Indische Letteren. Jaargang 4
(1989)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 21]
| |
Schilderachtige Ophelderingen der herinneringen van eene reis naar de Oost-Indiën:
| |
[pagina 22]
| |
1. Ontwerp voor een titelpagina van het platendeel bij de Herinneringen, door Ver Huell. Het platendeel werd nooit uitgegeven. (Maritiem Museum ‘Prins Hendrik’ Rotterdam.)
| |
[pagina 23]
| |
Hoe nauwkeurig Ver Huell zijn reisverslag heeft weergegeven in de aquarellen blijkt bijvoorbeeld uit de aquarel ‘De Rivier Van Solo, in het District van Lamongan. - Eild Java’ (fig. 2). Met de tekst uit de Herinneringen erbij, kunnen we de gehele voorstelling ‘aflezen’: Vóór het ontbijt, in den koelen morgenstond, sloeg de Regent voor, om een toertje te maken naar de oevers van de rivier Solo, welke dit regentschap begrenst. Wij reden langs eenen aangenamen weg, door vruchtbare dreven. [...] Aan de oevers van de rivier van Solo gekomen, was ik opgetogen over het heerlijk landschap, dat mij omringde. Kalm stroomde de breede rivier tusschen hare lagchende boorden, rijstvelden, en bosschen, waar de Palmen hunne sierlijke kruinen boven verhieven, en woningen van bamboes elkander schilderachtig afwisselden. Vaartuigen, met driehoekige zeilen van matwerk, voeren de rivier op en af; [...] Ik maakte eene schets van dit schilderachtig tooneel. Na eenigen tijd alhier te hebben vertoefd, keerden wij langs eenen anderen weg, dan wij gekomen waren, terug; en verlieten in den nademiddag den Adi Patti Adi Ardjo Negoro, welke ons tot op zeven palen van zijne residentie vergezelde.Ga naar eind2 Alles is er: de weg, de brede rivier met haar ‘lagchende’ oevers, de rijstvelden, bossen met palmen, de huisjes, de Javanen, de bootjes en als toeschouwers de Adipatti met zijn gevolg en Ver Huell met zijn mede-officieren. Op deze manier illustreert Ver Huell in alle 108 aquarellen van de Indische reis, de gebeurtenissen, monumenten en landschappen die in het boek voorkomen. Heel terecht noemt hij zijn aquarellen dan ook ‘Schilderachtige Ophelderingen der herinneringen van eene reis naar de Oost-Indiën’. De vorm die Ver Huell kiest voor zijn illustraties is alles behalve origineel. Hij werkt in de typische stijl van het geïllustreerde reisverslag. Een stijl die eind achttiende eeuw ontstond en tot ver in de negentiende eeuw gangbaar bleef. Kenmerkend is de overzichtelijkheid van het geheel. Het is immers de bedoeling dat de toeschouwers (de thuisblijvers dus eigenlijk) een goed idee krijgen, in woord en beeld, van de verre streken die de reiziger heeft bezocht. De stijl van het geschreven reisverslag is in de loop van de achttiende eeuw gevormd aan de hand van archeologische en ook geologische beschrijvingen. Die methode, gekenmerkt door detailbeschrijvingen, | |
[pagina 24]
| |
2. De Rivier van Solo, in het District van Lamongan. - Eild Java. Aquarel door Ver Huell. (Maritiem Museum ‘Prins Hendrik’ Rotterdam, inv. nr. P2161.73.)
