Indische Letteren. Jaargang 5
(1990)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 114]
| |
Biljet van 10.000 Rupiah met het portret van Kartini (foto H. Elderhorst)
De Jalan Raden Adjeng Kartini in Solo (foto H. Elderhorst)
| |
[pagina 115]
| |
Het Kartini-beeld van J.H. Abendanon: de heldin en de mens
| |
KartiniVoor de lezers van Indische Letteren zal het overbodig zijn een uitgebreide biografische schets van Kartini te geven. In het juninummer van 1988 publiceerde Frits Jaquet een artikel over de nationale vrijheidsheldin van Indonesië onder de titel ‘Kartini; een reactie’. Want een nationale heldin is Kartini inmiddels geworden. Haar strijd voor de vrijheid van de vrouw, haar opstand tegen de polygamie en haar pogingen betere opleidingen voor meisjes te verwezenlijken om zo een rechtvaardige situatie voor de vrouw te creëren, zijn niet voor niets geweest. Hoewel zij zelf niet heeft | |
[pagina 116]
| |
mogen profiteren van het resultaat van haar strijd - zij overleed op 25-jarige leeftijd in het kraambed - zijn talloze Indonesische vrouwen haar tot op de dag van vandaag dankbaar voor haar grote inzet. Kartini heeft haar vermaardheid voornamelijk te danken aan de publikatie van Abendanons Door duisternis tot licht; gedachten over en voor het Javaansche volk van wijlen Raden Adjeng Kartini. Hierin staan tientallen brieven van Kartini, geschreven aan Hollandse vrienden. Brieven die door Abendanon met zorg zijn geselecteerd. Veel is er naar aanleiding van deze brieven over haar gesproken en geschreven, in Nederland, maar vooral ook in haar eigen land. In 1964 wordt zij door president Soekarno tot nationale heldin der vrijheid verheven. Haar geboortedag ‘hari Kartini’ op 21 april, wordt gevierd als nationale feestdag en dan versiert men haar portret met bloemen. Straten zijn naar haar genoemd. Kartini is een bekend damestijdschrift in Indonesië. Haar portret staat zelfs afgebeeld op het Indonesische bankbiljet van 10.000 Rupiah. Jarenlang is aangenomen dat van de overige brieven van Kartini niets meer was overgebleven, totdat Frits Jaquet op 11 augustus 1986 in contact komt met de heer Abendanon, kleinzoon van de reeds besproken J.H. Abendanon. Dit contact zal eind 1987 leiden tot de uitgave van een tweede boek over Kartini, Kartini, Brieven aan mevrouw R.M. Abendanon-Mandri en haar echtgenoot,Ga naar eind2 samengesteld door Frits Jaquet. Het boek bevat alle brieven die Kartini aan de familie Abendanon heeft geschreven. Zo beschikken wij nu over een integrale uitgave van ruim 130 brieven, waaronder ook enkele van haar zusjes. | |
Vergelijking van de brieven aan de Abendanons in de twee uitgavenDe nieuwe uitgave van Frits Jaquet nodigt uit tot een vergelijking. Zoals hijzelf zegt is er een aantal verschillen duidelijk aan te geven. ‘Abendanon publiceerde een selectie van Kartini's brieven aan een tiental personen. Nu worden de brieven integraal gepubliceerd, maar dan wel slechts die aan het echtpaar Abendanon.’Ga naar eind3 Ook wijst hij op het doel dat Abendanon had met deze uitgave: ‘Het wekken van sympathie, het verkrijgen van medewerking tot oprichting van eene kost- en dagschool voor dochters van Inlandsche hoofden, zooals de schrijfster zich die gedacht had.’Ga naar eind4 Welke nieuwe informatie wordt ons door de recente uitgave van Frits Jaquet gegeven? | |
[pagina 117]
| |
Of anders gezegd, welke passages zijn door Abendanon uit de brieven weggelaten? En wat kunnen hiervoor zijn beweegredenen zijn geweest? | |
