Indische Letteren. Jaargang 12
(1997)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||
‘Die zwarte oogen -
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||
‘Ja, zoo ben ik nu eenmaal!’, het leven van M.C. FrankHet is niet eenvoudig inzicht te krijgen in het leven van M.C. Frank. Zij was in de eerste plaats een nuchtere huismoeder die haar schrijverschap beschouwde als een manier om brood op de plank te krijgen. In tegenstelling tot haar tijdgenote, de expressieve Mina Kruseman, schuwde ze publieke optredens en bleef in alle bescheidenheid op de achtergrond. Veel critici schreven Franks werk toe aan een mannelijke auteur; dat zegt niet alleen iets over de waardering van haar werk, maar ook over de behoefte van de schrijfster aan anonimiteit: ‘Van uitgaan en de wereld heb ik nooit gehouden [...]’, schrijft ze in een van haar brieven aan kinderboekenschrijver en tijdschriftredacteur J.J.A. Gouverneur. Deze brieven bevinden zich in het Letterkundig Museum en Documentatiecentrum in Den Haag en zijn de enige persoonlijke documenten die zijn nagelaten. Ze stammen uit de laatste jaren van haar leven, die ze bij haar dochter en schoonzoon in het rustige Breda doorbracht. Veel informatie bevatten de brieven aan Gouverneur niet; zij brengt verslag uit van de dingen die haar dagelijkse leven beheersen, zoals het onder de duim houden van de bedienden, het haken van een ‘kalotje’ (een muts) of een mof en de geboorte van een kleinkind. Heel af en toe schemert er wat informatie over eerdere perioden uit haar leven door; het feit dat ze in Den Haag heeft gewoond en in Semarang, haar onderwijzerstalent, de scheiding van Hendrik Vanger. Deze beetjes informatie zijn echter te summier om een goed beeld te krijgen van het leven van M.C. Frank. Meer inzicht in haar Indische jaren geeft de Regeeringsalmanak van Nederlandsch-Indië. In de almanak staan niet alleen geboorten, huwelijken en sterfgevallen vermeld, maar er is daarin ook een lijst van ‘Europeesche inwoners en hun afstammelingen van het mannelijk geslacht’ opgenomen. Met behulp van deze lijst en geboorteen sterfdata, krijgt het Indische leven van de schrijfster wat meer contour. Andere informatiebronnen zijn de familieadvertenties in de Java-Bode en gegevens uit de burgerlijke stand van Den Haag, Breda en Delft. Ook uit de boeken van M.C. Frank kunnen autobiografische elementen worden gedestilleerd. In een brief aan Gouverneur wordt aangegeven hoe ze aan verhaalstof komt voor een nieuwe roman: ‘Onder de hand verzamel ik stof om eens een heel dramatischen roman te geven; er is hier stof in overvloed, want B. is een erg tragisch stadje. Het moeilijke is, alles van alle kanten bijéén te garen en het tot een geheel te verwerken.’Ga naar eind3 De romans van M.C. Frank zijn een bonte verzameling van gegevens. De schrijfster wordt geïnspireerd door gebeurtenissen in haar omgeving en vermengt deze ‘toestanden’ met persoonlijke ervaringen en een flinke dosis fantasie.
