Indische Letteren. Jaargang 14
(1999)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 88]
| ||||||||||
Grensoverschrijdingen
| ||||||||||
[pagina 89]
| ||||||||||
den overigens wel wordt losgelaten). Om de twee verlangens in zijn borst met elkaar te verzoenen vindt Nieuwenhuys de oplossing in een uitbreiding van het domein van het literaire. Natuurwetenschappers, journaalhouders en geografen worden zo de literatuur binnengehaald, omdat ze goeie vertellers zouden zijn en en passant levert dit ook nog een mooie eigenaardigheid op voor de Indische letterkunde: in tegenstelling tot de Nederlandse letterkunde is deze literatuur immers erg onliterair. Deze techniek vind je ook nog terug bij Beekman. Beekman monteert een literaire lijst om gebruiksteksten door ze te verbinden met literaire en literair-filosofische werken uit de wereldliteratuur om ze op die manier een plaatsje te kunnen geven in de eregalerij van de Indische literatuur.Ga naar eind1
Het is hoog tijd om helderheid te bereiken over het studieterrein van de Indische letterkunde. Allereerst moet worden vastgesteld wat het literaire circuit in de kolonie behelsde. Wat werd er nu eigenlijk in Nederlands-Indië geschreven, gedrukt, gerecenseerd en gelezen (het literaire circuit) en hoe verhield zich dit tot de productie in het moederland? Deze Indische letterkunde is nooit tot volle wasdom gekomen, zoals dat wel in Zuid-Afrika gebeurd is met de Afrikaanstalige letterkunde. Een beschrijving van dit circuit in de kolonie zal in elk geval een heel andere geschiedenis opleveren dan die Nieuwenhuys en Beekman nu geven. Bij het tweede punt wil ik langer stilstaan: de kwestie of je het studieterrein moet beperken tot literaire teksten. Wanneer men onder Indische letterkunde verstaat wat Nederlandse schrijvers over Nederlands-Indië geschreven hebben, dan is het onderwerp van de teksten de samenbindende factor. Er is geen reden om daarbij ook de beperking te laten gelden dat die teksten literair moeten zijn. Indië is een gebied, waarover op allerlei manieren geschreven is. Om één verzameling teksten (literatuur) daaruit los te maken is kunstmatig, want Indische literatuur in al haar vormen is zeker tot aan het begin van de twintigste eeuw voornamelijk geografische literatuur die aan de inwoners van het moederland een beeld wilde geven van het leven in de verre kolonie. De esthetische functie stond niet voorop. Dat zo'n criterium (alleen literatuur behoort tot het studieterrein) kunstmatig is, laat zich afleiden uit het receptieonderzoek dat naar Indische letterkunde is gedaan.Ga naar eind2 Het viel me op hoezeer typisch literaire vormen, zoals romans, om niet-literaire redenen werden gelezen. Kenmerkend is een uitspraak van een recensent uit 1887: ‘Men zegt wel eens dat wij Hollanders zo weinig weten van Indische toestanden, maar als dat waar is, dan ligt de schuld toch zeker niet in onze letterkunde, of in onze schrijvers en schrijfsters, want die hebben ons al zooveel tafereelen uit het schone Insulinde geschonken.’Ga naar eind3 Voor de laat-negen-tiende-eeuwse lezer kon een roman even goed een bron van inlichting | ||||||||||
[pagina 90]
| ||||||||||
De eerste schipvaart om de Zuid, 1595. Aquarel van J.W. Heijting.
| ||||||||||
[pagina 91]
| ||||||||||
zijn als een geografische verhandeling. En was het niet zo dat de Max Havelaar meeging in de hutkoffer van ethische ambtenaren? Ze zullen het boek niet hebben meegenomen als het alleen een mooi verhaal was. Havelaar was voor hen een navolgenswaardig model. Ik vermoed dat er pas in de loop van de twintigste eeuw een verschuiving in de leeshouding is opgetreden bij het lezen van Indische romans, wanneer identiteitsvraagstukken en literaire vormgeving, zoals in Het land van herkomst, belangrijker gaan worden. Een tweede reden om ‘literatuur’ als selectiecriterium te laten vallen is dat daardoor het onderzoek tot nieuwe inzichten kan leiden die bij een beperking tot literaire teksten moeilijker verkregen kunnen worden. Daarom lijkt me het voorstel van Praamstra om de studie voortaan tot teksten te beperken die neerlandici tot de literatuur rekenen een stap terug.Ga naar eind4 Het corpus wordt zo op een kunstmatige en zelfs anachronistische manier (zie boven) afgeschermd van wat er verder geschreven is. Dat laatste mag hooguit nog een dienende rol als context spelen. Opheffing van de belemmering om alleen literaire teksten te mogen bestuderen zal de weg vrijmaken om grotere vraagstukken in het onderzoek te betrekken. Hetzelfde geldt ook voor het taalcriterium. Het is kunstmatig om je alleen tot Nederlandstalige teksten te beperken. Met name de wetenschappelijke representatie van de buiten-Europese wereld was vanaf het begin een Europese onderneming. Rumphius en Junghuhn waren bijvoorbeeld Duitsers die aanvankelijk in het Duits schreven. Een benadering die zich beperkt tot geschriften in de nationale taal is niet geschikt voor de bestudering van koloniale teksten in verschillende Europese talen die op allerlei manieren met elkaar verweven zijn. Het onderzoek mag niet gehinderd worden door kunstmatige barrières die een discipline zoals de neerlandistiek opwerpt.Ga naar eind5