3. Banjoe Birie, het Blaauwe water, by Passarouang. - Eild. Java. Aquarel door Ver Huell. (Maritiem Museum ‘Prins Hendrik’ Rotterdam, inv. nr. P2161.75.)
| |
[pagina 25]
| |
is aangepast aan het beschrijven van plaatsen, streken en gewoonten. Voor het verslag in beeld is veel ontleend aan neo-classicistische landschapsschilderkunst. Karakteristiek voor deze kunststroming, die met name in het laatste kwart van de achttiende eeuw toonaangevend was in Europa, is het streven naar helderheid in weergave van bijvoorbeeld historische onderwerpen, portretten en landschappen. Voor het laatste greep men terug op landschappen van zeventiende-eeuwse Franse kunstenaars als Claude Lorrain en Nicolas Poussin. De landschappen zijn overzichtelijk, hebben vaak de vorm van panorama's en het belangrijkste onderdeel is in het midden afgebeeld. Het beeld mag dan weids zijn, details ontbreken niet. Integendeel, de natuur is juist zo nauwkeurig mogelijk weergegeven: men zou zelfs bomen in de verte moeten kunnen herkennen. Maar ook de voorgrond van een afbeelding dient nauwkeurig te zijn, alsof men met eigen ogen de situatie beziet vanaf een punt op de voorgrond. Met de toevoeging van zo'n bepaald gezichtspunt en daarmee ook van het enkelvoudige perspectief, ontstond in feite de traditionele vorm van de topografische prent. Topografische prenten werden eind achttiende eeuw populair, toen de grafische technieken verbeterd werden en de groeiende markt van middenklasse burgers voor een gestage afname van de prentkunst zorgde. Ver Huell's reisillustraties sluiten nauw op die ontwikkelingen aan. Toch zijn Ver Huell's aquarellen niet echt topografische, dus plaatsbeschrijvende, afbeeldingen te noemen. Want zoals bij de aquarel van de rivier Solo al duidelijk werd: Ver Huell past zijn eigen activiteiten in. Het blijven ‘schilderachtige ophelderingen mijner herinneringen’.Ga naar eind3 Zo ook bij een andere aquarel met ‘water’ als onderwerp (fig. 3). De aquarel is getiteld: Banjoe Birie, het Blaauwe water, by Passarouang. Ver Huell schrijft erover: Wij reden 's morgens vroegtijdig in het gezelschap van eenige vrienden naar het Blaauwe Water. Regts den grooten weg afslaande, kwamen wij, na een half uur rijdens, door een digt bosch aan eene zeer diepe bron en daardoor blaauw gekleurd, waarvan hare naam ontleend is. Het water is zoo uitermate helder, dat men op eene diepte van meer dan veertig voeten het kleinste voorwerp kan zien liggen. Een huis van bamboes met eene galerij over het water en een | |
[pagina 26]
| |
trap, om zich te kunnen baden, is hier voor het gemak van der bezoekers opgeslagen, die in dit aangenaam oord zich menigmaal komen vermaken. Het hoofdonderwerp is dus de natuur, ofwel het meer met het oerwoud. Maar bijna net zo belangrijk is de aquarel als getuigenis van Ver Huell's uitstapje. Dit werk staat niet ver meer af van onze vakantiefoto's. (En ook het reisdoel was blijkbaar populair bij bezoekers van Java, gezien de voorzieningen ter plekke.) Ver Huell had natuurlijk het voordeel dat hij voor het verfraaien van zijn voorstelling een groep offerende Javanen kan toevoegen die hij niet echt heeft gezien. Ver Huell had heel veel werk aan zijn herinneringen-in-beeld, hoewel hij er graag aan bezig was. In 1837 schrijft hij over zijn aquarellen in een brief: ‘Het zijn de vruchten mijner stille uitspanningen, in die weinige uren welke ik op mijn studeer vertrek mag doorbrengen, en hoe spoedig vliegen die uren niet voorbij. Waarlijk het beoefenen van Kunsten en wetenschappen, geven voorzeker het reinste genoegen.’Ga naar eind5 Al had hij dan in zijn Rotterdamse tijd blijkbaar weinig tijd | |