Maria Carolina Frank werd op 1 februari 1838 geboren te 's-Gravenhage. Over haar jeugd is nagenoeg niets bekend. Uit haar niet geringe | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||
talenkennis (ze gaf les in het Engels, Duits en Frans en vertaalde een aantal romans uit die talen) kan worden afgeleid dat zij een degelijke opvoeding moet hebben gehad en in een burgerlijk milieu is opgegroeid. Omstreeks 1858 trouwt ze met Jan van der Meijden en in 1860 wordt er een dochtertje, Thine, geboren, gevolgd door een zoon, Jan. In 1863 laat het gezin Van der Meijden het vaderland achter zich en vertrekt naar Indië. Ze komen aan in Batavia, waar Jan van der Meijden een aanstelling vindt als tweede kommies bij het tweede Bureau van de directie der Burgerlijke Openbare Werken. Het loon van de heer Van der Meijden (ongeveer f 220,- per maand) is karig en het leven in de kolonie duur. Maria Carolina draagt haar steentje bij, ze gaat lesgeven bij particulieren en onderricht haar leerlingen, vooral meisjes, in ‘de fransche, engelsche en hoogduitsche talen, en de vrouwelijke handwerken’.Ga naar eind4 Het leven in de kolonie is voor het echtpaar Van der Meijden allerminst gelukkig te noemen. De schrijfster krijgt een aantal bittere tegenslagen te verwerken. In de herfst van 1863 overlijdt haar zoontje Jan, nauwelijks een jaar later sterft haar man. Ze blijft achter met haar dochtertje Thine en zet noodgedwongen haar werk als lerares bij particulieren voort. Het armoedige bestaan als weduwe van een tweede kommies duurt niet lang, want op 2 mei 1866 trouwt zij met de onderwijzer Hendrik Vanger. Uitzicht op een betere financiële en maatschappelijke positie moeten voor haar belangrijke redenen zijn geweest om zo kort na het overlijden van haar eerste man weer in het huwelijk te treden. Haar tweede echtgenoot woont vanaf 1860 in Nederlands-Indië en is een van de velen, die hun leven lang hard werken, maar niet ‘vooruitkomen’. Aangezien Vanger niet in het bezit is van een ‘akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer’,Ga naar eind5 is een hogere functie in het onder- wijs niet voor hem weggelegd. Als hij met de weduwe Van der Meijden trouwt, is hij tweede hulponderwijzer tweede klasse aan de openbare eerste lagere school in Batavia, een zogenaamde gouvernementsschool. Ruim een jaar na de bruiloft, op 12 september 1867, wordt er een zoon geboren, Henri Louis. M.C. Frank schrijft in een brief uit 1888 aan J.J.A. Gouverneur vol trots over Henri, met wie ze een hechte band heeft: ‘Ik ben blij dat hij weer thuis is: voor mij is hij altijd een gezellige jongen geweest: wij spreken over alles met elkaar, en hebben altijd wat te bepraten, zijne zaken of de mijne. Hij is altijd even hartelijk en goed voor zijne oude moeder [...].’Ga naar eind6 Ook tijdens haar tweede huwelijk blijft de schrijfster werken als gouvernante. In 1869 vindt ze echter een vaste aanstelling aan een particuliere school in Batavia. Haar takenpakket is omvangrijk; ze geeft ‘gewoon onderwijs, benevens de fransche, engelsche en hoogduitsche talen, muzijk, gymnastische oefeningen en vrouwelijke handwerken’, zoals vermeld staat in de Regeeringsalmanak.Ga naar eind7 Mevrouw Frank is, zoals ze zichzelf later omschrijft, een zelfstandige | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||
vrouw die de traditionele rol van huismoeder doorbreekt en zich niet laat afschrikken door de Indische kwaadsprekerij, die er ongetwijfeld geweest moet zijn, want een werkende vrouw met twee kinderen was in die tijd - niet alleen in de kolonie, maar ook daarbuiten - een bijna excentriek verschijnsel. Zij had dan ook een goede reden om het traditionele rolpatroon te doorbreken en als kostwinster op te treden; van haar echtgenoot Hendrik Vanger ontbreekt in de jaren 1870-1872 namelijk ieder spoor. Vanger is in die jaren met verlof, waarschijnlijk naar Europa, want hij is niet meer woonachtig in Nederlands-Indië. De relatie tussen de twee echtelieden is