Indische Letteren. Jaargang 7
(1992)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 187]
| |||||||||||||||||
De geschiedschrijving van de Indisch-Nederlandse literatuur uit de negentiende en twintigste eeuw
| |||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||
op de sociale geschiedenis, maar kennen aan de literatuur daarbinnen een eigen status toe. Ten derde: de ‘achtergrond’ en de intern-literaire ontwikkelingen worden in afzonderlijke hoofdstukken gepresenteerd. Ten vierde: men hanteert ‘het literaire leven’ als een kern-concept, maar dit bepaalt toch niet de compositie van de verschillende werken. Ten vijfde: meestal worden de literaire genres gehanteerd als stramien voor de indeling, waarbij het vooral gaat om de communicatieve, sociale functie. Wat is de betekenis van dit alles voor de geschiedschrijving van de Indische literatuur van de negentiende en twintigste eeuw? Hoe bruikbaar zijn, om te beginnen, die vijf punten van Grootes? Een exemplarische aanpak lijkt ook voor de Indische letteren onontkoombaar, zeker wanneer het begrip literatuur ruim wordt opgevat. Wat het tweede punt betreft: de Indische literatuur is niet louter een verzameling documenten met sociologische betekenis; ook het literaire karakter moet aandacht krijgen. Ten derde: het idee om aan elke periode steeds een historische inleiding met sociologische gegevens en historische ontwikkelingen vooraf te laten gaan, lijkt heel zinvol, omdat daarmee voorkomen wordt dat geschiedenis en literatuur teveel door elkaar gaan lopen. Voor het vierde punt geldt, dat de Indische literatuur zowel in Nederland als in Indië functioneerde; het kan toch niet de eerste taak van de ‘Indische’ literatuurhistoricus zijn om het literaire leven in patria uitbundig te gaan beschrijven. Die genres tenslotte lijken een handig, maar zeker niet zaligmakend criterium; men kan zich ook een andere indeling voorstellen. Met die vijf punten kunnen we dus redelijk uit de voeten.Ga naar eind2 Maar hoe moet je je een handboek van de Indisch-Nederlandse letterkunde, opgezet volgens bovenstaande inzichten, nu concreet voorstellen? Wat de periodisering betreft, liever een historisch-politieke dan een strikt literaire afbakening. Mogelijke grenzen zijn: het einde van het Engels tussenbestuur in 1816, de invoering van het Cultuurstelsel in 1830, de ontsluiting voor het particulier initiatief in 1870 (samen met de opening van het Suez-kanaal in 1869), de invoering van de ethische politiek in 1900, de Japanse bezetting in 1942, de strijd om de onafhankelijkheid vanaf 1945, het definitieve afscheid in 1950 (na die datum kan er immers geen sprake meer zijn van koloniale literatuur) en het optreden van de ‘tweede generatie’ vanaf 1983. Elk hoofdstuk zou moeten beginnen met een inleidende paragraaf met politieke en sociologische gegevens: over het bestuursapparaat, de samenstelling van de bevolking, de positie van Europeanen, Indo-Europeanen en Indonesiërs, over de belangrijkste gebeurtenissen (zoals de Java-oorlog en de Atjeh-oorlog) en over andere zaken die van belang zijn voor de daarna te bespreken literatuur (zoals bij voorbeeld de ‘pacificatie’ van Celebes en Bali). Ook zou in elk hoofdstuk, gericht op een bepaalde periode, aandacht | |||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||
