Indische Letteren. Jaargang 8
(1993)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 149]
| |
Herinneringen van een Indisch kunstenaar
| |
[pagina 150]
| |
Omslag van het programmaboekje van de Indonesische opvoering van Karina Adinda (september 1993).
| |
[pagina 151]
| |
terug te keren naar zijn geboorteland. Daar was hij in eerste instantie werkzaam als muziekleraar en kunstrecensent van het Bataviaasch Nieuwsblad en, iets later, als hoofdredacteur van het Nieuw Bataviaasch Handelsblad. Hij vestigde echter vooral zijn faam als letterkundige en regisseur. Hij schreef romans, waarvan De Paupers de meest bekende is, maar vooral toneelstukken. Deze laatste werden vrijwel allemaal onder zijn regie opgevoerd in de Stadsschouwburg van Batavia. Later zou Van de Wall zich toeleggen op de belangenbehartiging van de kunstenaars in Nederlands-Indië en op de strijd voor de emancipatie van de Indo-Europeanen. Hans van de Wall overleed in 1948 in Den HaagGa naar eind4 | |
De memoiresOm eerlijk te zijn, maken Van de Walls memoires een wat onevenwichtige indruk, zowel inhoudelijk als stilistisch. Zo tonen ze ons bij voorbeeld geen volledig beeld van zijn leven, maar slechts van een deel daarvan. Om precies te zijn, van de periode vanaf zijn geboorte in 1869 tot 1905, het jaar waarin hij na zijn tweede verblijf in Nederland terugkeert naar Nederlands-Indië. Een opmerkelijke afbakening die Van de Wall op de laatste pagina afdoet met een citaat ontleend aan Voltaire: ‘Le secret d'ennuyer est celui de tout dire.’ Opvallend is bovendien dat de eerste, ruim honderd pagina's, een periode van twintig jaar beslaan en zijn geschreven in een wat gekunstelde stijl, op een gezwollen toon, waarbij Van de Wall in de derde persoon over zichzelf schrijft. De overige, bijna tweehonderd pagina's daarentegen beslaan een periode van vijftien jaar en zijn aanmerkelijk vlotter geschreven; vooral door het veelvuldig gebruik van anekdotes en de ik-vorm. Het, wat ik maar gemakshalve noem, eerste deel van zijn memoires is gewijd aan zijn jeugdjaren in Indië en Nederland. Het bevat in beschrijvende vorm de bekende feiten over zijn leven, zoals het milieu waaruit hij komt, het vertrek naar Nederland, zijn leven als gymnasiast in Delft, de liefde voor de kunst die hij in Nederland ontwikkelt en zijn gedwongen keuze voor de muziek. Dit deel wordt afgesloten in 1889. Van de Wall is dan twintig jaar en ziet zich voor een van de belangrijkste keuzes uit zijn leven gesteld: namelijk accepteren dat zijn plaats in Nederland is en geestelijk volledig Nederlander worden, of gehoor geven aan de roep van, zoals hij dat in zijn memoires noemt, zijn ‘fata morgana’, zijn geboorteland. ‘Doch’, zo schrijft hij even later, ‘even snel als dit visoen opkwam werd het weer verdreven door de gedachte, dat daar in Indië geen kunst was, tenminste niet zoo als in Europa.’Ga naar eind5 Van de Wall besluit ten slotte toch terug te keren naar Nederlands-Indië. Zijn bezwaar tegen het gebrek aan kunst en kunstzin in de kolonie tracht hij te ondervangen door zichzelf een niet geringe taak te stellen: hij zou persoonlijk werken aan de verheffing van het culturele peil in Indië. | |
[pagina 152]
| |
