Indische Letteren. Jaargang 7
(1992)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 153]
| ||||||||||
Koloniaal en post-koloniaal in de Engelse literatuurgeschiedenis
| ||||||||||
[pagina 154]
| ||||||||||
[pagina 155]
| ||||||||||
die een jaar of vijftien geleden werd geïntroduceerd in de Engelstalige literaire kritiek, ‘post-koloniale’ literatuur? Of zullen we stellen dat alles wat er in het Engels is geschreven, nu of vroeger, en handelt over (vroegere) koloniale gebieden, Engelse koloniale literatuur is? Dat zou ons verplaatsen in de Nederlandse situatie wat betreft het gebruik van deze term. Een andere mogelijkheid bestaat erin alles wat door Engelsen is geschreven over wat ooit Engelse koloniën zijn geweest koloniale literatuur te noemen, en alles wat door niet-Engelsen in het Engels is geschreven over diezelfde gebieden tot de post-koloniale literatuur te rekenen, ongeacht de jaartallen. De communis opinio in de Engelstalige kritiek neigt meer en meer tot dit laatste standpunt, eerder dan tot de zuiver chronologische aanpak. Vanaf de jaren vijftig spreekt men in de Engelstalige letterkunde van ‘commonwealth literature’ of ‘literatures’ naast de Engelse en Amerikaanse literatuur. Meer recent spreekt men van ‘literatures in English’ om alle Engelstalige literaturen aan te duiden, met inbegrip van de literatuur van Engeland zelf, evenals van de Verenigde Staten. Nog recenter duiken de termen ‘new literatures in English’ en ‘emergent literatures (in English)’ op om de literaturen van elk der vroegere koloniën aan te duiden. Elk van deze ‘new literatures’ is dan post-koloniaal ten opzichte van de Engelse literatuur en elk van deze literaturen claimt, en krijgt ook, zijn eigen plaats en zijn eigen geschiedenis binnen het grotere geheel van de Engelstalige letterkunde. Naast geografische en chronologische criteria kan men ook thematische criteria hanteren. In zijn inleiding tot de vertaling van Couperus' De stille kracht in de Library of the Indies heeft E.M. Beekman de koloniale literatuur bestempeld als ‘een literatuur waarin de historische en psychologische confrontatie tussen Oost en West gestalte krijgt’.Ga naar eind2 Voor andere situaties dan de Indisch-Nederlandse zou men deze definitie kunnen uitbreiden tot: ‘confrontatie tussen gekoloniseerde en koloniserende cultuur’. Maar gaat deze definitie wel op waar een inheemse bevolking ofwel ontbreekt, ofwel na enige tijd verdwenen is, om welke reden dan ook? Kan ‘koloniale’ literatuur de literatuur dekken van een land dat grotendeels bevolkt is door immigranten van Europese afkomst? Is dat misschien de reden waarom de Amerikaanse literatuur zich zo ongemakkelijk als ‘koloniaal’ laat omschrijven? Misschien moeten we Beekmans definitie lezen als ‘confrontatie tussen marge en centrum’? Dit heeft het voordeel dat we er ook de postkoloniale literatuur onder kunnen vangen. Zowel in de koloniale als in de post-koloniale literatuur gaat het om een confrontatie tussen ‘centrum’ en ‘marge’ of ‘periferie’. Het onderscheid zit erin of men vanuit het centrum naar de marge, of van de marge naar het centrum kijkt. In het eerste geval hebben we te maken met een koloniale literatuur. In het tweede geval gaat het om een post-koloniale literatuur. In combinatie met de eerdere criteria komen we hier zeer dicht bij de invulling | ||||||||||
[pagina 156]
| ||||||||||
die de recente Engelstalige kritiek aan de term ‘post-koloniale’ literatuur geeft: We use the term ‘post-colonial’ [...] to cover all the culture affected by the imperial process from the moment of colonization to the present day. This is because there is a continuity of preoccupations throughout the historical process initiated by European imperial agression. We also suggest that it is most appropriate as the term for the new cross-cultural criticism which has emerged in recent years and for the discussion through which this is constituted. In this sense [the discussion over post-colonial literature] is concerned with the world as it exists