Welke fragmenten uit de brieven zijn door Abendanon weggelaten?Het is vanzelfsprekend dat Abendanon niet alle brieven van Kartini heeft kunnen gebruiken in het boek Door duisternis tot licht (D.D.T.L.). Het doel dat hij met dit boek voor ogen had, was niet gebaat bij het beschrijven van familieproblemen. Kartini was een zelfbewust meisje, dat duidelijk en onomwonden haar mening kon geven over zaken die van belang waren voor haar volk en vooral voor de Indonesische vrouw. In haar velen brieven aan Hollandse correspondentievrienden komt haar strijdvaardig karakter naar voren. Daar waar ze pleit voor beter onderwijs, voor ontwikkeling van de nijverheid, tegen polygamie en tegen kinderhuwelijken doet zij niet onder voor een politicus, die zijn zaak in de Tweede Kamer verdedigt. Door een zorgvuldige selectie van haar brieven wist Abendanon de juiste sfeer op te roepen om haar boodschappen goed tot hun recht te laten komen. Bovendien wist hij dat het moment geschikt was om deze uitgave te presenteren. In de ethische kringen van Holland begon men namelijk gevoelig te worden voor de onrechtvaardige situatie van de Inlanders. Tijdschriften als Echo en De Hollandsche Lelie verzochten Kartini daarom stukken voor hun blad te schrijven, of vroegen toestemming haar brieven te mogen publiceren. Kartini besefte heel goed met welk doel haar dit werd gevraagd. Zij zou als ‘reclame’ gebruikt worden voor het blad: ‘als wij wanhopig onze ellende uitschreien in het Hollands, dan is het weer o zoo innig “interessant”’ (225), schrijft ze in een van haar brieven. Maar Kartini is bereid concessies te doen. ‘Als de zaak of mijne landgenooten er maar door gebaat worden, wat beteekenen persoonlijke onaangenaamheden?’ (296) In feite doet Abendanon hetzelfde: hij gebruikt de brieven van Kartini als ‘reclame’ voor zijn voorstellen gedaan aan de Nederlandse regering: financiële steun voor oprichting en uitbreiding van onderwijs aan inlandse meisjes. Dat hij gelijktijdig aan de vurige wens van Kartini voldoet is een prettige bijkomstigheid. Laat ik terugkomen op de vergelijking van de twee brievenuitgaven. Doordat Abendanon uitsluitend brieven van Kartini heeft | |
[pagina 118]
| |
Waranda van de kabupaten te Japara waar Kartini een eigen schooltje begon (foto H. Elderhorst)
| |
[pagina 119]
| |
gebruikt, misten we Roekmini's beschrijving van Kartini's huwelijk met de regent van Rembang. Ook de brief die de regent van Rembang schrijft na het overlijden van Kartini, is in de uitgave van 1987 opgenomen. Deze geeft ons iets meer informatie over de situatie rond haar overlijden. Zo vertelt de regent dat Kartini werd bijgestaan door haar stiefmoeder, de Raden Ayu van Japara. Ook vertelt hij dat de bevalling, ofschoon niet gemakkelijk, zonder reden tot ernstige bezorgdheid was verlopen. Na vier dagen kwam dr. Van Ravesteijn langs, omdat Kartini klaagde over ‘spanningen in de buik’: ‘hij gaf de Raden Ajoe medicijn in, doch een half uurtje daarna nam de spanning toe en kort daarop gaf zij zacht en kalm in mijn armen en in tegenwoordigheid van den dokter den geest. Vijf minuten voor haren dood was zij nog bij haar vollen verstand en tot op het laatste oogenblik behield zij haar bewustzijn.’ (383) | |
Redenen voor weglatingDe redenen voor Abendanon om bepaalde brieven, of gedeeltelijke brieven, niet te publiceren in D.D.T.L. kunnen in verschillende groepen worden onderverdeeld: niet relevant, nadelig voor het doel, politiek onverstandig en te vertrouwelijk. | |
- Niet relevantAangezien de brieven niet bestemd waren voor publikatie ligt het voor de hand dat er voor Abendanon heel wat niet relevante zaken in aan de orde komen. Doordat hij gebruik heeft gemaakt van brieven aan verschillende personen gericht, is er op de eerste plaats sprake van overlappingen. Ook zal zijn beoogd publiek niet geïnteresseerd zijn in de brievenkoppen en slotzinnen, net zo min als in de talloze opmerkingen over lichte ongesteldheid of ziekte. Vele malen komt het houtsnijwerk van Japara ter sprake. Mevrouw Abendanon treedt namelijk op als een soort ‘tussenpersoon’ en is bovendien ook zelf een groot afneemster van het Japarase houtsnijwerk. Prijzen en data van aflevering worden vastgesteld en allerlei ideeën voor kunstwerken komen al schrijvende naar voren. Dat dit soort mededelingen door Abendanon als irrelevant gezien wordt is aannemelijk. | |
