Indische Letteren. Jaargang 15
(2000)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| ||||||||||
Het verleden voorbij
| ||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||
Jill Stolk.
| ||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||
en de compacte stijl, maar vooral ook de authentieke woede. Een woede die ook in de tweede roman Onder de blauwe sarong (1986) nog een grote rol speelt. In 1988, bij het verschijnen van de gebundelde columns in Kleurverschil, lijkt er een kentering te komen. De woede heeft dan plaatsgemaakt voor meer beschouwing, bezinning en compassie. Dat blijkt niet alleen uit Stolks derde en laatst verschenen roman De zwijgende vader (1992), maar vooral uit de interviewbundel Indië was Alles. Alles (1996), die een soort liefdesverklaring is aan de eerste generatie Indische Nederlanders. | ||||||||||
De (vader)romansIk zou allereerst willen beginnen met de bespreking van de drie romans die weliswaar geen trilogie zijn, maar wel opvallende overeenkomsten vertonen. Zo is de hoofdpersoon in alle drie de romans een ikverteller, een Indisch meisje uit Den Haag, dat muziekles geeft en uit een streng Indisch milieu komt. In Scherven van smaragd heet het Indische meisje Jill, in Onder de blauwe sarong heet ze Salma en in De zwijgende vader heet ze Marijn. Alle drie de Indische hoofdpersonen (Jill, Salma en Marijn) proberen zich los te maken van de Indische erfenis van hun ouders. Ten behoeve van de analyse zal ik die erfenis in twee delen opsplitsen. Aan de ene kant hebben we te maken met de Indische erfenis (de migratie, de aanpassingsproblemen, de vooroordelen over Indo's), aan de andere kant hebben we de erfenis van de oorlog (de Japanse kampen, de Bersiap). De vaderfiguur heeft dan ook een kampsyndroom.
Ik geef eerst een drietal voorbeelden waarbij de Indische meisjes geconfronteerd worden met hun Indische achtergrond. In het eerste voorbeeld zegt de vader van Jill dat ze extra haar best moet doen op school, omdat ze een Indische is. Het maakt Jill woedend en ze denkt: ‘Was mijn vader bezig met het overleveren van een traditie? Of voelde het Indische volk zich kleintjes omdat ze Indisch waren, en moesten ze tegen de verdrukking in bewijzen dat ze eigenlijk heel goed waren, zodat men zei: “Hij is Indisch, maar goed dat ie is”.’Ga naar eind3 Het fragment maakt schrijnend duidelijk dat een kind niet weet wat er precies aan de hand is; ze kan het niet duiden. Haar ouders zadelen haar op met een probleem waar ze zelf geen raad mee weten en waar Jill gedwongen mee moet leren leven, omdat haar ouders het zeggen. Ze wil ‘er’ tegen in gaan, maar weet niet wat ‘er’ betekent.Ga naar eind4 Ten tweede zien we dat Jill zich boos maakt over Indische mensen die zich teveel aanpassen aan Nederland, en niets meer van hun Indische achtergrond willen weten. Ze maakt daarbij gebruik van bepaalde types. In Scherven van smaragd spreekt ze over Eurinda's. Inda is de vrouwelijke vorm van Indo, en Eurinda's staan dan voor vrouwelijke Indo's die zich teveel aan Europa aanpassen. Daar tegenover staan de | ||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||
Adinda's, daarmee wordt verwezen naar Max Havelaar, naar Indië. Adinda's zijn Indische meisjes die wél in hun Indische achtergrond zijn geïnteresseerd. In Onder de blauwe sarong is er sprake van de Indische Koffiekaatje die zich volledig aan zijn Nederlandse vrouw Advocaatje aanpast. Wat al die types gemeenschappelijk hebben is dat zij zogenaamd niet geïnteresseerd zijn in hun Indische achtergrond en daarom ‘een soortgenoot’ niet eens recht in de ogen durven kijken. De hoofdpersonages van Stolk ergeren zich mateloos aan dergelijk (aanpassings)gedrag, omdat het niet waarachtig is, niet geloofwaardig. Want we zijn toch allemaal geïnteresseerd in onze geschiedenis, onze achtergrond? Het derde voorbeeld staat in de roman Onder de blauwe sarong dat geïnspireerd is op het boek Indische Nederlanders; een onderzoek naar beeldvorming (1984) van Annemarie Cottaar en Wim Willems. Daarin worden onder andere de vooroordelen over Indische meisjes beschreven. Ze zouden behaagziek zijn en altijd op seks belust. Bovendien onverschillig, onzeker, indolent, passief en met een minderwaardigheidscomplex geboren. De auteur heeft Salma, de hoofdfiguur uit het boek, opgezadeld met de wetenschap dat er zo over Indische meisjes wordt gedacht. Op de achterkant van het boek staat: ‘Ze heeft het in boeken gelezen, ze weet het door de bijna zonder woorden doorgegeven boodschap van haar ouders en andere volwassenen. Ze vecht tegen die vooroordelen in de veronderstelling dat alles begint in de geest.’Ga naar eind5 Wil je vooroordelen van je af schudden, wil je minderwaardigheidsgevoelens overwinnen, dan begint dat tussen de oren.