during and after the period of European cultural domination and the effects of this on contemporary literatures. Nog steeds blijven we met een aantal vragen zitten. De Ierse literatuur wordt niet genoemd in de net geciteerde alinea. Toch staat ook Ierland ten opzichte van Engeland wel degelijk in een positie van marge tegenover centrum. En geldt hetzelfde feitelijk niet voor Schotland en Wales? Wat doen we met de confrontatie tussen twee volkeren zonder dat er van kolonisatie in de klassieke zin sprake is, zoals in het geval van de zwarten in Amerika? Of van de immigranten en allochtonen in onze Europese landen? En wat doen we met de literatuur van autochtone bevolkingen in landen waarvan de literatuur reeds post-koloniaal is: de indianen in de Verenigde Staten en Canada, de aborigines in Australië, de Maori's in Nieuw Zeeland? Moeten we onze definitie aanpassen of interpreteren als zou het gaan om een ‘confrontatie tussen verdrukker en verdrukte’? Kunnen we dan vrouwenliteratuur en homo-literatuur uitsluiten? Of moeten we elk van deze landen en groepen zijn eigen | ||||||||||
[pagina 157]
| ||||||||||
post-koloniale literatuur toekennen? Dat laatste is de afgelopen jaren gebeurd. Zo maakt G.C. Spivak, in haar boek In Other Words: Essays in Cultural Politics, expliciet de verbinding tussen gekoloniseerde volkeren, gemarginaliseerde sociale klassen en vrouwen.Ga naar eind4 Een recente, en ironische, ontwikkeling is dat de post-koloniale literatuur zich letterlijk ‘het centrum inschrijft’. Salman Rushdie, auteur van Midnight's Children (1981), Shame (1984) en The Satanic Verses (1988), is geboren en getogen in India en Pakistan, en schrijft ook over deze landen. Hij is zelf geboren in 1947, het jaar waarin India onafhankelijk werd. Zijn werk is duidelijk post-koloniaal volgens onze criteria. Hij behoort dus tot één van de ‘new literatures in English’, met name ‘Indian literature in English’.Ga naar eind5 Toch wordt hij óók tot de Engelse literatuur gerekend: hij woont en werk in Engeland, en sleepte de belangrijkste Engelse literaire prijzen in de wacht. Tegelijkertijd zien we dat het vroegere centrum, Londen, nu zelf excentrisch is ten opzichte van de nieuwere machtscentra: Washington en Brussel. Ook het centrum van de ‘Engelstaligheid’ is gedeeltelijk van Engeland weg verschoven, naar nieuwe cultuurmetropolen: New York, Los Angeles, Toronto, Sidney. De vroegere marges van de Engelstalige wereld zijn rivaliserende centra geworden. Interessant is de vraag of met deze ontwikkelingen ook de vroegere koloniale of koloniserende literatuur tot een post-koloniale literatuur is geworden. Het lijkt me dat deze diagnose trouwens juist is waar ze aangeeft dat ook bij de vroegere koloniale mogendheid, waarvan de inwoners vroeger zo zelfvoldaan gerust waren, zo ‘safe’, in hun identiteit, nu hetzelfde soort identiteitsbezorgdheid heerst als in de ex-koloniën. Ook Engeland is nu een post-koloniale samenleving, met alles wat dat inhoudt. Het succes van Engeland als koloniale mogendheid heeft dan tevens de voorwaarden geschapen voor deze radicale ommekeer. De kolonie neemt wraak op het moederland, en doet dat onder andere ook via de post-koloniale literatuur. Of, zoals de titel van het boek over de post-koloniale literatuur waaruit ik eerder citeerde, het ironisch, maar daarom niet minder serieus, stelt: The Empire Writes Back. Het interessantste voor ons symposium is wellicht hoe de introductie van de nieuwe term en het nieuwe concept ‘post-koloniale literatuur’ in de Engelstalige literatuur ook heeft geleid tot een revaluatie niet enkel van de Engelse koloniale literatuur, maar tevens van de hele Engelse literatuur als zodanig. Wat dat betreft tekent er zich overigens een analogie af tussen hoe de post-koloniale literatuur in haar produktie zelf zich verhoudt ten opzichte van de koloniale literatuur, en de relatie tussen de literatuurgeschiedschrijving vanuit een post-koloniaal standpunt en de traditionele literatuurgeschiedschrijving vanuit het standpunt van ‘het centrum’. Laat ik dit kort illustreren aan de hand van twee voorbeelden uit de Engelstalige literatuur. In de bundel waarnaar ik aan het begin van mijn lezing verwees toonde ik aan dat de roman | ||||||||||
