Indische Letteren. Jaargang 8
(1993)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 171]
| |
Van vrije jongen tot ratu adil
| |
[pagina 172]
| |
Van vrije jongen tot ‘ratu adil’Westerling ‘schreef’ zijn ‘Mémoires’ op 31-jarige leeftijd, tijdens een soort ‘ballingschap’ in Brussel in 1950 en 1951. Hij was in 1919 in Istanbul geboren, in de voorstand Pera, reden waarom hij later als ‘de Turk’ bekend kwam te staan. Zijn familie woonde al vanaf het midden van de achttiende eeuw in Turkije (de oudste vermelding dateert van 1742)Ga naar eind2 en had daar, vermoed ik, de familienaam Westerling aangenomen. Raymond groeide op in Istanbul en bezocht de Franstalige Jezuïeten-kostschool St. Jozef. Een probleemloze jeugd, naar zijn memoires te oordelen; alleen zijn vroegtijdige militaire begaafdheid schiep wel eens wat moeilijkheden. Hij vermeldt dat hij op zesjarige leeftijd al zoveel zeeroversverhalen en wild-westromans had gelezen als waarmee andere jongens tot hun twintigste toekunnen, dat hij op zevenjarige leeftijd reeds een voortreffelijk schutter was die op achttien meter afstand een muntstuk kon raken, en dat hij, ten slotte, als de kroon op zijn opvoeding, als dertienjarige de tuinmuur van de ouderlijke woning met zelfgemaakte explosieven succesvol tot ontploffing wist te brengenGa naar eind3 Een ‘wonderkind’ of een ‘total loss’, zo vragen we ons met W.F. Hermans af. Het verwondert ons dus niet dat hij zich als 21-jarige aanmeldde voor de Nederlandse militaire dienst om te helpen ons land te bevrijden van de Duitse overheersing. Hij kwam bij de Prinses Irene Brigade terecht, maar daar vond hij het maar een saaie bedoening. Hij meldde zich al spoedig, op zoek naar wat meer actie, voor een Britse commando-opleiding, die hij succesvol afsloot met het verwerven van de rode baret. Vanaf 1944 was hij als medewerker van het Bureau Bijzondere Opdrachten werkzaam in het bevrijde Noord-Brabant, en wel als instructeur van de nieuw geworven Oorlogsvrijwilligers. Daadwerkelijke ervaring op het Europese slagveld heeft hij - tot zijn spijt - tijdens de Tweede Wereldoorlog overigens niet opgedaan. In juni 1945 ging hij over naar het KNIL en vertrok naar Ceylon. Maar ook nu werd hij door pech achtervolgd. Voordat hij kon worden ingeschakeld bij de strijd tegen Japan - hij popelde van ongeduld om zijn bijdrage te leveren - gaf dat land de strijd op. In september van dat jaar werd hij bij Medan gedropped. Daar organiseerde hij, inmiddels tot reserve-tweede luitenant bevorderd, een inheems politie-korps. De explosieve en gewelddadige situatie bood hem onverwachts gelegenheid zijn kennis van het commando-werk in de praktijk te brengen. In korte tijd verwierf hij zich een reputatie met de hardhandige bestrijding van Indonesische terroristen en bendes tijdens geheimzinnige nachtelijke acties. Hij ontpopte zich als een ‘militaire ondernemer’, een ‘vrije jongen’ die zo zijn eigen methoden had om terroristen op te ruimen. Daarbij raakte hij echter in conflict met de Britse autoriteiten, die met de moed der wanhoop de verschillende partijen uit elkaar trachtten te | |
[pagina 173]
| |
houden. Het conflict leidde uiteindelijk tot zijn verwijdering van Sumatra, vooral nadat de Britten een onderzoek waren begonnen naar de wijze waarop ‘verdachten’ door Westerlings ondergeschikten tijdens verhoren werden behandeld. De Nederlandse legerleiding riep Westerling terug naar Batavia; zijn carrière leek voortijdig beëindigdGa naar eind4 Onverwachte omstandigheden hielpen hem echter verder. In juni 1946 was in Batavia een speciale commando-eenheid opgericht, Depot Speciale Troepen, onder de KNIL-officier Scheepens. Tijdens de eerste actie van het Depot raakte Scheepens zwaar gewond. Op voordracht van de legertop werd zijn plaats ingenomen door de toen 26-jarige Westerling. Westerling bleef tot november 1948 aan het Depot, later Korps Speciale Troepen, verbonden en kon dit grotendeels naar eigen inzicht opbouwen en in actie laten komen. Het was zijn glorietijd, een periode waarin hij moeiteloos uitgroeide tot Indië's meest controversiële militair. Het optreden van het DST op Celebes, in de periode december 1946 - februari 1947, is bekend. Ook op Java en Sumatra is het Korps in 1947 en 1948 onder zijn leiding talloze malen in actie geko- menGa naar eind5 In november 1948 werd hij echter door generaal Spoor ontslagen als commandant van het KST. Het korps was onder Westerlings leiding geheel ‘uit de hand geraakt’, zoals het heette, en betrokken geraakt bij een aantal oorlogsmisdrijven. In zijn Mémoires presenteert Westerling overigens een heel ander beeld van zijn vertrek. Vanaf begin 1949 leefde hij als gedemobiliseerd militair en medeeigenaar van een transportbedrijfje in de buurt van Bandung. Zijn rol was echter nog niet uitgespeeld. Het is vanaf deze tijd dat de legendevorming rond zijn persoon grote en soms ook groteske vormen gaat aannemen. We zien hem plotsklaps terug als de organisator van een ‘volksbeweging’ in West Java en als aanvoerder van een tienduizenden leden tellende privé-strijdmacht, de APRA, de Angketan Perang Ratu Adil, ‘het leger van de rechtvaardige vorst’. Westerling zelf treedt hier op als de reïncarnatie van de lang verwachte ‘rechtvaardige vorst’. Of de Javaanse bevolking hem werkelijk zo zag, òf dat journalisten en andere schrijvers hem steeds sterker in deze rol hebben geduwd, is een nog niet uitgemaakte zaak. Ik houd het op de tweede mogelijkheid. In ieder geval is duidelijk dat de volksbeweging en de APRA niet werkelijk in deze vorm en omvang bestonden. Maar van groter belang is dat ze zelfs als illusie serieus genomen werden door de Nederlandse èn Indonesische autoriteiten. Daarom werd Westerling kort voor de Soevereiniteitsoverdracht ineens - en wellicht ook tot zijn eigen verrassing - een machtsfactor van betekenis. De grote angst was dat hij de Soevereiniteitsoverdracht zou verstoren. Toen dat niet gebeurde zakte de spanning. De aanval die een kleine groep van Westerlings getrouwen (circa 400 man, de hele APRA!) ten slotte op 23 januari 1950 op Bandung lanceerde, kwam daardoor als een extra verrassing. Heel eventjes maar | |
[pagina 174]
| |
Raymond Westerling (op de voorgrond) als commandant van de Groene Baretten in Nederlands-Indië, 1948.
| |
[pagina 175]
| |
viel Westerlings ‘Napoleontische slagschaduw’ over de Preanger (om met Springer te spreken), maar lang genoeg om hem een onverwoestbare reputatie als de waaghals en krachtpatser te geven. De vernedering aan Indonesische kant was groot, evenzo het leedvermaak aan Nederlandse zijdeGa naar eind6 Na zijn ontsnapping uit Indonesië en na een korte gevangenschap in Singapore vestigde hij zich in Brussel. In absentia werd hij de held van rechts Nederland. Journalisten, politici, Ambonezen, al degenen die de ‘verkwanseling van Indië’ maar niet konden aanvaarden, idealisten, oprichters van nieuwe politieke partijen, Door-de-Eeuwen-Trouw-ers, criminelen en hysterici, allen wendden zich tot Westerling als naar de redder des vaderlands. En in al hun plannen speelde hij de hoofdrol, of hij dat nu wilde of niet. ‘Sympathisanten’ (what's in a name) organiseerden een ‘actie-Westerling’, met grote publieke bijeenkomsten, waar ook de stem van de held zelf te horen was via een zogenaamde ‘wirerecorder’. Toen hij eenmaal in Nederland was teruggekeerd, april 1952, en na één dag hechtenis was vrijgelaten, kon hij ook persoonlijk aan al deze festiviteiten deelnemen. Hij was een gevierd spreker, die vooral in de discussie goed op dreef kon zijn. Alle aandacht en rumoer konden echter niet wegnemen dat het hem persoonlijk erg slecht ging. Hij liet alle vertoon over zich heen komen, deels uit ijdelheid omdat hij zelf ook begon te geloven in zijn eigen belangrijkheid, deels uit pure noodzaak. Hij had geen bron van inkomsten en verkeerde permanent in grote geldnood. Het belangrijkste was dat hij niet meer wist wat hij met zijn leven moest beginnen. Dat is niet alleen zijn persoonlijke tragiek, maar in het algemeen die van de militair die na intens beleefde dienstjaren bij terugkeer in de burgermaatschappij moeilijk lijn in zijn leven weet te brengen en geen zinvolle functie meer weet te vinden en wiens leven één grote dwaaltocht is geworden. In deze omstandigheden kwamen ook zijn Mémoires tot stand. | |