Naast de problemen van het Indisch-zijn, spelen ook de problemen van de vaderfiguur een grote rol. In alle drie de romans lijdt de vader aan een oorlogstrauma. Daar komt nog eens bij dat de dochter er een tikje Japans uitziet, tot afschuw van de vader. Het is immers het gezicht van de vijand, en daar wil hij niets van weten. Hij ontkent niet alleen dat er Japans bloed door de aderen van de familie stroomt, hij reageert zijn frustraties ook af op zijn dochter, zoals in ‘de afwas-scène’ in Scherven van smaragd: Het was zo op het eerste gezicht een rustige avond. Ik had afgedroogd en was mijn dagelijkse oefening in plichtsbesef al lang weer vergeten. Ik stond te strijken en dacht aan andere dingen. Toen gebeurde het dat de keukendeur werd opengerukt en mijn vader, als een paard dat de stal ruikt, door de gang richting huiskamer denderde. Je kon je voorstellen hoe zijn hielen een spoor van vonkjes veroorzaakten. Hij vloog met deur en al de huiskamer binnen, over z'n hele lichaam trillend, een bosje lepels, messen en vorken in de geheven rechterhand. Op een afstand van tien centimeter voor me hield hij halt. ‘Heb jij dit afgedroogd!’ gilde hij? Het kwam zo onverwachts en ik was | ||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||
zo ver weg met m'n gedachten, dat ik niet eens schrok. Er stond een belachelijke figuur voor me. Iemand van een andere planeet. Op planeet aarde raakte niemand over z'n toeren van al dan niet afgedroogd bestek. Maar er werd mij een vraag gesteld en hij wachtte op antwoord [...]. Ik moest niet te geamuseerd reageren. Ik moest niet laten merken dat oorzaak en hevigheid van emotie niets met elkaar te maken konden hebben. Geen verbale expressie. ‘Ja,’ zei ik heel dociel. Dat moest hij nog even weten voor hij verder tot de aanval overging. ‘Ik zal je léren afdrogen,’ brulde hij en rammelde me door elkaar, het bestek nog steeds in de rechterhand. Ik hoorde hoe het meekletterde, terwijl ik eraan dacht de nek goed ontspannen te houden ten einde geen blijvend letsel aan atlas en draaier op te lopen. En weg was ie weer, mij beduusd achterlatend. Wat mankeerde die man eigenlijk? Waaruit bestond de lava van deze vulkaan. Ik kwam er niet goed uit, maar ik wist dat de ware reden van zijn driftaanvallen niet bij mij kon liggen. Ik was altijd voorzichtig, hield gezicht en tong in toom zoveel als in mijn vermogen lag. Er is iets anders, wist ik, maar ik heb geen schuld aan dat ‘iets’.Ga naar eind6 | ||||||||||
Losmaking: decor-motief, droom-motiefDe personages van Stolk zijn niet van plan zich te laten gebruiken als bliksemafleider. Aan de hand van twee veel voorkomende motieven zal ik laten zien hoe zij zich los proberen te maken van hun vader. Het gaat hier om het decor-motief en het droom-motief. Van beide motieven zal ik enkele voorbeelden geven. Het decor-motief komt allereerst voor in Scherven van smaragd. De kleine Jill zoekt haar toevlucht in het lezen van boeken. In haar fantasiewereld zijn haar ouders alleen nog een storend decor als ze opkijkt van het lezen. Stolk schrijft: ‘Een decor was niet meer dan een laag karton. Van mijn vaders bordpapieren mening hoefde ik me niets aan te trekken.’Ga naar eind7 Op deze wijze is het gevaar (de woede van haar vader) geëlimineerd en voelt ze zich veilig. Daarnaast zien we in Onder de blauwe sarong dat het Indische meisje Salma niet in staat is haar ouders in perspectief te zien. Als haar ouders op het strand van haar weglopen, worden ze vreemd genoeg maar niet kleiner: ‘Stap, stap, stap. Straks verdwijnen ze achter de rotsen. Forget it. Ze blijven groot op mijn netvlies om mij duidelijk te maken dat ze niet uit mijn leven te branden zijn.’Ga naar eind8 Het lijkt wel alsof de ouders van Salma daadwerkelijk decor zijn, want een decor is tweedimensionaal en kent geen diepte.
