Indische Letteren. Jaargang 3
(1988)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 142]
| |
Drie averechts: de Van Hogendorps in Oost-Indië
| |
Willem van HogendorpAllereerst wil ik u kennis laten maken met Willem van Hogendorp.Ga naar eindnoot2 Hij werd op 23 juni 1735 geboren en ging op jeugdige leeftijd te Leiden studeren. Op achttienjarige leeftijd promoveerde hij in de rechten, waarna hij enkele reizen ondernam. Na zijn terugkomst leerde hij in Den Haag Carolina Wilhelmina van Haren kennen. Zij was een dochter van Onno Zwier van Haren, de schrijver van het treurspel Agon, Sulthan van Bantam. Onno Zwier van Haren was niet gelukkig met de keuze van zijn dochter. Toch trouwde het stelGa naar eindnoot3 en kreeg zes kinderen. Door de grote uitgaven van het gezin en de financiële crisis hier ten lande in 1772-1773Ga naar eindnoot4 ging Willems kapitaal verloren en hij besloot naar Oost-Indië te gaan om rijk terug te keren. Met aanbevelingsbrieven van Willem V maakte hij in Batavia zijn opwachting bij de gouverneur-generaal met het verzoek hem een betrekking in dienst van de Verenigde Oostindische Compagnie aan te bieden.Ga naar eindnoot5 Al spoedig werd Willem aangesteld tot resident van Rembang, in het noordoosten van Java.Ga naar eindnoot6 Een paar jaar later werd hij benoemd tot administrateur van de etablissementen van de Compagnie op Onrust, een eiland in de baai van Batavia. In die tijd was Willem vaak in de stad Batavia, waar het bestuur | |
[pagina 143]
| |
gezeteld was. Naast zijn werkzaamheden voor de Compagnie verdiende hij een aardig zakcentje met het vervoeren van goederen met zijn eigen schepen. Deze particuliere handel was verboden, maar overtreders werden nauwelijks gestraft.Ga naar eindnoot7 Willem was ook actief op het gebied van kunst en wetenschap. Zo was hij medeoprichter van het Bataviaasch Genootschap van Konsten en Weetenschappen, dat 24 april 1778 officieel zijn bestaan kreeg en dat het bevorderen van kunsten en wetenschappen met de nadruk op het onderzoek ten dienste van de landbouw en koophandel ter bevordering der welvaart van Oost-Indië ten doel had.Ga naar eindnoot8 In de eerste uitgave van de Verhandelingen van dit genootschap gaf Willem een beschrijving van de stad Batavia, waarin hij over de levenswijze der Europeanen aldaar het volgende schreef: De Europeezen, zoo wel de dienaars der Maatschappy, als de burgers, hebben meest allen fraaie huizen, die wel gestoffeerd zyn: de rytuigen zijn Charetten, vernist, geschilderd, of verguld, naar maate van den rang, dien men bekleedt; men telt omtrent drie honderd rytuigen, waar onder 130 van de wagen verhuurders. Het speelevaaren, 't geen veel by avond, in de maaneschyn, plagt te geschieden, met roei vaartuigen, Orenbaaien genaamd, is thans geheel buiten den smaak. De gewoone wyze van leeven der fatsoenlyke lieden, is, des morgens van twaalf uuren, het werk van de Maatschappye, naar maate van ieders bedienge, te verrichten; om twaalf uuren een vriendenmaaltyd te houden; van twee tot vier uuren te slaapen; dan te gaan ryden of wandelen; van zes tot negen uuren den avond, in een speelof praatparty, door te brengen, daar men gewoonlyk den avondmaaltyd houdt tot elf uuren; zynde de dronkenschap geheel onbekend.Ga naar eindnoot9 In diezelfde Verhandelingen loofde hij een extra beloning uit voor de winnaar van de prijsvraag: hoe de koepokinenting oftewel pokkeninenting in Oost-Indië het beste kon plaatsvinden. Over dit onderwerp had Willem in 1779 al een novelle geschreven, getiteld Sophronisba of de gelukkige moeder door de inentinge van haare dochters,Ga naar eindnoot10 waarin hij de inenting met het pokkenvirus voorstaat. Toen er in Batavia een kind overleed na een inenting schreef hij in 1780 zijn Redevoering der inentinge tot de ingezetenen van Batavia, na haare terug | |