kennelijk dermate bekoeld, dat ze ieder hun eigen weg zoeken, maar ‘voor de wereld’ getrouwd blijven. In 1873 duikt Hendrik Vanger weer in Nederlands-Indië op. Hij woont en werkt dan in Modjokerto, een plaats in Oost-Java, ver weg van Batavia. Het is niet waarschijnlijk dat M.C. Frank hem met de kinderen is nagereisd. In 1873 is ze niet langer werkzaam als onderwijzeres. Omstreeks deze tijd vertrekt ze samen met de kinderen naar Nederland en laat al de Indische ellende achter zich. Hendrik Vanger blijft in Indië achter en zet zijn loopbaan daar voort, eerst als hulponderwijzer in Modjokerto, later als hulponderwijzer bij de opleiding voor inlandse artsen (dokter Djawa) te Weltevreden. Mevrouw Frank doet de terugreis waarschijnlijk per zeilschip, een goedkope manier van reizen in die tijd. Reizen per stoomschip (‘met de mail’) was een stuk duurder, maar wel veel sneller, omdat een stoomschip door het in 1869 opengestelde Suezkanaal voer, wat de reis flink bekortte. Zeilschepen zonder ‘hulpstoommotor’ konden door het gebrek aan wind niet door deze smalle doorgang heen, maar waren genoodzaakt via Kaap de Goede Hoop te varen en in St. Helena aan te leggen om het schip opnieuw te bevoorraden. Mevrouw Frank beschrijft in haar boek Bijna VerlorenGa naar eind8 met een sarcastische ondertoon het leven aan boord van zo'n zeilschip. Het zeilschip (de Félicitas) uit Bijna Verloren doet St. Helena aan en de beelden van het rotsachtige eiland en de plaatselijke kleurrijke wasmeisjes zijn zo levendig geschetst, dat het haast niet anders kan of de schrijfster put uit persoonlijke ervaring. De heldin uit Bijna Verloren is gemodelleerd naar mevrouw Franks ideaalbeeld: een vrouw die door alles en iedereen is verlaten, maar haar trots en waardigheid behouden heeft en zich niets aantrekt van roddelpraat. In Bijna Verloren spuit ze met een scherpe pen al haar gram over het leven en vooral over de mensen in Nederlands-Indië. Hoewel de schrijfster zonder echtgenoot naar Nederland terugkeert, is ze in feite nog een getrouwde vrouw. Ze is, zo blijkt uit de gegevens van de burgerlijke stand van Breda, nooit officieel van Hendrik Vanger gescheiden. Tot aan haar dood ontvangt ze maandelijks een geldelijke toelage en blijft ze de naam Vanger gebruiken bij ondertekening van officiële brieven. Dat de teleurstelling om het mislukte huwelijk groot is, blijkt uit het verhaal ‘Scheiden!’ uit de bundel Souvenirs van Jakob | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||
Stilleven, gepensioneerd Oost-Indisch Ambtenaar (1881). Met veel gevoel voor dramatiek wordt hierin een Haags echtpaar beschreven dat uit elkaar gaat; de man laat zijn gezin in de steek voor een andere vrouw. De vrouw blijft achter en beleeft een rustige oude dag, omringd door de liefdevolle verzorging van haar kinderen en kleinkinderen. De man wordt afgeschilderd als een eenzame en gekwelde geest en sterft in alle verlatenheid. ‘Scheiden!’ is het relaas van een verbitterde en teleurgestelde vrouw. In Nederland vestigt Frank zich in haar geboortestad Den Haag, een stad waar veel Indiëgangers hun verloftijd doorbrengen of na hun repatriëring wonen. De schrijfster heeft zich nooit met deze mensen kunnen identificeren. Als ze tegen het eind van haar leven bij haar dochter en schoonzoon intrekt, die tijdens hun verloftijd in Breda wonen, merkt ze dat ze een beetje van haar familie is vervreemd; ‘De C's [de man van haar dochter heet Catenius; SvK] zijn zeer goed voor mij, en ik leef in goede harmonie met hen, al wil ik wel bekennen dat hunne indische begrippen sterk indruischen tegen mijne europeesche, omdat hun materialistische ideen mij hinderen’, schrijft ze.Ga naar eind9 Na terugkomst in het vaderland is er in haar leven geen plaats voor materialistische neigingen; met Hollandse zuinigheid gaat ze om met de toelage die ze maandelijks van Hendrik Vanger ontvangt. Hij stuurt haar slechts vijftig gulden per maand en zelfs op dit bedrag kan ze niet altijd rekenen. Als