Ook wordt door middel van het droom-motief duidelijk gemaakt dat de personages zich los willen maken van hun dominante vader. Dat | ||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||
komt allereerst tot uiting in >Scherven van smaragd als Jill droomt dat ze samen met haar vader opgesloten zit in een kasteel. Ontsnappen is niet mogelijk. Overdag kropt ze haar emoties op, zodat ze er 's nachts als nachtmerries uitkomen. Maar ze is strijdbaar en wil niet gek worden. Ze besluit zich geestelijk van hem los te maken door hem in haar dromen te verslaan. Of ze droomt van het huis dat ze altijd had willen hebben. De keuken is er ruim genoeg, zodat je niet in elkaars aura hoeft te staan, wat verwijst naar de afwas-scène waarbij Jill probeerde niet in haar vaders aura te gaan staan. Hoewel ze in de droom een nieuw huis betrekt en zich daarmee, ruimtelijk gezien, los heeft gemaakt van haar vader, is dat geestelijk niet het geval, want in de droom verspert het lijk van haar vader haar de weg: ‘Zelfs na zijn dood staat die man me nog in de weg.’Ga naar eind9 Het lijkt er op dat ‘de dood’ in de droom symbool staat voor het geestelijke losmakingsproces. De vadermoord lijkt de oplossing, maar is in wezen slechts een schijnoverwinning, omdat hij haar zelfs na zijn dood in de weg blijft staan. In De zwijgende vader is er sprake van een terugkerende droom. De schrijfster maakt hier gebruik van haar lievelingsprocédé: herhaling. In het begin van het boek is Marijn in een lege kerk. Ze voelt zich aangetrokken tot het podium, daar is iets, de vrijheid wellicht. Ze kruipt er heen en wil zich strekken maar ze blijft klein (kruipen) en kan niet rechtop staan.Ga naar eind10 Dat Marijn geïnteresseerd is in yoga blijkt, tegen het einde van het boek, dan ook niet zo verwonderlijk: Ieder mens dat yoga wil doen, heeft een drang naar opbouw in zich. Door het lichaam sterker te maken verstevigt men tevens de mogelijkheid van de geest deze te richten. Zo wordt de mens geholpen op weg naar een rechtopgaand, evenwichtig menszijn. Een rechtopgaand wezen! Dat was precies waar ik behoefte aan had na al die jaren onder de kerkbanken gekropen te hebben. Na zoveel jaren kruipen wilde ik de leden strekken. Rechtop staan. Vrij zijn.Ga naar eind11 | ||||||||||
EvenwichtIn Onder de blauwe sarong staat een ogenschijnlijk achteloos zinnetje dat zegt dat het Chinese bloed in Salma steeds streeft naar evenwicht. Dat nu is ook van toepassing op het schrijverschap van Jill Stolk. Al haar romans zijn min of meer hetzelfde opgebouwd. Na een louteringsproces komen de ikpersonages (allen Indische meisjes) als zelfbewuste, evenwichtige vrouwen uit de bus. Zo eindigt >Scherven van smaragd met de scène waarin de volwassen geworden Jill voor haar ouders gaat koken: ‘Ik proef nog eens. Nee, dit is geen verbeelding. Dit, wat ik hier gemaakt heb, smaakt niet Indonesisch (dat zullen ze niet durven zeggen), het | ||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||
smaakt ook niet naar Hollandse pot (gelukkig niet, we hebben de afgelopen week al vier keer sla gegeten), het smaakt naar iets precies ertussenin. Het smaakt als een evenwichtig mengsel. Het smaakt Indisch.’Ga naar eind12 En Onder de blauwe sarong eindigt op een soortgelijke manier. Salma is een jaar of dertig en volwassen geworden. Ze heeft alle vooroordelen van zich afgeschud en zich losgemaakt van haar getraumatiseerde vader. Ze kan nu al haar liefde en aandacht richten op haar pasgeboren kind; vastbesloten om het anders te doen dan haar ouders: ‘Over zijn bedje komt de doorzichtige blauwe sarong te hangen, een vriendelijk gekleurd uitspansel met figuurtjes erin. Hij zal omringd worden door de mooie dingen uit het Oosten. Het bloed dient niet verloochend te worden.’Ga naar eind13 | ||||||||||