[pagina 27]
| |
meer voor de aquarellen, hij gaat zeer zorgvuldig te werk. Voor de aquarel van het ‘Blaauw Water’ maakte hij, net als voor de andere, vele schetsen en voorstudies in potlood, Oostindische inkt, sepia en waterverf.Ga naar eind6 Hij schuift ‘eindeloos’ heen en weer met de onderdelen van de voorstelling tot hij een compositie heeft die hem aanstaat. Dan wordt (vaak nog na enkele proefversies) de definitieve aquarel gemaakt die in de serie wordt opgenomen. Zo er is voor de aquarel van het ‘Blaauw Water’ een schetsje gebruikt waarop de ‘man met korte beentjes’ is getekend (fig. 4). Op de schets een geheugensteuntje in Ver Huell's handschrift: ‘een Indiaan in het Blaauw Water Van Passarouang’. Van dezelfde aquarel is op een voorstudie (fig. 5) te zien, dat Ver Huell nog een beetje geschoven heeft voor hij de definitieve versie maakte: de man in het water is verder naar links geplaatst, het geboomte is zwaarder en de groep Javanen die offers brengt is aanmerkelijk toegenomen in omvang. De al met al zorgvuldige werkwijze van Ver Huell is typerend voor het academische karakter van de neo-classicisten. Door een strakke compositie te kiezen, wordt de situatie in een heldere, overzichtelijke vorm gepresenteerd. Voor de moderne kijkers, die gewend zijn aan een zeker realisme in afbeeldingen, is het ‘gemanipuleer’ met hetgeen men in werkelijkheid aantrof wel even wennen. Voor de achttiende- en negentiende-eeuwse beschouwer was dit echter een gewoon verschijnsel. Daarnaast heeft Ver Huell op veel aquarellen zichzelf afgebeeld. Dat kan zijn als bezoeker of toeschouwer, zoals we eerder zagen, maar heel vaak is Ver Huell bezig met tekenen in zijn schetsboek. Het vlindernetje voor ‘mijne entomologische verzameling’ ligt ernaast (fig. 6). Hiermee wil Ver Huell benadrukken dat het een eigen waarneming betreft, dus dat hij ook daadwerkelijk op de afgebeelde plaats aanwezig is geweest. (En laten wij ons ook niet voor - bijvoorbeeld - de Pyramiden van Gizeh fotograferen, als om te bewijzen dat we daar echt hebben gestaan?) Ver Huell signeert zijn werk met ad. viv. delin., wat betekent ‘naar het leven getekend’. Hiermee bedoelt hij eveneens dat hij, ondanks de in zijn tijd geheel toelaatbare aankleding van taferelen met behulp van mensengroepjes, ter plaatse is geweest en daar heeft geschetst. Een gebruikelijke aanwijzing. Zo is nogmaals duidelijk geworden dat Ver Huell het wat strakke stramien van de typische reisillustratie volgt. En dat terwijl in de periode waarin hij de aquarellen uitwerkte, van circa 1820 tot circa | |
[pagina 28]
| |
4. Schets van een Javaanse man in het water. De schets is gebruikt voor de aquarel van ‘het Blaauwe water’. (Gemeentemuseum Arnhem, inv. nr. GM1404.)
5. Voorstudie voor de aquarel van ‘het Blaauwe water’, door Ver Huell. (Gemeentemuseum Arnhem, inv. nr. GM1405.)
| |
[pagina 29]
| |
1835, de landschapsschilderkunst immers, onder invloed van de Romantiek, inmiddels veel meer de kant op was gegaan van de persoonlijke impressie. Voor amateurs als Ver Huell, en - eerlijk is eerlijk - ook voor de professionele negentiende-eeuwse kunstenaars die reisillustraties maakten, was die Romantiek met haar nadruk op het individualisme en de persoonlijke emotie ver weg. Dit lijkt tegenstrijdig: Ver Huell stopt eigen ervaringen in zijn beeldverslag, maar is toch geen Romanticus. Het verschil zit hem in het feit dat Ver Huell op bijna zakelijke manier activiteiten of belevenissen afbeeldt en geen emoties of gevoelens. Het laatste lijkt hij wel in zijn teksten te doen, maar dat is onderzoeksterrein voor literatuurhistorici.
