden. César Frank Viool-Sonate (de heer Duel heeft de Vioolpart gespeld) en ook twee Solostucken (Rachmaninoff). Als piano en geheele omgeving beter waren, zou het niet eens zoo slecht geweest zijn.’ ‘Anders is het leven hier verschrikkelijk eentoonig vervelend onder al de honderden van menschen. Geen rust om werkelijk zich te kunnen concentreeren. - Met schilderen gaat het daarom niet zoo erg goed. Twee schilderijen weer vernielt worden! Wanneer zal weer vrede zijn??’ En aan het slot: dank voor de postwissels: ‘Ik geniet er nog van! Plan plan!’ | |||||||||||
22. Koetatjané, 29 april 1941
| |||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||
23. Koetatjané, 9 mei 1941 (nr. 2)‘Ik werk langzaam door. Maar het gaat uitgesproken zonder inspiratie! Hoop nog altijd, dat op een goede dag die inspiratie plotselink weer inzet.’ | |||||||||||
24. Koetatjané, 23 mei 1941 (nr. 4, dus nr. 3 is er niet)‘Hier dezelfde eentoonigheid. Ben weer an 't portretteeren. Twee laatste tevredenstellend. Van plan weer insectenteekeningen beginnen. Is er in B[atavia] een teekenprisma te verkrijgen, die voorwerpen projeceerd om precies naateteekenen? Materiaal raakt weer op! Groot dank als zoud kunnen stuuren 2 groote teekenbloks, 6 witte potloden. Waterverftubes: wit, zwart, vermilloen. gebr. sienna, donderbruin. Jammer geen stabilo's meer te krijgen, hoe staat 't met Temperaverf of Plakaatverf?’ ‘Speel soms piano, Bach, Frescobaldi, erger mij over Brahms, nietszeggende Grieg Vioolsonate.’ (Girolamo Frescobaldi: orgelvirtuoos, 1583-1644) | |||||||||||
25. Koetatjané, 6 juni 1941 (nr. 5)‘Je postwissel was dit keer nog heerlijker als gewoonlijk, omdat ik zoo lang zonder een centje zat.’ ‘De inspiratie is er nog niet gekomen maar langer zonder schilderen zal ik het wel niet uithouden. Dus het moet komen! Twee doeken die klaar zijn, zal ik probeeren om wegtesturen, anders bederven ze hier!’ | |||||||||||
26. Koetatjané, 24 juni 1941 (niet genummerd)‘Met vreugde postpaket ontvangen (bloks, potloden, verf) - nu kan ik weer doorgaan! Ik heb je vandag een klein schilderijtje toegestuurd hoop dat het onbeschadigt aankomt. Het is fantasie, geinspereerd door ons uitzicht op de bergen in de vroege ochtend (nevels etc.). Ik hoop dat het je bevalt. Ik stel me een zwart-bruin met zilver(oud)-lijst daarom heen voor, niet te breed. Als het op plaatsen dof word, moet je het even oververnissen. - Het is maar als een klein Debussy-achtige “prélude” optevatten. Volgende week hoop ik het andere schilderij “oerbosch” te stuuren.’ ‘Nu ben ik met een derde (Tjampoan) weer bezig.’ | |||||||||||
27. (Ontbreekt; een Duitse vertaling bij Rhodius, p. 446; hij dateert: 3 juli 1941)28. Koetatjané, 15 juli 1941‘Vandaag stuurde ik je het oerboschschilderij.’ ‘Heb het maar gerold gestuurd, anders te zwaar en te duur.’ Het moet worden opgespannen ‘op een spieraam 60 cm × 80 cm groot’. ‘Het heeft nog geen “slotvernis”, dit mag pas over een halfjaar op. Doffe ingeschoten vlekken kunnen met retoucheervernis behandelt worden. Heb nog geen bericht, of je het “nevelschilderij” al hebt ontvangen. Ik hoop dat het je bevalt. - Ben weer met 2 nieuwe bezig.’ ‘Hier altijd dezelfde eentoonigheid en nutteloze verveling. Maar in PingPong zal je me nooit weer kunnen slaan!’ | |||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||