moeten worden besteed aan het culturele leven en het literaire bedrijf. Wat gebeurde er op het gebied van het toneel?Ga naar eind3 Hoe ontwikkelde zich het genootschapsleven?Ga naar eind4 Wanneer ontstonden de negentiende-eeuwse rederijkerskamers en welke rol speelden ze?Ga naar eind5 Wat valt er te zeggen over drukkers, uitgevers en boekhandels?Ga naar eind6 Hoe stond het met de bibliotheken?Ga naar eind7 De leesgezelschappen?Ga naar eind8 Hoe zag de inhoud van de leestrommel er uit?Ga naar eind9 Wat was de rol van de pers en de literaire kritiek in Indië?Ga naar eind10 In ieder hoofdstuk dient de intern-literaire ontwikkeling beschreven te worden, compleet met de dominante genres en de dominante literaire stromingen. Aanvankelijk zijn het vooral de reisverhalen die de aandacht trekken: van Maurits Ver Huell tot Johannes Olivier.Ga naar eind11 Omstreeks 1850 verschijnen er almanakken als Lakschmi en Warnasarie en een tijdschrift als Biäng-Lala waarin zich de Romantiek manifesteert: zowel wat de historische novelle als de romantische liefdespoëzie betreft.Ga naar eind12 Na 1860, maar vooral na 1870, komt de Indische roman opzetten: van idealistisch tot realistisch en naturalistisch, met de daaraan gekoppelde verschuivingen in de vertelwijze.Ga naar eind13 De minder specifiek-literaire genres vragen in elke periode om een afzonderlijke behandeling. Ego-documenten zijn daarbij van bijzonder belang: van wat Nicolette Peronneau van Leyden noteerde over haar verblijf in Indië in de periode 1817-1820, tot het dagboek van L.F. Jansen, dat de jaren 1942-1945 bestrijkt.Ga naar eind14 De kinder- en jeugdliteratuur, zo vaak een betrouwbare spiegel van de mentaliteit van de ouders, mag in geen enkel tijdvak ontbreken.Ga naar eind15 En wat de ontspanningsliteratuur betreft: een avonturenroman als De Gouden Lotus van D.F. van der Pant zal wel nimmer in aanmerking gekomen zijn voor een literaire prijs, maar zulke boeken zeggen veel over hoe het toeging in de koloniale samenleving.Ga naar eind16 Iedere literatuurgeschiedenis vraagt om een rode draad, die al die uiteenlopende gegevens bijeenhoudt. E.M. Beekman heeft het wezen van de Indische literatuur omschreven als de historische en psychologische confrontatie tussen Oost en West.Ga naar eind17 Dat lijkt me het juiste uitgangspunt. Welke visie wordt er gegeven op de samenleving? Wat wordt er gezegd over de verschillende bevolkingsgroepen en het beeld dat zij van elkaar hebben? De meeste Europeanen accepteerden hun aanwezigheid in de Oost als iets vanzelfsprekends. Anderen waren daar minder zeker van. Gedurende het hele tijdvak waar het hier om gaat, zijn er kritische geluiden over het koloniale bewind te vernemen. Bovendien is er sprake van een zich wijzigende visie op de Indonesiërs. Wanneer verandert hun rol van bijfiguur tot hoofdpersoon? En gaat het daarbij om regenten of om koelies? Wat wordt er gezegd over de Chinezen en Arabieren? Hoe komt de positie van de Indo-Europeanen uit de verf? Hoe ontwikkelen zich de man-vrouw-relaties (homoseksualiteit lijkt in de Indische letteren nauwelijks een rol van betekenis te spelen).Ga naar eind18 Het is niet uitgesloten dat zich in de visie op de Indonesische | |||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||
natuur veranderingen voordoen, die ook in ruimer verband enige aandacht verdienen.Ga naar eind19 Ten slotte wil ik nog een aantal specifieke problemen aanstippen. Wat doe je met de geografische variatie? De enorme diversiteit van de Indonesische archipel weerspiegelt zich in de Indische literatuur. Er is iets voor te zeggen om bij voorbeeld, per periode, alle boeken over Deli samen te bespreken, een afzonderlijke paragraaf aan Atjeh te wijden en ook Celebes een eigen behandeling te gunnen. Dat zou betekenen dat het werk van één auteur in meerdere paragrafen aan de orde komt. Oude glorie (1935) van Marie van Zeggelen is een historische roman over Atjeh; haar verhalenbundel Onderworpenen (1908) en haar boek De Hollandsche vrouw in Indië (1910) gaan beide over Celebes. Een geografische ordening valt moeilijk te combineren met een genre-indeling, al is het niet onmogelijk: Tjoet Nja Din (1948) van M.H. Székely-Lulofs is tenslotte óók