alleenstaande moeder van twee jonge kinderen wordt ze gedwongen voor zichzelf te zorgen. Hulp van anderen wil M.C. Frank niet accepteren; ze begint te schrijven. In 1874 verschijnt haar eerste boek, een verhalenbundel: Oost-Indische menschen en dingen geschetst. Haar tweede verhalenbundel Een natuurlijk kind en andere Nederlandsch-Indische verhalen (1874) schrijft ze onder het pseudoniem Kâtja Mâta, het Maleise woord voor bril. Na deze verhalenbundels waagt Frank zich aan een roman, het genre dat ze voortaan bij uitstek zal beoefenen. De schrijfster ontwikkelt een hoge productiviteit: in de jaren 1879-1880 verschijnen er maar liefst elf werken van haar hand. De belevenissen van jonge vrouwen (vaak gouvernantes) in Nederlands-Indië vormen een telkens terugkerende inspiratiebron. Naast het schrijven van romans legt zij zich toe op het vertalen van werk uit het Duits, Frans en Engels. In 1880 trouwt dochter Thine met de veertien jaar oudere militair Hendrik Catenius. Catenius heeft al geruime tijd in Indië doorgebracht en heeft daar twee kinderen uit een relatie met een inlandse vrouw. Een jaar na de bruiloft reist het paar af naar Indië. In de jaren 1885-1886 schrijft M.C. Frank een aantal kinderboeken, die worden opgemerkt door de al eerder genoemde kinderboekenschrijver en tijdschriftredacteur J.J.A. Gouverneur. Gouverneur zorgt ervoor dat een aantal van haar kinderboeken in de reeks Goeverneur's volksboekjesGa naar eind10 wordt opgenomen. Er ontstaat een vriendschap tussen Gouverneur en Maria Frank, een vriendschap die voornamelijk door de laatste wordt | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||
onderhouden. De lengte en de veelvuldigheid van Franks brieven staan in fel contrast met de briefkaarten die Gouverneur haar als antwoord toezendt, als hij tenminste de moeite neemt haar brieven te beantwoorden. De smeekbeden van mevrouw Frank om aandacht zijn bijna beschamend; ‘Stel het antwoorden niet te lang uit, en als ge mijne vragen beantwoordt, doe het dan, als 't u belieft, in een brief, niet per briefkaart, ja? [...] Goedennacht, oude vriend: ge antwoordt toch spoedig aan uwe oude schat.’Ga naar eind11 In 1886 verhuist Maria Frank naar Breda. Haar zoon Henri wil daar de opleiding tot officier aan de Koninklijke Militaire Akademie volgen. Ze woont alleen met haar hondje Castor (Henri is intern) in een bovenhuis in een klein straatje vlakbij de oude stadswallen van Breda. Als haar dochter en schoonzoon in 1887 voor verlof terugkeren naar Nederland en zich in Breda vestigen, trekt ze voor de gezelligheid, maar ook om financiële redenen, bij hen in. De zorg voor het gezin van haar dochter - er wordt een kleinkind geboren - neemt haar geheel in beslag, aan schrijven komt ze niet meer toe. Daarbij komt dat Catenius' zoon, een Indische jongen (het ‘voorkind’) opstandig is en een strenge aanpak nodig heeft. Het onderwijzersinstinct van Frank bloeit op en ze begint de veertienjarige jongen de beginselen van de Nederlandse taal bij te brengen. In 1889 doet zoon Henri met goed gevolg examen aan de Militaire Akademie. Een jaar later reist hij als tweede luitenant artillerie naar Indië, waar hij het tot kapitein der artillerie zal brengen. Maria Frank blijft alleen achter in Nederland (ook haar dochter en schoonzoon zijn inmiddels weer naar Indië vertrokken). Het moet voor haar een hard gelag zijn geweest dat allebei haar kinderen een bestaan opbouwden in Indië, het land waar ze haar kind en eerste echtgenoot verloor en waar haar tweede man haar in de steek liet. Van Breda verhuist ze een jaar voor haar dood naar Delft, iets dichter bij haar geboorteplaats Den Haag. In een brief die ze aan Gouverneur schreef tijdens de periode dat ze deel uitmaakte van het gezinsleven van haar dochter, stelde ze dat ze zonder de nabijheid van haar kinderen niet oud wenste te worden: ‘Neen, geen honderd jaar wensch ik te worden, zelfs geen tachtig! Nog eenige jaren, en dan! Enfin; in Godsnaam. Ik leef nu alleen voor mijne kinderen: als ik die niet meer heb om mij heen, wat dan?’Ga naar eind12 De schrijfster heeft in bovenstaand fragment haar toekomst angstaanjagend realistisch geschetst, want een jaar na Henri's vertrek naar Indië, op 29 september 1891, sterft ze, drieënvijftig jaar oud. Twee jaar na haar overlijden verschijnt de roman Blank en bruin, waaraan ze in 1888 reeds begonnen was. | |||||||||||||||||||||||||||