Het tweede deel, voornamelijk in de vorm van anekdotes, is gewijd aan zijn ervaringen in de culturele wereld van Batavia tussen 1890 en 1905. Het beeld van de Indische maatschappij dat in dit deel gestalte krijgt - dat zal niemand verbazen - is er een van een maatschappij waarin ordinaire geldzucht de boventoon voert en kunst slechts een marginale rol vervult. ‘De toestand, dien ik hier in 1890 op kunstgebied vond, was van dien aard, dat ik mij direct daartegen schrap zette’, schrijft hij over zijn aankomst in IndiëGa naar eind6 Het culturele leven van Batavia aan het einde van de vorige eeuw blijkt volledig in handen van dillettanten te zijn. ‘Het dilettantisme in zijn meest schadelijken en onsympathieken vorm’, merkt hij geërgerd opGa naar eind7 Het wekt dan ook geen verbazing dat Van de Wall met zijn hooggestemde artistieke idealen al snel botst op een muur van onbegrip en vijandigheid. Temeer omdat hij de brutaliteit bezit om zijn artistieke criteria ten koste van de Indische dilettanten te uiten via de kunstkritiekGa naar eind8 Naast het schrijven van kunstkritieken voor de Javabode en het Bataviaasch Nieuwsblad, geeft Van de Wall, om in zijn levensonderhoud te voorzien, muziekles aan particulieren. Maar ook dat blijkt een deceptie. Zowel het aantal als het niveau van deze muzikale particulieren gaf weinig reden tot tevredenheid. ‘Talentloze krukken’, noemt hij ze en het frustreert hem dat van de weinige leerlingen die hij heeft het gros bestaat uit ‘[...] levenslustige weduwen, die met hun voormiddag geen raad weten’Ga naar eind9 Wat zijn memoires ook zo goed duidelijk maken is hoe slecht Van de Wall eigenlijk is toegerust voor de Nederlands-Indische maatschappij. Het wordt hem na enige tijd duidelijk dat het volstrekt onmogelijk is om in Indië van de kunst te leven. Het geldgebrek als gevolg van zijn ‘centenarbeid’ voor de kunst noemt hij zelfs de ‘ongeneeslijke kanker’ van zijn bestaan. ‘Dat’, schrijft hij niet zonder pathos, ‘was wel de droevigste tragedie van mijn carrière in Indië, waar de samenleving sinds eeuwen is gebaseerd op geld, op een vast bepaald inkomen. Doordat ik dat niet had, moest ik in deze samenleving wel mijn evenwicht verliezen.’Ga naar eind10 En hij verloor zijn evenwicht, al was het maar even. Door gebrek aan inkomsten werd hij - inmiddels getrouwd en vader van twee kinderen - gedwongen de kunst vaarwel te zeggen en een ‘echte’ betrekking te zoeken. Dat bleek voor hem echter niet zo gemakkelijk. Voor de Indische centenmaatschappij had hij immers twee zwaarwegende, slechte kwalificaties: hij was kunstenaar en Indo-Europeaan. Ondanks talloze sollicitaties lukt het hem niet een baan te vinden. Ten slotte blijkt er een invloedrijke Europeaan voor nodig te zijn om hem in de Indische maatschappij aan een felbegeerde baan te helpen. Mr. Henri Mounier, op dat moment leraar Staathuishoudkunde aan het Gymnasium Willem III, ontfermt zich over Van de Wall, lobbyt voor hem en draagt hem voor bij de eigenaars van het Nieuw Bataviaasch Handelsblad als opvolger van | |
[pagina 153]
| |
de vertrekkende hoofdredacteur Tjaarda Mees. Met succes. Van de Wall wordt aangenomen en heeft voor het eerst in Indië een volwaardige baan en een vast maandelijks inkomen. In de tussentijd bleef Van de Wall overigens actief op het gebied van de kunst. Zo richtte hij in deze jaren de culturele tijdschriften Aurora en De Indische Revue op en schreef hij romans en feuilletons. Deze laatste verschenen uiteraard met enige regelmaat in zijn eigen krant. Helaas was Van de Walls journalistieke carrière een kort leven beschoren; na enige tijd gaat het Nieuw Bataviaasch Handelsblad failliet. Tot overmaat van ramp gebeurt hetzelfde met zijn tijdschrift De Indische Revue. Om uit de financiële zorgen te komen komt