| |
| |
| |
Not in Buur
Gerard Brantas
In 1973 verscheen bij het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde te Leiden een bibliografie van ego-documenten die betrekking hebben op Nederlands-Indië/Indonesië. Deze bibliografie betrof zowel jeugdboeken als boeken voor volwassenen. De samenstelster was Dorothée Buur. 2068 boektitels waren er in opgenomen; 481 hiervan kunnen worden aangemerkt als jeugdboeken. De thans verschenen bibliografie Indische jeugdliteratuur, eveneens samengesteld door Dorothée Buur, omvat 1244 boektitels; dat is 2,6 maal zoveel als vermeld in Buur (1973). Van Buur (1992) hebben 1145 boektitels betrekking op hetzelfde tijdvak (1825-1970) als waarop Buur (1973) betrekking heeft. Dit betekent dat Buur (1992) 2,4 maal zoveel boektitels omvat over het tijdvak 1800-1970 als Buur (1973) over ditzelfde tijdvak. Kennelijk wist of vermoedde de samenstelster reeds in 1973 dat haar bibliografie bij lange niet compleet was en heeft zij deze wijselijk een ‘keuzebibliografie’ genoemd.
In de afgelopen achttien jaren zijn er in antiquariaatscatalogi veelvuldig Indische jeugdboeken aangeboden, die niet in Buur (1973) vermeld stonden. Deze boeken kregen dan de kwalificatie ‘Not in Buur’, hiermee suggererend dat het een zeldzaam boek zou zijn. ‘Not in Buur’ werd allengs een begrip en men begon te spreken van een ‘Not in Buur-boek’. Het is mogelijk dat in de toekomst, na verschijnen van Buur (1992), het begrip ‘Not in Buur’ geen appreciatie van een Indisch jeugdboek zal inhouden, maar een depreciatie doordat het wordt gebruikt om een boek te kwalificeren, dat weliswaar krachtens titel of auteur suggereert een Indisch jeugdboek te zijn, maar het niet is of slechts voor een minuscuul en niets-zeggend fragment.
Er bestaan nog andere categorieën jeugdboeken die ‘Not in Buur-boeken’ genoemd zouden kunnen worden. Het zijn de oorspronkelijk niet in het Nederlands geschreven jeugdboeken die wel betrekking hebben op Nederlands-Indië/Indonesië. En verder bestaan er ook nog ‘koloniale’ jeugdboeken, die betrekking hebben op andere koloniën
| |
| |
‘Duitsland en Nederland gaan ook over tot de produktie van koloniale gezinsboeken, waarin het gezin in de tropen de meeste aandacht verkrijgt.’
(Illustratie uit: Kleine Sarina van Clemence M. Bauer)
| |
| |
dan Nederlands-Indië/Indonesië. Deze jeugdboeken zijn mede van betekenis als vergelijkingsobjecten naast de authentieke Nederlandse jeugdboeken over Nederlands-Indië/Indonesië. Een eerste begin van vergelijking zal hieronder volgen, met dien verstande dat deze vergelijking niet is gebaseerd op behoorlijk onderzoek, maar slechts indrukken betreft en dan ook niet meer betekenis heeft dan het stellen van enige hypothesen.
Nogal wat Duitse jeugdboeken spelen in Nederlands-Indië terwijl er heel weinig Engelse jeugdboeken Nederlands-Indië als plaats van handeling hebben. Het lijkt redelijk om te veronderstellen dat dit verschijnsel wordt veroorzaakt doordat Duitsland maar een korte tijd koloniën in eigen bezit heeft gehad, van 1884 tot 1918, in tegenstelling tot Groot-Brittannië. De Duitse jeugdboeken die in Nederlands-Indië spelen doen dat vooral op Sumatra, waarschijnlijk doordat het Rijnsche Zendingsgenootschap heel lang werkzaam is geweest in de Bataklanden en er mede hierdoor nogal wat Duitsers op Sumatra woonden.
