Indische Letteren. Jaargang 10
(1995)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 84]
| ||||||||
Omslag Indonesische uitgave (1e dr., 1983).
| ||||||||
[pagina 85]
| ||||||||
Een epos over de Molukken
| ||||||||
Geschiedenis en fictieDe roman begint in 1594-1595, rondom de tijd dat Petrus Plancius in de Nederlanden aan zijn wereldkaarten werkt en er een soort ‘reisgids’ voor de tocht naar Indië verschijnt, namelijk Itinerario, voyage ofte schipvaert van Jan Huyghen van Linschoten naer Oost ofte Portugails Indien. Dit boek bevat, zoals bekend, een zeer gedetailleerde beschrijving van de toenmalige kennis over Indië, voornamelijk gebaseerd op Portugese bronnen, aangevuld met eigen waarnemingen en die van anderen. De kaarten van Plancius en de Itinerario zouden een belangrijke aanzet geven tot de eerste tocht van de Hollanders met drie schepen naar de Oost onder leiding van Cornelis de Houtman (2 april 1595 - 14 augustus 1597) en de tweede tocht (1598) met acht schepen onder leiding van Jacob van Neck, die vier van zijn schepen onder leiding van Jacob van Heemskerck en Wybrandt van Waerwijck ter verkenning naar de Molukken dirigeerde. De tocht van deze Wybrandt van Waerwijck, later nog gevolgd door een tocht naar de Molukken door Jacob van Neck zelf, werd door Mangunwijaya als historisch uitgangspunt gekozen voor zijn roman. | ||||||||
[pagina 86]
| ||||||||
Opbouw van het werkDe roman bestaat uit vijf delen door jaartallen van elkaar onderscheiden, die elk een bepaalde historische periode weergeven. | ||||||||
Deel I: periode 1594-1595.Dit is het verhaal van de ondergang van Dowingo-Jo, een dorpje op het eiland Halmahera aan de Kaobaai dat door zijn eigen dorpshoofd Kiema-Dudu wordt verraden en uitgeleverd aan de toorn van het sultanaat Ternate. Alleen Loema-Dara, de tweede vrouw van het dorpshoofd, en Oti, de vredelievende zoon van een scheepsbouwer, overleven de ramp. Samen stichten zij een nieuw dorp Gamfela aan de Kaobaai. | ||||||||
Deel II: periode 1599-1607.De handeling heeft zich verplaatst naar het eiland Ternate waar eerste minister Jougugu Hidayat zich zorgen maakt over de politieke complicaties die de komst van de Hollanders voor het rijk Ternate met zich mee kan brengen. Hij betreurt het dat de sultan van Ternate indertijd Dowingo-Jo, een dorp van scheepsbouwers, heeft laten verwoesten. Nu heeft Ternate geen vakmensen voor de opbouw van een eigen vloot. Na een langdurige vergadering van de rijksgroten van Ternate krijgt admiraal Van Neck op 7 juni 1601 toestemming voor een aanval op Portugese schepen die in de haven van nabuur en aartsvijand Tidore voor anker liggen. Deze aanval eindigt aanvankelijk in een schitterende overwinning voor de Hollanders. Maar de Portugezen nemen wraak en twee jaar later wordt de sultan van Ternate als gevangene van de Portugezen weggevoerd naar Manilla. | ||||||||
Deel III: periode 1606-1609.De handeling voert de lezer nu weer terug naar de Kaobaai van Halmahera en schildert het leven, mei al zijn lief en leed, van Loema-Dara en de vredelievende Oti in het nieuw opgebouwde dorp Gamfela. Ze maken een tocht naar het dorp Gura in de bergen om een echtgenoot voor hun oudste dochter te zoeken. Op de terugweg vinden ze de beeldschone Tarate-Rorosai, die door de dorpsgemeenschap van Gura is uitgestoten wegens haar falen als doekoen. Ook zij wordt liefdevol in de gemeenschap van Gamfela opgenomen. | ||||||||
Deel IV: periode 1608-1610.De oude rijkshoofdstad Gamu-Lamo van Ternate is nu door de Spanjaarden bezet. Om een nieuwe vloot te bekostigen, verschijnen er weer schepen uit Ternate in de Kaobaai om voor de kust van Gamfela naar parels te vissen. Van de bevelhebber Prins Ali Juanga-Murari hoort Oti dat zijn moeder de ramp van Jowingo-Jo heeft overleefd. Samen met Tarate-Rorosai als bruid van Prins Ali, vertrekt hij naar Ternate en woont de inhuldiging bij van de nieuwe sultan, Prins Modafar, een slappe zoon van de afgezette sultan die door de Spanjaarden als vazal op de troon van Ternate wordt geplaatst. | ||||||||
[pagina 87]
| ||||||||