Indische elementen in het werk van M.C. FrankHet koloniale huwelijkVeel romans en verhalen van M.C. Frank zijn uitgesponnen rond het | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||
thema van het huwelijk. In haar werk vindt menig personage het levensgeluk in de vorm van een huwelijk. De schrijfster benadrukt dat liefde de basis is voor een gelukkige verbintenis. Zij is een voorstandster van een huwelijk dat langs natuurlijke weg totstandkomt en waarbij de liefde zwaarder weegt dan geld. Het Indische huwelijk kan daarom niet rekenen op haar goedkeuring. In Indië trouwden de meisjes op vroege leeftijd; zodra zich (in de ogen van de ouders) ‘een goede partij’ voordeed, klonk het jawoord. Met het grootste gemak werden verbintenissen voor het leven afgesloten; geld, huidskleur en een invloedrijke positie van de bruidegom waren daarbij van doorslaggevend belang. Ook het huwelijk met de handschoen, dat in veel gevallen een verstandshuwelijk is, waarbij het gevoel wordt verdrongen en plaatsmaakt voor overwegingen van materialistische aard, is volgens Frank een hachelijke onderneming. Mensen die elkaar nauwelijks kennen, treden in het huwelijk en zitten de rest van hun leven met elkaar opgescheept. In het verhaal ‘Sélima’Ga naar eind13 kent Gretha haar ooit zo hoffelijke verloofde Wilberg niet meer terug als zij als handschoentje uitkomt. Door de lange scheiding van Gretha is Wilberg aan lager wal geraakt; hij heeft een minnares, slaat zijn echtgenote, drinkt en dobbelt. | |||||||||||||||||||||||||||
De koloniale samenlevingIn het werk van Maria Frank wordt nauwelijks kritiek op het koloniale systeem geleverd. De schrijfster stelt het koloniale bewind niet ter discussie, maar beschouwt de aanwezigheid van de Europeaan in Indië als een vanzelfsprekendheid. Volgens de schrijfster hebben de luie en achterbakse Javanen een straffe hand nodig die hen in het gareel houdt. In haar tweede verhalenbundel Een natuurlijk kind en andere Nederlandsch-Indische verhalenGa naar eind14 neemt de schrijfster een radicaal standpunt in wat betreft de koloniale machtsverhoudingen: Het spreekt van zelf, dat de heer niet naliet, den vergeetachtigen inlander het geheugen door een dracht rotanslagen te doen opfrisschen; maar dat was in den goeden ouden tijd, een jaar of wat geleden, toen de humaniteit, de verlichting of wat het zij, dat heilzame geneesmiddel voor inlandse kwalen, de rotanslagen, nog niet had afgeschaft, (p. 93) De scherpe toon die Frank in haar eerste verhalenbundels aanwendt, wanneer de verhouding tussen Europeanen en de inheemse bevolking ter sprake komt, wordt in haar latere werk milder, maar echt kritiek op de Europese overheersing heeft ze niet. De Nederlands-Indische maatschappij krijgt het echter wel zwaar te verduren. In haar boeken levert ze kritiek op deze samenleving door de verschillende bevolkingsgroepen en hun verhouding tot elkaar op een bepaalde manier weer te geven. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||
De Indische natuurIn het werk van Frank ligt de nadruk op de verhoudingen tussen de personages; dialogen, karakteromschrijvingen en levensgeschiedenissen maken eerder onderdeel uit van de romans en verhalen, dan de exotische omgeving waarin de personages zich bewegen. Schilderachtige natuurbeschrijvingen zijn zeldzaam in haar boeken. De Indische natuur is (met uitzondering van het verhaal ‘Bandjier’Ga naar eind15 waar een overstromende rivier een ramp veroorzaakt) aanwezig als achtergrond, maar heeft weinig invloed op de loop van het verhaal. Wanneer de Indische natuur deel uitmaakt van de gebeurtenissen, speelt zij vaak een destructieve rol: een overstromende rivier verwoest hele dorpen, tyfus-, cholera-, roodvonkepidemieën eisen hun tol. | |||||||||||||||||||||||||||