Eginhard von Barfuss (1825-1909) heeft deel uitgemaakt van het KNIL en schreef vele jeugdboeken, waaronder Die Meuterer in der Südsee: Abenteuer eines deutsches Seemanns in Polynesien (1898). Het is het verhaal over een Duitse zeilboot waarop een groep Deense bemanningsleden muiten. De Duitse getrouwen worden in een bootje gezet en dan aan hun lot overgelaten. Allerlei spannende avonturen beleven deze Duitsers, waaronder een aanzienlijk aantal gevechten met Polynesiërs en met Amerikanen. In Amerika worden de muiters teruggevonden en voorzover zij geen berouw hebben ontkomen zij niet aan hun verdiende straf. Het is gemakkelijk om de hiërarchie te bepalen van de moraliteiten van verschillende landaarden, die er bestaat in de optiek van de schrijver. Onderaan staan de Polynesiërs. Deze zijn altijd onbetrouwbaar en vechtlustig; daarenboven zijn het ook nog kannibalen. Alle Denen zijn drank- en goklustige muiters en dieven. Amerikanen kunnen ook muiters zijn of zeerovers, maar er bestaan ook goede Amerikanen. Deze zijn welvarend en laten bijvoorbeeld hun rijke erfdochter huwen met de jonge en charmante Duitse hoofdpersoon in het verhaal. Geheel bovenaan in de rangorde staan de Duitsers. Zij zijn bijna allemaal betrouwbaar, bekwaam, beschaafd, beheerst en dapper. En mocht het zo zijn dat er Duitse scheepsbemanningsleden gemene zaak hebben gemaakt met de Deense muiters en zij worden later door de scheepskapitein toegesproken: ‘schäme ich mich [...] dass deutsche Seeleute an einer so schändlichen Meuterei haben teilnehmen können’, dan tonen de Duitse muiters berouw ‘mit Tränen in den Augen’.
D. Goldschmidt heeft met Abenteuer und Erlebnisse bei den Menschenfressern auf der Insel Sumatra (1897) het reisverslag van de ontdekkingsreiziger Joachim von Brenner voor de jeugd bewerkt. Het boek is volgestopt met volkenkundige wetenswaardigheden over de Bataklanden.
| |
| |
Von Brenner minacht de Batakkers. Het zijn volgens hem laffe en wrede kannibalen, die echter ook wel liefdevol kunnen zijn voor hun eigen kinderen en oude stamgenoten. Over Nederlandse Deli-planters denkt Von Brenner zeker niet gunstig. Volgens hem worden Chinese koelies in Deli zeer hard behandeld. Ze proberen dan te vluchten met het risico dat zij dan in handen van Batakkers vallen, die kannibalen zijn. Maar de Chinese koelies hebben meer vrees voor de Nederlanders dan voor de Batakkers.
Karl Helbig heeft in de jaren 1932-1955 zesentwintig boeken over Nederlands-Indië/Indonesië geschreven. Twee ervan zijn jeugdboeken. In Til komtnt nach Sumatra: Das Leben eines deutschen Jungen in der Tropen (1940) vertelt Helbig over een jongen die bij zijn grootouders in Duitsland is opgegroeid en op veertienjarige leeftijd naar zijn ouders gaat, die op Sumatra een kleine theeplantage bezitten. Het is een gezinsboek, dat wil zeggen dat het wel en wee van het gezin op de voorgrond staat en niet het vechten en oorlogvoeren. De schrijver geeft heel veel aandacht aan het weergeven van de couleur locale, de natuur en de bevolking, waarbij net als in het vorige boek ook veel leerzaams wordt verteld. Het is opvallend dat er in het hele boek geen enkele Nederlander voorkomt. Het Duitse gezin gaat alleen om met andere Duitsers en met Batakkers. Dit kan wel karikaturaal worden. Als de vader van de hoofdpersoon met zijn zoon een urenlange tocht te paard door midden-Sumatra maakt zien ze op een uitzichtpunt heel in de verte een andere ruiter. Naderbij gekomen blijkt het een Europeaan te zijn en nog dichterbij - heel toevallig - ook een Duitser. Over Duitsers wordt niets slechts gezegd. Ze zijn werklustig, plichtsgetrouw, rechtschapen, rechtvaardig jegens de inheemsen en onderling solidair.