[pagina 144]
| |
komste van SemarangGa naar eindnoot11 in welke hij trachtte aan te tonen dat het kind bij inenting al besmet was. Naast deze propagandawerkjes schreef hij gedichten, die bestemd waren voor familie en kennissen. In 1780 schreef hij een novelle, waarin de behandeling van de slaven centraal staat. Binnenlandse slavenhandel was een zeer lucratieve bezigheid. In de al eerder genoemde Verhandelingen schreef Willem dat er jaarlijks zo'n vierduizend slaven in Batavia werden aangevoerd.Ga naar eindnoot12 Deze slaven werden beter gevoed, gekleed en behandeld dan de slaven in andere Europese koloniën, meende hij, maar toch waren er nog steeds bepaalde mensen, die hun slaven slecht behandelden. Dit waren vooral de mestieze vrouwen, die meestal uit jaloezie handelden. Dit is dan ook het onderwerp waar zijn novelle Kraspoekol of de droevige gevolgen van eene te verre gaande strengheid, jegens de slavenGa naar eindnoot13 over gaat. De hoofdpersoon in het verhaal is mejuffrouw Kraspoekol, een mestieze. Zij leidt de huishouding van haar zwager Wedano. Zij straft de slaven zwaar voor het geringste foutje. Door haar handelwijze verbruidt zij het bij haar zwager en wordt zij gedwongen zijn huis te verlaten. Zij huurt het huis achter dat van hem en koopt een aantal slaven. Zij is nu vrij om haar slaven af te ranselen zoveel zij wil. Zo ook legt zij een zwangere slavin voortdurend straffen op, omdat de slavin haar man wil zien, die eveneens in dienst is bij Kraspoekol. Deze man moet aanzien hoe zijn vrouw zwaar wordt gestraft. Zijn medeslaven hitsen hem op: na het roken van opium ontsteekt hij in woede en maakt amok. Met een kris steekt hij Kraspoekol neer. Terwijl Kraspoekol al stervende haar wreedheid inziet, bekent de tot rust gekomen slaaf zijn daad aan Wedano. Wedano draagt hem over aan het gerecht en de slaaf wordt de volgende dag voor het huis van Kraspoekol geradbraakt. Met dit verhaal trachtte Willem duidelijk te maken dat een ieder, met name deze vrouwen, de slaven redelijk diende te behandelen. Tot zover Willems literaire bezigheden. Door zijn handelwijze zoals het openlijk handel drijven en verkondigen van zijn mening over bestuursleden, onder wie de gouverneur-generaal, had Willem zich bij een aantal mensen niet geliefd gemaakt. In 1784 kon hij eindelijk met een rijk beladen schip repatriëren. Over zijn vertrek schreef een anoniem persoon: De rol die hy in Indie gespeeld heeft, is voor zeker elk die hem kende zoo levendig in geheugen, als zyn boos voornemen, om wanneer hy naar Europa vertrok, ter oorzake van de door hem ondervonden tegenkanting wegens zyne | |
[pagina 145]
| |