hij samen van J.A. van Dijk, een jonge advocaat, op het lumineuze idee toneel te brengen in Indië, serieus toneel. Van de Walls oude liefde. Dat was er immers niet in Nederlands-Indië. ‘Wanneer’, zo schrijft Van de Wall, ‘er iets op toneelgebied beproefd werd - en dat gebeurde nooit anders dan voor liefdadige doeleinden na een overstroming of aardbeving - dan ging de onderneming uit van dilettanten, zonder eenige deskundige leiding.’Ga naar eind11 Er werd een gezelschap opgericht en onder regie van Van de Wall werden er stukken ingestudeerd en voorstellingen gegeven in de Stadsschouwburg van Batavia. Het werd een groot succes. Het weinig verwende Nederlands-Indische publiek kwam in groten getale af op het nieuwe culturele vermaak. Het betekende het begin van Van de Walls carrière als regisseur en toneelschrijver. En wat minstens zo belangrijk was, hij kon van het toneel in Indië leven. Ondanks dat hij in zijn missie was geslaagd (hij had het culturele leven in Indië immers verrijkt met kunst, toneel) en ondanks dat hij zich nu weer volledig kon wijden aan de muzen, vertrok Van de Wall in de zomer van 1903 naar Nederland. ‘Met mijn toenemende productiviteit’, zo schrijft hij, ‘groeide tevens het verlangen liever in Holland mijn literaire werkzaamheden voort te zetten [...]: ik haakte naar meerdere kennis, naar artistieker omgeving, naar veelvuldiger gedachtenwisseling en naar serieuser critiek op mijn pogingen.’Ga naar eind12 Het was echter niet voor lang. In 1905 zet hij weer voet aan wal in Batavia; uit Nederland verdreven door heimwee en vooral door de kou. ‘Ik heb’, zo schrijft hij, ‘[...] soms al in den herfst, uren achtereen piano gestudeerd met wanten aan, en drie plaids om mijn beenen geslagen, anders had ik het niet uitgehouden van de koude, zelfs bij een gloeienden haard. Mijn gestel is voorbeschikt voor het leven in de warmte, ik leef als een salamander; 't liefst bij het vuur.’Ga naar eind13 | |
VertekeningAls we nu proberen te achterhalen wat de waarde is van Van de Walls memoires, dan hebben we allereerst te maken met het probleem van de vertekening. In het geval van Van de Walls memoires is er zelfs | |
[pagina 154]
| |
Hans van de Wall
| |
[pagina 155]
| |
sprake van een dubbele vertekening: die door het geheugen en die als gevolg van zijn publiekgerichtheid. Wat het eerste betreft: Van de Wall schreef zijn memoires tussen 1926 en 1928. Dat betekent dat er alleen al tussen zijn laatste herinnering (uit 1905) en het moment dat deze op schrift werd gesteld een periode ligt van ruim twintig jaar. Nu ben ik geen psycholoog en daarom waag ik mij nu ook niet aan uitvoerige bespiegelingen over de werking van het geheugen. We mogen echter aannemen dat, net als bij ieder ander, ook Van de Walls geheugen zijn beperkingen kende en dat er ook in zijn memoires sprake moet zijn van selectie, verdringing en verdichting. De vertekening door het geheugen is in Van de Walls memoires overigens het meest evident als het gaat om tijdsaanduidingen. Terwijl hij ons aan de ene kant nauwgezet voorziet van geografische informatie - we kunnen hem bij voorbeeld nauwkeurig volgen van de Heerenstraat in Soerabaja, naar de Oranjeplantage in Delft, de Falckstraat en de Frederik Hendriklaan in Den Haag tot aan de Gang Solitude en de Tjidengweg in Batavia - is hij in zijn tijdsaanduidingen onvolledig en niet geheel betrouwbaar. Aan de andere kant hoeft het probleem van de vertekening door het geheugen voor de interpretatie van Van de