De inheemse bevolkingDe inheemse bevolking speelt bijna net zo'n ondergeschikte rol als de Indische natuur in de boeken van M.C. Frank. Er moet echter wel een onderscheid gemaakt worden tussen de inheemsen die in de kampong leven en het bedienend personeel van de Europese bevolking. De Javaan uit de kampong is een kinderlijk, bijgelovig schepsel, onderdeel van de ‘couleur locale’. In het algemeen plaatst de schrijfster de inheemse bevolking in een negatief daglicht. De inheemse bedienden van de Europese en Indo-europese bevolking zijn minder argeloos dan hun broeders uit de kampong en spelen dan ook een minder bescheiden rol in de boeken. Zij zijn geen schimmen op de achtergrond, maar min of meer uitgewerkte personages die soms een hechte band hebben met hun meester of meesteres en niet aarzelen de heldin uit haar benarde positie te redden. De inheemse bediende Kassia zoekt voor Céline in Céline's beproevingGa naar eind16 een veilig heenkomen in de kampong als de laatste door de blanke bevolking van Semarang van diefstal wordt beschuldigd. In Hoe zij oude vrijster werdGa naar eind17 arrangeert baboe Néneq een ontmoeting tussen de geliefden Willem en Anna. Fransie uit het verhaal ‘Een natuurlijk kind’Ga naar eind18 komt door een plechtige eed aan het sterfbed van haar oude baboe weer op het rechte pad. Ondanks hun grote hulpvaardigheid worden deze redders in nood vaak gedreven door eigenbelang en geldzucht; de inheemse bedienden blijven in hart en nieren Javanen die zich enkel om hun eigen zaakjes bekommeren. | |||||||||||||||||||||||||||
Indo-europeanenHet zijn vooral Indo-europese vrouwen die het moeten ontgelden in de boeken van Frank.Ga naar eind19 Vertoont hun karakter geen ijverzuchtige en achterbakse trekken, dan zijn ze op z'n minst dom en corpulent. De Indo-europese dames in haar werk leiden vaak een losbandig bestaan; met hun onbeschaamde gedrag zijn zij de tegenhangers van de rechtschapen Europese heldin. Vaak schoppen zij het harmonische, rustig | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||
voortkabbelende leventje van deze heldin flink in de war. De pogingen van Indo-europese vrouwen zich westers voor te doen, worden door Frank op komische wijze geschetst. Mevrouw Bergers uit Hoe zij oude vrijster werd doet haar best zo blank mogelijk te lijken door een dikke laag bedak (rijstpoeder) op haar gezicht te smeren. Beschaafde manieren en een correct gebruik van de Nederlandse taal zijn bij deze dame niet te vinden. In het volgende fragment geeft mevrouw Bergers haar dochter Matty een aantal tips om een Europese man aan de haak te slaan: ‘Nu, ja, 't komt eigenlijk op 't zelfde neer. - Praten, weet je? Goed praten - over boeken en muziek, over kunst en allerlei van die nonsens; en al die namen van die lui weten, en dan over al den oorlog die “aan den hand” is, de scholen en schilderijen en die nieuwerwetsche landen die ze gaan uitvinden; - over de Franschen, en over die nieuwe mode van de vrouwen, de man - - de manci - - manici - hoe is 't ook weer?’ Een heel enkele keer komt er in haar werk een goedhartige nonna voor; deze nonna's zijn echter wel altijd dom en hebben de leiding nodig van een kiene Europese echtgenoot. In het algemeen rekent de schrijfster de Indo-europeanen, door haar vaak betiteld als ‘inlandse kinderen’, meer tot de inheemse bevolking dan tot de Europese. | |||||||||||||||||||||||||||