Deel V: periode 1611-1621.Op de thuisreis van Temate naar Gamfela is Oti's schip door zeerovers gekaapt, waarna hij als slaaf van Tuan Callenbacker op de Bandaeilanden terecht is gekomen. Na een bezoek van Prins Ali die bij de ‘orang kaya’ van Banda steun komt zoeken voor de politiek van Ternate, reist Tarate-Rorosai op haar beurt naar de Banda-eilanden om Oti vrij te kopen. Ze arriveert daar juist wanneer er een grote vloot onder Yapiri Sokuna, of Jan Pieterszoon Coen, in aantocht is die de bewoners van Banda komt straffen voor hun ontrouw aan de Compagnie. Nadat het lot van zijn heer is beslecht, vluchten Oti en Tarate in een klein scheepje van Banda weg en lijden schipbreuk bij een klein eiland waar Oti verneemt dat Prins Ali in een zeegevecht tegen de VOC is gesneuveld. | ||||||||
VertelsituatieHet eigenlijke verhaal over de Tobelorezen van Kao en de intriges aan het hof van Ternate wordt vaak ingeleid of afgesloten door een tweede vertellaag, bestaande uit korte verslagen van interviews, uit liederen, citaten en fragmenten uit boeken. Deze hebben met elkaar gemeen dat ze een inleiding vormen tot of een commentaar geven op gebeurtenissen uit het eigenlijke verhaal waarvan ze vaak ogenschijnlijk los staan. Zo opent het boek met een actueel interview van een plaatselijk dorpshoofd over de geschiedenis van het eiland Gerebongo, waarbij dit verhaal van Gerebongo als prelude fungeert op het lot van Jowingo-Jo. De historische gebeurtenissen uit het eigenlijke verhaal worden zo dus voorbereid, aangevuld en versterkt door verhalen van gebeurtenissen zoals die via de orale geschiedenis bij de mensen voortleven. Deze tweede vertellaag wordt meestal ingeleid door middel van een vaste introductie die als een soort refrein door het hele boek wordt herhaald en die de lezer terloops spaarzame informatie verstrekt over de figuur van de verteller. Hierbij wordt de indruk gewekt dat het gaat om een objectief vertellerscollectief, een ‘Onderzoeksteam Cultuurgeschiedenis Noord-Molukken’. En daarmee wordt het boek gepresenteerd als een wetenschappelijke studie van de ‘Universiteit Soekarno-Hatta’. Pas op de laatste bladzijden wordt de eigenlijke identiteit van de verteller onthuld waardoor het verhaal een verrassende en een ‘moderne’ ontknoping krijgt die ik hier niet zal onthullen. | ||||||||
BronnenMangunwijaya heeft bij het schrijven van dit boek ruimschoots geput uit authentiek historisch en antropologisch materiaal, zoals bijvoorbeeld de oorspronkelijke journalen van de tocht van Wybrandt van Waerwijck naar Ternate, gepubliceerd in de studie van J. Keuning, De tweede schipvaart. Hij ontleende hieraan onder andere de beschrijving | ||||||||
[pagina 88]
| ||||||||
van de aankomst van de Hollandse schepen voor Ternate en het verloop van de eerste contacten met de sultan. Zo is er ook een lang citaat opgenomen uit een brief van een Nederlander (!) als protest tegen de executie van de ‘orang kaya’ van Banda, gepubliceerd in F.W. Stapel, Geschiedenis van Nederlandsch-Indië en commentaar op dezelfde gebeurtenis, ontleend aan het artikel ‘De verovering der Banda-eilanden’ van P.A. Leupe.Ga naar eind1 En de terechtstelling van de ‘orang kaya’ van Banda wordt afgesloten door een brieffragment uit de al genoemde Itinerario van Jan Huyghen van Linschoten waarbij deze zijn vriend Doctor Paludanus twee ‘Sonne voghelen’ schenkt ‘die vlieghen so men seyt jeghens die Son aen ende houden haer altoos inde locht’. Door de plaatsing van dit citaat op juist dat moment in het verhaal symboliseren deze ‘sonne voghelen’ als het ware de zielen van de gestorvenen. Evenzo vormde de antropologische studie van A. Hueting, De Tobelorezen in hun denken en doen,Ga naar eind2 de ondergrond voor de beschrijving van de leefwijze en gewoonten van de ‘orang Tobelo’ van Halmahera. Hieraan werden fragmenten van authentieke liederen ontleend. In de Indonesische uitgave werd een selectie van deze liederen in de oorspronkelijke Tobelo-taal geplaatst naast een Indonesische vertaling van de schrijver. Een opmerkelijk procédé voor een auteur van Java. In de Nederlandse editie bleven deze oorspronkelijke teksten, die het verhaal een grote authenticiteit geven, naast de Nederlandse vertaling gehandhaafd. Zo zingt Loema-Dara, de tweede vrouw van het dorpshoofd Kiema-Dudu van Dowingo-Jo, wanneer zij een beetje weemoedig terug denkt aan haar geboortedorp Gura bij het Linameer in de bergen, in zich zelf een Tobelorees lied, waarvan ik de regels letterlijk bij Hueting kon terugvinden: Ngori ne iko ma namo
to soro segala gamu
Segalagamu ta nyohi
to tera jiko rimoi
Ngofa ici fara-fara
siotoma, siokona
To ma singongano nage?Ga naar eind3
Hueting vertaalt deze regels als volgt: Ik doe zoals de vogels
Ik vlieg naar alle plaatsen
Alle plaatsen tel ik.