een historische roman over Atjeh. Dat historische element roept weer een ander probleem op. Wat is belangrijker: de tijd waarin het verhaal zich afspeelt of het jaar waarin het boek gepubliceerd is? Een groot deel van de Indische letteren bestaat uit terugblikken. Friedericy schreef na de oorlog over het Celebes van daarvoor; Maria Dermoût legde in de jaren vijftig het leven op de Molukken uit het begin van deze eeuw vast. De publikatiedatum moet het doorslaggevende criterium zijn. Heren van de thee van Hella S. Haasse verscheen in 1992; net als Uit de suiker in de tabak (1885) van Daum speelt het zich af op Java, in de laatste decennia van de vorige eeuw. Toch zal niemand beide boeken in één hoofdstuk besproken willen zien. Wat de literaire kritiek betreft, bestaat er een groot onderscheid tussen Indië en Nederland. Een omstreden boek als Het leven in Nederlandsch-Indie van Bas Veth leverde sterk uiteenlopende reacties op.Ga naar eind20 Het werk van Daum werd door lezers in Indië ervaren als een juiste weergave van de toenmalige werkelijkheid; om daar een uitspraak over te kunnen doen konden de meeste critici in het moederland slechts afgaan op wat zij nog meer aan Indische romans gelezen hadden.Ga naar eind21 De beste definitie van de Indisch-Nederlandse letterkunde is nog steeds de ondertitel van Rob Nieuwenhuys' Oost-Indische Spiegel: ‘Wat Nederlandse schrijvers en dichters over Indonesië hebben geschreven, vanaf de eerste jaren der Compagnie tot op heden’.Ga naar eind22 Indisch-Nederlandse literatuur is in het Nederlands geschreven literatuur over Indonesië; dat is naar mijn mening het enige criterium om het terrein af te baknen.Ga naar eind23 Ik geloof niet dat het mogelijk is, het ‘bijzondere karakter’ van de Indische literatuur nader te definiëren op de manier zoals Nieuwenhuys en Termorshuizen dat hebben gedaan, al was het alleen maar omdat schrijvers die nooit in Indië zijn geweest, zoals Van Lennep, Potgieter en Hofdijk, toch hun bijdrage aan de Indische letteren hebben geleverd; het feit dat het Indische element in de Nederlandse literatuur in het verleden minder aandacht heeft gekregen, doet daarbij niet ter- | |||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||
zake.Ga naar eind24 Dit alles neemt niet weg dat de Indische letteren heel goed in een comparatistisch perspectief kunnen worden geplaatst; ze vragen om een vergelijking met bij voorbeeld de Engelse koloniale literatuur en de Indonesische literatuur.Ga naar eind25 Wie uitgaat van de hierboven gegeven definitie, zal ook geen moeite hebben om het werk van de zogenaamde ‘tweede generatie’ in de beschouwing te betrekken.Ga naar eind26 Een boek als Javaanse brieven (1992) van Kees Ruys, waarin Indonesië wordt beschreven op een wijze die los lijkt te staan van welk koloniaal verleden ook, valt evenzeer binnen die definitie. Dit betekent dat het einde van de Indische letteren nog niet in zicht is. De toegenomen belangstelling voor de Indische literatuur uit zich in nader onderzoek van allerlei aspecten. De nieuwe gegevens die zo aan het licht komen, hebben een algemeen kader nodig. Zo kan een synthese ontstaan van wat nu bekend is. De inhoudsopgave van een - vooralsnog denkbeeldige - literatuurgeschiedenis laat zien waar zich ‘witte plekken’ bevinden. Dat helpt, omdat we een beeld krijgen van wat we nog niet weten, en begrijpen in welke richting de activiteiten van onze werkgroep zich in de toekomst moeten ontplooien. | |||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||
Peter van Zonneveld is sinds 1975 docent moderne Nederlandse letterkunde aan de Rijksuniversiteit Leiden. Houdt zich vooral bezig met negentiende-eeuwse literatuur en Indisch-Nederlandse letterkunde. Is redacteur van Indische Letteren. |
|