KleurverschilIn Stolks journalistieke werk gaat het ook over Indisch-zijn en alles wat daarmee samenhangt. In de gebundelde columns in Kleurverschil (1988) zien we al de bekende Stolk-thema's: Indisch-zijn, vechten tegen negatieve beeldvorming, tweedegeneratieproblematiek en het kampverleden van de vader. Maar ook krijgen we een beeld van de multiculturele samenleving, wat misschien wel het best tot uiting komt in de column ‘Vergeten uiterlijk’ waar drie Turkse jongetjes Jill en haar zoontje aanzien voor Chinezen: Er zijn na de Indische gezichten heel wat andere nieuwe gezichten binnen onze samenleving komen kijken, wat dat betreft zijn de Indische mensen koplopers. Wij hebben de spits afgebeten, of we het nou leuk vonden of niet. Sinds mensenheugenis vergeet men mij ‘Inda Pinda Poepchinees’ te noemen. En nog altijd vergeet ik dat ik er anders uitzie, zodat ik steeds weer verrast ben wanneer ik daaraan herinnerd word, zoals nu door de Turkjes. De drie geklede buitelaars zijn zich helemaal niet bewust van hun uiterlijk. Ze denken niet aan hun zwarte losse krullen, hun olijfkleurige huid en hun on-Nederlandse neuzen [...]. Peuter denkt ook alleen aan het spel. Een stralend Chineesje roetsjt naar beneden. Die houdt zich ook al niet bezig met zijn uiterlijk. Zou het zo horen? Het zal zo horen.Ga naar eind14 In het titelverhaal ‘Kleurverschil’ verbaast Stolk zich erover dat Peuter en zijn klasgenootjes van diverse gezindten en kleurschakeringen zo gemoedelijk met elkaar omgaan. ‘Geen sprankje tweede generatie-zeer zit erbij.’ Die constatering is aanleiding om de obsessie met kleurschakeringen binnen de Indische gemeenschap (‘van kulit langsep tot zwart’) uit de doeken te doen. Als er op verjaardagen over wordt gesproken voelt Jill zich altijd ongemakkelijk: ‘Het was alsof alles wat de groep | ||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||
verjaardagvierende mensen aan belast- en beladenheid met zich meedroeg op mij terechtkwam.’Ga naar eind15
Tevens zien we in Kleurverschil al de grote belangstelling die Stolk heeft voor de eerste generatie, die later in de bundel interviews Indië was alles. Alles (1996) gestalte zou krijgen. De bundel is de afsluiting van haar Indische oeuvre. De bundel is onder andere opgedragen aan haar zoontjes Gilius en Roelant (de derde generatie), die aan het eind van de bundel in een lange brief de geschiedenis van de Indische Nederlanders verteld krijgen, zodat zij meer zullen weten dan hun moeder toen ze klein was. Geen zwijgen meer, alleen nog de verhalen. Het is zoals de ikfiguur uit Scherven van smaragd droomde over haar droomhuis, dat de sfeer zou moeten uitademen van een Japanse prent: ‘Het leven in dit huis zal duidelijk en doorzichtig zijn.’Ga naar eind16 Overigens blijkt uit een aantal columns uit Kleurverschil dat Stolks vechtlust en kritische toon haar niet altijd in dank zijn afgenomen. Door haar eigen ‘achterban’ wordt gemorreld aan haar schrijverschap. In de column ‘Een liefhebbende verraadster’ zegt een Indisch meisje na een lezing tegen Stolk dat ze in de Indische gemeenschap als een verraadster wordt beschouwd omdat ze dingen vertelt die men niet wil weten: ‘Jij hebt het over onderwerpen die niet in het openbaar mogen komen.’Ga naar