Senapan
In Fiction & the colonial experience van Jeffrey Meyers (The Boydell Press 1973) lezen wij: ‘Kipling en Conrad zijn de enige grote schrijvers, die over het imperialisme hebben geschreven, toen het wat macht en invloed betrof, de hoogste top had bereikt, en beiden ontleenden aan hun koloniale ervaring een brede visie en een esprit die ver uitstegen boven die van hun tijdgenoten.’ Sommige critici, zo lezen wij verder bij Meyers, noemden Conrad destijds de ‘Kipling van de Maleise Archipel’.
Conrad werd evenwel ongaarne met Kipling vergeleken en was van mening dat zijn werk breder van opzet was, en zeker diepzinniger was dan het oeuvre van Kipling. Over een vergelijking van elkaars werk schreef hijzelf eens: ‘Een “volksschrijver” als Kipling is eenvoudig te duiden. Het belang van zijn werk ligt in het onderwerp zelf, bij mij gaat het vooral om het effect dat het bij de lezer teweegbrengt. Hij [Kipling] schrijft óver zijn landgenoten, ik schrijf vóór hen (richt mij tòt hen).’ Letterlijk staat er: ‘Il parle de ses compatriotes. Moi j'écris pour eux.’ Overigens vond Conrad het werk van Kipling van grote klasse en vaak ‘onberispelijk van vorm’. Tot zover, in grote lijnen, Jeffrey Meyers.
De nogal boude opmerking van Joseph Conrad, die, laten we wel wezen, natuurlijk ook is ingegeven door de veelal gratuite vergelijking van de twee colonial writers door de critici, is toch interessant genoeg om even bij stil te staan. Vooral waar het gaat om dat verschil van schrijven vóór je landgenoten, of schrijven óver die landgenoten. Is er voor wat dat betreft ook in de Indisch-Nederlandse letterkunde zo'n vergelijking te trekken? En zo ja, welke namen horen er dan bij?
Laten wij onze vraagstelling vooral beperken tot de ‘groten’, want bij de minder getalenteerden is die nadruk op het onderwerp zelf, of op het effect dat het teweegbrengt, in de regel weinig markant. Nee, de echte ‘groten’; wie van hen hoort in het Conrad-kamp en wie in het kamp van Kipling?