Terug naar de aquarel van het blauwe meertje met omringend oerwoud. Links bovenin de afbeelding zijn enkele wezens zichtbaar die nog niet aan de orde kwamen: apen. Voor de marine-officieren deel van het vermaak, getuige Ver Huell's verslag: De weelderige bosschen hieromtrent, waar de listige tijger in schuilt, zijn bewoond door talrijke benden van apen, die hier ongestoord huishouden, en nooit verdreven worden. Gewoon van de bezoekers rijst en vruchten te erlangen, is men verzekerd, dat de eene of andere bende dezer dieren zich in den omtrek verscholen houdt. [...] Nu kwam er een grijze aap langzaam aanhuppelen, terwijl het jongere geslacht zich op eenen eerbiedigen afstand hield. Deze stamvader vulde zijne kaken en ging heen. Twee anderen kwamen nu hun aandeel halen; terwijl zeer jonge aapjes, nu en dan, steelsgewijze, eenige korreltjes poogden te snoepen; doch zij werden spoedig door de ouderen verjaagd. [...] Deze wilde dieren leven derhalve naar zekere maatschappelijke wetten, hun door den alwijzen Schepper ingegeven.Ga naar eind7 Met deze laatste opmerking geeft Ver Huell een belangrijk aspect van zijn houding ten opzichte van de natuur aan. Hij ziet de natuur vooral als harmonische schepping van zijn God. Dat kan zijn in kleine zaken zoals de leefregels van de apen of bijvoorbeeld in zijn geliefde vlinders. Maar Ver Huell reageert op eenzelfde wijze als hij enorme gebergten aanschouwt. Twee keer beklimt Ver Huell een vulkaan: op Banda Neira en op | |
[pagina 30]
| |
6. Detail van een aquarel door Ver Huell. Hij heeft zichzelf afgebeeld met zijn favoriete attributen: schetsboek en vlindernet. (Maritiem Museum ‘Prins Hendrik’ Rotterdam, inv. nr. P2161.2.)
7. De uitgedoofde Craters van den Volkaan van Ternate. (Maritiem Museum ‘Prins Hendrik’ Rotterdam, inv. nr. P2161.60.)
| |
[pagina 31]
| |
Ternate. Er zijn heel wat aquarellen aan zijn herinneringen aan die vulkanen besteed. Bijvoorbeeld de aquarel van De uitgedoofde Craters van den Volkaan van Ternate (fig. 7). De kraters maakten grote indruk op Ver Huell: Naar alle waarschijnlijkheid hebben de wind, regens en de werking van de zon den bodem dezer kraters doen toestuiven en verharden; hier en daar waren spleten en barsten, waaruit sommige plaatsen zwaveldampen opbruisten, zich met geweld eenen weg naar buiten baanden, en den ontzettenden indruk van het geheel nog treffender maakten. Ik vervaardigde eene schets naar dit gedeelte des volkaans.Ga naar eind8 Als zijn mede-officieren uitrusten van de klauterpartij, zondert Ver Huell zich even af om van het grootse uitzicht te genieten. En zoals zo vaak bij het aanschouwen van de natuur, voelt Ver Huell een verband tussen natuur en God: Op zulke verhevene, ontoegankelijke plaatsen waant men zich nader bij den Hemel; men acht zich boven het aardsche leven. Weldra bragt mij het standpunt, waarop ik mij bevond, in dee ernstige zielstemming. Schoonheid is een in het heelal, en wekt al-Godheid op. Mijne eerste uitroep was: ‘Hoe groot is God!’Ga naar eind9 In alle details en kleuren van de omgeving ziet Ver Huell Gods grootheid. Op zichzelf is dit geen vreemd verschijnsel voor mensen die de bergen bezochten in de negentiende eeuw. Tot het midden van de achttiende eeuw had de westerse mens een zekere afkeer van woeste gebergten: het waren onherbergzame