Ik ga zitten in een bocht (inham)
Daar zijn allemaal kleine kinderen
Helaas, helaas
Aan wie zou ik mij toevertrouwen?
| ||||||||
[pagina 89]
| ||||||||
Misschien is het aardig te vergelijken hoe deze regels door Mangunwijaya naar het Indonesisch werden overgezet: Yang kulakukan mirip burung-burung.
Aku terbang ke segala tempat.
Segala tempat kubilang.
Aku duduk di teluk indah.
Di mana-mana anak-anak kecil
Ah sayanglah sayang,
Kepada siapa aku akan
meyerahkan diri?Ga naar eind4
Waarna ik het in de Nederlandse vertaling als volgt heb weergegeven, nog zonder van het bestaan van Huetings vertaling te weten: Vrij vlieg ik rond als de vogels
Ik fladder van plek naar plek
En elke plek tel ik mee
Bij een prachtige baai strijk ik neer
waar kleine kinderen spelen.
Ach jammer, wat jammer,
Aan wie moet ik mij geven?Ga naar eind5
Dit is één voorbeeld. Maar zo zijn in deze roman dankzij het baanbrekend werk van Hueting en de creatieve visie van Mangunwijaya talloze prachtige oude teksten, liefdesliederen, beurtzangen gezongen tijdens het varen, feest- en dansliederen, opnieuw tot leven gekomen. | ||||||||
De personenDit boek is in de eerste plaats een spannend verhaal, een historische roman, soms haast een epos, over de Molukken en de Tobelorezen van Halmahera. De personen in dit boek zijn niet bijzonder gecompliceerd. Ze onderscheiden zich van elkaar door één of meer kenmerken. Vaak zijn ze elkaars tegenpolen. Zo wordt Kiema-Dudu, het dorpshoofd van Jowingo-Jo, in alles gedreven door zijn mateloze drang naar prestige en eer. Zijn eerste vrouw Igobula, die door de vader van Kiema-Dudu van een Chinese jonk is gekaapt, voelt zich geen mens maar een voorwerp. Zij wordt gedreven door allesverslindende wraakzucht. Loema-Dara, de tweede vrouw van het dorpshoofd, afkomstig uit de bergen is haar tegenpool en staat voor vruchtbaarheid en moederschap. De onkreukbare Oti, zoon van een wijs scheepsbouwer, is in alles de tegenpool van het dorpshoofd van Dowingo-Jo. Hij wijst elke vorm van geweld af en weigert de stamvader van een nieuw nest zeerovers te worden. Evenzo vormt in Ternate de wijze, intelligente, behoedzame | ||||||||
[pagina 90]
| ||||||||
Omslag Nederlandse uitgave (1991).