De man-vrouw-relatieHet huwelijk tussen een Indo-europese vrouw en een Europeaan is in de boeken van Frank taboe. Europese mannen die met een nonna trouwen lopen gevaar; zij zullen door deze eens zo lieftallige dame uitgebuit en overheerst worden. In het verhaal ‘Een Indisch bruiloftsfeest’Ga naar eind20 weet de ikfiguur net op tijd te ontsnappen aan de donkere ogen van een mooie nonna. De boodschap die in dit verhaal doorklinkt, is dat Europese heren zich niet moeten laten verleiden door schone Indische dames oftewel ‘Die zwarte oogen - men kan nooit weten...’.Ga naar eind21. Voor Europeanen die geen Europese dame kunnen trouwen, is een relatie met een inheemse vrouw te prefereren boven een huwelijk met een nonna. Het in de steek laten van de njai is geen schande, zolang de man maar goede voorzieningen heeft getroffen voor eventuele kinderen. Nakomelingen moeten gewettigd worden en liefst een Europese opvoeding krijgen, waardoor hun achtergrond zoveel mogelijk wordt verdoezeld. De inheemse huishoudsters in het werk van M.C. Frank zijn gewiekste vrouwen die hun meester in de tang hebben en hem emotioneel en financieel uitzuigen. Van echte liefde tussen heer en njai kan geen sprake zijn, er zal altijd een gevoelsafstand blijven bestaan, omdat man en vrouw ieder tot een ander ras behoren. Het is dan ook | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||
niet de bedoeling dat de Europeaan met zijn huishoudster trouwt. In principe propageert de schrijfster een soort van apartheid: de verschillende bevolkingsgroepen moeten zich niet vermengen, althans niet voor de wet. Opvallend is haar soepele opstelling waar het buitenechtelijke relaties betreft. Zo lang het niet tot een huwelijk komt, maakt ze weinig ophef over verhoudingen tussen Europeanen en inheemse of Indoeuropese vrouwen. In Oude liefde roest nietGa naar eind22 bezoekt de sinjo Roel Klinkmans regelmatig zijn minnares in de kampong, die hem veel kinderen schenkt. Het feit dat zijn wettige vrouw ziekelijk is en geen kinderen kan krijgen, wordt zelfs door de schrijfster als een legitieme reden van Roel Klinkmans' bedrog aangedragen. Maakt Frank over een ‘losse’ relatie tussen mensen van verschillend ras geen ophef, een onwettige relatie tussen twee Europeanen is ongeoorloofd. Als Céline in Céline's beproevingGa naar eind23 een buitenechtelijk kind op de wereld zet, gaat zij ver buiten haar boekje. | |||||||||||||||||||||||||||
LosbandigheidCéline is met haar losbandige gedrag een uitzondering; in de meeste boeken van Frank blijft het gedrag van de Europese hoofdpersoon binnen de grenzen van het fatsoen. Louise, de hoofdpersoon uit Hoe zij oude vrijster werd, is zelfs zo fatsoenlijk dat ze voor de rol van heldin wel erg karakterloos en bedaard is. Huet noemt haar in een recensie ‘een niet te dulden duldster’.Ga naar eind24 De vrouwelijke bijfiguren gedragen zich losbandiger dan de Europese hoofdpersoon. Het immorele karakter van deze (vaak Indische) dames contrasteert sterk met het nobele karakter van de heldin, waardoor een spanningsveld ontstaat. | |||||||||||||||||||||||||||
De EuropeanenIn de romans van Frank is de rol van heldin meestal weggelegd voor een Europese vrouw. In een aantal verhalen spelen Indo-europese vrouwen de hoofdrol, maar dat zijn zeker geen positieve karakters, die de pretentieuze titel ‘heldin’ verdienen. De Europese hoofdpersonen zijn intelligente en degelijke jongedames. De sympathie van de schrijfster gaat uit naar meisjes uit de gegoede burgerij, meestal gouvernantes, die zelfstandig aan de kost proberen te komen, maar ondertussen hoopvol uitzien naar een harmonieus huwelijk. Ooit moet de schrijfster in dezelfde positie hebben verkeerd als haar heldinnen. Het levensgeluk van deze meisjes wordt menigmaal gedwarsboomd door de rijke dames bij wie ze in dienst zijn. Door de kwaadsprekerij van de Indische mevrouw Bergers wordt Louise in Hoe zij oude vrijster werd verstoten door haar verloofde Van Elsen en de Europese gemeenschap in Batavia. Uiteindelijk blijkt dat de rijke dames jaloers zijn op de goede manieren en de knappe blanke verloofdes van hun gouvernantes. Frank levert, door in haar boeken deze rijke werkgevers tot een negatieve macht te | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||
maken, op verhulde wijze kritiek op de Europese bovenlaag van de Nederlands-Indische maatschappij.