[pagina 158]
| ||||||||||
Foe (1986) van de Zuidafrikaan John Coetzee een inversie is van Daniel Defoe's Robinson Crusoe. Concreet komt dit er op neer dat, om even terug te vallen op de terminologie van het deconstructionisme, de roman van Coetzee de zogenaamde ‘gaps’ of ‘aporieën’, de zwakke of lege plekken in het werk van Defoe, beklemtoont. Precies dat waarover Robinson Crusoe heel zorgvuldig niet spreekt wordt tot onderwerp van Foe: de rol van de vrouw, de rol van de slavernij, en hoe dit alles nauw verweven is met de opkomst van het Engelse (of meer algemeen Westeuropese) kapitalisme en imperialisme. Iets dergelijks kunnen we ook vaststellen met betrekking tot Wide Sargasso Sea, een roman uit 1967 van Jean Rhys, en Jane Eyre, de bekende Victoriaanse roman van Emily Brontë. In Jane Eyre wordt de hoofdrol gespeeld door een blanke Engelse vrouw, met een Byroniaanse blanke Engelse man als voornaamste tegenspeler. Een bijrolletje is gereserveerd voor de Creoolse vrouw van de Byroniaanse held: ze wordt ten tonele gevoerd als een suïcidale ‘mad woman in the attic’, een sta-in-de-weg voor de opbloeiende relatie tussen heldin en held. Wide Sargasso Sea toont ons diezelfde vrouw als een tragisch slachtoffer van koloniale toestanden: juridisch, economisch, sociaal en cultureel. Ook hier gaat het weer om een deconstructionistische inversie van het gecanoniseerde verhaal. Net zoals het post-koloniale werk van een ‘ander’ (en ik gebruik deze term bewust, want in de Engelstalige literatuurkritiek wordt sterk de nadruk gelegd op hoe dergelijke werken het gezichtspunt van de ‘ander’, de niet-blanke, de niet-Europeaan, reflecteren) licht werpt op het gecanoniseerde verhaal, zo werpt de post-koloniale literatuurgeschiedschrijving een ‘ander’ licht op de traditionele literatuurgeschiedenis, en op de traditionele canon. Robinson Crusoe werd tot zeer onlangs niet noodzakelijk, en zelfs niet voornamelijk, gelezen als een koloniale roman. Men kan echter zien dat de stap niet zo groot is. Anders echter ligt het met Jane Eyre, dat nooit als dusdanig werd gelezen. We zien dus dat een post-koloniale benadering een andere ordening, een andere genealogische lijn, aanbrengt ook in de bestaande canon, en derhalve leidt tot een revaluatie van de traditionele literatuurgeschiedenis. Bijna vanzelfsprekend gaat hierbij de aandacht vooral naar die elementen waaraan deze traditionele literatuurgeschiedenis stilzwijgend voorbijging, of die ze onderdrukte; met andere woorden, de post-koloniale literatuurgeschiedschrijving leidt tot een deconstructionistische of, om een nog recentere term uit de (vooral Amerikaanse) literatuurtheorie te gebruiken, een reconstructionische herschrijving van de traditionele literatuurgeschiedenis. Pas met de opkomst van de ‘new literatures in English’ is men zich inderdaad gaan afvragen waarom de traditionele Engelse literatuurgeschiedschrijving zo weinig aandacht heeft gehad voor de Engelse koloniale literatuur als dusdanig, en is men zich gaan realiseren dat er zich in de literatuur, en in de literatuurgeschiedschrijving, net als in de psychologie, fenomenen voordoen van ‘verdringing’. | ||||||||||
[pagina 159]
| ||||||||||
Fenomenen die in verband kunnen worden gebracht met de rol die bepaalde klassen of kastes, van handelaren, militairen, industriëlen en intellectuelen, en hun ideologieën gespeeld hebben in de Engelse geschiedenis, in die van het kolonialisme, en in die van de Engelse literatuur.Ga naar eind6 Kortom, ook hier zien we dat de post-koloniale literatuurgeschiedschrijving zich, letterlijk, het centrum inschrijft, dat ‘the empire writes back’. | ||||||||||
Bibliografie
Theo D'haen is hoogleraar Engelse en Amerikaanse letterkunde te Leiden, en publiceert veelvuldig over moderne literatuur in binnen- en buitenland. |
|