brutale, onmatige en roofzieke handelingen in zyn administratie ten Eiland Onrust, door des Prinsen protektie te bewerken, dat zowel de Gouverneur-Generaal als eenige lieden der regering waren gedeporteerd - terwijl het aan den heer Hoogman bekende van zijn euvelmoed, dezen bij zijn vertrek van hier deed uitroepen: Zoo er een regtvaardig God in den Hemel is, kan die man nimmer aan de Kaap komen! - En wat is het gevolg geweest van deze geduchte sententie? Wat kon het anders zijn dan dat een allesverslindend element den onwaardige met zyne meest gestolen schatten inzwolg, en hem een graf ontzeide naast den minst eerlyke, die de aarde betreedt.Ga naar eindnoot14 Het schip ‘De Harmonie’, waarop Willem voer, verging met man en muis vlakbij Kaap de Goede Hoop.Ga naar eindnoot15 Van het schip is tot op heden niets teruggevonden. | |
Dirk van HogendorpLaten wij nu overstappen op de volgende Van Hogendorp, de oudste zoon van Willem, namelijk Dirk.Ga naar eindnoot16 Dirk werd op 3 oktober 1761 te Heenvliet geboren. Na het vertrek van zijn vader werden hij en zijn één jaar jongere broertje Gijsbert Karel door bemiddeling van Wilhelmina, de vrouw van Willem V, op een kadettenschool te Berlijn geplaatst.Ga naar eindnoot17 In 1782 keerde Dirk als kapitein terug.Ga naar eindnoot18 Via relaties werd hij op een oorlogseskader geplaatst, dat de Engelsen op zee zou bestrijden. Bij Kaap de Goede Hoop vernam het eskader dat er vrede was gesloten en dat het eskader door moest varen naar Oost-Indië om daar de Compagnie bij te staan bij de ongeregeldheden met enige inlandse vorsten. Het eskader bereikte in 1784 Batavia en Dirk zag na lange tijd zijn vader weer terug.Ga naar eindnoot19 Dit weerzien was slechts van korte duur, want Willem stond op het punt naar huis terug te keren en voor Dirk riep de plicht. De operatie tegen de inlandse vorsten verliep succesvolGa naar eindnoot20 en het eskader keerde terug naar Batavia. Dirk ging over in dienst van de Compagnie.Ga naar eindnoot21 Hij trouwde met Elisabeth Bartlo en vroeg om een civiel ambt, omdat dat meer opleverde. Door aanbevelingsbrieven van Willem V werd hij in 1786 onderkoopman en benoemd tot tweede resident te Patna in Bengalen. Deze aanstelling bleek een teleurstelling. De | |
[pagina 146]
| |
Engelsen hadden de opiumhandel in eigen handen genomen, waardoor hij geen extra inkomsten had. Dirk vroeg om zijn terugkeer, maar in plaats daarvan benoemde men hem tot resident van Patna. Patna was een zeer rustige plaats en Dirk had voldoende tijd om zich te verdiepen in het Engelse koloniale systeem. Ondertussen beviel Elisabeth van hun zoon Carel Sirardus Willem. Dirk kreeg vlak na de geboorte de opdracht om terug te keren. Hij werd benoemd tot administrateur van het eiland Onrust.Ga naar eindnoot22 Ook deze baan bracht niet veel op. Dirk stuurde zijn zoontje naar zijn moeder in het vaderland, opdat hij een goede opvoeding en opleiding kreeg, want in Oost-Indië werden de kinderen opgevoed door slaven, wat hun opvoeding niet ten goede kwam en ook het klimaat in het vaderland was veel gezonder voor het kind.Ga naar eindnoot23 Dirks gezondheid ging achteruit en hij verlangde overplaatsing. Hij werd benoemd tot resident te Japara. Hier had hij het naar zijn zin.Ga naar eindnoot24 In zijn vrije tijd hield hij zich bezig met de beschrijving en de geschiedenis van Java. Dirk voelde niets voor een lidmaatschap van het in verval geraakte Bataviaasch Genootschap. Dit verval was volgens hem te wijten aan het ontbreken van vrijheid. In een publikatie zei hij: Vrijheid is de moeder en de voedster van