- Nadelig voor het doelVeel interessanter zijn die fragmenten die zijn weggelaten omdat zij het doel van Abendanon konden schaden. Natuurlijk hebben wij | |
[pagina 120]
| |
nooit de zekerheid dat Abendanon dit met opzet heeft gedaan, maar er zijn toch delen die zeker niet geschikt waren voor publikatie in die tijd. Abendanon was gebaat bij een ideaal beeld van Kartini. Zij was het voorbeeld voor haar landgenoten, maar nog meer het voorbeeld voor de noodzaak van onderwijs-verbetering op Java. Haar brieven, waarin ze haar idealen uitsprak, moesten gelezen worden in Nederland. Men moest doordrongen worden van het feit dat Kartini niet zo maar een Javaanse was, met weinig opleiding en niet op de hoogte van de ontwikkelingen in Europa. Hij zou de Nederlanders versteld doen staan van haar grote intellect, haar uitgebreide kennis van Europa en vooral haar energieke strijdlust om een betere opleiding voor de Javaanse vrouw te bewerkstelligen. Om dit beeld van Kartini zo zuiver mogelijk te houden moesten bepaalde delen van de brieven uit de publikatie gehouden worden. Zo zou een te grote affectie tussen Kartini en de Abendanons negatief kunnen werken. Het publiek kon hen er immers van beschuldigen een te grote invloed op Kartini te hebben gehad. Want hoe zouden de nuchtere Hollanders passages als de volgende opnemen? ‘Dag, mijn liefste! daar ben ik eindelijk weer! [...] Toen ik dat geliefde schrift, dat mij sprak van zooveel liefde, zooveel vertrouwen gelezen had, zat ik een geruimen tijd stil, roerloos voor me uit te staren [...] toen zag ik U voor mij, mijn lieve, goede Engel, mijn vriendin en weldoenster - zoo duidelijk, met een lieven glimlach om den mond, een warmen blik in de oogen, dat ik mijn hand uitstak om de Uwe te grijpen. [...] Waaraan heb ik die mooie liefde, dat heerlijk onbegrensd vertrouwen van zulk een groot, edel hart verdiend? waaraan? waaraan?’ (43) Het zou menigeen vergaan, zoals het mij aanvankelijk verging. Ik vroeg me af: hoe moet hun relatie gewaardeerd worden? Is er nog sprake van objectiviteit ten aanzien van Kartini? Daar de uitgave bestemd was voor een Nederlands publiek, was het van belang Kartini zo ‘Europees’ mogelijk te presenteren. Zaken als bijgeloof, stille kracht, spiritisme en goena-goena komen nauwelijks aan de orde in D.D.T.L., zeker niet met betrekking tot Kartini zelf. Toch schommelt Kartini voortdurend tussen twee werelden: die van het vertrouwen en geloof in de ene God, Allah, en de wereld van mysterie en symboliek, van paranormale gaven zoals helderziendheid, van fatale krachten zoals goena-goena. Dit blijkt uit een brief die zij schreef vlak na het toestemmen in een | |
[pagina 121]
| |
huwelijk met de regent van Rembang: ‘Het is mij verleden jaar voorspeld geworden èn door een Inlander èn door een zeer ontwikkelden Europeaan, dat dit mij zou overkomen. Ik heb er hartelijk om gelachen!’ (307) Ook haar opmerking ten aanzien van ‘stille kracht’ spreekt voor zich. ‘Dat wij weigerden onze kleeren af te staan, is een bewijs, dat wij de “stille kracht” vreezen, en vrees is al half verloren.’ (226) Abendanon heeft over dit onderwerp veel uit de brieven weggelaten. Nadelig voor het ‘zuivere beeld’ van Kartini zijn eveneens die passages waarin Kartini haar wanhoop en zelfs haar verlangen naar de dood uitspreekt. Van een idealiste vol strijdlust verwacht men immers geen uitspraak als: ‘O dood! waarom gij toch een verschrikking genoemd, gij, die den mensch uit 't wreede leven verlost? Ni zou U zoo dankbaar en met vreugde volgen!’ (12) En in welk diep dal moet zij niet geweest zijn toen ze het volgende schreef: ‘Er waren dagen zoo troosteloos en droef, dat ik hijgde en snakte naar 't einde van mijn aardsch bestaan en zelf had ik een einde daaraan gemaakt - als ik niet zoo ziels liefhad... mijnen vader.’ (30) | |