| ||||||||
[pagina 91]
| ||||||||
rijksbestuurder Jougugu Hidayat als politicus in alles de tegenpool van de naïeve, luchthartige Sultan Said Barkat, wiens politieke escapades door Jougugu Hidayat met toenemende zorg worden gade geslagen. | ||||||||
Thema en actualiteitZoals de Nederlandse titel Tussen admiraals en sultans al enigszins aangeeft, speelt het verhaal zich af op drie niveaus: op het niveau van de admiraals als afgezanten van Buitenlandse Mogendheden, op het niveau van de sultans van Ternate en Tidore en op dat van de gewone mensen, de eilandbewoners. Deze eilandbewoners blijken onverbeterlijke zeerovers te zijn, die geen ander doel hebben dan in de politieke chaos te overleven. Maar ook de sultans roven en brandschatten ondanks de vrome toespraken van hun geestelijk leider en hun verfijnde hofhouding. Bovendien proberen ze de admiraals, die nieuwe vreemdelingen met hun ‘drijvende forten’, ‘als nuttig werktuig’ in te schakelen bij hun eigen oorlogszuchtige plannen. Vaak worden deze sultans daarom vergeleken met roofzuchtige tonijnvissen, die zichzelf allesverslindend vinden, maar in feite zelf ook verslonden worden. Tonijnen die ‘altijd weer haaien binnen halen en daarmee hun eigen val in het viswater uitzetten’. En met die ‘haaien’ die zij binnenhalen, worden dan natuurlijk de ‘admiraals’ bedoeld, de vertegenwoordigers van de handelscompagnieën uit het westen, afstammelingen van de Geuzen die ook al zeerovers waren in de delta tussen de Rijn en de Schelde. Als een rode draad loopt door het hele boek de vergelijking van de mensenwereld met ‘de grote wildernis’ waarin ‘de zwakke krepeert, de sterke triomfeert, het vrouwtje buigt, het mannetje juicht’, met de wereld van de vissen in de grote Molukse zee, van spiering, tonijn en haai, ‘Ikan ikan hiu, ido, homa’: die eten en zelf weer gegeten worden. Die wet van de wildernis zit in onze genen en zal daarom elk ogenblik weer de kop op steken. Hoewel het hele verhaal op historische gebeurtenissen is gebaseerd, zijn er vele aanknopingspunten met het heden. Zo doet bijvoorbeeld de verschijning van de schepen van Ternate in de Kaobaai onwillekeurig denken aan de komst van een hoge regeringsdelegatie uit Jakarta, terwijl de verwoesting van Banda doelbewust verwijst naar de bezetting en inname van Oost-Timor door Indonesië. Maar Tussen sultans en admiraals is meer dan een prachtig historisch verhaal met talloze verwijzingen naar het heden. Het is ook het epos van de oorspronkelijke eilandbevolking voor wie in de officiële geschiedschrijving weinig plaats is ingeruimd en daarmee wordt het soms een pleidooi voor een eenvoudig leven: terug naar de natuur. En dan is dit boek een onderzoek naar en een bezinning op het universeel probleem van geweld en op het lot van de enkeling die zich hieraan niet schuldig wil maken. Geweld dat altijd weer nieuw geweld oproept, | ||||||||
[pagina 92]
| ||||||||
niet alleen in de individuele menselijke relaties, maar ook op nationaal en internationaal niveau. Helaas blijkt dat de structuren van geweld in de zeventiende eeuw nog steeds een grote overeenkomst vertonen met geweld zoals dat zich in de twintigste eeuw manifesteert. Dat stemt tot nadenken. | ||||||||
StijlHet ritmisch proza van Mangunwijaya wordt gekenmerkt door vaak lange, golvende zinnen waarmee hij de lezer bewust tot denken probeert te prikkelen. Het wordt verrassend afgewisseld en onderbroken door de al eerder genoemde gedichten, brieven en documenten en door interviews in spreektaal met de ruwe eilandbewoners. Natuur en landschap van de Molukken zijn alom aanwezig in de vele schitterende natuurbeschrijvingen en worden versterkt door een grote rijkdom aan beelden en metaforen ontleend aan de natuur en vooral ook aan de zee en aan alles wat met de zee te maken heeft, zoals bijvoorbeeld: ‘Een roer en peddels kunnen een prauw richting geven maar de wind en de golven laten zich meestal niet sturen.’Ga naar eind6 ‘Een prauw op het land wordt gezamenlijk gedragen en een prauw in zee wordt gezamenlijk geroeid.’ ‘... wie de zeilen hijst, ook stormwind vangt...’Ga naar eind7 ‘Heeft ooit een havik de vleugels van een kaketoe geleend ...’Ga naar eind8
Zo wemelt het in dit epos over de Molukken van schitterende beelden en fraaie vergelijkingen die ik hier niet verder zal opsommen. U kunt ze beter zelf lezen. Want Tussen admiraals en sultans is een prachtig en tijdloos boek dat de aandacht van de lezers van Indische Letteren zeker waard is. Het is met zeer veel zorg als een muziekstuk gecomponeerd en met behulp van al eerder bestaande fragmenten opgebouwd tot een boeiend origineel werk met een eigen ritme en melodie, waarbij de verhalende stem af en toe wordt afgewisseld door zingende poëzie.
Cara Ella Bouwman, geboren 1939 in Amsterdam. Na haar studie Romaanse Taal- en Letterkunde aan de Vrije Universiteit van Amsterdam (1967) woonde en werkte zij van 1969-1979 in Salatiga, Midden-Ja va, aan de Universitas Kristen Satya Wacana. Ze vertaalde een verhalenbundel Een parel in het rijstveld. Verhalen uit Indonesië (1986), stelde een bundel verhalen en gedichten samen uit China Een bres in de muur (1989), vertaalde vervolgens Guerrillafamilie van Pramoedya Ananta Toer (1990) en Tussen admiraals en sultans van Y.B. Mangunwijaya (1991) en werkt nu aan de vertaling van een modern wajangverhaal Durga Umaji, ook van Mangunwijaya. | ||||||||
[pagina 93]
| ||||||||
Literatuur
|