Indische Letteren. Jaargang 8
(1993)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 139]
| |
Een zeereis naar Indië
| |
Anna Abrahamsz (1837-1908)Anna Abrahamsz werd op 16 november 1837 te Amsterdam geboren als dochter van de koopvaardijkapitein Cornelis Abrahamsz jr. en | |
[pagina 140]
| |
Portret van Anna Abrahamsz, ongedateerd, Collectie D. Sorgdrager.
| |
[pagina 141]
| |
Catharina Douwes Dekker. Ze groeide op in een typisch scheepvaartmilieu: haar grootvader van moeders kant was ook gezagvoerder en haar andere opa was cargadoor. Vlak voor haar vertrek naar Indië woonde Anna samen met haar ouders en beide zusters Catharina en Sietske in de Bantammerstraat. Haar zevenjarige broertje was onlangs overleden aan kroep. Het verlies van hun enige zoon had Anna's vader en moeder zwaar aangegrepen. Uit medeleven stelden de reders van de ‘Urania’ kapitein Abrahamsz voor zijn vrouw en dochters mee te nemen. Het gezin scheepte zich in de zomer van 1847 in aan boord van de ‘Urania’ met bestemming Batavia. Bijna een jaar later keerde de familie met het schip terug in haar woonplaats Amsterdam. Achteraf gezien was de enerverende tocht naar Indië een hoogte- èn keerpunt in het leven van Anna. In 1849, bijna anderhalf jaar na de reis, overleed haar moeder. Het gezin viel uiteen. Anna werd door een broer van haar vader in huis genomen, terwijl haar beide zusters en broertje Theodorus die op de terugreis uit Indië aan boord van de ‘Urania’ was geboren, in een kosthuis werden ondergebracht. Toen Anna's vader in 1854 met zijn nicht Helena Elisabeth Onnen hertrouwde, bleef Anna bij haar oom en tante. Ruim vijf jaar later, na het overlijden van haar tante, trok Anna echter weer bij haar vader en de rest van het gezin in. Het rustige familieleven werd weldra verstoord door de bezoekjes van een broer van Anna's overleden moeder, Eduard Douwes Dekker, beter bekend onder zijn pseudoniem Multatuli. Catharina, Anna, Sietske en Theodorus raakten diep onder de indruk van hun flamboyante oom. Eduard Douwes Dekker vond dat de kinderen te streng godsdienstig werden opgevoed en veel te veel aan banden werden gelegd. Hij stookte hen op om in verzet te komen tegen hun vader en stiefmoeder. Sietske en Theodorus waren ontvankelijk voor zijn ideeën. Anna kon de spanningen niet aan. Volgens haar vader was zij door de denkbeelden van oom Eduard ‘geheel in de war en veroorzaakte mijn vrouw groote zorg’Ga naar eind2 Douwes Dekker van zijn kant schreef op 25 oktober 1860 aan zijn vrouw over Anna, dat zij ‘de minste’ van de vier kinderen was en voegde daar aan toe: ‘Zou je dat gedacht hebben?’Ga naar eind3. Een half jaar later repte ook hij over de labiele toestand van zijn nichtje: ‘Die Anna is waarachtig in de war, ik geloof nu met Siet en Catharina dat er een streep doorloopt. Zij heeft mij een brief geschreven die wel lijkt te wezen van een kind van tien jaar.’Ga naar eind4 Anna was inmiddels bijna 23 jaar oud. Zij was zo uit haar evenwicht geraakt, dat zij tijdelijk moest worden opgenomen in een krankzinnigeninrichting te Utrecht. Of Eduard Douwes Dekker werkelijk verantwoordelijk was voor Anna's geestelijk instorten, zoals haar vader beweerde, is de vraag. Sietske en Theodorus hebben zich later in hun geschriften nooit over de rol van Douwes Dekker in deze kwestie uitgelatenGa naar eind5 | |
[pagina 142]
| |
Anna's verdere leven blijft in nevelen gehuld. Op 7 juli 1864 verhuisde ze naar Veenendaal, waar zij bij een boerengezin werd ondergebracht. Anna logeerde daarna nog wel regelmatig bij haar vader en stiefmoeder in Amsterdam. Zij bleef het zorgenkind van haar vader. Omdat zij nimmer trouwde en geen beroep uitoefende, moest Anna door haar vader worden onderhouden. Dat was een belangrijke reden voor hem om tot op hoge leeftijd te blijven varen. Na haar vaders dood in 1879 leidde Anna een zwervend bestaan. Ze woonde in diverse plaatsen, waaronder Berlicum, Amstelveen, Harlingen, Hilversum, Velp en Amsterdam. In deze laatste stad is zij vele malen verhuisd. Vrijwel nergens bleef zij langer dan twee jaar. Soms zat zij bij iemand in huis als kostgangster, meestal woonde zij zelfstandig. Anna Abrahamsz overleed op 16 maart 1908 te Haarlem, zeventig jaar oud. | |