De Engelse koloniale jeugdliteratuur omvat vele titels. Een bekende veelschrijver is George Alfred Henty (1832-1902) geweest. Hij schreef bijna tacthig historische avonturenverhalen in twintig jaar. Naar schatting zijn er meer dan 3½ miljoen exemplaren van verkocht. Henty's verhalen volgen meestal hetzelfde schema. Er is een held van 15-16 jaar, meestal van goede huize. De familie raakt in moeilijkheden, die als regel van financiële aard zijn. De held treedt in dienst bij het leger en vecht mee in een van de vele Britse oorlogen. Hij onderscheidt zich hierin en beleeft vele avonturen. Na fortuin te hebben gemaakt trouwt hij en wordt of is reeds een welvarende landeigenaar. Tussendoor zijn er vele gevechten en achtervolgingen geweest, gevangennemingen en ontsnappingen. Er is een zekere gelijkenis met de Nederlandse Jan Hendrik van Balen (1851-1921) die in de uitgeversreeks ‘De Nederlanders in Oost en West, te water en te land’ ook vele boeken schreef, maar bij lange na niet zoveel als Henty. Historische gebeurtenissen wist Van Balen veel harmonischer in het verhaal te voegen dan Henty. Dit is overigens niet verwonderlijk als men zich de werkwijze van Henty
| |
| |
realiseert. Hij had verschillende secretarissen in dienst en iedere morgen om negen uur begon hij te dicteren en streefde er dan naar om een hoofdstuk per dag af te werken. Dit waren ongeveer 6000 woorden. Herhaaldelijk werden de verhalen botweg onderbroken door feitelijke verslagen over veldslagen en andere militaire campagnes met lijsten van onderdelen, wapens en getallen van geleden verliezen. Het concept van de tekst werd uitgewerkt door een van de secretarissen, die soms ook voor de feitelijke informatie zorg moest dragen. De persklare tekst kreeg Henty niet eerder onder ogen, dan nadat deze was gedrukt. Dan konden er slechts kleine wijzigingen worden aangebracht en zeker geen andere structuur meer in het verhaal worden aangebracht of de feitelijke informatie drastisch worden gecorrigeerd.
De boodschap die Henty in zijn verhalen probeerde te leggen is met twee woorden aan te geven: English gentlemanliness, dat wil zeggen Engelse superioriteit, de zeden en moraal van de hogere klassen en verder stoere mannelijkheid.
Over de Engelse superioriteit enige opmerkingen in Henty's optiek. Het Engelse volk staat onmiskenbaar bovenaan. Schotten staan lager. Zij hebben zich pas na het ontstaan van het Verenigd Koninkrijk kunnen ontwikkelen tot het beschavingsniveau van de Engelsen. Voordien waren de Schotten nog wrede barbaren. Arabieren staan nog lager dan de Schotten. Arabieren zijn fanatiek, wreed en verraderlijk; het zijn slavenhandelaren, zeerovers en uitbuiters. Maar anderszins zijn Arabieren ook moedige en ridderlijke tegenstanders in het gevecht en zijn ze intelligent en bedreven in de handel. Vanwege deze positieve eigenschappen zijn Arabieren boven de negers te stellen. Negers verkeren nog in een middeleeuwse staat van beschaving. Zij zijn onontwikkeld, weten niet beter en daarom is ze niet alles aan te rekenen. De Zuidafrikaanse Boeren daarentegen behoren tot het blanke ras en hebben kennis van het christendom en beschaving. Van de Boeren zou dus veel goeds kunnen worden verwacht, maar het zijn geen goede blanken. Ze zijn vuil en smerig, wreed en verraderlijk, corrupt en onbetrouwbaar. Het zijn parasieten, die geen belasting betalen aan het Engelse gouvernement. De Britten zijn dus gerechtvaardigd om de landen van de Boeren, Transvaal en Oranje Vrijstaat, te veroveren, want daardoor worden de negers beschermd tegen de Boeren.