29. Koetatjané, 22 augustus 1941‘Het paket is aangekomen. Veel hartelijken dank. Nu hoop ik een groot doek te kunnen beginnen “de Visioen van de Profeet Hezeheel”. Je kunt het in de bijbel na lezen! Ben benieuwd, of het iets word! Heb al vele schetsen gemaakt. - Ik ben erg gelukkig, dat het nevelschilderijtje je bevalt.’ ‘Heb ondertusschen enkele balische gamelanstucken arrangeerd voor 4 mains. Ik zal er afschriften van maken en je stuuren, misschien kan je die met Kees spelen!’ ‘Ik verlang erg naar weer normaal leven. Op den duur is die toestand erg drukkend.’ | |||||||||||
31. Koetatjané, 19 september 1941‘Groot verzoek: eenigste piano in onze blok. Oud, stuk, teer! Mag maar twee uuren per week daarop spelen. Dus Techniek erg achteruit. Daarom volgend idee: zou het mogelijk zijn een klaviatuur van afgedankt, oud piano te kopen en laten omwerken als stomme, toonlose klaviatuur. Zonder hamers etc. Klaviatuur sadja [alleen maar] waarvan ieder toets, door een veer (of gewicht?) terugspringt. Moet gesteld worden op ± 55 gram iedere toets. Pianohandel, -bouwers weten alles van af. Graag, als je kunt vragen, of kan, vooral prijs. Zal wel geld voor over kunnen sparen. Doofstomm prachtig veel, geluidlos oefenen, de twee uuren perweek zouden voldoende zijn voor klank spel.’ | |||||||||||
33. Koetatjané, 28 oktober 1941‘Heb lang niet geschreven, omdat correspondentie met anderen ertuschen kwam.’ ‘Hezekieel klaar! Alle vinden het zeer indrukwekkend. Nu droogt het, zamen met Tjampoeanschilderij, die nogniet helemaal af is.’ ‘Ben je met je Mensendikstudie gevordert? Wanneer begin je zelfs lessen te geven?’ ‘Wij zullen gauw (hoop ik) Radio krijgen - hoop daardoor iets van goede muziek te kunnen hooren.’ | |||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||
34. Koetatjané, poststempel: 27 november 1941‘Vandag weer een slechte dag! Niets lukt! Een begonnen portret is misgelopen - Een groot deel van nieuwe schilderij moest afgekrasst worden - omdat het ging barsten. In Pingpong heb ik verloren. Mijn boter is op! Het laatste russische boek is doorgelezen! Wat nog meer?! - Dit is te veel tjelaka op een dag!’ ‘Het weer hier is afgrijselijk, dagen achter elkaar regen! Lang geen muziek gemaakt.’ | |||||||||||
36. Koetatjané, 9 december 1941‘Veel veel hartelijken dank voor het Rachmaninoffconcert! Ik schrok toen ik in een hoekje de prijs ervan ontdekte. Als ik dat geweten had, zou ik nooit mijn onbeschijden mond geopend hebben! Ik ben nu bezig om de stemmen van 't orchest uitteschrijven (ik heb de orchestratie nog eenigzins in de ooren!) - en wij zullen het hier met ons bescheiden middelen trachten optevoeren. Het oefenen ervan maakt mij veel pleizier. Ik hoop 't jullie eens te kunnen voorspelen. - Wat gaan wij weer moeilijke tijden tegemoet! Ik hoop, dat het mogelijk zal zijn mijn twee laatste schilderijen jullie te laten toekomen. Maar ik moet nog even wachten omdat het eene niet heelemaal droog is, ook is het onzeker of de postverbinding even regelmatig zal blijven. Nogeens veel veel hartelijk dank - en alles alles beste - Walter.’
Leo Ross (1934), neerlandicus, was achtereenvolgens aan de universiteit van Münster en aan die van Amsterdam werkzaam, promoveerde (gezamenlijk met Rob Delvigne) in 1994 aan de V.U. op Brieven van Jacob Israël de Haan en schreef de Griekse roman Een tourist kwam naar ons dorp (1999). Dit jaar verschijnen zijn verzamelde gedichten (vijfenzestig). | |||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||
Literatuur
|