en nutteloze gebieden. Hierin komt verandering via de theologie (Deïsme) en de in het algemeen met de Verlichting gepaard gaande toename van de wetenschappelijke kennis der natuur. Voor wie redeneert dat God schepper is van de gehele, volmaakte natuur, kan het niet zo zijn dat hij een gedeelte van de schepping zonder speciale bedoeling zou hebben gemaakt. De smaak verandert onder andere door deze redenering en men gaat meer waardering krijgen voor de wilde natuur. Een afspiegeling van deze smaakverandering is te vinden in de tuinarchitectuur: van strakke Franse tuinen gaat men over op de Engelse tuinen die ongerepte natuur nabootsen. Dat Ver Huell zich dus dicht bij de hemel voelt op de vulkaan, is een typisch Europees verschijnsel van die tijd.Ga naar eind10 | |
[pagina 32]
| |
Van specifiek belang voor Ver Huell's natuuropvatting is het werk van de Nederlandse dominee J.F. Martinet geweest. Deze predikant werkte van 1775 tot 1795 in Zutphen, waar Ver Huell's moeder les van hem had. Hij publiceerde de Katechismus der Natuur (1777-1779) en de Kleine Katechismus der Natuur voor Kinderen (1779). Beide werken waren bijzonder populair en werden in vele talen herdrukt. Martinet gaf, als vertegenwoordiger van de zogenaamde ‘natuurlijke godsdienst’, zijn tijdgenoten een handzame verwerking van de al lange tijd lopende conflicten tussen orthodoxe christenen en (natuur)wetenschappers. Hij verkondigt dat men de natuur in al haar aspecten moet bestuderen en ervan moet genieten. De grootheid Gods zal dan steeds weer blijken. De schepping is een keten waarin elk object van de natuur een eigen plaats heeft. Waar de natuur het verstand te boven gaat, het onderzoek dus als het ware vastloopt, zal men eenvoudig moeten geloven in de macht en bedoelingen van de schepper.Ga naar eind11 De reacties van Ver Huell op de vulkaan van Ternate geven duidelijk aan hoezeer hij Martinets opvattingen deelt. Eenzelfde invloed op Ver Huell had de Franse schrijver J.-H. Bernardin de Saint-Pierre, via diens ‘gevoelvolle roman’ - zoals Ver Huell schrijft - over de gelieven Paul et Virginie (1787). Ook dat boek was een internationaal succes en verkondigde in alles de harmonie met de natuur. Als Ver Huell aan het einde van zijn reis op Mauritius aankomt, het eiland waar de roman zich afspeelt, maakt hij bijna bedevaartachtige wandelingen door de streek die Bernardin de Saint-Pierre beschreef. De aan J.-J. Rousseau ontleende theorie dat een kind in harmonie met de natuur gelukkig opgroeit en niet de druk van opvoeding dient te voelen, is in de roman over het leven van Paul en Virginie van essentieel belang. Ver Huell, die eigenlijk weinig aandacht besteedt aan de bevolking van de gebieden die hij bezoekt, spreekt wel af en toe van een ‘Kind der Natuur’. Bijvoorbeeld als hij de ‘perkslavin Roosje’ beschrijft, een inheems meisje dat in de perken op Banda werkt: ‘Zij was een lief Indiaansch meisje van ongeveer veertien à vijftien jaren oud, welgemaakt, rijzig, ongedwongen als een kind der natuur;...’Ga naar eind12 De aquarel van de indrukwekkende ‘Craters van de volkaan van Ternate’ heeft Ver Huell een zekere erkenning in wetenschappelijke kringen opgeleverd. In de vorm van een litho is de aquarel als illustratie opgenomen in het boek Reis naar het oostelijk deel van den Indischen archipel, in het jaar 1821.Ga naar eind13 De (verlate) publikatie is het | |