Walls memoires geen onoverkomelijk probleem te zijn. Zij geven immers geen verslag van een belangrijke, afgeronde, concrete gebeurtenis, maar zij tonen vooral een staalkaart van persoonlijke gevoelens en persoonlijke indrukken van zijn leven in een bepaalde periode in Nederlands-Indië. Daardoor is niet alleen de vraag of en waar het geheugen zorgt voor vertekening moeilijk te beantwoorden, maar ook minder relevant. Wat die andere vorm van vertekening betreft, die als gevolg van zijn publiekgerichtheid, valt er iets meer te zeggen. Op het moment dat Van de Wall zijn herinneringen op schrift stelde was hij een, althans in Nederlands-Indië, gevierd roman- en toneelschrijver. Bovendien schreef hij zijn memoires niet op eigen initiatief, maar op verzoek van het Bataviaasch Nieuwsblad, die dan ook enkele van zijn herinneringen plaatste tussen december 1926 en eind april 1927. Met andere woorden: Van de Wall schreef zijn herinneringen als bekende inwoner van Nederlands-Indië niet in de eerste plaats omdat hij ze op papier wilde vastleggen voor het nageslacht, maar hij schreef ze in opdracht en gericht op het toenmalige Indische lezerspubliek. Die publiekgerichtheid komt op verschillende manieren in zijn memoires naar voren. Bij voorbeeld in de anekdotische vorm waarvan hij zich veelvuldig bedient. Door chargering en humor vergrootte hij weliswaar de aantrekkelijkheid van zijn herinneringen voor zijn lezerspubliek, voor ons echter betekent dat dat we in deze gevallen er op bedacht moeten zijn dat hij zijn fantasie enigszins de vrije teugel laat. Minstens zo belangrijk is de vertekening in bepaalde beschrijvingen die Van de Wall zijn lezerspubliek van zichzelf geeft. Van de Wall koketteert op sommige plaatsen merkbaar | |
[pagina 156]
| |
met zijn (vermeende) negatieve eigenschappen. Hij overdrijft. Het gaat hier met name om eigenschappen als zijn onhandigheid als het gaat om het vervullen van een normale maatschappelijke betrekking, zijn gemis aan elementair economisch inzicht, zijn fixatie op de kunst en zijn gebrek aan journalistiek en artistiek talent. Hij doet dit zo veelvuldig en nadrukkelijk, dat we hier zeker bedacht moeten zijn op vertekening. | |
De betekenis van de memoiresAls we nu met de genoemde vormen van vertekening rekening houden, kunnen we niettemin stellen dat Van de Walls herinneringen een schat aan informatie bieden. Houden we immers rekening met de vertekening door de anekdotische vorm, maar gaan we er tegelijkertijd van uit dat iedere anekdote een kern van waarheid bevat, dan leveren zijn memoires een aardig beeld van de culturele wereld in Batavia aan het einde van de vorige eeuw. Het is een schrale wereld, bevolkt door kleingeestige dilettanten die vrijwel geen kritiek kunnen velen en voor wie kunst niet meer dan een bijkomstigheid is. ‘Indië is een land van arbeid [...] waar de bloemen der kunst niet kunnen gedijen’, schrijft hijGa naar eind14 En iets eerder merkt hij op: ‘Nog altijd gold de bekende uitspraak van Busken Huet uit de zeventiger jaren, dat in Nederlandsch-Indië wetenschap en kunst zich aan het opkomend geslacht als bijzaken vertonen.’Ga naar eind15 Het is een beeld dat we ook in andere bronnen tegenkomen, onder andere bij Van de Walls broeder in de strijd als het gaat om de culturele verheffing van Indië, Otto KnaapGa naar eind16 Niet minder belangrijk is dat de memoires van Van de Wall natuurlijk de persoon Van de Wall meer zichtbaar maken. Door zijn herinneringen krijgen we meer