Het journaalDat een koopvaardijkapitein zich op één van zijn verre reizen liet vergezellen door zijn gezin was ongebruikelijk, zeker wanneer de kinderen nog zo jong waren. Was de aanwezigheid van de meisjes aan boord al vreemd, nog uitzonderlijker was het dat één van hen een journaal bijhield. Hoe kunnen we dit kinderhandschrift interpreteren? Het werkelijkheidsgehalte van Anna's relaas is zeer hoog. Dat blijkt onder andere uit de parallellie met het verslag dat haar vader deed van dezelfde reisGa naar eind6 Daarom is het voor Anna's reisverslag niet zo moeilijk de grens vast te stellen tussen fictie en werkelijkheid, iets wat bij andere egodocumenten nog wel eens een heikel punt kan zijn. Literatuurwetenschappers hebben er in het algemeen geen problemen mee als een tekst de werkelijkheid op bepaalde punten geweld aandoet. Integendeel, die spanning tussen fictie en werkelijkheid is deel van hun werkterrein. Voor historici ligt dat anders. Als historische bron moet een egodocument voorzichtig worden gehanteerd. Zo'n bron stelt de historicus in staat een blik te werpen in iemands denken gevoelswereld. Het is dan wel van belang te weten of het egodocument alleen voor eigen gebruik is geschreven. Anna schreef haar verslag in ieder geval niet uitsluitend voor zichzelf. Zij hield blijkens haar schrijfstijl en opbouw van het verhaal rekening met een lezer. Welke lezer dat is, blijft onduidelijk. Er zijn verschillende personen die daarvoor in aanmerking komen. Misschien haar ouders, of wellicht de schoolmeester, die volgens het verslag van vader Abrahamsz, haar de tekst in het net laat overschrijvenGa naar eind7 Het is mogelijk dat Anna's onderwijzer haar het idee van een reisverhaal aan de hand heeft gedaan, haar zelfs met de opdracht een dergelijk verhaal te schrijven heeft weqgestuurd om de Nederlandse taal te oefenen. In haar journaal schrijft Anna dat zij tijdens de reis door haar vader en moeder aan het schoolwerk wordt gezet. Zij krijgt aan boord onder | |
[pagina 143]
| |
andere Franse les en onderricht in schrijven en rekenen. Zij is hiermee in haar schik ‘daar wij dan met ons leeren niet achteruit gingen’Ga naar eind8 Daaruit kan afgeleid worden dat Anna waarschijnlijk de lagere school volgde, zoals omstreeks 1850 voor 70% van de meisjes en 80% van de jongens het geval was. Daarnaast kreeg zij ook privé-les, want Franse les werd normaliter niet op de lagere school gegeven. Gelet op taal en inhoud kan Anna het journaal niet geheel zelfstandig hebben geschreven. Zij zal zeker door haar ouders en oudere zuster geholpen zijnGa naar eind9 Toch zitten in de spelling en de zinsbouw soms fouten die Anna niet had mogen laten staan. Misschien heeft één van Anna's ouders of de schoolmeester af en toe een pagina kritisch bekeken, en de ‘t’ van Anna's ‘werdt’ doorgestreept. Zulke verbeteringen zijn althans in het handschrift zichtbaar. Maar niet de hele tekst is op die manier doorgenomen, want lang niet àlle fouten zijn verbeterd, zodat we ‘werdt’ en andere vergissingen toch af en toe tegenkomen. Er zijn ook fouten, en vooral in het handschrift is dat zichtbaar, die aantonen dat Anna de tekst inderdaad integraal heeft overgeschreven. Zo begint ze soms dezelfde zin voor een tweede keer, wat ze trouwens wel steeds opmerkt en corrigeert. Deze fouten en onvolkomenheden doen aan de historische betekenis van het journaal geen afbreuk. Anna heeft oog voor gewone, alledaagse zaken waar volwassenen niet (meer) op letten of die te normaal worden gevonden om te noteren. Zij verschaft informatie over het leven aan boord op een koopvaarder en de verblijfplaatsen en uitstapjes van Nederlandse kapiteins op Java. Dus geen opeenstapeling van sensationele, gruwelijke of fantastische gebeurtenissen, maar een reële weergave van een reis naar Indië. | |
