Indische Letteren. Jaargang 7
(1992)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 131]
| |||||||||
Zes jaargangen Indische Letteren: een terugblik
| |||||||||
[pagina 132]
| |||||||||
[pagina 133]
| |||||||||
om gedachten uit te wisselen. De eerste lezingenmiddag vond plaats in december 1985. Inmiddels, ruim zes jaar later, kunnen we als werkgroep terugkijken op zo'n twintig bijeenkomsten (sommige in samenwerking met een museum of met de Kunststichting De Burcht) en drie symposia. De lezingen kregen, zoals ik al schreef, veelal een plaats in het tijdschrift. Maar niet alleen de lezingen. In de afgelopen zes jaar hebben studenten, docenten, journalisten, wetenschappers en belangstellenden ook artikelen geleverd voor het tijdschrift over uiteenlopende onderwerpen op het gebied van de Indische bellettrie, die - met name in de Volkskrant en de NRC - de nodige aandacht hebben gekregen. Die artikelen en lezingen, die samen de inhoud van zes jaargangen Indische Letteren vormen, wil ik hier nader bekijken. Na zes jaar is het zinvol de zaken eens op een rijtje te zetten en terug te kijken op wat er in die periode wel en niet tot stand is gekomen. Waar ging het wèl over in Indische Letteren, maar ook: waar ging het niét over? Voor de toekomst van het tijdschrift hebben deze vragen enige importantie: waar zouden we in komende nummers onze aandacht op moeten gaan richten, teneinde een goed overzicht te krijgen van de Indische bellettrie? Kortom, waar zitten de lege plekken?
Laten we eerst kijken waar het in Indische Letteren wèl over ging. De artikelen en lezingen leken in die zes jaar over van alles en nog wat te gaan: over dagboeken, dichtbundels en documenten, over rapporten, reisverhalen en romans, over tijdschriften, tekeningen en toneelstukken. Voor een eerste indruk (uitputtend beoogt dit onderzoek niet te zijn) heb ik 24 nummers van Indische Letteren, lopend van januari 1986 tot en met december 1991, doorgebladerd. In het tijdschrift verschenen in die periode 84 artikelen. Het totale aantal pagina's daarvan bedroeg 1134. In dit overzicht beperk ik mij tot een viertal vragen:
| |||||||||
Welke perioden?Bij deze vraag is een onderscheid gemaakt tussen de 17e/18e eeuw (de VOC-tijd), de 19e eeuw (de periode dat we kunnen spreken van ‘Nederlands-Indië’) en de 20e eeuw (Nederlands-Indië/Indonesië). Welk tijdperk kreeg nu de meeste aandacht in het tijdschrift? | |||||||||
[pagina 134]
| |||||||||
Indische Letteren: periode-verdeling
De bovenstaande tekening laat zien dat Indische Letteren iets meer dan de helft van het totale aantal pagina's besteedde aan artikelen over de 20e eeuw (namelijk 52%), dat 33% van de bijdragen ging over de 19e eeuw, en dat maar 15% handelde over de 17e en 18e eeuw samen. | |||||||||
Welke genres?
Indische Letteren: genre-verdeling
In deze tekening vermeld ik alleen die genres apart, die meer dan 5% uitmaakten van het totaal. Het hoogst scoorden hier de romans (18%) en de reisgeschriften (13%). Voor het overige gingen de artikelen inderdaad over van alles en nog wat. Onder de noemer ‘diversen’ vinden we onder andere bijdragen over dagboeken, historische schetsen, jeugdliteratuur, fotoboeken, liedjes, journalistiek werk en een toneelstuk. | |||||||||
[pagina 135]
| |||||||||
Welke thema's?Indische Letteren heeft in de periode 1986-1991 zeven thema-nummers uitgebracht. De nadruk lag daarbij ook weer op de 20e eeuw. De nummers gingen het meest over een auteur: we hadden speciale nummers over Soewarsih Djojopoespito, over Multatuli en Du Perron en over de schrijvende bestuursambtenaren Friedericy en Alberts. | |||||||||
Wie schreven de artikelen?Het is nuttig om even stil te staan bij de auteurs van al deze artikelen, omdat we hier ook op een punt van kritiek stuiten. Die kritiek kwam onlangs naar voren in een artikel van Boukema.Ga naar eind1 In de bijdragen voor Indische Letteren, zo meent hij, herkent men vaak de studenten-scripties die eraan ten grondslag liggen. Hiermee samenhangend zou met name de leesbaarheid van de artikelen soms te wensen overlaten. Eerst enkele percentages met betrekking tot de beroepen van de auteurs.
Indische Letteren: beroepen-verdeling
Uit de tekening blijkt dat de auteurs in zes jaargangen Indische Letteren voor meer dan de helft (65%) studenten en wetenschappers waren. Dat feit hoeft op zichzelf natuurlijk helemaal geen bezwaar te zijn. Het ligt ook wel een beetje voor de hand. Of het waar is dat ook de leesbaarheid van de artikelen hiermee in het geding komt, is een van de punten die we in de toekomst misschien eens aan onze leden en lezers kunnen voorleggen, wellicht in de vorm van een korte enquête. Uit de tekening blijkt ook dat de journalist in het gezelschap met zijn 14% behoorlijk scoort. Dit hebben we volledig aan Joop van den Berg te danken. Van de 84 artikelen nam hij er maar liefst 12 voor zijn rekening met een gemiddelde van 10 pagina's per artikel. Joop heeft inmiddels de redactie van Indische Letteren verlaten, maar zal naar wij hopen met eenzelfde frequentie voor het blad blijven schrijven. | |||||||||
[pagina 136]
| |||||||||
Na al deze cijfers, tekeningen en percentages nog enkele afsluitende opmerkingen. De resultaten van dit onderzoekje laten zien wáár in het tijdschrift in de afgelopen zes jaar de accenten lagen. We kunnen nu de lege plekken gaan opvullen. Weinig aandacht was er tot nu toe in Indische Letteren bijvoorbeeld voor de tweede generatie Indische schrijvers en voor de literaire voortbrengselen van de Mestiezen-cultuur. Ook bepaalde instituties en organisatie-vormen (de pers, de genootschappen, de schouwburg, literaire clubs etc.) kregen nauwelijks aandacht. De redactie zal zich daarbij moeten bezinnen op de manier waarop die lege plekken opgevuld gaan worden. Willen we dat Indische Letteren een soort supplement op de Oost-Indische Spiegel wordt? Blijven we doorgaan met ons alleen maar ‘op de een of andere manier’ met Indische bellettrie bezig te houden, of willen we veeleer een discussieforum worden voor een nieuwe aanpak? Hoe gaan we de teksten die behoren tot het gebied van de Indische letteren te lijf? En wat verstaan we eigenlijk precies onder die Indische letteren, wat is het specifieke karakter ervan? Voor een deel zullen deze vragen in de artikelen voor dit symposium-nummer aan de orde komen. Hopelijk vormen vragen èn artikelen een aanzet tot verdere discussies. Liesbeth Dolk is neerlandica. Zij hoopt in 1993 te promoveren op een proefschrift over de rol van de Nederlandse literatuur bij de ontwikkeling van de moderne Indonesische letterkunde. Zij is redacteur van Indische Letteren. |
|