De MémoiresEen van de personen die Westerling in 1950 en 1951 in zijn Brusselse pension bezocht was de duistere figuur van jhr. R. Groeninx van Zoelen. Een in politiek Nederland beruchte figuur, die in ambtelijke kring steevast spottend werd omschreven als de ‘bekende pugilist’, omdat hij de journalist Van Blankenstein eens een stevige kaakslag had toegediend. Het was deze jonkheer die Westerling hielp de memoires te boek te stellen en die betrokken was bij de onderhandelingen tussen de Zuid-Molukse Beweging en de Stichting Door de Eeuwen Trouw en WesterlingGa naar eind7 De uitgeverij Opera Mundi (Parijs, Brussel) kocht in 1950 de rechten voor publikatie van Westerling voor een eenmalig, mij onbekend, maar vermoedelijk gering bedrag. Vervolgens werd het manuscript commercieel zo grondig mogelijk uitgebuit. Reeds in de zomer | |
[pagina 176]
| |
van 1951 waren een Engelse en Franse vertaling gereed gekomen. De Engelse, Franse en Nederlandse editie verschenen vrijwel gelijktijdig, in 1953 nog door een Duitse vertaling gevolgd. Voorpublikaties verschenen in 1952 als feuilleton in Le Soir (Brussel) en in het Zondagsblad, een bijblad van Het Volk (Gent). Van al deze uitgaven heeft Westerling nooit meer een cent gezien. Hij was eigenlijk gewoon geflest. Duidelijk is dat hij zelf met de exploitatie van zijn Mémoires weinig bemoeienis meer had. Het boek was hem behendig ontfutseldGa naar eind8 De Mémoires zijn een mengeling van jongensboek en politiek traktaat. Enkele hoofdstukken bevatten louter tendentieuze politieke beschouwingen, waarin de hand van Groeninx kan worden herkend. Groeninx's stokpaarden zijn ook zichtbaar in het dreigende slotaccoord dat over twee hoofdstukken is uitgespreid en waarin de toekomstige Sowjetoverheersing van Indonesië wordt beschreven. Daarmee wordt de hele kwestie in Koude Oorlogssfeer getrokken (toen overigens niet zo ‘koud’, wanneer men denkt aan Korea), een extra factor in de mobilisering van de publieke opinie. Wat vertellen de Mémoires nu eigenlijk over de militaire gebeurtenissen in Nederlands-Indië en Westerlings aandeel er in? Vijf hoofdstukken behandelen de episode Sumatra (1945-1946), acht gaan er over Celebes (1946-1947) en twaalf over de periode van de APRA, de aanslag op Bandung en de nasleep ervan (1949-1950). Westerling geeft een consistente beschrijving van zijn optreden dat neerkomt op de bestrijding van terreur met contra-terreur. Het relaas is echter meestal erg in het vage gehouden. Je kunt het in feite alleen volgen als je weet waar het over gaat en als je over andere, aan de archieven ontleende, documenten beschikt, die de militaire operaties duidelijker in kaart brengen. Bovendien wordt het verhaal afgewisseld met een grote hoeveelheid min of meer macabere verhalen en staaltjes van militaire bluf en grootspraak. De politieke teneur van het verhaal is die van de vooroorlogse koloniale ideologie: een kleine groep onwilligen terroriseert de bevolking; schakel deze groep uit en de bevolking, die slechts verlangt naar rust en orde, zal gewillig terugkeren onder het Nederlands bestuur. Pijnlijke en voor zijn carrière beslissende momenten worden niet, òf in uiterst verdraaide vorm, gepresenteerd. Grootspraak en fantasie schakelen over in een nog hogere versnelling wanneer de APRA-episode ter sprake komt. Het hele verhaal is een web van mythe, legende en halve waarheden. Zonder schroom presenteert hij zich als de ratu adil; de bevolking geloofde in hem, zegt hij. Hij was ‘één met de inlanders’, hij verdedigde de ‘kleine man’, de tani, tegen de moordenaars, en de deelstaat Pasundan tegen de Republiek. Wat hierboven is gezegd van de Mémoires geldt nog sterker voor Westerling, de Eenling, dat precies dertig jaar na de Mémoires verscheen. Dit boek is een vertaling en bewerking van een Franstalige hagiografie over Westerling van de hand van Dominique Venner, Westerling, Guérilla Story | |
[pagina 177]
| |