alle deugden en goede zielshoedanigheden; onder haar gebied bloeijen konsten en weetenschappen van zelve; zoo dat, o, mijne landgenooten! indien wij het geluk mogen hebben, de vrijheid op Batavia en Java eens te zien invoeren, dan zal ook het genootschap van Konsten en weetenschappen, bestuurd door mannen van verstand, kunde en geleerdheid, die tot hun voorzitter niet een Edelheer, maar den verstandigsten uit hun midden zullen verkiezen, weder herleeven, en door zijne werkzaamheden het licht der waarheid, zoo wel over Java als over onze andere bezittingen in Oost-Indië, alom verspreiden.Ga naar eindnoot25 Door bemiddeling vanuit het vaderland werd Dirk benoemd tot opperkoopman. Hij zag steeds meer in wat voor een ‘vriendjespolitiek’ er gespeeld werd en ageerde daartegen. Om hem te sussen werd hij benoemd tot hoofd van de Oosthoek van Java. Maar Dirk kon niet zwijgen. Men moest weten hoe corrupt de Compagnie was. Hiertoe schreef hij zijn ‘Adres aan het Volk van Nederland’, bedoeld | |
[pagina 147]
| |
voor vrienden en kennissen en ook zijn broer Gijsbert Karel zond hij een exemplaar. Dit exemplaar kwam echter in de verkeerde handen. De hoge heren vonden het nu tijd worden dat Dirk de mond werd gesnoerd, zodat zij er zonder kleerscheuren vanaf zouden komen. Op 1 januari 1798 werd Dirk op grond van vijf duistere overtredingen gearresteerd. Hij werd overgebracht naar Batavia, om daar te worden berecht.Ga naar eindnoot26 Dirk had voldoende redenen om aan te nemen dat zijn berechting zeer partijdig zou verlopen, daarom besloot hij te vluchten. In het vaderland probeerde hij zijn onschuld te bewijzen. Pas in 1806 werd hij gerehabiliteerd.Ga naar eindnoot27 Zijn vrouw was achtergebleven in Batavia en overleed spoedig. Dirk hertrouwde met een nichtje.Ga naar eindnoot28 Al snel na zijn aankomst publiceerde Dirk werken over de economische situatie in Oost-Indië. In die tijd werd hij benoemd tot lid van een commissie voor Oostindische zaken, die een rapport moest opstellen over hoe Oost-Indië geregeerd diende te worden en hoe de handel moest verlopen. Voordat dit rapport werd afgerond, werd Dirk benoemd tot ambassadeur te Leningrad, hoewel hij bleef hopen op het ambt van gouverneur-generaal van Oost-Indië. Gedurende de regering van Lodewijk Napoleon bleef hij werkzaam op politiek en diplomatiek gebied. Na de inlijving bij het Franse rijk diende Dirk onder Napoleon Bonaparte als generaal en kreeg de titel van graaf. Door zijn werkzaamheden in Franse dienst was een terugkeer naar zijn vaderland na de slag bij Waterloo uitgesloten. Hij leefde ver van zijn familie, zijn tweede vrouw was overleden en zijn enige zoon, Carel Sirardus Willem, zou vertrekken naar Oost-Indië. Dirk besloot naar Brazilië te emigreren. Hij startte daar een plantage met vrije slaven, maar dit werd geen succes. Ook zijn gezondheid verslechterde. Op 29 oktober 1822 overleed Dirk.Ga naar eindnoot29 Op zijn gedenksteen staat: ‘Dirk van Hogendorp, Nederlander, Koloniaal Hervormer, Generaal van Napoleon, stierf hier’. Terecht kreeg hij de benaming ‘Koloniaal Hervormer’, want Dirk kwam niet alleen in opstand tegen de regering van Oost-Indië, hij stelde ook een plan op voor het herstel van de kolonie. Een plan voor hervorming, gebaseerd op zijn kennis van en ervaring met het Engelse landrentestelsel in Bengalen. Dirks belangrijkste punten waren: na herverdeling van de grond een stuk land voor elke Javaan, ter compensatie diende er grondbelasting ingevoerd te worden en het afschaffen van de gedwongen herendiensten, waarvoor in de plaats hoofdgeld ingevoerd diende te worden. De | |