Henty was een schrijver van de negentiende eeuw. De twintigste eeuw heeft zijn evenknie in de nog steeds populaire William Earle Johns (1893-1968), de schepper van Biggles. Johns heeft zelf een avontuurlijk leven gehad net als Henty die oorlogscorrespondent is geweest. Johns was vliegenier tijdens de Eerste Wereldoorlog, werd neergeschoten boven Duitsland, aldaar gevangen genomen, ter dood veroordeeld, wist te ontsnappen en werd nog eens gevangen genomen. Zijn creatie Biggles, vliegenier bij de Britse luchtmacht, overtreft zijn schepper in avontuurlijkheid. Biggles’ ontelbare avonturen, gevechten, ontsnappin- | |
| |
gen, heldendaden en waaghalzerijen, zijn moed, intelligentie, helder inzicht en fantasierijkheid worden beschreven in 102 Biggles-boeken.
Een van de Biggles-boeken, Biggles in Borneo (1943) speelt tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederlands Borneo, althans op een geheim vliegveld in ‘central Borneo’. Dat dit toen Nederlands bezit was, wordt nergens vermeld. In het hele verhaal komt ook geen enkele Nederlander voor. De helden zijn de Britten en in mindere mate de Amerikanen en Australiërs. Zij bestoken de Japanners met roekeloze stunts en ondanks alle tegenvallers en overmacht van de vijand ontkomen de Britten steeds weer na hun opdracht te hebben volvoerd. Was Henty niet al te betrouwbaar in zijn feitelijke informatie, Johns kan daar ook mee terecht. Johns verzint het bestaan van een pigmy rhinoceros. Hij laat olifanten in centraal Borneo rondlopen, terwijl deze dieren alleen in noordelijk Borneo voorkomen. Luipaarden komen in heel Borneo niet voor, volgens Johns echter wel. In een boek over de tropen past een avontuur met een gifslang. Johns gunt dit zijn lezers ook. ‘It was a krait, perhaps the deadliest reptile on earth. Its bite means death in a few minutes. [...] With its little tongue flickering, it reared up and gazed [...] with [...] malice in its eyes.’ En dan te bedeken dat de krait (Bungarus candidus en B. fasciatus), die in Indonesië bekend staat als ular welang en ular weling, een uitgesproken nachtdier is, dat overdag totaal niet bijtlustig is, zelfs niet als het opzettelijk wordt geplaagd. Met een stok kan het dier zonder enig gevaar worden weggeschoven. Het is een gifslang, maar de dood na een paar minuten is een overdreven voorstelling van zaken. Johns vertelt ook nog dat de Dayak krissen dragen, hetgeen niet overeenkomstig de werkelijkheid is.
Zijn dit soort fouten onbelangrijke pietluttigheden? Niet als ze een indicatie zijn van de wijze waarop zulk soort boeken worden geschreven. Men neme een exotisch milieu, laat er gevaarlijke en enge dieren in rondlopen. Vergeet de autochtone kannibalen niet met hun vergiftige pijlen. Geef de heldenrollen aan de blanken, de hoogste aan Engelse luchtmachtofficieren. Tweederangs rollen kunnen worden bekleed door Chinezen en de ergste slechterikken zijn natuurlijk de Japanners. Vergeet vooral de mannelijke heldenmoed niet en de edele rechtvaardigheid, voorkomendheid en beschaving van de held aller helden Biggles nog minder.
Henty en Johns waren schrijvers van jongensboeken. Bessie Marchant (1862-1941) was een Engelse schrijfster van meisjesboeken. Haar geboortejaar ligt precies tussen die van Henty en Johns in. 150 boeken schreef ze. In dit opzicht overtrof ze de besproken jongensboekschrijvers. De hoofdrollen in haar boeken worden, zoals te verwachten is van een meisjesboek, ingenomen door wat oudere meisjes of door jonge vrouwen. Kennelijk wilde Bessie Marchant in deze hoofdpersonen twee idealen naar voren brengen, enerzijds het dienen van het Britse imperium en anderzijds het feminiene en huishoudelijke en de zorg voor
| |
| |
het nageslacht. Door dit laatste wordt dan weer het Britse imperium gediend. Bessie Marchants hoofdpersonen zijn vaak vrouwen, die zowel lieftallig, mooi en aantrekkelijk zijn (‘a tall slight figure, a diamond necklace gleaming on her white throat, whilst a tiara set with the same flashing gems glittered among the coils of het soft hair’), als hoge kwaliteiten in het huishoudelijke vlak bezitten (‘proceeds to make a hearty meal of seven or eight courses’) en anderzijds ook hun landgoed zuinig en vooruitkijkend weten te beheren, zorgzaam en rechtvaardig zijn voor het personeel en in mannelijke liefhebberijen, zoals het jagen op gevogelte of wilde schapen, zeker niet onbekwaam zijn.