Als we nu kijken naar het beeld dat Frank van Indië schetst, dan kan gezegd worden dat het Indië in haar boeken geen paradijselijke omgeving is waar de koloniaal het lang verwachte fortuin vindt en tot rust kan komen. De romans en verhalen zijn een neerslag van haar persoonlijke ervaringen in de kolonie. De tien jaren die zij in de kolonie doorbracht hadden desastreuze gevolgen: ze verloor in die jaren twee echtgenoten en een kind. Ze kwam terug naar Europa als een berooide en melancholieke vrouw, die Indië haar ongelukkige levensloop nooit heeft kunnen vergeven. In haar werk krijgt Indië het dan ook zwaar te verduren als de personages bij hun zoektocht naar geluk (vaak in de vorm van een huwelijk) worden gehinderd door allerlei Indische toestanden. Jaloerse nonna's drijven met hun kwaadsprekerij de Europese heldin en haar geliefde uiteen, onbezonnen huwelijken (de huwelijken om geld en het huwelijk met de handschoen) maken mensen diepongelukkig, bovendien doet Indië het beest in de Europeaan ontwaken. Zonder de leiding van een liefhebbende blanke echtgenote raakt de eenzame Europeaan in de tropen verslaafd aan de drank, het dobbelen of dreigt hij zelfs in een opiumkit te belanden. Ook het duel is een uiting van het agressieve gedrag dat in Indië komt bovendrijven. Sommige Europeanen maken een omgekeerde ontwikkeling door; zij stompen door een jarenlang verblijf in de tropen af en worden emotieloze, apathische wezens. Duidelijk is dat normen en waarden vervagen zodra men voet op Indische bodem zet; Europeanen geven zich over aan onzedelijke uitspattingen of leven in zonde met een inheemse vrouw. Naast deze normvervaging drukt een materialistische levenshouding haar stempel op het leven in de kolonie; de rijken hebben de armen in hun macht. De Europeaan doet er goed aan Indië te verlaten, voordat het te laat is. In een aantal boeken keren de hoofdpersonen inderdaad ontgoocheld terug naar het vaderland. | |||||||||||||||||||||||||||
ReceptieGezien de aandacht die het werk van M.C. Frank van de pers krijgt, moet zij een niet geringe populariteit hebben genoten bij een zowel Nederlands-Indisch als Nederlands publiek. Conrad Busken Huet is een van de eersten die het werk van M.C. Frank opmerkt en een aantal besprekingen aan haar verhalenbundels wijdt in het Algemeen Dagblad van Nederlandsch-Indië. In zijn bespreking van Oost-Indische menschen en dingen geschetstGa naar eind25 bespeurt hij in mevrouw Frank een talentvol schrijfster, die, ondanks haar ongeoefende schrijfwijze, het leven in Indië op treffende wijze weergeeft. Als Huet echter twee jaar later Franks eerste | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||
omvangrijke roman Hoe zij oude vrijster werd (1877) bespreekt, is er nog maar weinig te merken van zijn oorspronkelijke enthousiasme.Ga naar eind26 De betuttelende toon in het werk van mevrouw Frank wekt zijn ergenis op: Inderdaad, zoo deze roman bestemd ware slechts bij de nederlandsche wastobbe en in de nederlandsche keuken gelezen te worden, de auteur had niet neerbuigender kunnen zijn. Huet proeft uit dit boek de stem van een getergde ziel, die een rekening met Indië te vereffenen heeft. Huets negatieve commentaar is een uitzondering. In het algemeen worden de boeken van Frank positief ontvangen door de contemporaine kritiek. De vrijmoedige toon waarop zij spreekt over de losse moraal, doet wel wat stof opwaaien, maar zowel in de Nederlandse als in de Indische bladen heeft men weinig aan te merken op de wijze waarop in haar werk de inheemse bevolking, de Indo-europeanen, de njai of het gemengde huwelijk worden afgeschilderd. De schrijfster zal weinigen van haar tijdgenoten voor het hoofd hebben gestoten met het beeld dat zij van Indië schiep: ze conformeerde zich aan de heersende opinie en leverde in haar werk nagenoeg geen kritiek op het koloniaal bewind. Vermoedelijk zagen haar lezers in haar romans en verhalen een bevestiging van het beeld dat zij reeds hadden van Indië. Misschien heeft juist het feit dat de boeken van M.C. Frank in haar tijd weinig stof deden opwaaien, ertoe bijgedragen dat zij in ónze tijd behoort tot de categorie van vergeten schrijfsters. Haar beperkte literaire kwaliteiten, de alledaagse onderwerpen van haar boeken, haar weinig opzienbarende denkbeelden over Indië en haar behoefte aan anonimiteit deden haar aan de aandacht van de literatuurgeschiedenissen ontsnappen. Ook Busken Huet heeft haar met zijn soms negatieve, maar toch hoopvolle besprekingen niet aan de vergetelheid kunnen ontrukken.
Simona van Klaveren studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. In het kader van haar doctoraalscriptie onderzocht zij het leven en werk van Maria Carolina Frank. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|