- Politiek onverstandigPolitiek gezien was het zeer onverstandig om bepaalde personen met name te noemen. Zo uit Kartini zich soms zeer negatief over de adviseur van Inlandse zaken Snouck Hurgronje. In D.D.T.L. worden wel enkele gedeelten gepubliceerd die betrekking hebben op Snouck Hurgronje, maar zijn naam wordt daarbij niet vermeld. In de brief van 27 maart 1902 spreekt Kartini haar teleurstelling uit over het feit dat Snouck Hurgronje tegen hun streven is. ‘Wij zijn er heel verdrietig over, dat juist Dr. Snouck, de groote man tegen ons streven is. [...] Kent Dr. S. geheel Java door en door?’ (152) Om aan te tonen dat Snouck Hurgronje's kijk op het leven van de vrouw binnen de kabupaten niet overeenstemt met de werkelijkheid, getuige zijn uitspraak: ‘zij hebben het zo goed’, geeft Kartini enkele voorbeelden van trieste situaties. ‘Zal Dr. Snouck 't nog met koelen bloede zeggen, “ze hebben 't heel goed”, wanneer ZEd. dat alles zag, wat wij hebben gezien, wist wat wij weten?’ (153) In de uitgave D.D.T.L. komt deze zin ook voor, maar de naam is hier vervangen door ‘men’. Wanneer Kartini vertelt over de hel waarin Kardinah is terecht gekomen, veroorzaakt door de polygamie, zegt ze nog eens: ‘Ik dacht weer aan Dr. Snouck Hurgronje! aan Professor Max Müller, konden zij in zusje's hart lezen, een kijkje | |
[pagina 122]
| |
nemen in hare dagelijksche omgeving, of zij dan nog in koelen bloede dàt zouden zeggen, wat zij beweerd hadden!’ (161) Uit de brieven aan Abendanon blijkt dat de houding van resident Sythoff ten aanzien van Kartini op zijn zachtst uitgedrukt wat bijzonder genoemd kan worden. Herhaaldelijk worden Kartini en haar zusjes uitgenodigd in het residentiehuis en regelmatig bezoeken zij de resident beleefdheidshalve wanneer hij in de buurt is. Over een van die bezoeken zegt Kartini: ‘Snoezig werden wij dan ook ontvangen. Wij allen werden met geen woord waardig gekeurd. R. en ik waren er niet gepikeerd over, alleen hadden wij diep medelijden met den ouden man, die nog geen zelfbeheersching had geleerd. [...] Bij het naar huis gaan hem goedendag zeggend, hield hij mijne hand vast, langer dan noodig was.’ (203) Bij een volgend bezoek worden Kartini en haar zusjes Roekmini en Kartinah door hem uitgenodigd voor een merkwaardige wandeling in de tuin. Kartini twijfelde aan zijn bedoelingen. Wilde hij hen de gelegenheid geven met hem over hun plannen te spreken? Kartini was voorzichtig vanwege zijn vreemde houding van de vorige keer. De wandeling duurt ruim een uur. Wanneer zij terugkomen in de residentiewoning verbaast Kartini zich over de poeslieve houding van zijn zuster. Langzamerhand neemt de vijandige houding wat af. ‘Werkelijk, wij hebben innig medelijden met hem en niets geen wrok tegen hem. Wat hem toch bezielde dezen laatsten avond? [...] Arme man! arm temidden van weelde en pracht! Levenslooze voorwerpen allemaal, en de menschjes, die hem omringen dag aan dag met vleitaal, allen eigengeluk jagers! Hij heeft niets waaraan hij zich geven kan met hart en ziel, er is niemand, die hem belangeloos, met liefde omstrengelt, omwindt!’ (205) Het is duidelijk dat, wanneer er van genegenheid sprake is, deze éénzijdig is. Wat de gevoelens van Kartini betreft is er slechts sprake van medelijden jegens hem. Niet bepaald een ideaal beeld van een bestuursambtenaar. Een politieke figuur die ook een belangrijke rol heeft gespeeld in het leven van Kartini is ir. H.H. van Kol, afgevaardigde in de Tweede Kamer. Hoewel Van Kol en zijn vrouw in D.D.T.L. een flinke plaats innemen, zijn er toch enkele zaken over hen uit de brieven aan Abendanon ongenoemd gebleven. Zo wordt geen melding gemaakt van het feit dat Van Kol een aanhanger is van het spiritisme. Kartini zegt hierover: ‘Ik ben zoo blij, dat hij ons daarmee in kennis bracht, minder om de geestenoproeping, dan wel om het mooie van dat geloof.’ (184) Een ander aspect wat ten | |