uit 1977Ga naar eind9 Werkelijkheid en fantasie vinden we hierin sterk vergroot terug. Wat de ‘werkelijkheid’ betreft: Westerling voegde documenten, brieven en foto's aan het boek toe, waarmee het verhaal een historisch verantwoord en onderbouwd aspect krijgt. Hij voelde de behoefte zich te verdedigen tegen de kritiek op zijn militaire optreden en zich te rechtvaardigen door er op te wijzen dat hij namens de militaire autoriteiten handelde, met hun volledige instemming en goedkeuring. In de jaren zeventig en tachtig leek hij immers in zijn eentje de schuld te krijgen van alles wat was misgegaan in Indië. Maar daarnaast bevat het boek een veel grotere hoeveelheid ‘fictie’ en fantasie dan de in vergelijking daarmee nog nuchtere en sobere Mémoires van 1952. Het opgewonden proza van Venner, de opgeklopte dialogen, de verheerlijking van gewelddaden, dat alles is veel sterker vertegenwoordigd in De Eenling dan in de Mémoires. Een bijzonder fraai voorbeeld van politieke fictie is de voortdurende benadrukking van de band met generaal Spoor. Westerling zou Spoors meest vertrouwde militair zijn geweest. Ter versterking van deze gedachte wordt de hele familie Spoor ten tonele gevoerd, en wordt zelfs vermeld dat het boek verschenen is bij ‘Uitgeverij Spoor’; het is, bij mijn weten, het eerste en laatste boek dat door deze bekende uitgeverij is gepubliceerd. Dat Westerling dit kon doen dankte hij overigens ook aan Spoor zelf. Deze heeft Westerling lang, tè lang, de hand boven het hoofd gehouden. Op beslissende momenten echter wist Spoor toch wel de hoofdzaken van de bijzaken te onderscheiden, bijvoorbeeld toen hij in november 1948 Westerling als commandant van het KST ontsloeg. De speciale band met Spoor is een mythe. Een ander mythisch aspect, dat De Eenling nog veel sterker dan de Mémoires benadrukt, is dat van Westerling als de beschermer van het volk. Zijn verlangen zich in dienst te stellen van het Indonesische volk was de voornaamste drijfveer achter zijn militaire optreden, schrijft hij. Hij beschermde ‘de inlander’, terwijl de Nederlandse politici hun plicht verzaakten. Wat is de betekenis van Westerlings boeken? Literaire waarde hebben ze niet. Als bron van informatie over de krijgshandelingen zijn ze te vaag en staan ze te vol met grootspraak en snoeverij. Ze zwijgen over de acties van het KST van maart 1947 tot november 1948. Nee, de betekenis van Westerlings boeken ligt mijns inziens meer op politiek-psychologisch en symbolisch vlak. De man, zijn levensloop en boeken zijn een symbool geworden van de opgekropte herinnering aan de militaire nederlaag in Indonesië. Op die onverwerkte nederlaag is men blijven reageren - in de jaren vijftig èn daarna - met een verongelijkte verontwaardiging en met een schijnbaar onuitroeibare gekwetstheid. Liever bleef men te pas en te onpas schermen met Westerling als een symbool van Nederlandse onverzettelijkheid (ook al wist men van zijn persoon en militaire optreden niets af), dan dat men wilde weten wat werkelijk gebeurd was tijdens de oorlog in Indië. Westerlings | |
[pagina 178]
| |
‘Westerling, de onverzettelijke...’
| |
[pagina 179]
| |
persoon, eigenlijk veel meer nog dan zijn boeken die door weinigen gelezen zijn, representeert de kleinburgerlijke fascinatie met de ‘geweldenaar’ en de ‘sterke man’. Vooral de APRA-coup, in al zijn opgeblazenheid, vat deze bewondering nog eens samen. Dat Westerling deze rol te spelen kreeg, dankt hij mijns inziens vooral aan de agressieve manipulatie van journalisten (die vooral!), hele en halve politici en tal van duistere figuren, die als roofvogels op hem zijn neergedaald en die hem en zijn werk zonder scrupules hebben geëxploiteerd - en natuurlijk ook aan zijn eigen politieke naïviteit, die hem er toe bracht aan vrijwel elke onderneming, hoe onzinnig ook, mee te doen. Westerlings boeken hebben niets bijgedragen aan de beantwoording van de vraag wat er nu werkelijk op militair gebied in Nederlands-Indië is gebeurd. Het ziet er eerder naar uit dat ze de beantwoording ervan in de weg hebben gestaan en dat we op dit punt pas helderheid zullen kunnen krijgen, als we erin slagen de Mémoires van Westerling in psychologisch opzicht ter zijde te schuiven.
J.A. de Moor is verbonden aan het Instituut voor de Geschiedenis van de Europese Expansie van de Rijksuniversiteit Leiden. Momenteel schrijft hij een boek over de geschiedenis van het Korps Speciale Troepen in Nederlands-Indië. |
|