[pagina 33]
| |
verslag van een onderzoekscommissie onder leiding van de hoogleraar C.G.C. Reinwardt. Toen de Nederlandse officiële delegaties in 1815 naar Indië vertrokken om de Nederlandse macht te herstellen, reisde Reinwardt met hen mee. Hij had opdracht om de natuur-(produkten) van de Indische archipel te onderzoeken. In feite was hij aangesteld omdat de Nederlandse regering de handel op de kolonie wilde herstellen en behoefte had aan informatie over de handelsmogelijkheden. Met Reinwardt reisden de kunstschilders A.J. Bik, J.Th. Bik en A.A.J. Payen mee. Alleen met de laatste heeft Ver Huell, op Java, contact gehad. Ver Huell had een grote lading van de Commissie Reinwardt aan boord toen zijn schip, de ‘Admiraal Evertsen’, zonk. Nog een andere aquarel van Ver Huell werd voor het verslag van de Commissie Reinwardt gebruikt: De Spelonk Batoe Lobang. - Amboina (fig. 8). Uit het bijschrift dat Ver Huell voor die aquarel maakte blijkt dat hij wel een beetje trots was op de relatie met8. De Spelonk. Batoe Lobang. - Amboina. (Maritiem Museum ‘Prins Hendrik’ Rotterdam, inv. nr. P2161.44.)
| |
[pagina 34]
| |
Reinwardt: ‘Deze teekening vroeger, voor den Eerbiedwaardigen en beminnelijken Hoogleeraar Reinwardt, die mij het zijne Vriendschap vereerde, gecopieert, is overgenomen in Zijne reizen door het Oostelijk gedeelte Van den Indische Archipel. Toen hij deze Grot Insgelijks bezocht.’Ga naar eind14 Op de aquarel is te zien hoe een groep marine-officieren halsbrekende toeren uithaalt om een stukje uit een stalactiet te kunnen hakken. De heren klauteren, bijgelicht door fakkels, over de stalagmietenmassa's. Dat zij niet voor moeilijkheden terugdeinzen om een stuk gesteente te bemachtigen is geheel naar de ideeën van Ver Huell. Zelfs lang na zijn terugkeer in Nederland schrijft hij (in 1850) nog, dat juist de marine-officier, die immers geschoold en beschaafd is en verre landen kan bezoeken, de geschikte persoon is om in die verre landen (natuur)onderzoekingen te verrichten. Dat mag best verwacht worden van de zeeman die door zijn ‘hooge en verfijnde beschaving’ geacht wordt 's lands vlag te verdedigen, vindt Ver Huell. Het verrichten van natuuronderzoekingen, ofwel het verzamelen van voorwerpen en het tekenen van de natuur, wil Ver Huell dus eigenlijk meer als zijn plicht dan als zijn liefhebberij zien: In plaats van in vreemde gewesten nodeloos rond te slenteren en den kostbaren tijd met nietige vermaken te verbeuzelen, bestede men die uren, om in de vrije natuur alles, wat de aandacht opwekt, te willen leeren kennen, en het zich, zoo veel mogelijk, toe te eigenen tot nader onderzoek, en alles op te teekenen, wat tot vermeerdering van kennis dier gewesten dienen kan; de teekenpen op te vatten, om treffende natuurtafereelen op het papier te brengen, en die aldus voor allen aanschouwelijk te maken.Ga naar eind15 Ver Huell laat de bezigheden op het gebied der ‘Kunsten en wetenschappen’, waaraan hij toch ‘het reinste genoegen’ beleefde, op deze manier klinken als een zware plicht. En toch, wie zou het niet heerlijk vinden om beroepshalve een verre reis van zo'n vier jaar te maken en daarbij ruimschoots in de gelegenheid te worden gesteld tijd aan hobby's te besteden? |
|