[pagina 148]
| |
Kraspoekol en een ongelukkige slavin. Uit: D. van Hogendorp, Kraspoekol of de slaavernij. (Een tafereel der zeden van Neerlands Indiën.) Delft, M. Roelofswaert, 1800. (foto UBA 692 D 58)
| |
[pagina 149]
| |
structuur van de failliete Compagnie had nooit gedeugd. Verder pleitte hij voor vrije handel en stelde veranderingen voor onder andere op justitieel gebied. Een ander doel dat hem voor ogen stond, was de afschaffing van slavenhandel en slavernij. Dit werkte hij heel exact uit in zijn ‘Proeve over den slavenhandel en de slaavernij in Nederlandsch Indië’.Ga naar eindnoot30 Al in 1800 stond dit idee aan de basis van zijn enige literaire werk, zijn toneelstuk Kraspoekol of de slaavernij.Ga naar eindnoot31 Een bewerking van de novelle van zijn vader. Dirk beoogde met dit stuk: de slaavernij, en nog meer den godtergenden slaavenhandel, zoo afschuwelijk en haatelijk als mogelijk is te maaken; en daar door, langs alle mogelijke middelen en wegen te bevorderen het oogmerk, en den hartelijken wensch, van alle weldenkende menschenvrienden, om zoo spoedig mogelijk, den slaavenhandel in onze bezittingen te doen verbieden en ophouden; en vervolgends ook trapsgewijze en met voorzigtigheid een einde aan de slaavernij zelve te maaken.Ga naar eindnoot32 Opmerkelijk in het toneelstuk is de inlassing van de visite van enkele notabelen aan Wedano, de zwager van Kraspoekol. Uit hun gesprek blijkt eens te meer dat men in Oost-Indië op zeer slinkse wijze posities en geld wist te verwerven. Deze inlassing is de reden geweest waarom de eerste en enige opvoering op 20 maart 1801 in Den Haag na de eerste acte moest worden gestaakt, daar een deel van het publiek verder spelen onmogelijk maakte. Achteraf bleek dit publiek ingehuurd te zijn door enkele hooggeplaatste personen in Batavia.Ga naar eindnoot33 Echter, het stuk ging in de eerste plaats over de afschaffing van de slavenhandel en de slavernij. Een geluid dat zeker niet nieuw was aan het eind van de achttiende eeuw, maar dat wel nieuw was voor Oost-Indië. Het ging nu niet om de negerslaaf, maar om de slaaf uit Celebes, Makassar, Bali en andere kleine eilanden van de archipel. Helaas werd er geen aandacht besteed aan dit idee en werd de slavernij pas een halve eeuw later afgeschaft. Aangezien Dirk de corruptie van de regering, een overblijfsel uit de tijd der Compagnie, aan het licht bracht, had hij het bij velen goed verbruid. Vooral bij hen die toch al een antipathie tegen Dirk hadden, omdat hij de zoon was van Willem. Antipathieën die leidden tot zijn arrestatie. | |
[pagina 150]
| |
Carel Sirardus Willem van HogendorpHoe verging het Dirks zoon Carel Sirardus Willem?Ga naar eindnoot34 Hij werd op 15 augustus 1788 te Cassim Bazar in Bengalen geboren. Al zeer jong werd hij naar zijn grootmoeder gestuurd. Hij genoot onderwijs in Frankrijk, waarna hij ging studeren te Leiden. Dit beviel hem niet. Zijn interesses lagen op militair gebied. Op 11 april 1806 trad hij in dienst als kadet volontair ter zee. Vervolgens kwam hij bij de landmacht en werd in 1811 ritmeester in Franse dienst. Dat jaar