[pagina 123]
| |
aanzien van Van Kol ter sprake komt is de slechte verstandhouding tussen hem en de resident Sythoff. Uit de brief van 28 juli 1902 blijkt dat dit zelfs tot roddels over Kartini leidde. ‘De R. is zéér gebeten op den hr. V.K. vanwege diens uitlatingen over zijne noodlijdende afdeelingen. [...] Ik vertel U dit zeer in vertrouwen. Wij staan blijkbaar onder de verdenking “kwaad gestookt” te hebben. U weet dat de hr. V.K. hier kwam speciaal en alléén voor ons beidjes. 't Werd Ma voorgehouden, dat de hr. V.K. die zich voornam om nergens anders dan in hotels te logeeren, toch bij ons gelogeerd was. Ongesproken de gedachte: daar moest een reden voor zijn, en wat anders dan dat wij kwaad hadden gebrouwd. O! wij vinden 't zoo min, zoo min.’ (187) Dan komt het moment dat Van Kol, terug in Nederland, de zaak van Kartini en Roekmini in de Tweede Kamer zal bepleiten. Vol spanning wacht Kartini op bericht over de afloop. Het nieuws is gunstig. De Kamer beslist positief en op 30 december 1902 schrijft Kartini een enthousiaste brief met het bericht dat hun zaak er zeer goed voor staat. Van mevrouw Van Kol ontvangt zij een briefje waarin deze, namens haar man, Kartini verzoekt een request in te dienen bij de Gouverneur-Generaal. Alles lijkt voor elkaar. Maar dan komt Abendanon op bezoek in Japara. Hij neemt Kartini mee voor een gesprek naar haar geliefde plekje aan de kust, ‘Klein Scheveningen’. Daar weet hij haar te overtuigen dat zij af moet zien van haar Hollandse plannen en genoegen moet nemen met een studie in Batavia. Het blijft een onduidelijke zaak. Waarom heeft hij Van Kol de zaak laten bepleiten in de Tweede Kamer, om, zodra de beslissing gevallen is, Kartini alsnog negatief te adviseren? Ook in de brieven aan Abendanon valt hierover geen duidelijkheid te krijgen. Als laatste politieke kwestie wil ik het ontslag van de heer Th.H. Ovink noemen. Wat zich precies heeft afgespeeld rond deze assistent-resident van Djombang, voorheen van Japara, is niet duidelijk. Het is echter zeker dat Kartini zich erg druk gemaakt heeft over de wijze waarop haar vrienden behandeld zijn. ‘Arme vrienden - vreeselijk voor Mr. O. wij hebben hem steeds gekend als een flink en rechtschapen ambtenaar, tot geen oneerlijke handelingen in staat. Schandelijke behandeling, dat gebeurt wel meer!’ (192) Over zijn vertrek deden de wildste verhalen de ronde. Maar Kartini kende hem goed genoeg om deze roddels naast zich neer te leggen. ‘Hij is een goed ambtenaar, dat moeten zelfs zijne vijanden erkennen en hoe hij is als mensch? [...] Hij is scherp - en dat heeft hem | |
[pagina 124]
| |
vijanden bezorgd, ook omdat hij niet kruipt en vleit. Hij is er een, die durft. Arme, arme vriend! - hij heeft de oprechtheid lief, misschien wel eens wat overdreven, wat tot zijn ongeluk heeft geleid.’ (200) | |
- Te vertrouwelijkZeer gevoelig ligt de zaak bij de brieven die als absoluut vertrouwelijk geschreven zijn. Abendanon heeft onder geen voorwaarde dit vertrouwen willen schenden, temeer daar het hier voor hem geen relevante onderwerpen betrof. Het meest onthullende en ontroerende element uit de nieuwe brievenuitgave is wel de brief van 21 december 1900 waarin Kartini besluit haar hart volledig uit te storten aan mevrouw Abendanon. ‘Ik ga U mijn heele hart openleggen - bladzijden van mijn levensboek openslaan - waar voor U nooit iemand heeft ingekeken en na U wellicht niemand in kijken zal.’ (30) Het is slechts te respecteren dat Abendanon besloot deze brief als een geheim te bewaren. In deze brief uit ze al haar leed. De bekentenis die haar het moeilijkst valt is het feit dat binnen hun gezin sprake is van polygamie. Haar strijd tegen polygamie is gevoed door eigen ervaring. Abendanon heeft slechts haar strijd kunnen publiceren en niet haar eigen ervaring. Kartini schrijft: ‘Ik heb twee moeders... Nooit heb ik het iemand verteld - zelfs mevrouw Ovink mijn vertrouwde, moederlijke vriendin niet: Mevrouw, ik heb de hel van nabij gekend - ik heb er in geleefd [...] Ik heb zien lijden, en zelf geleden om 't leed mijner moeder en... omdat ik ben haar kind. [...] Het was mama niet kwalijk te nemen, dat er een tijd was geweest, dat zij niet van mij hield [...] wat haar is opgelegd, is 't bovenmenschelijke: hare stiefkinderen met haar eigen kroost groot brengen, terwijl zij dag aan dag hun moeder naast zich moest dulden - al was deze ook voor haar niets meer dan eene dienstbode. Arme moeder, arme mama!’ (30) Het onthullende van deze bekentenis en het nieuwe ervan schuilt vooral in de emotie. Uit de wijze waarop Kartini mevrouw Abendanon op de hoogte brengt van haar geheim blijkt hoe zwaar de situatie op haar drukt, hoe Kartini lijdt onder de houding van haar vader, omdat hij aan de door haar zo gehate polygamie meewerkt. Hoe zij in en in medelijden heeft met beide vrouwen, haar eigen moeder zowel als haar ‘stiefmoeder’. Door op deze wijze haar smart openbaar te maken, geeft zij duidelijk haar visie op de Javaanse samenleving. Het is niet moeilijk | |
[pagina 125]
| |
kritiek te geven op algemene misstanden in de maatschappij welke door de adat in stand gehouden worden. Maar toegeven dat binnen het eigen gezin, door diegene die haar het meest dierbaar is, aan die misstanden wordt meegewerkt moet heel moeilijk voor haar zijn geweest. Ook geeft Kartini in deze brief de moeilijkheden aan die zij ondervindt door haar vrijheidsdrang. Haar botsingen met de Javaanse etiquette binnen het gezin en haar weigering om de gebruikelijke ‘hormat’ in acht te nemen tegenover haar oudste broer en zus. Even teer ligt het probleem van haar broer Kartono. Hij studeert in Nederland, maar brengt daar weinig van terecht. Hij geniet van zijn vrijheid en van zijn rol als ‘Javaanse prins’ in Holland. Schande zou het zijn wanneer hij zonder studieresultaten naar Indië terug komt. Kartini heeft er alles voor over om hem, nu hij tot het inzicht van zijn fouten is gekomen, alsnog een kans te geven zichzelf te bewijzen. Haar vader is niet van plan nog langer op de proef gesteld te worden en eist zijn terugkomst naar Indië. Door uiterste nood gedreven is Kartini zelfs bereid haar eigen leven op te offeren. Ze zal toestemmen in een huwelijk om haar vader mild te stemmen. Dit huwelijk zou haar ‘zedelijk vernietigen’, daar de kandidaat reeds was getrouwd en kinderen had. Bovendien was het de zoon van haar oom, aan wie zij een grote hekel had. Abendanon zal dit zeker hebben weggelaten omwille van Kartono, die op dat moment onder hoogleraar Snouck Hurgronje in Leiden studeerde. De huwelijksaanzoeken moeten ook tot de ‘zeer gevoelige’ zaken gerekend worden. Zij worden gezien als ‘gevaar’ en ‘dreiging’. Zij verbreken op wrede wijze de hechte band van ‘het klaverblad’ - Kartini, Roekmini en Kardinah. Ook hierover spreken de brieven in D.D.T.L. nauwelijks. Het drietal heeft genoten van een bezoek aan de Abendanons. Maar reeds bij hun terugkomst wacht hen een ‘dreiging’. ‘De droom is voorbij, liefste, tot de werkelijkheid zijn we weer teruggekeerd, ruw, schokkend, wreed!’ (19) En deze wreedheid blijkt een huwelijksaanzoek te zijn. Aanvankelijk verwachtte Kartini, als oudste, de ‘gelukkige’ te zijn. De kandidaat was de zoon van haar oom, waarover ik hierboven schreef. Maar dan wordt de zaak duidelijk. Vijf maanden later schrijft Kartini: ‘[...] er is onraad. U herinnert zich dien man met vrouw en kinderen nog wel, waarover ik mij zoo ongerust had gemaakt? - welnu, dat cadeautje was niet voor mij, nooit voor mij bestemd geweest, maar voor Kleintje! [Kardinah]’ (50) Over deze ontwikkelingen komen | |