inzicht in zijn voelen en denken en in zijn opvattingen over kunst. In zijn memoires komt Van de Wall naar voren als een vroeg negentiende-eeuwse romanticus, een gevoelsmens. Hij spreekt zelf van ‘een overgevoelige natuur’. En hij was een onvervalste idealist, voor wie de strijd voor de kunst een oprechte strijd was. Hij ging er van uit dat zoals hij zich kon verliezen in een prachtig muziekstuk of een prachtig boek dat automatisch ook voor anderen gold. En als dat niet het geval was, dan was het zijn taak anderen daarvan bewust te maken. Uiteraard moest dat, zeker in Indië, tot teleurstellingen leiden. Teleurstellingen die hij dan weer moeilijk kon verwerken. Ook van zijn opvattingen over literatuur krijgen we een duidelijker beeld. Naar aanleiding van zijn werkzaamheden als journalist merkt hij bij voorbeeld op dat literatuur nooit alleen mag ontspruiten aan de fantasie, maar altijd haar wortels in de werkelijkheid moet hebben. ‘Wilde ik in de kunst ooit iets scheppen, dat waarde kon hebben’, zo schrijft hij, ‘dan zou mijn fantasie moeten wortelen in de werkelijkheid.’Ga naar eind17 En dat bedoelde hij letterlijk. Uit zijn memoires blijkt dat zijn | |
[pagina 157]
| |
belangrijkste werken, zoals De Paria van Glodok, De Paupers en Karin Adinda, een krantebericht, een concreet nieuwsfeit dus als bron hebben. En over die werkelijkheid merkt hij nog op dat de Indische literatuur de Indische werkelijkheid als bron moet nemen. En dan bedoelde hij niet in de eerste plaats de werkelijkheid van de Europeanen in Indië. ‘Tot op dit ogenblik’, schrijft hij, ‘is het mij nog een raadsel, waarom er [...] zoo weinig in en over Indië door belletristen geschreven wordt. Deze gewesten met hun verschillende bevolkingsgroepen, met hun rijkdom aan folklore, hun ontelbare heterogene typen, en met hun telkens wisselende stadia van ontwikkeling der samenleving bieden den schrijver-uit-drang een onuitputtelijke bron van stof.’Ga naar eind18 Wat Van de Walls memoires ook zo duidelijk zichtbaar maken is zijn dualisme, zijn verdeeldheid, als gevolg van zijn afkomst en zijn opvoeding in Indië en Nederland. We zouden kunnen zeggen dat de confrontatie tussen Oost en West in hemzelf gestalte krijgt. Uit zijn memoires vormt zich een beeld van iemand die voortdurend heen en weer geslingerd wordt tussen Nederland en Indië. Als hij in Indië is dan verlangt hij hevig naar Nederland. Niet zozeer vanwege het land, de mensen of de maatschappij, maar vanwege het culturele klimaat, waarbij dat in Indië zo schril afsteekt. Is hij eenmaal in Nederland, dan wordt hij binnen de kortste keren door heimwee en kou weer naar Indië teruggejaagd. Dan verlangt hij weer intens naar Indië, zijn geboorteland: ‘[...] waar geen koude, geen sneeuw, geen ijs en geen noordenwinden hem zouden kwellen.’Ga naar eind19 Van de Wall zou zijn hele leven van deze verdeeldheid last blijven houden. En ten slotte, maar zeker niet in de laatste plaats, misschien is de belangrijkste waarde van zijn memoires wel datgene wat Van de Wall zelf niet met zoveel woorden zegt, maar wat wij voortdurend tussen de regels door kunnen lezen. Ik doel hier op Van de Walls beschrijving van zijn uiterst moeizame weg als kunstenaar en Indo-Europeaan naar erkenning en een plaats in de Nederlands-Indische maatschappij. Onmiskenbaar wordt hiermee immers een samenleving blootgelegd waarin geldzucht en raciale scheidslijnen zoveel belangrijker werden geacht dan geestelijke waarden, talent en capaciteiten. |
|