De reis naar IndiëNadat Anna's vader in het begin van de maand juli 1847 het heugelijke nieuws over de reis naar Indië thuis bekend had gemaakt, werd in allerijl reiskleding en extra proviand gekocht. De reders van de ‘Urania’ hadden via de Nederlandse Handel Maatschappij (NHM) al een uitgaande lading van dranken, linnengoed, edelgesteenten, kledingstukken, ijzer-, glas- en aardewerk toegewezen gekregen en wilden dat kapitein Abrahamsz zo spoedig mogelijk zou uitvaren. Op 15 juli werd de ‘Urania’ door een stoomboot het Nieuwe Diep uitgesleept en ging onder zeil. De eerste dagen op zee had Anna volop afleiding, land bleef in zicht en men voer steeds te midden van vele schepen. Toen de ‘Urania’ eenmaal het Kanaal was gepasseerd, en er niets anders meer dan water en lucht waren te zien, werden de meisjes ‘soms wat ligt in 't hoofd en een weinig misselijk’Ga naar eind10 Deze symptomen van zeeziekte werden echter snel overwonnen en het gezin Abrahamsz ging over tot de orde van de dag. | |
[pagina 144]
| |
Eerste pagina van Anna's reisverslag.
| |
[pagina 145]
| |
Iedere ochtend om negen uur werden de kinderen, na een ontbijt van gort met stroop, aan het schoolwerk gezet. De middagen werden gevuld met ‘wegkruipertje spelen’,Ga naar eind11 hoepelen, touwtje springen, tollen, het dominospel, lezen en het helpen van moeder die van 's morgens vroeg tot 's avonds laat in de kajuit zat te naaien en te breien. Aan het eind van de middag speelden de meisjes vaak aan dek. Alleen de zondagen weken af. Dan hoefden de kinderen geen huiswerk te maken maar werd er in de bijbel gelezen. Na het avondeten om zeven uur gingen de kinderen direct naar bed. Het hele gezin sliep in vaste kooien in de kleine kajuit met een grondoppervlakte van nog geen drie vierkante meter. Buiten de gezagvoerder en de opperstuurman die samen de scheepsleiding vormden, waren er nog veertien bemanningsleden aan boord. Onder hen enige scheepsjongens die van ongeveer Anna's leeftijd moeten zijn geweest, maar zij komen in het journaal vrijwel nergens ter sprake. Volgens Anna's vader echter waren alle matrozen dol op de meisjes en leerden hen kunstjes en handgrepen zoals ‘het vlechten van platting of het leggen van knopen’Ga naar eind12 Het is mogelijk dat Anna het niet op papier heeft gezet, toch lijkt het aannemelijker dat zij weinig contact heeft gehad met de schepelingen. Vóór en achter de mast waren van oudsher twee verschillende werelden. De aanwezigheid van Anna en haar zusters maakte die scheidslijn tussen de scheepsleiding en de rest van de bemanning misschien minder zichtbaar, maar niet minder scherp. Na een reis van vier maanden bereikte de ‘Urania’ op 11 november de rede van Batavia. De eerste Javaan die Anna van dichtbij aanschouwde was een kadraaier die met een bootje langszij kwam en pisangs te koop aanbood. ‘Wij wisten eerst niet of het een man of eene vrouw was die wij zagen, zoo vreemd was hij gekleed’, verwoordde Anna haar verbazing, en vervolgde: ‘ook droeg hij lang haar, dit hadden wij nooit van een man gezien’Ga naar eind13 Het gezin Abrahamsz nam zijn intrek in een logement in een van de nieuwe wijken van Batavia. De hier verblijvende kapiteins en andere gasten namen het er goed van. Het ontbijt kon volgens Anna ‘wel voor een middagmaal dienen’,Ga naar eind14 en ‘het middagmaal bestond uit soep vervolgens visch, kippen, kalkoen, eendvogel, varkenschvleesch, gehakt, porselein, spinazie, spersibonen, aardappelen, salade, garnalen, komkommers, gestoofde pisangs of annanassen enz. en voor het nageregt brood, kaas, gebak, annanas, pompelmoes, chinaasappelen, pisang, ramboetang, mangistang en daarna werd er koffij gepresenteerd. Na het middagmaal stond het gezelschap op en begaf zich in de voorgalerij waar dan eenige stoelen geschaard stonden. Dan waren er tevens op zijde van het voorplein een twintigtal rijtuigen, ieder met 2 paarden bespannen en de koetsier op de bok. Ieder der gasten die dan een wagen verkoos te hebben wenkte slechts en dan kwam zijn rijtuig voor | |