[pagina 126]
| |
Het graf van Kartini te Bulu (foto H. Elderhorst)
| |
[pagina 127]
| |
we in D.D.T.L. niets te weten. Alle smart die gepaard gaat met het uit elkaar trekken van het drietal en met het vernietigen van hun idealen, wordt pas duidelijk in de complete brieven. De strijd van Kartini om haar vader over te halen van dit huwelijk af te zien, het intense verdriet van Kardinah bij haar gedwongen instemming met het huwelijk, dit alles is in schril contrast met de gelaten houding van de meisjes tegenover de buitenwereld. Kardinah gedraagt zich alsof zij zich gelukkig voelt met het huwelijk, maar tegenover Kartini uit zij haar wanhoop en probeert ze haar zuster voor een dergelijk gevaar te behoeden. ‘Terwijl haar lichaam schokt van zieleleed zegt ze: “Sta mij af, Joe... denk niet te veel om me... denk niet hard over Vader, verwijt hem niets... Laat hem niets merken, laat mama niets merken” [...] Ga weg van hier en neem Bik Mi [Roekmini] mee. Je moet hier niet blijven - ga spoedig weg van hier - als het is gebeurd - ga studeeren. Je moet vlug studeeren. [...] zet 't werk voort - ons... jullie streven.’ (111) Zo krijgen wij een indruk van het leed dat hen aangedaan wordt door de Javaanse traditie. En dit drama zal zich herhalen wanneer er een huwelijksaanzoek aan het adres van Kartini plaats vindt. Ook nu heeft Abendanon gekozen voor weglating van de negatieve zijde van de zaak, want weer dreigt er onraad. In een, met potlood geschreven, brief schrijft Kartini genezende te zijn van een zware ziekte. Maar er volgt nog meer ellende: ‘Roekmini zal U alles schrijven, mij is het verboden. Ons Gethsemane komt. Moeder bid voor ons.’ (302) En terwijl de beide zusjes vol smart wachten op de goedkeuring om naar Batavia te gaan voor hun opleiding, overkomt hen een tragische gebeurtenis. ‘Het zoolang met vurig, dikwijls smartelijk verlangen verbeide bericht van onze “vrijheid” is gekomen! - Eén dag te laat! Gisteren is de brief verzonden, vandaag ontving de geadresseerde hem, den brief, waarin aan den Regent van Rembang mijne hand toegezegd werd. [...] Dat was de vuurdoop, dien we van morgen ontvingen. Hoe wij nu zijn kan U zich ook voorstellen. Ik kan U niet veel schrijven, mijn gemoed is vol, mijn hoofd verward. Goeden nacht, lieven, bid voor ons.’ (306) Ook de brief van 14 juli 1903 kan door Abendanon niet gepubliceerd worden, omdat deze zeer vertrouwelijk is. Hierin vertelt Kartini hoe zij ertoe heeft kunnen komen met het huwelijk in te stemmen. ‘Ik heb gestreden, geworsteld, geleden - en, ik kan Vaders noodlot niet zijn en daarmee ramp brengen over allen, die ik liefheb. Dan liever met eigen hand de doodwond toegebracht aan het eigen hart, dan het noodlot te worden van allen, die mij | |
[pagina 128]
| |
dierbaar zijn. Ik hoef U niet te vertellen, wat het mij gekost heeft, om te handelen tegen mijn innigste voelen, mijn overtuiging in.’ (307) Dan vertelt ze hoe triest haar situatie is. De man heeft, hoewel hij weduwnaar is, drie ‘bijvrouwen’ en zeven kinderen. Ze heeft echter haar voorwaarden gesteld. Nog één jaar wil ze naar Batavia om iets van de vrijheid te proeven. Maar ook deze wens zal niet vervuld worden. Een tweede huwelijksaanzoek vindt plaats en daar dit wordt afgewezen, is Kartini bang voor sanctiemaatregelen van deze man die zij onsympathiek vindt. Door deze dreiging is het onverantwoord geworden naar Batavia te gaan. Iedere illusie om een opleiding te kunnen volgen is definitief vervlogen. | |