De dubbele doelstelling om de hoofdpersoon in het verhaal te poneren zowel als ideale Britse echtgenote en moeder en tegelijkertijd als vrouwelijke imperialiste komt ook tot uiting in andere verhalen dan van Bessie Marchant. Zo is er in een aflevering van het padvindsterstijdschrift Girl Guides Gazette (april 1914) een verhaal gepubliceerd over een officiersvrouw, die bericht krijgt dat haar man in India dodelijk gewond is geraakt in een gevecht met inheemsen. In de eerstvolgende bijeenkomst van de padvindstersgroep waarvan de officiersvrouw de leiding heeft, wordt de Union Flag and Jack gehesen en spreekt zij haar padvindsters toe: ‘Girl Guides, this is the flag under which our soldiers fight, and die, I - I salute it.’ En over haar gesneuvelde man zegt ze: ‘Preserving peace on our borders [...] that was his work, stamping out revolt, keeping India for England, doing his duty.’
| |
Samenvatting van de verkregen indrukken
Het negentiende-eeuwse beeld van de Nederlandse, Duitse en Engelse koloniale jeugdboeken wordt in niet onbelangrijke mate mede bepaald door zogenaamde oorlogs- en vechtboeken. Groot-Brittannië blijft in de twintigste eeuw tot na de Tweede Wereldoorlog doorgaan met de produktie van zulke populaire Brits-imperialistische jeugdboeken. Duitsland en Nederland gaan ook over tot de produktie van koloniale gezinsboeken, waarin het gezin in de tropen de meeste aandacht in het verhaal verkrijgt. Mogelijk is hierbij van betekenis dat het Britse gezin in de tropen, bestaande uit de ouders met hun kinderen, relatief zeldzamer was dan het Nederlandse of Duitse gezin in de tropen. Immers, Britse kinderen werden relatief vaker naar kostschool in het vaderland gestuurd dan dat dit met de Nederlandse of Duitse kinderen gebeurde. In veel Nederlandse jeugdboeken neemt het gezin de voornaamste plaats in het verhaal in. In Duitse boeken is dat de Duitse mens of het Duitse volk. En in Engelse jeugdboeken staat vaak het Britse imperium in het centrum.
| |
| |
| |
Literatuur
Barfuss, E. von, Die Meuterer in der Südsee: Abenteuer eines deutschen Seemanns in Polynesien (Berlin: Jugendhort, [1898]). |
Bratton, J.S., ‘British imperialism and the reproduction of femininity in girls’ fiction, 1900-1930’ in: Jeffrey Richards, Imperialism andjuvenile literature (Manchester: Manc. Univ. Press, 1989) 195-215. |
Buur, Dorothée, Persoonlijke documenten Nederlands-Indië/Indonesië: Keuze-bibliografie (Leiden: KITLV, 1973). |
Buur, Dorothée, Indische jeugdliteratuur: Geannoteerde bibliografie van jeugdboeken over Nederlands-Indië en Indonesië (Leiden: KITLV, 1992). |
Goldschmidt, D., Abenteuer und Erlebnisse bei den Menschenfressern auf der Insel Sumatra (Würzburg: Woerl, 1897). |
Hannabuss, Stuart, ‘Ballantyne's message of empire’ in: Jeffrey Richards, Imperialism and juvenile literature (Manchester: Manch. Univ. Press, 1989) 53-71. |
Helbig, Karl, Til kommt nach Sumatra: Das Leben eines deutsches Jungen in den Tropen (Stuttgart: Gundert, [1940]). |
Richards, Jeffrey, ‘With Henty to Africa’ in: Jeffrey Richards, Imperialism and juvenile literature (Manchester, Manch. Univ. Press, 1989) 72-106. |
|
|