werknemer bij elkaar en verleent voor den overvoer der werkkrachten zijne bemiddeling. Dat is het essentieele van de zaak, en wie hierin schande ziet is gek. Indien de koelie-makelaar een eerlijk man is, zijn beroep is het zeker.
‘Ja maar,’ zegt Mr. Van den Brand, ‘de koelie-ordonnantie strijdt tegen de Ordinantiën Gods...’
Ik weet het wel, ik wéét het wel, men moet den schrijver en zijn werk afgescheiden houden. Maar in dit geval is dat toch al bizonder moeielijk. De Heer Mr. J. Van den Brand, advocaat bij den Raad van Justitie te Semarang, permanent met verlof in Deli, en de Ordinantiën Gods!.. Laat ik eens even uitlachen.
Deze turn in het zieleleven van den Heer Mr. J. Van den Brand is mij niet geheel en al vreemd. Onder een goed glas bier wilde deze advocaat wel eens uit den hoek komen met de betuiging ‘dat hij een Calvinist was’, eene verklaring die onder de vroolijke Zechbrüder altijd een daverend gelach deed opgaan. Werd het wat later op den avond, dan begon de Heer Van den Brand het te hebben over de Praedestinatie, een zeker teeken dat het bier diende vervangen te worden door een brandy kring. Ik zelf ben nooit zoo laat opgebleven tot we aan de Ordinantiën Gods toekwamen, daar ik den volgenden dag tijdig aan het werk moest.
Zoo'n kleine Kuyperiaan, zoo'n slimmert met zijn Ordinantiën Gods! Hij eischt al op bladz. 14 ‘De Eere Gods en het wegnemen van den gruwel...’
‘Men viert in Deli den Dag des Heeren niet’, kermt hij. Ook de Hemelvaartsdag en het feest der geboorte van den Christus gaan onopgemerkt voorbij... allemaal de schuld van de koelie-ordonnantie.
‘Men is vroolijk in Deli,’ jammert Mr. Van den Brand voorts, ‘men drinkt dagelijks Champagne’ - dat is eene rhetorische figuur; hij bedoelt: men knobelt potjes bier uit - ‘men is onbekommerd voor den dag van morgen. En niemand denkt aan het uur van den dood.’
Och Heer, och Heer, die nare koelie-ordonnantie. ‘Het kan geen kwaad een beetje vroomheid,’ mag zoo de een of andere schrijver met veel vrijen tijd denken, ‘op het oogenblik is er vraag naar het artikel in Holland. Beschuldigt men mij van huichelarij, dan zeg ik dat ik dergelijke aanfluitingen veracht.’...
Weet ge wat jammer is? Dat Meneer Van den Brand, die meepraat over de Ordinantiën Gods, gezegd Ordinantiën lang zoo goed niet kent als zijn corpus juris.
Ziehier het schoonste voorbeeld van eene werkovereenkomst, dat ik vond, in... Genesis. Daar diende (Gen. 30, vs. 15/29) Jacob bij Laban zeven jaren om Lea de dochter, en nog eens zeven jaren om Rachel ‘en die waren in zijne oogen als eenige dagen, omdat hij haar liefhad.’ Zelfs vind ik daar het prototype van de bedriegerij met ringgits en dollars, waarover in Deli altijd zooveel te doen is. Want Jacob kreeg in plaats van de hem beloofde Rachel, (de ringgit), eerst Lea, eene jonge juffrouw die veel lager in koers genoteerd stond. Een Straits-dollar met zeere ogen!
En ik vind in den Bijbel geen woord om die bedriegerij met muntspeciën af te keuren!