ConclusieUit het voorafgaande blijkt dat er heel wat in de brieven heeft gestaan, waar Abendanon geen gebruik van heeft gemaakt. Het is echter ook nooit zijn bedoeling geweest, een complete uitgave te maken van alle door Kartini geschreven brieven. Zijn doel was: een eerbetoon aan Kartini en een verwezenlijking van zijn eigen ideaal, het tot stand brengen van een kostschool voor dochters van inlandse hoofden. Een school waar zowel theoretisch als praktisch onderwijs gegeven zou worden. Hij heeft zijn doel bereikt. De school is er gekomen, het boek heeft succes gehad. Het is zelfs vijf maal herdrukt, en ook de opbrengst van deze herdrukken werden voor ‘het doel’ gebruikt. Het boek D.D.T.L. sprak aan, omdat Kartini werd gepresenteerd als vrijheidsstrijdster, als troosteres der verdrukten, als stimulator voor de ontwikkeling van haar volk, kortom als ‘heldin’. Het trieste einde van haar leven doet daaraan geen afbreuk, in tegendeel. Haar jonge leven heeft zij ingezet om haar idealen te bereiken. Is dit wel menselijk? Hebben we werkelijk te maken met een Javaans meisje van net twintig jaar? Onze belangstelling wordt gewekt naar de mens Kartini. Het zal nu duidelijk zijn waarom Abendanon niet dieper op de persoon van Kartini heeft kunnen en willen ingaan. Hij moest met zoveel zaken rekening houden. Zijn band met Kartini was bijzonder hecht. Hij kende haar goed genoeg om te weten dat zij met de publikatie van D.D.T.L. geen moeite zou hebben gehad, wanneer hij zich hield aan die zaken, die ook voor Kartini van algemeen belang waren. En voor hem was dat ruim voldoende. Door het weglaten van de, in zijn ogen, irrelevante passages, | |
[pagina 129]
| |
wordt het boek leesbaar voor het beoogde publiek. Zo benadrukt hij het belang van de oprichting der school. Door het weglaten van die delen, waarin Kartini minder stabiel, of ‘excentriek’ zou kunnen overkomen, creëert hij een ideaalbeeld van haar, waardoor ze beter als ‘voorbeeld’ fungeert. Door het weglaten van gedeelten, waarin politiek hoogstaande personen negatief ter sprake komen, voorkomt hij ergernis bij het politieke thuisfront. Door het weglaten van te vertrouwelijke gegevens ten slotte, voorkomt hij negatieve sensatie en kan hij zichzelf geruststellen Kartini's vertrouwen niet te hebben beschaamd. Abendanon heeft een mooi werk samengesteld. Hij heeft gefungeerd als de presentator van de ‘heldin Kartini’, een vrouw die aanspraak maakt op het rechtvaardigheidsgevoel van de Nederlanders door te wijzen op de enorme kloof tussen de Europese en de Inlandse opleiding. Frits Jaquet heeft op zijn beurt gezorgd voor een waardevolle aanvulling. Door de brieven aan Abendanon integraal te publiceren ontmoeten wij een Kartini die zich overgeeft aan het avontuur van geestoproepingen, die nieuwsgierig is naar de werkelijkheid achter helderziendheid. In deze brieven zijn we getuige van de botsingen in het gezin, vooral wanneer het een aanval op de adat betreft. Hier ontmoeten we een Kartini die niet alleen strijdt voor vrijheid en gerechtigheid voor haar volk, maar hier ontdekken we dat deze strijdlust vooral wordt gevoed door haar eigen behoefte aan vrijheid en rechtvaardigheid. De pijn die zij ervaart door het krampachtig gekluisterd zijn aan de adat, met alle gevolgen van dien, projecteert ze op al haar vrouwelijke landgenoten. De moed die zij opbrengt om te blijven strijden voor de opleiding en ontwikkeling van de vrouw, de persoonlijke inzet om hier een begin mee te maken, hoe summier dan ook, put zij uit het persoonlijk gemis aan een hogere opleiding. Abendanon is uiterst zorgvuldig te werk gegaan. De nauwe band met Kartini heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. Maar ook zijn politieke overwegingen mogen niet onderschat worden. Zoals het een goed politicus betaamt heeft hij de teksten gewikt en gewogen om tot een zo goed mogelijk resultaat te komen. Zonder deze uitgave waren wij van de strijd van Kartini niet op de hoogte geweest. Zonder de heldin Kartini had onze belangstelling voor de mens Kartini nooit bestaan. |
|