eind17 Ook wordt ze na een voordracht bij de Indische Lezers Club, met voornamelijk leden van de eerste generatie, persoonlijk aangevallen door de voorzitster. Deze vindt dat je geen Indisch boek kan schrijven, als je niet alle boeken over Indië hebt gelezen. Het mens wordt door Stolk afgewimpeld met de argumenten dat haar boeken geen wetenschap zijn, maar kunst en dat de eerste generatie te veel in het verleden leeft. ‘Wij van de tweede generatie daarentegen behoren tot de eindmorenen van de Indische gletsjer en wij, wij kijken om ons heen en wij hebben een overzicht.’Ga naar eind18 Dat het doorbreken van de Indische zwijgzaamheid door sommige Indische lezers niet gewaardeerd wordt, dat is hun goed recht, maar een schrijver dient juist de vinger op de gevoelige plek te leggen. | ||||||||||
De eerste generatieOok uit uitspraken in interviews blijkt haar motivatie voor het schrijven van interviews met de eerste generatie, het vastleggen van hun verhalen te zijn, zodat ze niet verloren gaan. In een interview met Jan-Hendrik Bakker in de Haagsche Courant, naar aanleiding van het verschijnen van Indië was Alles. Alles., zegt ze: ‘Ik wilde niets liever dan al die verhalen redden voordat ook die in het graf verdwijnen.’Ga naar eind19 De bundel bevat acht hoofdstukken. De eerste vier hoofdstukken zijn portretten van eerstegeneratiegenoten, hoofdstuk 5, 6 en 7 zijn een soort dagboekaantekeningen en hoofdstuk 8 is grotendeels een hervertelling | ||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||
van de geschiedenis der Indische Nederlanders, voor haar zoons Gilian en Roelant. In een van die dagboekaantekeningen ziet Stolk tijdens de vakantie ineens het oog van Cathrien Schultz voor zich, zoals het haar even aankeek tijdens het interview voor de bundel. Het oog leidde voor een moment een eigen leven, zonder dat ze het geweten moet hebben. Maar Stolk is het bijgebleven, want ze keek ‘middenin de angst van de Indo. De vooroorlogse angst, te weten voor discriminatie, de angst voor de Japanner tijdens de oorlog, de angst voor de Indonesiërs, de republikeinen, de peloppors, tijdens de Bersiap, na de oorlog, de angst voor het volk waarvan zij zelf ook het bloed dragen. De angst voor de toekomst. Zullen we kunnen blijven in het land waar ons hart ligt, “Zal ons Indië behouden blijven?”’ Volgens Stolk zijn al deze angsten verworden tot één grote, ongrijpbare angst, want zelf kent zij het niet, ‘noch het vooroorlogse Indië, noch de Jap, noch de oorlog, noch de Bersiap, noch het grote verkassen, noch het wennen aan een nieuw land’. Wat Stolk daarin vooral bezighoudt, is in hoeverre angst overdraagbaar is. ‘Kun je zonder te vertellen je dromen en nachtmerries doorgeven aan je kinderen?’Ga naar eind20 Haar persoonlijke ervaring is het bewijs dat het kan. In het laatste hoofdstuk vertelt ze haar twee zoontjes de geschiedenis van de eerste generatie Indische Nederlanders. Onder andere dat in het naoorlogse Nederland niemand zin had om naar de verhalen van de Indische Nederlanders te luisteren en onderling zeiden ze er ook amper iets over, alsof er geen vroeger was: Waarom vertelden die ouders van ons niets? Ik denk dat er te veel in een te korte tijd gebeurd is. Ik denk dat het opbouwen van een nieuw leven in een nieuw land heel veel energie kostte en dat er weinig tijd tot bezinnen was. In plaats van te blijven gissen over alle redenen om te zwijgen over hun vroegere leven ben ik naar leeftijdsgenoten van opa en oma toegegaan en heb ze gevraagd over hun leven te vertellen. Blijkbaar was het nu de juiste gelegenheid. De mensen in dit boek hebben heel openhartig verteld en ik ben blij dat jullie het nu ook kunnen lezen. Er wordt gezegd dat een tweede generatie (mijn generatie) zich zoveel mogelijk van de migrantenachtergrond wil losmaken (dat geldt niet voor mij), terwijl de derde generatie, dat zijn jullie, weer een grote belangstelling voor deze achtergrond toont. Ik hoop dat deze verhalen erbij helpen.Ga naar eind21 | ||||||||||