[pagina 146]
| |
het huis. Veele heeren gingen uit toeren en de te huis blijvende vermaakten zich met het gezigt der afrijdende en weder te huis komenden en ook der voorbij rijdende wagens, want men had uit de voorgalerij een fraai gezigt op den weg.’Ga naar eind15 Ook Anna ging regelmatig ‘uit toeren’Ga naar eind16 met haar ouders en de andere kapiteins. Na ruim een week scheepte de familie Abrahamsz zich weer in. De ‘Urania’ was inmiddels gelost en moest voor een bevrachting naar Cheribon. Voor verdere belading werden daarna nog Soerabaja, Pasoeroean en Banjoewangi aangedaan. In al deze Javaanse havensteden bracht Anna enige tijd door en maakte er samen met de familie uitstapjes. Zo bezocht Anna onder andere ‘het blaauwe water’Ga naar eind17 (de oude badplaats Banjoe Biroe met haar opvallend heldere blauwe water), een suikerfabriek en een pesantrèn voor santri's. Ook werden kennissen en vrienden van Anna's vader gevisiteerd. In de logementen en bij de Europeanen thuis vermaakten Anna en haar zusjes zich met Nederlandse leeftijdgenootjes. Anna noemt in haar journaal die speelkameraadjes vrijwel nooit bij naam. Mede daardoor doet het reisverslag nogal afstandelijk en volwassen aan, te meer daar Anna sowieso weinig emoties prijsgeeft. Wel raakte zij op 16 november 1847, precies op haar tiende verjaardag, diep onder de indruk van enige aardschokken. ‘[Wij voelden] des morgens omstreeks 10 ure terwijl wij op de plaats speelden op eens de grond onder onze voeten bewegen. Wij verschrikten allen zeer, de Javanen maakten allen groot geschreeuw en sommigen van hun vielen regt op den grond en lagen met hun aangezigt op de aarde. Ik was zoo ontsteld dat ik niet weder in huis durfde.’Ga naar eind18 Haar beschrijving van een hachelijke tocht met een sloep, waar haar vader jaren later nog met angst en beven aan terugdacht, is echter opvallend nuchter en de wijze waarop zij de bij Cheribon door haar waargenomen en gevaarlijk geachte ‘waterhozen’Ga naar eind19 optekent, lijkt wel te zijn overgenomen uit een natuurkundeboek. Soms toont Anna zich toch een kind. Een fraai voorbeeld hiervan openbaarde zich op de terugreis. In januari 1848 liet de ‘Urania’ Java achter zich en zette koers naar Nederland. De kinderen werden weer aan het schoolwerk gezet en alles leek weer zoals op de heenreis te zullen gaan, tot er op 4 maart iets onverwachts gebeurde. ‘Wij zaten met de stuurlieden op dek te eten, moeder was beneden een weinig ongesteld, terwijl vader haar Ed. gezelschap hield. Op eens schelde vader en de stuurman onze neef, ging naar beneden, en kwam een half uur daarna weder boven met het blijde nieuws dat wij een broertje gekregen hadden. Wij konden dit naauwelijks gelooven en ook niet begrijpen waar dit broertje van daan gekomen was, doch toen neef het ons stellig verzekerde, en ons vertelde dat hij met een schuitje aan boord gebragt en door de kajuitsglazen aan vader aangegeven was, toen geloofden wij dit, daar wij gedurende al die tijd gegeten, en er dus niets van gezien hadden.’Ga naar eind20 | |
[pagina 147]
| |
Eind juni 1848 bereikte de ‘Urania’ het Nieuwe Diep. Het gezin Abrahamsz werd verwelkomd door familie en ‘toen hadden wij de alleraangenaamste avond van de geheele reis’,Ga naar eind21 aldus de leergierige wereldreiziger Anna. Nog jarenlang zou het groen gemarmerd schriftje met haar verslag in familiekring regelmatig tevoorschijn worden gehaaldGa naar eind22 Drs. M.A. van Alphen is wetenschappelijk medewerker van het Instituut voor Maritieme Historie (Kon. Marine) in Den Haag. Hij schreef onder andere over de zielverkoper in de Compagniestijd. |
|