trouwde hij ook met Cecile Catherine Olivier. Daar hem de terugkeer naar vaderlandse dienst was ontzegd, zocht hij tevergeefs de dood op het slagveld te Waterloo. In 1816 kreeg hij eervol ontslag uit Franse dienst en nu kon hij in zijn vaderland in een burgerlijke betrekking werkzaam zijn. Door aanbevelingsbrieven van de prins van Oranje werd hij benoemd tot ambtenaar tweede klas in Oost-Indië. In 1818 werd hij resident te Buitenzorg en in 1823 resident van Batavia. Hij maakte zich verdienstelijk voor de krijgsdienst door een aantal veranderingen door te voeren, iets waar zijn vader ook al voor gepleit had. Daar hij tegen de doorgevoerde bezuinigingen was, kreeg hij na aanvraag in 1830 ontslag en keerde terug naar het vaderland, waar hij in de handel ging. Hij kreeg bij zijn terugkeer de titel van graaf toebedeeld. Zijn hart had hij verpand aan Java, dat bleek uit zijn werk Coup d'oeil sur lîle de Java et les autres possession Neerlandaise,Ga naar eindnoot35 dat in Brussel verscheen en tot doel had om de waarde van de Nederlandse bezittingen in Oost-Indië ook in Zuid-Nederland bekend te maken. Enkele jaren later werd dit werk in het Nederlands vertaald.Ga naar eindnoot36 In 1837 werd hem verzocht om weer dienst te nemen in Oost-Indië. Hij stemde toe en was zelfs van 1839 tot 1841 en van 1850 tot 1851 waarnemend vice-president van de Raad van Oost-Indië en van 1840 tot 1841 waarnemend gouverneur-generaal. Hij voerde een goed beleid met frisse ideeën, maar hem benoemen tot gouverneur-generaal ging te ver. Men was bang dat hij te veel hervormingen zou doorvoeren, hij was per slot van rekening een Van Hogendorp. Carel ambieerde de functie van gouverneur-generaal gelijk zijn vader, maar toen ook hij voor de zoveelste keer werd afgescheept, vroeg hij zijn ontslag aan. Dit werd hem in 1853 verleend. Hij | |
[pagina 151]
| |
keerde terug en vestigde zich in Utrecht, waar hij in 1856 overleed. Op de dag af 34 jaar na zijn vader. In 1837, vlak voor zijn terugkeer naar Java, had Carel het werk Tafereelen van Javaansche zedenGa naar eindnoot37 geschreven. Het werk bevat vier verhalen, die zijn uitgegeven om de lezer bekend te maken met Oost-Indië en met de zeden die daar heersen. De verhalen behandelen uiteenlopende onderwerpen. Het eerste is getiteld ‘Radeen Ningrat’ en handelt over de strijd tussen twee broers om de heerschappij over het regentschap met de fictieve naam Sum. Het speelt zich af aan het eind van de zeventiende eeuw. Het tweede verhaal ‘Poetrie Dewie-Saharie’ speelt zich af in de veertiende eeuw en meldt hoe de islam over Java werd verspreid en hoe dit samenhangt met de levensgeschiedenis van Dewie-Saharie. Dit verhaal werd Carels grootvader Willem van Hogendorp verteld tijdens zijn bezoek aan de residentie Grissé, waar alles zich destijds had afgespeeld. Het derde verhaal is de geschiedenis van ‘Soelatrie’. Soelatrie is de dochter van een landbouwer en verloofd met Bagoes, eveneens een eenvoudige landbouwer. Haar vader loopt in de valstrik van een Chinese woekeraar. Deze Chinees ontneemt Soelatries vader alle goederen en gijzelt hem ter vereffening van de schuld. Hij wil de arme man alleen laten gaan als Soelatrie zijn vrouw wordt. Op aandringen van Bagoes offert Soelatrie zich op. Na haar eerste nacht met de Chinees neemt zij gif in en sterft, terwijl Bagoes zich om het leven