Ten slotteIk sprak een keer met een Indische vrouw die mij vroeg: ‘Weet je wat trassi is?’, hetgeen ik ontkennend moest beantwoorden. ‘Trassi,’ vervolgde ze, ‘is een belangrijk ingrediënt in de Indische keuken. Nou, | ||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||
ons eten is, net als wij, “getrassimileerd” in de Nederlandse samenleving.’ Maar ook andere dingen die we als typisch Nederlands zien, zijn het resultaat van eeuwenlange culturele vermenging. Zo is de tulp een importproduct uit Turkije uit de zestiende eeuw, is Zwarte Piet volgens sommige onderzoekers een overblijfsel uit de achttiende eeuw toen Italiaanse schoorsteenvegers in Noord-Europa hun diensten kwamen aanbieden, en zijn de Nederlandse molens een verbeterde versie van Perzische molens.Ga naar eind22 En is onze democratie niet gestoeld op een Grieks bestuursstelsel? Alles wat Nederlands is, is dat in de loop der tijd geworden. En natuurlijk heeft ook de Nederlandse literatuur kruisbestuiving ondergaan. De komst van ‘Nieuwe Nederlanders’ betekent nieuwe literatuur, betekent ook dat ons een spiegel wordt voorgehouden. In de Gouden Eeuw had je het toneelstuk De Spaansche Brabander van Bredero, dat liet zien hoe wij vol vooroordelen naar nieuwkomers keken. En nu, aan het begin van de 21e eeuw, blijkt er niet bijster veel veranderd: nieuwkomers als Jill Stolk houden ons met hun literatuur nog steeds een spiegel voor. De tweede generatie Indische Nederlanders is begonnen om te proberen zo comfortabel mogelijk te leven mét twee culturen. Andere minderheidsgroepen in Nederland volgen dat voorbeeld. Bij het lezen van hun boeken krijgen we inzicht in de gevoelens, problemen en obsessies van ‘Nieuwe Nederlanders’, wier kinderen in de klas zullen zitten bij onze kinderen. Misschien worden ze wel verliefd op elkaar en krijgen hun kinderen de ideale huidskleur van de Indo, de kulit langsep. Misschien dat aan het eind van deze eeuw iedereen in Nederland dan dezelfde lichtbruine huidskleur heeft, maar of dan vooroordelen niet meer bestaan, waag ik te betwijfelen. En er zullen ook weer migratiestromen volgen, die zorgen voor nieuwe mensen In Nederland Door Omstandigheden. Misschien komen ze uit een oorlogsgebied en hebben ze oorlogstrauma's die overgedragen worden op de kinderen. En dan zullen er ongetwijfeld ook nieuwe schrijvers komen die, net als Jill Stolk, daarover zullen schrijven. En mensen als ik zullen weer artikelen over die schrijvers schrijven, of voordrachten houden op een lezingenmiddag. Niet in de overtuiging dat die woorden door iedereen gehoord worden, maar wel in de stellige overtuiging dat het de moeite waard blijft om te aanschouwen hoe mensen, tegen alle verdrukking in, proberen zichzelf te zijn.
Daan Vree studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Hij was enige tijd verbonden aan het literaire tijdschrift Nymph. Tegenwoordig is hij freelance publicist en schrijft hij onder meer columns op internet. | ||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||
Bibliografie
|