Ik noemde zonet grotere vraagstukken die aandacht moeten krijgen. Het kolonialisme is zo'n vraagstuk. De westerse koloniale expansie is het meest invloedrijke historische proces van de afgelopen vijf eeuwen. Dit proces heeft geleid tot verplaatsing van mensen en ideeën en tot integratie van voorheen geïsoleerde gemeenschappen en economieën in een wereldomspannend geheel. Vergeleken daarmee is zoiets als de Tweede Wereldoorlog in Europa maar een oprisping. Historici hebben traditioneel hoofdzakelijk aandacht gehad voor de economische en politieke aspecten van de koloniale expansie. De culturele aspecten schoten er een beetje bij in. Juist hier kan de tekststudie een bijdrage leveren. De koloniale expansie is immers niet alleen een product van kanonnen en begeerte naar winst, maar ook van representaties. De representaties stuurden in hoge mate het koloniale optreden. Om deze reden is de studie van koloniale representaties ook van groter belang dan die van beeldvorming van buitenlanden waarbij er geen sprake is van koloniale betrekkingen.Ga naar eind6 De koloniale banden geven de voorstellingen zo'n | ||||||||||
[pagina 92]
| ||||||||||
gewicht, omdat de koloniale mogendheid een overwicht had en daardoor in de gelegenheid was de werkelijkheid van de kolonie aan zijn voorstellingen te laten beantwoorden. Daarbij kan van tevoren niet worden uitgemaakt dat een bepaalde categorie voorstellingen (niet-literaire bijvoorbeeld) niet van belang zou zijn of dat literaire teksten los van andere teksten gelezen kunnen worden. Het onderzoek naar koloniale representaties heeft in het buitenland een hoge vlucht genomen, maar heeft nog weinig invloed gehad op de studie van Nederlandse koloniale teksten. Dit buitenlandse onderzoek (colonial discourse analysis) draait niet langer, zoals in de studie van Indische Letterkunde, om biografische en andere meer feitelijke gegevens of de beschrijving van romanstructuren, maar is erop gericht te achterhalen vanuit welke vooronderstellingen representaties van vreemde werelden zijn opgebouwd. Men probeert in (reeksen) teksten patronen te herkennen die herleid kunnen worden tot de aannames die daaraan ten grondslag liggen. Het bekendste voorbeeld van deze benadering is Orientalism (1978) van Edward Said, dat een analyse bevat van de ontwikkeling van de westerse representatie van het Midden-Oosten. Said analyseert een verscheidenheid van literaire en niet-literaire teksten over het Midden-Oosten en probeert te ontdekken welke vooronderstellingen aan deze voorstelling ten grondslag liggen, welke topen steeds terugkeren en hoe de ‘kennis’ van de vreemde wereld gekoppeld is aan macht. Macht blijkt in twee richtingen te werken: de gezaghebbende representatie dwingt de individuele schrijver tot aanpassing aan de heersende opvattingen en verschaft anderzijds ook rechtvaardiging en richting aan het optreden van de koloniale mogendheid. Tekststudie is binnen deze optiek niet meer een esoterische aangelegenheid, maar houdt zich bezig met problemen die het bestaan van miljoenen mensen geraakt hebben en nog steeds beïnvloeden. Deze benadering van koloniale teksten is in de anglistiek de overheersende geworden en heeft ook invloed binnen de culturele antropologie. Het grootste succes ervan is tot nu toe wel dat zij een leeswijze biedt voor koloniale teksten. Je weet waar je naar moet zoeken als je bij aspecten wilt uitkomen die bepalend waren voor de historische rol van die teksten. Daarnaast heeft men ook enkele veel voorkomende topen opgemerkt, zoals het verschijnsel dat exotische volken dikwijks gezien worden als contemporaine voorouders (zij leven in de steentijd), dat men in koloniale teksten graag generaliseert over de anderen of het eenvoudige leven verheerlijkt (primitivisme).Ga naar eind7 Een groot gebrek van de meeste Engelstalige studies op dit terrein is echter het ontbreken van historische specificiteit. Het bronnenonderzoek schiet nogal te kort en men is in het algemeen slecht op de hoogte van historische studies over hetzelfde onderwerp. Beperkt bronnenonderzoek leidt tot empirisch onvoldoende onderschraagde generalisaties.Ga naar eind8 Daarnaast heeft men de neiging het Britse kolonialisme, vooral | ||||||||||
[pagina 93]
| ||||||||||
dat uit de negentiende eeuw en met name als het India betreft, als exemplarisch voor het kolonialisme in het algemeen te beschouwen. Op de achtergrond spelen Spanje en Frankrijk en vroegere eeuwen van koloniale expansie nog wel een rol, maar de niet onaanzienlijke Nederlandse bijdrage aan de koloniale tekstproductie is vrijwel onzichtbaar. Er is dus alle reden om deel te nemen aan het internationale debat. Nederland heeft een vooraanstaande rol gespeeld als koloniale mogendheid en er is een omvangrijke verzameling geschriften overgeleverd die hiermee verband houden. Uit mijn eigen onderzoek naar koloniale teksten over Zuid-Afrika is me gebleken dat de Nederlandse koloniale literatuur niet in een Brits keurslijf gewrongen kan worden.Ga naar eind9 Men moet zijn eigen benadering zoeken die kan leiden tot verfijningen in de bestaande opvattingen over het functioneren van koloniale representaties. Voorwaarde voor deelname aan het internationale debat is echter dat men zijn onderzoek aanpast en bijvoorbeeld het wankele onderscheid tussen literair en niet-literair laat vallen. | ||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||
[pagina 94]
| ||||||||||
Siegfried Huigen doceert Nederlandse letterkunde aan de Universiteit van Stellenbosch in Zuid-Afrika. |
|