brengt door zich in een put te storten. De beide geliefden worden naast elkaar begraven. Het laatste verhaal is getiteld: ‘Korporaal Rampok, een slagtoffer van de drift tot het heulsap. Of: Een dag in de bovenlanden van Batavia’. Dit verhaal is opgetekend door een onbekend persoon. Tijdens een bezoek aan een vriend, maakt hij kennis met korporaal Rampok, oftewel Bietjo. In een nachtelijk gesprek vertelt Bietjo de onbekende zijn levensverhaal. Hij vertelt hoe hij een goede baas had en een lieve vrouw, hoe hij in aanraking kwam met het heulsap en eraan verslaafd raakte, hoe dit leidde tot amok, waarin hij zijn vrouw en zijn schoonvader, die hij aanzag voor haar geliefde, doodde en hoe hij sinds die tijd steeds op de vlucht was en toch steeds weer naar opium greep. Uit de uit diverse bronnen opgetekende verhalen blijkt hoeveel Carel om het land, de natuur en de inwoners gaf. | |
[pagina 152]
| |
Drie averechtsDrie maal Van Hogendorp. Drie verschillende levensverhalen met toch veel dezelfde elementen. Waarom heb ik u laten kennismaken met hen? Zij zijn zeker geen voorbeeld van de gemiddelde Oost-Indiëganger, maar hun levensverhaal geeft een beeld van Oost-Indië, van Java, van Batavia aan het eind van de achttiende eeuw en begin van de negentiende eeuw. Hun levensgeschiedenis is een deel van de geschiedenis van Oost-Indië. Hun leven vormde de grondslag voor hun ideeën, voor hun publikaties. Hun ideeën, met name die van Dirk, hebben indirect geleid tot latere ontwikkelingen. De Van Hogendorps, vooral Dirk, zijn interessante personages. Dat vond E. du Perron ook, want hij startte een roman over het leven van Dirk van Hogendorp, die onvoltooid bleef.Ga naar eindnoot38 Tussen de Van Hogendorps bestaat een verband. Willem signaleerde al de corruptie binnen de Compagnie en maakte daar graag gebruik van. Dirk wilde op dezelfde voet verder gaan, maar werd teleurgesteld. Hij zag toen in waartoe de corruptie leidde, namelijk tot de onderdrukking van de Javaan. Hij signaleerde niet alleen het feit dat de regering corrupt was, hij openbaarde het ook in zijn werken. Carel kreeg de kans om iets aan de corruptie te doen. Maar alle drie werden zij tegengewerkt. Zij liepen niet in het gareel, nee zij liepen er tegenin. Omdat zij zich averechts opstelden kon Willem later terugreizen dan hij had gedacht, werd Dirk, de voorloper van Multatuli, gevangen genomen en werd Carel niet benoemd tot gouverneur-generaal. Als men naar de Van Hogendorps had geluisterd dan had dat gunstig uitgewerkt op welvaart en welzijn van Oost-Indië. In de periode van Willem tot Carel veranderde er veel. De Compagnie ging failliet, het Bataviaasch Genootschap zakte na het heengaan van de oprichters als een plumpudding ineen, de stad Batavia vervuilde. Kortom, het ging steeds slechter met Oost-Indië. Toch waren er positieve dingen waarneembaar zoals het inzicht bij een enkeling in Oost-Indië dat slavenhandel en slavernij afgeschaft dienden te worden en dat het lot van de Javaan verbeterd diende te worden. Op literair gebied waren de Van Hogendorps geen uitschieters. Zij dichtten uit liefhebberij. Zij schreven ieder een of meer prozawerken, niet slechts ter vermaak, maar met een doel, een belangrijk doel. Hierom verdienen hun werken, hoewel het geen hoogstandjes zijn, een plaats in de literatuurgeschiedenis van en over Oost-Indië. |
|